Speciaal verslag
nr.20 2018

De Afrikaanse vredes- en veiligheidsarchitectuur: het accent van de EU-steun moet worden verlegd

Over het verslag De lidstaten van de Afrikaanse Unie richtten in 2002 de Afrikaanse vredes- en veiligheidsarchitectuur (APSA) op als structureel en duurzaam antwoord op de uitdagingen op het gebied van vrede en veiligheid waarmee het Afrikaanse continent werd geconfronteerd. Via de APSA hebben de Afrikaanse Unie (AU) en de daartoe gemachtigde subregionale organisaties (SRO's) toegang tot instrumenten voor conflictpreventie, -beheersing en -oplossing.

We hebben de steun van de EU voor de ontwikkeling van de APSA onderzocht en concludeerden dat deze weinig effect heeft gesorteerd en dat het accent ervan moet worden verlegd. Jarenlang was de APSA sterk afhankelijk van de financiering door donoren en de EU-steun was gericht op het bijdragen aan de operationele basiskosten ervan. Wij doen een aantal aanbevelingen ter verbetering van de aanpak van de EU, die erop gericht is de betrokkenheid van de Afrikaanse Unie bij de APSA te bevorderen, het accent van de EU-steun te verleggen en de steunmaatregelen van de Commissie consequent resultaatgericht te maken.

De publicatie is beschikbaar in 23 talen en in het volgende formaat:
PDF
PDF General Report

Samenvatting

I

De lidstaten van de Afrikaanse Unie richtten in 2002 de Afrikaanse vredes- en veiligheidsarchitectuur (APSA) op als structureel en duurzaam antwoord op de uitdagingen op het gebied van vrede en veiligheid waarmee het Afrikaanse continent werd geconfronteerd. Via de APSA hebben de Afrikaanse Unie (AU) en de daartoe gemachtigde subregionale organisaties (SRO's) toegang tot instrumenten die helpen bij conflictpreventie, -beheersing en -oplossing.

II

In onze controle hebben wij de steun van de EU aan de APSA onderzocht. Wij beoordeelden of de EU-steun goed ontworpen en doelgericht was, bijdroeg tot duurzame resultaten en goed werd uitgevoerd. We controleerden contracten met een totale waarde van meer dan 100 miljoen EUR die in de periode 2014-2016 door de Commissie werden gesloten.

III

Over het geheel genomen concluderen we dat de steun van de EU aan de APSA weinig effect heeft gesorteerd en dat het accent van deze steun moest worden verlegd. Hoewel er een breed strategisch kader werd opgezet, stelden wij vast dat de EU-steun voor de APSA lange tijd gericht was op het bijdragen aan de operationele basiskosten ervan. Door de matige financiële betrokkenheid van de Afrikaanse Unie bij de APSA is de APSA al jarenlang sterk afhankelijk van de steun van donoren. De EU heeft financieel bijgedragen aan de componenten van de APSA, maar de kwaliteit van de capaciteiten van deze componenten varieert aanzienlijk en er blijven diverse uitdagingen bestaan.

IV

We constateerden dat de EU geen duidelijke prioriteiten heeft vastgesteld voor de EU-steun voor de APSA en dat het in haar strategie ontbrak aan een langetermijnvisie voor de ontwikkeling van de steun. Tijdens de gecontroleerde periode legde de EU onvoldoende nadruk op de verschuiving van het betalen van salarissen naar de gerichte opbouw van capaciteiten om het succes van de EU-steun op lange termijn te waarborgen. De EU ondersteunde de AU bij haar plannen om financieel onafhankelijk te worden, zodat zij een steeds groter deel van de operationele kosten van de APSA op zich kon nemen, maar de tenuitvoerlegging bevond zich nog in een vroeg stadium.

V

We stelden ook vast dat zes van de veertien contracten die we controleerden, en die voornamelijk betrekking hadden op personeelskosten, reeds het merendeel van de verwachte resultaten hadden opgeleverd toen de controle werd uitgevoerd. De verwachte resultaten werden bij twee contracten slechts gedeeltelijk, en bij één contract helemaal niet gerealiseerd. In vijf gevallen leidden vertragingen bij de tenuitvoerlegging ertoe dat wij niet konden beoordelen of het contract al dan niet resultaten had opgeleverd. Bovendien belemmerden vertragingen bij aanbestedingen, financiering met terugwerkende kracht en schaarste van informatie over bereikte resultaten de steunverlening door de EU. Tijdens de gecontroleerde periode werden financieringsinstrumenten niet altijd op coherente wijze gebruikt.

VI

Op basis van de opmerkingen in dit verslag beveelt de Rekenkamer aan dat:

  1. de Commissie en de EDEO betrokkenheid van de AU bij de APSA bevorderen zodat zij financieel onafhankelijk kan worden, en het accent van de EU-steun verleggen van de dekking van operationele kosten naar de uitvoering van maatregelen voor capaciteitsopbouw; en
  2. de Commissie steunmaatregelen consequent resultaatgericht maakt, vertragingen bij aanbestedingen en financiering met terugwerkende kracht vermindert, het toezicht verbetert en op coherente wijze gebruikmaakt van financieringsinstrumenten.

Inleiding

De APSA

01

De Afrikaanse vredes- en veiligheidsarchitectuur (APSA) is een geheel van instellingen, wetgeving en procedures dat is opgezet met het oog op conflictpreventie en de bevordering van vrede en veiligheid op het Afrikaanse continent. Het Oprichtingsverdrag van de Afrikaanse Unie1 vormt de rechtsgrondslag voor de APSA. De structuur, doelstellingen en beginselen ervan zijn vastgesteld in het Protocol met betrekking tot de oprichting van de Vredes- en Veiligheidsraad van de Afrikaanse Unie, dat in 2002 door de lidstaten van de Afrikaanse Unie werd aangenomen. In de APSA is ook een rol weggelegd voor tien Afrikaanse subregionale organisaties (SRO's), waaraan hun respectieve lidstaten een mandaat hebben verleend om op te treden op het gebied van vrede en veiligheid. Acht daarvan zijn regionale economische gemeenschappen (REC's) en twee zijn regionale mechanismen voor de preventie, beheersing en oplossing van conflicten (RM's)2. De samenwerking tussen deze organisaties en de AU in het kader van de APSA is onderworpen aan de beginselen van subsidiariteit en complementariteit3.

02

Centraal in de APSA staat de Raad voor Vrede en Veiligheid, die door de lidstaten van de AU werd opgericht als permanent besluitvormingsorgaan voor de preventie, beheersing en oplossing van conflicten. Deze Raad wordt ondersteund door de Commissie van de Afrikaanse Unie, een panel van wijzen, een continentaal systeem voor vroegtijdige waarschuwing, een Afrikaanse Stand-bytroepenmacht en een Vredesfonds4 (figuur 1).

Figuur 1

Componenten van de Afrikaanse vredes- en veiligheidsarchitectuur op het niveau van de Afrikaanse Unie

Bron: Europese Rekenkamer, op basis van het AU-protocol van 2002.

03

De APSA is erop gericht de AU en de SRO's het kader en de instrumenten te bieden om een actieve rol te spelen bij het voorkomen en oplossen van conflicten in Afrika, die verschillende oorzaken hebben (tekstvak 1).

Tekstvak 1

Oorzaken van conflicten

Volgens het Instituut voor veiligheidsstudies zijn zwakke staten de grootste bron van onveiligheid in Afrika5. Zwakke staten leiden ook tot zwakke plekken in de regionale veiligheidsmechanismen. Dit gezegd zijnde, is het zo dat individuele conflicten worden veroorzaakt door een complexe mix van factoren, al zijn er wel drie belangrijke triggers geïdentificeerd: overgangen naar een nieuwe regering, betwisting tussen staten en gewelddadige extremistische bewegingen.

Betwiste overgangen naar nieuwe regeringen zijn een belangrijke bron van conflicten. Verkozen ambtsdragers kunnen enorme financiële voordelen van hun ambt trekken en de governancesystemen zijn vaak zwak. Dit is een grote drijfveer om door middel van geweld verkiezingszeges veilig te stellen. Het geweld tijdens verkiezingen is de afgelopen jaren toegenomen.

Betwisting tussen staten. In Afrika komt antagonisme tussen staten (betwisting tussen staten) vaak voor. Dit antagonisme neemt vaak de vorm aan van staten die geweld in aangrenzende landen steunen in het nastreven van hun eigen politieke doelen. Dit kan tot uiting komen als clandestiene grensoverschrijdende militaire operaties of heimelijke of openlijke steun aan opstandelingen aan de andere kant van de grens. Veel conflicten die doorgaans als “intern” worden beschouwd, worden in feite veroorzaakt of in stand gehouden door een dergelijke buitenlandse beïnvloeding.

Gewelddadige extremistische bewegingen veroorzaken veel gewelddadige conflicten in Afrika. Zodra ze voet aan de grond krijgen, hebben ze de neiging zich over de grenzen heen om zich heen te grijpen: zo heeft het geweld van militanten in Libië, Mali, het noordoosten van Nigeria en Somalië zich verspreid naar buurlanden, waarbij verdere aanvallen plaatsvinden in landen als Algerije, Burkina Faso, Kenia en Uganda6.

04

De AU en de SRO's hebben in het kader van de APSA geïntervenieerd in 28 van de 67 gewelddadige conflicten (42 %) die zich in 2016 in Afrika voordeden. De interventies namen de vorm aan van diplomatie, bemiddeling en vredesondersteunende operaties, of een combinatie daarvan. Uit de evaluaties van deze 28 interventies is gebleken dat het met 21 interventies ten minste gedeeltelijk gelukt is conflicten te voorkomen of te de-escaleren7 (tekstvak 2).

Tekstvak 2

Een voorbeeld van een interventie in het kader van de APSA

De Economische Gemeenschap van West-Afrikaanse Staten (Ecowas) intervenieerde om de orde te herstellen tijdens de constitutionele crisis die volgde op de presidentsverkiezingen van Gambia in 2016. De Ecowas koos in de eerste plaats voor diplomatieke initiatieven en bemiddeling op hoog niveau, waar de presidenten van Ghana, Guinee, Liberia, Mauritanië en Nigeria bij betrokken waren. Omdat deze inspanningen geen vruchten afwierpen, gaf de Ecowas een bevel tot militaire interventie. Ongeveer 7 000 manschappen van de stand-bytroepenmacht van de Ecowas stonden klaar om Gambia binnen te vallen. De combinatie van diplomatie en dreigend militair geweld leidde tot een snelle en doeltreffende oplossing van het conflict in Gambia, zonder gemelde slachtoffers.

05

De lidstaten van de AU riepen het Afrikaans Vredesfonds in het leven om middelen bijeen te brengen voor de vredesondersteuningsmissies en operationele activiteiten op het gebied van vrede en veiligheid van de AU8. De financiering zou voornamelijk uit de AU-begroting komen en zou met vrijwillige bijdragen uit andere bronnen kunnen worden aangevuld. Minder dan de helft van de Afrikaanse staten betaalde echter zijn bijdrage aan de begroting van de AU op tijd en volledig9, wat leidde tot een tekort van 33 % in de periode 2011-201510. Als gevolg daarvan wordt een groot deel van de AU-begroting door donoren gefinancierd11 (54 % in 201712).

06

Bovendien wordt slechts een klein deel van de begroting van de AU aan het Afrikaanse Vredesfonds overgemaakt. De lidstaten van de AU kwamen overeen de financiering van het Afrikaanse Vredesfonds tegen 2014 te verhogen tot 12 % van de gewone begroting van de AU. In 2016 beliep het overgemaakte bedrag echter 7 % van de gewone begroting (d.w.z. minder dan 6 miljoen EUR)13.

07

De AU en de SRO's sturen de ontwikkeling van de APSA aan met behulp van stappenplannen. Ze namen in december 2015 het huidige APSA-stappenplan voor de periode 2016-2020 aan. Dit plan bestaat uit vijf strategische prioriteiten: conflictpreventie, crisis- en conflictbeheersing, wederopbouw en vredesopbouw na conflicten, strategische veiligheidskwesties14, en coördinatie en partnerschappen binnen het APSA-kader.

EU-steun voor de APSA

08

De EU heeft vrede en veiligheid op het Afrikaanse continent aangemerkt als een van haar prioriteiten en stelde in 1996 de kernbeginselen van haar aanpak vast15. Zij heeft deze beginselen bekrachtigd en nogmaals aangegeven dat het in haar eigen belang is om zich voor vrede en veiligheid op het Afrikaanse continent in te zetten door middel van verschillende strategieën voor conflictpreventie en veiligheid op hoog niveau16 (laatstelijk nog in de mondiale strategie van de EU voor 201617). In 2007 lanceerden de AU en de EU de Gemeenschappelijke strategie Afrika-EU (JAES) als kader voor samenwerking en beleidsdialoog en wezen zij op het belang van vrede en veiligheid voor beide unies. Sindsdien is in de JAES-actieplannen prioriteit gegeven aan het operationeel maken van de APSA.

09

De EU verleent haar financiële steun voor de ontwikkeling van de APSA via het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF)18. EOF-steun wordt voornamelijk verstrekt via de Vredesfaciliteit voor Afrika (APF), die in 2003 door de EU werd opgericht19, en via de regionale indicatieve programma's (RIP's)20. Voor de EOF-periode 2014-2020 zijn drie RIP's in Afrika vastgesteld, die de regio's West-Afrika, Centraal-Afrika, en oostelijk/zuidelijk Afrika/de Indische Oceaan bestrijken. Het huidige bedrag dat in het kader van zowel de APF als de RIP's ten behoeve van vrede en veiligheid is toegewezen, is min of meer verdubbeld ten opzichte van de voorgaande periode (figuur 2). Het grootste deel van de middelen (ongeveer 80 %) werd gebruikt voor de financiering van vredesondersteunende operaties, zoals de missie van de Afrikaanse Unie in Somalië.

Figuur 2

Bedragen die in het kader van regionale indicatieve programma's (RIP's) en de Vredesfaciliteit voor Afrika (APF) ten behoeve van vrede en veiligheid zijn toegewezen, 2008-2020* (in miljoen EUR)

*De APF-cijfers voor de periode 2019-2020 zijn voorlopig.

Bron: Europese Rekenkamer, op basis van de door de Europese Commissie verstrekte gegevens.

10

Ongeveer 14 % van de totale financiering voor vrede en veiligheid in het kader van de APF en de RIP's voor de periode 2014-2020 is toegewezen aan de uitvoering van de APSA (gemiddeld 50 miljoen EUR per jaar). Dit is een stijging van 150 % ten opzichte van de vorige programmeringsperiode. De ondersteuning van de APSA, met name door de versterking van de capaciteit van de AU en de SRO's om conflicten op het continent te voorkomen en op te lossen, kan volgens de ramingen van de EU zorgen voor een vermindering van de behoefte aan financiering voor dure vredesondersteunende operaties, die tot 720 miljoen EUR21 per jaar kosten. Tegelijkertijd is het bedrag dat in het kader van de RIP's aan de APSA wordt toegewezen verzesvoudigd, omdat de EU zich op subregionaal niveau meer is gaan richten op conflictpreventie en bemiddeling (figuur 3).

Figuur 3

Toegewezen EU-middelen voor de tenuitvoerlegging van de APSA in het kader van de APF en RIP's, 2008-2020 (in miljoen EUR)

*Wat de toekomstige perioden betreft, worden de momenteel toegewezen bedragen nog steeds besproken en gewijzigd. Voor perioden in het verleden worden, voor zover beschikbaar, contractbedragen gebruikt in plaats van toegewezen bedragen.

Bron: Europese Rekenkamer, op basis van de door de Europese Commissie verstrekte gegevens.

Reikwijdte en aanpak van de controle

11

In onze controle hebben we onderzocht of de EU doeltreffende steun heeft verleend voor de APSA. Met het oog hierop wilden wij drie deelvragen beantwoorden.

  1. Was de EU-steun voor de APSA goed ontworpen en doelgericht?
  2. Heeft de EU-steun voor de APSA bijgedragen tot de verwezenlijking van duurzame resultaten?
  3. Werd de EU-steun voor de APSA goed uitgevoerd?
12

De controle had betrekking op EOF-uitgaven die werden gedaan via de Vredesfaciliteit voor Afrika (APF) en de regionale indicatieve programma's (RIP's). We onderzochten de EU-steun vanaf 2014 en verwijzen naar evaluaties en beoordelingen van eerdere activiteiten, voor zover deze beschikbaar en relevant zijn. We controleerden alle 14 contracten (met een totale waarde van 102,5 miljoen EUR) die de Commissie in de periode 2014-2016 heeft gesloten. Negen daarvan werden gefinancierd uit de Vredesfaciliteit voor Afrika, vier uit het RIP voor Westelijk Afrika en één uit het RIP voor Centraal-Afrika22. De grootste contracten werden gesloten met de AU, bijvoorbeeld gezamenlijke financieringsregelingen om de salarissen op de afdeling Vrede en Veiligheid van de AUC en de verbindingsbureaus van de AU te betalen. Er werden andere contracten gesloten met regionale organisaties, zoals de Economische Gemeenschap van West-Afrikaanse Staten (Ecowas) en de Economische Gemeenschap van Centraal-Afrikaanse Staten (CEEAC). In bijlage I wordt de aan elke ondersteunde organisatie verstrekte financiering uitgesplitst.

13

We hebben vredesondersteunende operaties van onze controle uitgesloten, omdat deze uitgaven voornamelijk betrekking hebben op de terugbetaling van aan troepen betaalde vergoedingen en niet op steun voor de APSA. We hebben de andere EU-instrumenten voor de financiering van activiteiten op het gebied van vrede en veiligheid in Afrika niet gecontroleerd, omdat tijdens de gecontroleerde periode geen van de activiteiten rechtstreeks verband hield met de APSA.

14

We voerden onze controlewerkzaamheden tussen januari en november 2017 uit. We hebben bewijsmateriaal verzameld door middel van onderzoek op stukken en vraaggesprekken met de Europese Dienst voor extern optreden, de Commissie en relevante belanghebbenden, zoals andere donoren en de begunstigden van EU-steun (de AU en de SRO's). We brachten een bezoek aan de Commissie van de Afrikaanse Unie, de Ecowas en de CEEAC.

Opmerkingen

EU-steun bleef gericht op operationele kosten

15

In dit hoofdstuk onderzoeken wij of er sprake was van een duidelijke strategie voor de huidige en toekomstige verlening van EU-steun aan de APSA. We beoordelen voorts of de EU-steun aan de behoeften van de APSA beantwoordde en hoe deze zich heeft ontwikkeld om de bestaande en toekomstige problemen waarmee de APSA wordt geconfronteerd, aan te pakken.

De EU-steun voor de APSA werd ontwikkeld op basis van een strategisch kader

16

De EU heeft de vredes- en veiligheidssituatie op het Afrikaanse continent beoordeeld en een aanpak ontwikkeld die de basis vormde voor de EU-steun. Aangezien de EU zich bewust is van de belangrijke rol die zowel de Afrikaanse Unie (AU) als de Afrikaanse subregionale organisaties (SRO's) op het gebied van vrede en veiligheid spelen, heeft zij met beide niveaus samengewerkt. Toen zich nieuwe bedreigingen voor vrede en veiligheid voordeden, herzag en actualiseerde de EU haar strategieën (paragraaf 8).

17

In overeenstemming met dit strategische kader verleende de EU politieke en financiële steun aan de AU en de SRO's, onder meer voor de ontwikkeling van de APSA. De EU ondersteunde de AU en de SRO's bij de opstelling van opeenvolgende stappenplannen, die plannen voor de uitvoering van de APSA bevatten23. De Europese Unie verleende ook ondersteuning voor regelmatige evaluaties van de APSA. Daardoor kon de APSA profiteren van regelmatige feedback (in de vorm van de APSA-evaluaties) en richtsnoeren voor verdere ontwikkeling (in de vorm van de APSA-stappenplannen). De stappenplannen verschaften ook een kader voor donorcoördinatie. Uit een evaluatie van de APF in 2017 bleek echter dat er sprake is van zwakke punten in het meest recente APSA-stappenplan. Dit stappenplan wordt als te complex beschouwd om mee te werken, heeft geen overkoepelend perspectief en de Commissie van de Afrikaanse Unie heeft er nog niet echt zelf de verantwoordelijkheid voor genomen24.

18

De EU heeft mechanismen opgezet voor politieke dialoogvoering op zowel AU- als regionaal niveau. De politieke en beleidsdialoog over vrede en veiligheid, alsook over de tenuitvoerlegging van de APSA, vond plaats tijdens regelmatige bijeenkomsten met de AU in het kader van de in 2007 vastgestelde JAES. Er was echter onduidelijkheid tussen de AU en de verschillende SRO's over de strategie voor de onderlinge verdeling van de verantwoordelijkheden, met name wat betreft subsidiariteit (paragraaf 34).

19

De mechanismen die de EU heeft opgezet ten behoeve van de dialoog met de regionale organisaties functioneerden minder soepel. Zo waren de bijeenkomsten op ministerieel niveau onregelmatig in het geval van de Ecowas (deze vonden plaats in 2017 maar, ondanks gedane inspanningen, niet in 2016). In andere gevallen was de beleidsdialoog ingewikkeld (bijvoorbeeld door een gebrek aan institutionele hervormingen, door een zeer trage voortgang van de regionale integratie, of door een trage respons van de tegenhangers op voorstellen en vragen). De dialoog moest worden verbeterd, geïntensiveerd en geconsolideerd, bijvoorbeeld met betrekking tot de subregionale strategieën van de EU ten aanzien van de Sahel en de Golf van Guinee. Soms was de dialoog moeilijk omdat organisaties niet over voldoende administratieve capaciteit beschikten, zoals het geval was voor de CEEAC.

De financiering van de APSA is afhankelijk van donorbijdragen

20

Door het tekort aan bijdragen van de AU-lidstaten aan de begroting van de AU (paragraaf 5) en het Vredesfonds (paragraaf 6) kon de APSA op onvoldoende financiële middelen rekenen. Deze kwestie werd in het laatste APSA-stappenplan aan de orde gesteld. Hierin werd gesteld dat de APSA, ondanks diverse besluiten van de Vergadering van staatshoofden en regeringsleiders van de AU en/of voorzieningen die bij de oprichting van de PSC werden getroffen, nog steeds lijdt onder een gebrek aan financiële betrokkenheid van de AUC en de REC's/RM's en onder een grote afhankelijkheid van donoren25. Ook deskundigen hebben benadrukt dat Afrika pas kan worden geacht zijn verantwoordelijkheid te nemen voor de vredes- en veiligheidsagenda van het continent wanneer die agenda financieel autonoom wordt26.

21

De lidstaten van de AU erkennen de problemen in verband met het rekenen op donorsteun en besloten in juli 2016 een nieuw mechanisme in te stellen voor de financiering van de operationele begroting van de AU en het Vredesfonds27. De EU heeft zich geschaard achter dit initiatief, dat bestaat uit het opleggen van een heffing van 0,2 % op alle in aanmerking komende goederen die vanaf 2017 in Afrika worden ingevoerd. In januari 2018 begonnen 14 lidstaten met het innen van de heffing28, begon het Vredesfonds te functioneren en beschikte het over een bestuursstructuur. In juni 2017 nodigde de AU de EU uit om toe te treden tot het bestuur van het Vredesfonds.

22

Ten tijde van de controle was het nog te vroeg om de doeltreffendheid van de nieuwe regelingen te beoordelen. Bovendien worden de financieringsproblemen voor de SRO's, die via andere mechanismen worden gefinancierd, niet door de heffing aangepakt, bijvoorbeeld het aanzienlijke tekort aan financiering waarmee de CEEAC te kampen heeft29. Bovendien zullen sommige Afrikaanse staten mogelijk moeten beslissen of zij schaarse middelen willen gebruiken om de AU of de SRO's te financieren30.

EU financierde operationele kosten zonder enig plan om het accent van de steun te verleggen

23

Tijdens de gecontroleerde periode werd het grootste deel van de EU-financiering van de APSA gebruikt om operationele kosten zoals personeelskosten te dekken (figuur 4). In de beginjaren van de steun (sinds 2010) rechtvaardigde de EU de financiering van de operationele kosten door te wijzen op het belang van het operationeel maken van de nieuwe structuur. Na bijna zeven jaar is de EU-steun echter vooral gericht gebleven op steun voor operationele basiskosten. Hierdoor loopt de APSA het risico afhankelijk te worden van donorsteun, want hoe langer de periode waarin hulp wordt verleend en hoe groter het aandeel van de financiering door donoren, des te afhankelijker wordt een project van dergelijke hulp31.

Figuur 4

EU-financiering voor de APSA (2014-2016)

Bron: Europese Rekenkamer, op basis van de door de Europese Commissie verstrekte gegevens.

24

Wij hadden verwacht dat de EU een langetermijnplan zou hebben opgesteld om te laten zien hoe haar steunverlening zich in de loop der tijd zou ontwikkelen en uiteindelijk zou worden afgebouwd. We vonden geen bewijs gevonden dat zij dit had gedaan. De EU was ook niet met de AU en de SRO's overeengekomen hoe zij de omvang van haar steun geleidelijk zou aanpassen en de middelen zou herbestemmen voor meer capaciteitsopbouw (bijvoorbeeld voor conflictpreventie, doeltreffende respons en wederopbouw na conflicten) en strategische steunmaatregelen (zoals organisatorische en operationele hervormingen, systeemverbeteringen, het beschikbaar stellen van specifieke knowhow en opleiding, enz.) teneinde capaciteiten voor de lange termijn te ontwikkelen.

25

De EU maakte haar steun niet afhankelijk van de vervulling van voorwaarden, zoals het vereiste dat de AU of de SRO's financieringsinitiatieven voortzetten die voordien door de EU werden gesteund. In één contract waarin een dergelijke bepaling was opgenomen in de financieringsovereenkomst, kwam de betrokken SRO de overeenkomst niet na en zette zij de financiering van de functies die voorheen uit het EOF werden gefinancierd niet voort (tekstvak 3).

Tekstvak 3

De voor- en nadelen van een regionaal systeem voor vroegtijdige waarschuwing

Een systeem voor vroegtijdige waarschuwing is een systeem van instrumenten en procedures voor het verzamelen en analyseren van gegevens met het oog op de anticipatie op en preventie van conflicten. Centrale en regionale systemen voor vroegtijdige waarschuwing zijn essentieel voor de goede werking van de APSA. In de regio Centraal-Afrika werd in 2007 een dergelijk systeem opgezet, namelijk het “Mécanisme d'Alerte Rapide d'Afrique Centrale” (Marac). De EU verstrekte middelen uit het EOF voor de uitbreiding van het systeem, de installatie van IT- en communicatiesystemen en de aanwerving en opleiding van personeel. Er werd een netwerk van 30 correspondenten opgezet in verschillende Centraal-Afrikaanse staten. Enkele van de belanghebbenden die wij spraken, wezen erop dat Marac een doeltreffende en positieve bijdrage levert ten aanzien van de anticipatie op en preventie van conflicten.

Nadat de EU-steun in 2016 werd beëindigd, kwam de SRO echter het overeengekomen vereiste niet na om door te gaan met de financiering van het personeel voor het systeem voor vroegtijdige waarschuwing en ging de opgebouwde capaciteit verloren. In 2017 werd slechts minimale financiële steun verleend in het kader van de Vredesfaciliteit voor Afrika en ten tijde van onze controle was het aantal personeelsleden van Marac gedaald tot het niveau van vóór de EU-steun. Er was nog slechts een minimale bezetting van drie personeelsleden over (in plaats van de 15 die nodig waren om op volle capaciteit te kunnen werken) en het netwerk van correspondenten was niet langer actief.

Naar aanleiding hiervan greep de EU opnieuw in en ondertekende zij in de loop van 2017 een nieuwe financieringsovereenkomst waarmee de uitbreiding van het personeelsbestand van Marac tot vier analisten, extra ondersteunend personeel en een netwerk van twintig correspondenten zou worden gefinancierd.

26

Wij hadden ook verwacht dat de contracten bepalingen zouden bevatten om de totale financiering te verminderen en over te schakelen van ondersteuning voor operationeel personeel op de financiering van gespecialiseerd personeel. Aangezien de AU en de SRO's de kosten voor de dagelijkse activiteiten overnemen32, zou de EU zich dan kunnen richten op de toegevoegde waarde door financiering te verstrekken voor personeel met specialistische vaardigheden, zoals conflictpreventie en -oplossing. Bij de meeste door ons gecontroleerde contracten was dit niet het geval. In tekstvak 4 wordt echter een voorbeeld beschreven waarbij deze aanpak wel slaagde.

Tekstvak 4

Verhoging van de toegevoegde waarde van EU-steun

In 2015 betaalden de donoren alle tijdelijke personeelsleden van de afdeling Vrede en Veiligheid van de AUC op basis van een contract in het kader van een gezamenlijke financieringsregeling (JFA) voor salarissen. Na besprekingen met de EU en de andere donoren bracht de AUC in 2017 het aantal personeelsleden dat in het kader van de door donoren gefinancierde JFA werd gefinancierd, terug van 200 tot 172 en verhoogde zij het aandeel van de door de AU-lidstaten te dragen personeelskosten33. Tegelijkertijd werd de verhouding tussen het aantal ondersteunende personeelsleden en het aantal op grond van dit contract gefinancierde vakinhoudelijke personeelsleden teruggebracht van 1:1 tot bijna 1:2. De doelstelling vanaf 2017 is een verhouding van 1:334.

De toewijzing van EU-steun kreeg onvoldoende prioriteit

27

De EU is zich bewust van de risico's die conflicten in Afrika opleveren voor EU-burgers (gewelddadig terrorisme, beschikbaarheid van massavernietigingswapens en georganiseerde misdaad) en is begonnen haar steun te richten op het voorkomen en, indien zij zich toch voordoen, oplossen van dergelijke conflicten35. In overeenstemming met de verklaring van Parijs over de doeltreffendheid van ontwikkelingshulp36 en de beginselen die in de JAES zijn uiteengezet, verleende de EU in het algemeen steun aan de APSA naargelang van de behoeften die door de AU en de SRO's in het APSA-stappenplan werden geformuleerd. De vastgestelde behoeften waren echter zeer breed en de prioriteiten waren niet specifiek of duidelijk.

28

De EDEO en de Commissie stelden geen specifieke financieringsprioriteiten voor de EU vast en stelden geen richtsnoeren op voor de toewijzing van middelen aan de verschillende APSA-componenten. De Commissie en de EDEO onderzochten daarentegen de financieringsvoorstellen van de AU en de SRO's, en het Politiek en Veiligheidscomité van de Raad van de EU ging na of de verstrekking van de financiering politiek wenselijk was. Bijlage II toont een voorbeeld van de besluitvormingsprocedure van de Vredesfaciliteit voor Afrika.

29

Wij hebben de veertien gecontroleerde contracten geanalyseerd om te zien hoe ze de vastgestelde prioriteiten voor de APSA weerspiegelden. In acht gevallen bleek dat uit de wijze waarop de middelen in de begroting van de contracten waren opgenomen, niet kon worden opgemaakt hoeveel geld aan elk van de APSA-pijlers of -prioriteiten was toegewezen. Wij stelden ook vast dat de afzonderlijke contracten een brede werkingssfeer hadden wat betreft de doelgerichtheid van de prioriteiten: elf van de veertien contracten waren gericht op ten minste vier van de vijf strategische prioriteiten van de APSA (bijlage III).

Risico's in verband met de toewijzing van meer middelen aan regionale organisaties

30

In de laatste programmeringsperiode besloot de EU een groter deel van de totale financiering voor de APSA via de RIP's te laten lopen (paragraaf 10). Het doel was om de SRO's in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel een grotere rol te geven in de besluitvorming. Hierdoor kunnen de SRO's ook rechtstreeks met de EU samenwerken en worden vertragingen voorkomen die gepaard gaan met de coördinatie door de AU van de financiering van het programma ter ondersteuning van de APSA. Wij hebben vastgesteld dat er risico's verbonden zijn aan deze verandering.

  1. De SRO's beschikten ten tijde van onze controle niet over voldoende personeelsleden met de nodige vaardigheden om de extra financiering doeltreffend te beheren.
  2. Het regionale institutionele kader is zeer complex. Er zijn tien SRO's met een mandaat op het gebied van vrede en veiligheid, met overlappende lidmaatschappen. Gemiddeld zijn de AU-lidstaten lid van ten minste twee SRO's en sommige staten zijn lid van maar liefst vier SRO's. Door het gebrek aan duidelijkheid zijn sommige Afrikaanse staten niet bereid zich in te zetten voor hun SRO's, wat leidt tot een zwakke capaciteit. De strategie van de Commissie om dit complexe regionale kader aan te pakken, bestond erin om in elke regio één gezamenlijk RIP te ondersteunen; de EU financiert momenteel de SRO's in het kader van drie RIP's.
  3. Vier van de tien SRO's met een mandaat op het gebied van vrede en veiligheid vallen niet onder een RIP en twee van deze vier zullen financiering blijven ontvangen in het kader van de APF. Daarnaast financiert het EU-noodtrustfonds voor Afrika maatregelen inzake capaciteitsopbouw voor één SRO (de Intergouvernementele Ontwikkelingsautoriteit) en voor organisaties buiten het APSA-kader (bijvoorbeeld de Sahel G537). Dit zou de samenhang van de financieringsaanpak van de EU kunnen ondermijnen.
  4. Het risico bestaat dat een kleinere rol voor de AU de algehele samenhang en coördinatie van de EU-steun aan de APSA verzwakt.
  5. Ondanks de aanzienlijke toename van de bedragen die in het kader van de RIP's voor vredes- en veiligheidsmaatregelen werden uitgetrokken, nam het aantal personeelsleden dat bij de desbetreffende regionale EU-delegaties werkzaam is niet evenredig toe. Zo waren er bijvoorbeeld geen militaire deskundigen aanwezig onder het personeel van de delegaties bij de Ecowas en de CEEAC, hetgeen betekent dat deze delegaties een beroep deden op de militaire deskundigheid die door de ambassades van de EU-lidstaten ter beschikking werd gesteld.

Ondanks de steun van de EU staat de APSA voor verschillende uitdagingen en is de werking van de APSA afhankelijk van voortgezette externe steun

31

In dit hoofdstuk gaan wij na of de EU-steun heeft bijgedragen tot de verwezenlijking van resultaten. We kijken naar de mate waarin met door de EU gefinancierde contracten steun is verleend overeenkomstig de doelstellingen die voor die contracten waren vastgesteld. Ook onderzoeken we met welke uitdagingen de verschillende componenten van de APSA worden geconfronteerd. Ten slotte beoordelen we of de EDEO en de Commissie risico's voor de duurzaamheid van de resultaten van de EU-steun hebben geïdentificeerd en aangepakt.

Ten tijde van de controle had de helft van de contracten resultaten opgeleverd

32

Wij hebben veertien steuncontracten van de EU gecontroleerd. Zes daarvan, die voornamelijk betrekking hadden op personeelskosten, hadden ten tijde van de controle over het geheel genomen grotendeels de verwachte resultaten opgeleverd. We beschikten echter niet over voldoende informatie om te kunnen beoordelen of elke afzonderlijke output was verwezenlijkt (paragrafen 59 en 60). Twee andere contracten hadden gedeeltelijk resultaten opgeleverd en één contract had duidelijk niet de verwachte resultaten opgeleverd. In vijf gevallen konden wij door vertragingen bij de uitvoering niet beoordelen of het contract al dan niet de verwachte output had opgeleverd (paragraaf 53 en bijlage IV).

De APSA staat voor verschillende uitdagingen

33

Belanghebbenden en donoren hebben hoge verwachtingen van de APSA. Uit evaluaties38 is gebleken dat de AU en de SRO's een belangrijke rol spelen bij de aanpak van conflicten in Afrika. De APSA heeft het potentieel om een doeltreffend kader voor vrede en veiligheid in Afrika te worden, maar staat voor talrijke moeilijke uitdagingen en de capaciteiten, instrumenten en algemene werking ervan moeten verder worden ontwikkeld.

34

De APSA wordt onder meer met de volgende uitdagingen geconfronteerd:

  1. de financiële en institutionele capaciteit van de belangrijkste betrokken instanties (de AU en de SRO's) moet worden versterkt;
  2. er zijn specifieke stappen nodig om het gebrek aan politieke wil te verhelpen om bepaalde problemen en crises aan te pakken39;
  3. er is geen mechanisme om besluiten ten uitvoer te leggen;
  4. er is behoefte aan betere samenwerking tussen verschillende organen en instellingen;
  5. de relatie tussen de AU en de SRO's moet worden verduidelijkt, met name wat subsidiariteit betreft40;
  6. de coördinatie met aanvullende initiatieven zoals de African Governance Architecture41 moet worden verbeterd.
35

Het Afrikaanse Vredesfonds heeft de kosten voor de werking van de APSA niet gedekt zoals was gepland (paragrafen 5 en 6). De meeste EU-steun werd derhalve gebruikt om de operationele kosten van de APSA te financieren. In de paragrafen 36-47 worden de uitdagingen voor de werking van de componenten van de APSA en de bijdrage van de EU-steun uiteengezet.

Raad voor Vrede en Veiligheid
36

De Raad voor Vrede en Veiligheid (PSC) werd opgericht als het belangrijkste besluitvormingsorgaan van de APSA en heeft over belangrijke kwesties standpunten ingenomen door staatsgrepen te veroordelen en sancties op te leggen. De Raad droeg ook bij aan de oplossing van conflicten, bijvoorbeeld in Burundi, Mali en Somalië42.

37

De PSC staat echter voor uitdagingen en zijn werkzaamheden worden nog steeds door verscheidene problemen gehinderd. Zo hield de Vergadering van staatshoofden en regeringsleiders van de Afrikaanse Unie zich vaak niet aan de beginselen van het PSC-protocol om na te gaan of toekomstige kandidaten voor de PSC aan de vastgestelde criteria voldoen. Landen die erom bekend staan dat zij de besluiten van de AU openlijk veronachtzamen of ongrondwettelijk gedrag vertonen, zijn tot de Raad toegetreden. Dit ging ten koste van de kwaliteit en de doeltreffendheid van de besluiten van de PSC. Ook ondervond de PSC problemen vanwege het belang dat wordt gehecht aan het bereiken van unanimiteit in de besluitvorming. Dit wordt nog verergerd door het gebrek aan politieke wil van sommige staten om een standpunt in te nemen over kwesties die zij niet in hun belang achten of als zij niet openlijk de confrontatie willen aangaan met een andere lidstaat43.

Commissie van de Afrikaanse Unie
38

De AUC legt de besluiten van de PSC ten uitvoer en haar afdeling Vrede en Veiligheid (PSD) ondersteunt de andere pijlers van de APSA en andere vredes- en veiligheidsprogramma's, zoals de afbakening van de grenzen en de strategie inzake handvuurwapens en lichte wapens. De PSD coördineert ook de betrekkingen tussen de AU en de SRO's op het gebied van vrede en veiligheid.

39

De PSD speelt een belangrijke rol in de werking van de APSA, maar door ontoereikende financiering door de AU bleef twee derde van haar functies onbezet. In 2010 pakten de EU, de AU en andere internationale partners dit probleem aan door een gemeenschappelijk financieringsmechanisme op te zetten, de zogeheten gezamenlijke financieringsregeling (JFA)44. Met deze regeling werden de salariskosten van 172 bijkomende tijdelijke personeelsleden van de PSD gedekt (figuur 5). Hoewel niet alle functies werden ingevuld, kon de PSD dankzij de extra personeelsleden operationeel blijven45.

Figuur 5

Functies en vacatures binnen de afdeling Vrede en Veiligheid van de AUC

Type contract Bezette functies Vacante functies Totaal Opmerkingen
Gewone begroting AU 25 42 67 Aanwerving sleutelfuncties gestart Q4/2016
Tijdelijk (JFA) 137 35 172 Aanwerving voor twaalf functies gaande
Detachering 12 12 Raming maart 2017
Totaal 174 77 251

Bron: Notulen van de 11e vergadering van de stuurgroep over de gezamenlijke financieringsregeling ter ondersteuning van de indienstneming van AUC-personeel dat werkzaam is in het vredes- en veiligheidsprogramma, april 2017, en overzicht van het personeel van de PSD, juli 2016.

40

De PSD heeft een beperkt aantal “vakinhoudelijke” personeelsleden dat zich bezighoudt met de belangrijkste vredes- en veiligheidskwesties op het Afrikaanse continent. Figuur 6 toont het soort personeelsleden en hoe zij in 2016 werden gefinancierd. De belangrijkste taak van het personeel bestaat in de uitvoering van het uitgebreide APSA-stappenplan voor de periode 2016-2020, een document waarin 5 strategische prioriteiten, 32 specifieke doelstellingen en 116 outputs zijn gespecificeerd. Het ontoereikende bedrag van de toegewezen middelen en het beleid van werving van tijdelijk personeel (paragraaf 57) maken dit een moeilijke taak.

Figuur 6

Financieringsbronnen voor functies binnen de afdeling Vrede en Veiligheid van de AUC

Uitsplitsing van functies naar kabinet/eenheid JFA Gewone begroting AU Totaal
Algemene diensten Professionele diensten Algemene diensten Professionele diensten
Kabinet van de commissaris 2 2 1 2 7
Kabinet van de directeur, m.i.v. AU-verbindingsbureaus bij REC's/RM's 9 10 3 1 23
Afdeling Conflictpreventie en Vroegtijdige Waarschuwing 6 15 7 6 34
Afdeling Crisisbeheersing en Wederopbouw na conflicten 4 8 1 18 31
Afdeling Vredesondersteunende Operaties 3 32 6 12 53
Afdeling Defensie en Veiligheid 2 6 1 3 12
PSC-secretariaat 2 6 1 2 11
Projectbeheerteam 2 9 1 2 14
Afdeling Vrede en Veiligheid 10 14 - - 24
Overige (griffie, HR, interne controle, enz.) 20 10 N.v.t. – afdelingoverschrijdend
Totaal 60 112 21 46 239

Bron: Notulen van de 11e vergadering van de stuurgroep over de gezamenlijke financieringsregeling ter ondersteuning van de indienstneming van AUC-personeel dat werkzaam is in het vredes- en veiligheidsprogramma, april 2017, en overzicht van het personeel van de PSD, juli 2016.

41

De EU en andere donoren verstrekken ook gezamenlijk geld via de AUC ter ondersteuning van een netwerk van verbindingsbureaus van de AU die actief zijn in 14 conflict- en postconflictlanden in Afrika. De jaarlijkse bijdrage van de EU aan de financiering van de verbindingsbureaus van de AU bedraagt ongeveer 3,5 miljoen EUR (ongeveer 25 % van de jaarlijkse begroting). Het netwerk telt circa 200 personeelsleden, waarvan de verhouding tussen ondersteunend en operationeel personeel hoog is (circa 70:30). De PSC stelt de mandaten van de verbindingsbureaus vast, die uiteenlopen van het monitoren van opkomende crisissituaties, preventieve diplomatie en crisisbeheersing tot wederopbouw na conflicten. De bureaus vertegenwoordigen de AU ter plaatse en hebben een hoofdzakelijk politieke rol46.

42

Een recente door de EU gefinancierde evaluatie47 wees uit dat de verbindingsbureaus van de AU een constructieve en belangrijke rol hadden gespeeld in crisissituaties in Mali, de Centraal-Afrikaanse Republiek, Sudan, Zuid-Sudan, de Comoren, Guinee-Bissau en Madagaskar. Er werd echter ook opgemerkt dat ontoereikende middelen en personeelsproblemen tot operationele inefficiëntie hebben geleid. Uit de evaluatie bleek dat de impact van de verbindingsbureaus gemengd was, maar dat hun werk een redelijke bijdrage tot vrede en veiligheid had geleverd. Evenzo werd in een recent verslag van de World Peace Foundation geconcludeerd dat de verbindingsbureaus belangrijk waren en verder moesten worden ondersteund48.

Panel van wijzen
43

Het panel van wijzen werd uit hoofde van het PSC-protocol opgericht als adviesorgaan en bestaat uit vijf gerespecteerde Afrikaanse persoonlijkheden. De rol van dit panel bestaat erin zich in te zetten voor conflictpreventie, hetgeen het bijvoorbeeld heeft gedaan door workshops en retraites op hoog niveau te organiseren. De rol van het panel is uitgebreid met missies voorafgaand aan verkiezingen en bemiddelingswerkzaamheden49. Ondanks de toenemende werklast zijn de middelen van het panel niet toegenomen. Zo heeft het secretariaat van het panel slechts één politiek analist, wiens salaris wordt ondersteund door de EU in het kader van de JFA. Het panel heeft ook te maken met coördinatieproblemen met de PSC en andere organen die belast zijn met conflictpreventie en -oplossing.

Continentaal systeem voor vroegtijdige waarschuwing (CEWS)
44

Het continentaal systeem voor vroegtijdige waarschuwing (CEWS) is een systeem voor het verzamelen en analyseren van gegevens met het oog op de anticipatie op en preventie van conflicten. De EU verleende technische en financiële steun voor de oprichting ervan en blijft de operationele kosten financieren die voortvloeien uit de door ons gecontroleerde salarissen met betrekking tot de JFA en de contracten in het kader van het programma ter ondersteuning van de APSA (bijlage IV).

45

In het APSA-impactverslag voor 2015 werd geconcludeerd dat het CEWS technisch functioneel was en opgemerkt dat er aanzienlijke vooruitgang was geboekt bij de samenwerking tussen de SRO's en de AU op het gebied van vroegtijdige waarschuwingen50. Er zijn echter enkele factoren die de doeltreffendheid van het systeem beperken:

  1. In het APSA-stappenplan wordt erop gewezen dat de uiteenlopende mate van functionaliteit van de regionale systemen voor vroegtijdige waarschuwing moet worden aangepakt en dat de verbindingen tussen centrale, regionale en nationale systemen moeten worden verbeterd51.
  2. De Raad voor Vrede en Veiligheid wees op een hardnekkige kloof tussen vroegtijdige waarschuwing en vroegtijdige respons52 en kwam tot de conclusie dat de lidstaten van de AU vaak geen aandacht besteden aan vroegtijdige waarschuwingssignalen van toekomstige crises, waardoor de conflictpreventiecapaciteit van de Raad wordt ondermijnd, hetgeen vaak tot conflicten leidt53.
Afrikaanse Stand-bytroepenmacht
46

De Afrikaanse Stand-bytroepenmacht (ASF) is een multidisciplinaire reservetroepenmacht die bedoeld is om door de Vergadering van de AU en de PSC in conflictgebieden snel te worden ingezet. Deze troepenmacht bestaat uit militaire, politie- en civiele eenheden54. De EU verleende in het kader van de Vredesfaciliteit voor Afrika en de RIP's steun voor de verbetering van de capaciteit van de Afrikaanse Stand-bytroepenmacht en de regionale componenten daarvan. De steun dekte personeelskosten en operationele activiteiten (verbetering van planning, logistiek en beleidsontwikkeling en versterking van de politie- en civiele componenten), alsmede de aanschaf van IT-infrastructuur (C3IS) (bijlage IV voor de lijst van contracten). De EU financierde ook de opleiding van de stand-bytroepen en verleende steun voor veldoefeningen (programma ter ondersteuning van AMANI AFRIKA II).

47

Op de datum van onze controle had de AU de Afrikaanse Stand-bytroepenmacht nog niet ingezet. Belanghebbenden die wij interviewden, vroegen zich af in hoeverre de troepenmacht operationeel is en wezen erop dat:

  1. het commando-, controle-, communicatie- en informatiesysteem van de Afrikaanse Stand-bytroepenmacht nog niet operationeel is (tekstvak 6);
  2. de Afrikaanse Stand-bytroepenmacht niet over de capaciteit beschikt om eenheden snel in te zetten als gevolg van logistieke beperkingen, zoals ontoereikende strategische luchttransportcapaciteit;
  3. taalkundige en culturele problemen de doeltreffendheid van de inzet van troepen in de verschillende regio's kunnen verminderen.

Bedreigingen voor de duurzaamheid van resultaten

48

De grootste risico's voor de duurzaamheid van de resultaten die zijn verwezenlijkt bij de opbouw van de capaciteit van de APSA, zijn het gevolg van de zwakke financiële, institutionele en operationele capaciteit van de AU en de SRO's en het gebrek aan politieke wil van een aantal AU-lidstaten (paragraaf 34).

49

De geplande hervormingen om de zwakke punten in de institutionele kaders van de AUC55, de Ecowas56 en de CEEAC57 aan te pakken, hebben tot dusver weinig resultaten opgeleverd. De Europese Commissie heeft dergelijke initiatieven aangemoedigd en financieel ondersteund: zo wordt de institutionele hervorming van de Ecowas momenteel ondersteund via het EU-project inzake steun aan hervorming van het beheer van de overheidsfinanciën, en worden de institutionele hervormingen van de CEEAC uitgevoerd als onderdeel van een vredes- en steunproject in het kader van het EOF.

50

Om de institutionele en operationele zwakke punten van de AUC en de SRO's te verhelpen, was de door de EU gefinancierde technische bijstand vaak gericht op algemeen beheer, een vorm van bijstand die op lange termijn slechts een beperkt effect heeft op de ontwikkeling van de APSA. Deskundigen op het gebied van technische bijstand traden vaak op als projectbeheerders, waardoor de interne zwakke punten van de uitvoerende organisaties voor de korte termijn konden worden verholpen. De kosten hiervan waren vaak zeer hoog: zo bedroeg de door de EU verstrekte Ecowas-subsidie voor vrede, veiligheid en stabiliteit 6,7 miljoen EUR, terwijl de kosten van technische bijstand voor de uitvoering van de subsidie nog eens 4,9 miljoen EUR bedroegen: 73 % van de oorspronkelijke subsidie.

De tenuitvoerlegging van de EU-steun had te lijden onder vertragingen, een onsamenhangend gebruik van de financieringsinstrumenten en onvoldoende informatie over de behaalde resultaten

51

In dit hoofdstuk onderzoeken wij of de Commissie tijdig en op voorspelbare en coherente wijze EU-steun verleende aan de APSA en of de door ons gecontroleerde contracten volgens plan werden uitgevoerd. We beoordelen de door de Commissie ingevoerde toezicht- en verslagleggingsmechanismen en gaan na of deze voldoende informatie over de verwezenlijkte resultaten hebben opgeleverd.

Vertragingen bij aanbestedingen en financiering met terugwerkende kracht hebben de uitvoering van geplande activiteiten belemmerd

52

De begunstigden van de door ons gecontroleerde contracten waren de AU en de SRO's. De steun had tot doel de personeelskosten te financieren en het personeel op te leiden om complexe vredes- en veiligheidstaken uit te voeren en ervoor te zorgen dat de activiteiten op het hele continent op coherente wijze werden uitgevoerd. De in bijlage IV vermelde contracten waren gericht op:

  1. de versterking van de HR-capaciteit van de AUC en de subregionale organisaties (REC's en RM's) om crises in Afrika te voorkomen en/of erop te reageren;
  2. het helpen van de verbindingsbureaus van de AU bij het houden van toezicht op de uitvoering van vredesakkoorden, bij de voorbereiding en waarneming van verkiezingen, en de vertegenwoordiging van de AU in vergaderingen met nationale organen en internationale organisaties;
  3. het opzetten van een continentale structuur die de AU in staat stelt snel strategische en operationele communicatie-, commando- en controlecapaciteiten in te zetten tussen de AU in Addis Abeba, het regionale niveau en de missies ter plaatse;
  4. de verstrekking van deskundigheid aan de AUC en de SRO's ten behoeve van hun vredes- en veiligheidsinitiatieven;
  5. de ondersteuning van de SRO's bij de opbouw van hun capaciteit en de uitvoering van hun mandaten voor conflictpreventie en conflictoplossing.
53

Tijdigheid en voorspelbaarheid zijn van essentieel belang met het oog op de verwezenlijking van de verwachte resultaten van de institutionele steun. Aangezien de contracten niet op tijd werden gesloten, liep de uitvoering vertraging op en was de financiering van de activiteiten niet voorspelbaar. Tien van de veertien door ons gecontroleerde contracten werden om een of meer van de volgende redenen te laat ondertekend:

  1. de AUC en de SRO's hadden financieringsvoorstellen van lage kwaliteit of te laat ingediend;
  2. ingewikkelde onderhandelingen over de begroting, activiteiten en het financieel beheer van contracten;
  3. technische problemen met het informatiesysteem van de Europese Commissie.
54

Bovendien werden met acht van deze tien contracten activiteiten met terugwerkende kracht gefinancierd58. Drie van deze contracten werden slechts enkele dagen voor de geplande voltooiing van de gefinancierde activiteiten ondertekend. We stelden vast dat vertragingen bij de ondertekening van contracten, in combinatie met bestaande interne zwakke punten binnen de AU en de SRO's, bij zes van de veertien contracten een negatief effect hadden op de uitvoering van activiteiten (bijlage IV). Tekstvak 5 geeft een overzicht van de negatieve effecten van vertragingen bij aanbestedingen en van financiering met terugwerkende kracht voor twee programma's ter ondersteuning van de APSA.

Tekstvak 5

Financiering met terugwerkende kracht van de programma's ter ondersteuning van de APSA

Via de programma's ter ondersteuning van de APSA verleent de EU financiële steun aan de AUC en aan de SRO's om de APSA te beheren. We controleerden het tweede en derde van deze contracten, die een waarde van respectievelijk 5 227 335 EUR en 28 770 000 EUR hadden.

In het tweede contract in het kader van het programma ter ondersteuning van de APSA werden activiteiten ondersteund zoals de voltooiing van het APSA-stappenplan voor de periode 2016-2020. Het contract werd te laat ondertekend, waardoor veel geplande activiteiten niet werden uitgevoerd of uit andere bronnen moesten worden gefinancierd. Ondanks de vertraagde ontvangst van de middelen hebben de SRO's het grootste deel van het uit hoofde van dit contract gefinancierde personeel behouden. Een deel van het personeel werd echter ontslagen, waardoor opgebouwde capaciteit verloren ging. Bijgevolg werd slechts 56 % van de begroting van het contract verbruikt.

Het derde contract in het kader van het programma ter ondersteuning van de APSA werd pas in december 2016 ondertekend, hoewel de uitvoeringsperiode 36 maanden besloeg, vanaf januari 2016. De AUC verstrekte de middelen uit hoofde van het contract pas in mei 2017 aan de SRO's wegens vertragingen bij hun eigen aanbestedingen. Het tekort aan middelen werd in sommige gevallen door andere donoren opgevangen of leidde tot uitstel van geplande activiteiten.

55

Tekstvak 6 bevat een voorbeeld van vertragingen bij de aanschaf van een informatiesysteem voor de Afrikaanse Stand-bytroepenmacht. In dit geval verergerden de interne zwakke punten van de AU de vertraging als gevolg van de late ondertekening van het contract.

Tekstvak 6

Vertragingen bij de totstandbrenging van een commando-, controle-, communicatie- en informatiesysteem (C3IS) voor de Afrikaanse Stand-bytroepenmacht

De EU steunde de ontwikkeling van de Afrikaanse Stand-bytroepenmacht (ASF) en het beheer van vredesondersteunende operaties onder Afrikaanse leiding met het C3IS-contract. Het C3IS was een hoofdprioriteit van het APSA-stappenplan voor de periode 2011-2013. Het was bedoeld om de AU in staat te stellen snel strategische en operationele communicatie tot stand te brengen. Zo zou de AU in Addis Abeba dankzij het C3IS bevelen kunnen doorgeven en rapporten en kaarten kunnen genereren voor het beheer van de activiteiten ter plaatse.

De AU voltooide haar financieringsvoorstel in februari 2013 en ondertekende in februari 2014 een overeenkomst voor EU-steun ten belope van 12,5 miljoen EUR. De EU verstrekte met terugwerkende kracht financiering voor de voorbereidende activiteiten van de AUC die sinds maart 2013 werden ondernomen en droeg het beheer van de complexe aanbestedingsprocedure over aan de AUC om de eigen verantwoordelijkheid van de AU voor het systeem te bevorderen. Dit leidde echter tot grote vertragingen in de aanbestedingsprocedure, die ten tijde van onze controle nog niet was afgerond. De EU verlengde de uitvoeringsperiode voor het contract van de oorspronkelijk geplande 24 maanden tot 67 maanden.

Deze vertraging had een negatief effect op andere geplande activiteiten. Zo werd een van de belangrijkste onderdelen van een essentiële opleidingsoefening van de Afrikaanse Stand-bytroepenmacht (AMANI AFRICA II, die ook door de EU werd ondersteund) geschrapt.

Financieringsinstrumenten werden niet altijd op coherente wijze gebruikt

56

Noch de Europese Commissie, noch de EDEO voerde een analyse uit van de comparatieve voordelen van alle instrumenten die tot hun beschikking stonden op het gebied van vrede en veiligheid (paragraaf 9). We stelden vast dat de instrumenten niet altijd op coherente wijze werden gebruikt. De APF is zeer geschikt voor de financiering van kortetermijnbehoeften, aangezien de financieringscycli twee tot drie jaar duren. Daarentegen lenen de RIP's zich beter voor de financiering van langetermijnbehoeften vanwege hun financieringscyclus van zeven jaar.

57

We troffen gevallen aan waarin kortlopende APF-contracten werden gebruikt voor de financiering van functies van voor de langere termijn aangesteld personeel, bijvoorbeeld in verband met de contracten in het kader van de JFA voor salarissen (paragraaf 39). In dit geval verzwakte het gebruik van wederkerende contracten van één tot twee jaar het personeelsbeheer en moest zodoende bijna elk jaar opnieuw worden onderhandeld over het aantal functies en de aard ervan. Dit droeg bij tot vertragingen bij aanbestedingen (paragraaf 53) en tot baanonzekerheid, hetgeen vervolgens tot het verlies van ervaren personeel leidde. In andere gevallen werden de RIP's gebruikt om te voorzien in kortetermijnbehoeften, waarvoor zij minder geschikt zijn.

58

De Europese Commissie en de EDEO hebben geen coördinatiekader opgezet dat al hun instrumenten op het gebied van vrede en veiligheid omvat. Sinds 2015 hebben zij echter maatregelen genomen om de APF en de RIP's beter op elkaar af te stemmen, met name door:

  1. te verduidelijken hoe personeelsfuncties binnen de SRO's worden gefinancierd. Daartoe besloten zij om de kosten van de door de EU ondersteunde niet-militaire personeelsleden van de regionale organisaties over te dragen van de APF naar de RIP's. Dit besluit werd echter genomen na de goedkeuring van de RIP's, wat de uitvoering ervan bemoeilijkte. De overdracht werd uiteindelijk uitgesteld tot januari 2018;
  2. de regionale EU-delegaties te betrekken bij de herziening van de uit de APF gefinancierde werkplannen van de regionale programma's ter ondersteuning van de APSA om ervoor te zorgen dat deze de uit het RIP gefinancierde programma's aanvullen;
  3. de regionale EU-delegaties vanaf 2017 te betrekken bij de stuurgroep van het programma ter ondersteuning van de APSA.

Er werden toezicht- en verslagleggingsmechanismen opgezet, maar deze leverden onvoldoende informatie over de resultaten op

59

De Commissie had toezicht- en verslagleggingsmechanismen opgezet voor alle contracten die wij controleerden. Deze omvatten de periodieke indiening van inhoudelijke en financiële verslagen (meestal halfjaarlijks), regelmatige vergaderingen van de stuurgroepen en onafhankelijke externe controles van de uitgaven. In de praktijk vertoonden de toezichtsmechanismen van de Commissie gebreken en verschaften zij onvoldoende informatie over de resultaten. De volgende voorbeelden komen uit de contracten die wij controleerden:

  1. de geplande output was niet specifiek of niet meetbaar in zes van de veertien contracten. Van de gesteunde afdelingen of instrumenten werd bijvoorbeeld verwacht dat zij hun capaciteit zouden vergroten, hun rol zouden versterken of volledig operationeel zouden worden. In sommige van deze gevallen hielden de onderliggende activiteiten geen direct verband met de output;
  2. bij twaalf contracten bestonden sommige indicatoren uit input en activiteiten, en niet uit te leveren output, waardoor het nut van deze indicatoren voor toezichtsdoeleinden beperkt was. In andere gevallen ontbraken de nodige uitgangswaarden en streefdoelen om de vooruitgang te meten;
  3. in drie gevallen had het feit dat de contracten op de allerlaatste dagen van uitvoeringsperiode werden ondertekend tot gevolg dat de toezichtsmaatregelen in de praktijk irrelevant waren geworden door de financiering met terugwerkende kracht;
  4. de door de AU en de SRO's opgestelde verslagen werden vaak te laat ingediend. In de verslagen van zes contracten waren de contractuele output en indicatoren niet gedetailleerd genoeg beschreven.
60

Over het algemeen hadden de personeelsleden van de EU die wij interviewden een goed overzicht van de uitvoering van de contracten, hoewel deze kennis niet altijd in de verslagen werd opgenomen. Voor de gecontroleerde contracten had de Europese Commissie nog geen missies in het kader van resultaatgericht toezicht (ROM) uitgevoerd59. Er was voor slechts één contract een externe evaluatie uitgevoerd. Dit betekende dat de beperkte beschikbaarheid van informatie over de resultaten van de AU en de SRO's niet werd gecompenseerd door informatie uit andere bronnen.

Conclusies en aanbevelingen

61

De lidstaten van de AU richtten de APSA op als structureel en duurzaam antwoord op de uitdagingen op het gebied van vrede en veiligheid waarmee Afrikaanse continent wordt geconfronteerd. Via de APSA hebben de AU en de daartoe gemachtigde SRO's toegang tot instrumenten voor conflictpreventie, -beheersing en -oplossing. De EU ondersteunde de APSA met middelen uit het Europees Ontwikkelingsfonds. We hebben de steun van de EU over een periode van drie jaar (2014 tot en met 2016) gecontroleerd en stelden vast dat deze weinig effect heeft gesorteerd en dat het accent van de steun moet worden verlegd.

62

De EU stelde geen duidelijke prioriteiten voor haar steun en het ontbrak in haar strategie aan een langetermijnvisie voor de ontwikkeling van de steun. Tijdens de gecontroleerde periode legde de EU bijvoorbeeld onvoldoende nadruk op de overgang van het betalen van salarissen naar de gerichte opbouw van capaciteiten om het welslagen van de EU-steun op lange termijn te waarborgen. Door het tekort aan bijdragen van de AU-lidstaten aan de AU-begroting en het Vredesfonds was de APSA sterk afhankelijk van de steun van donoren, waaronder de EU. De EU steunde de AU bij haar plannen om de APSA financieel onafhankelijk te maken, zoals formeel vastgelegd in het besluit van de AU van 2016, maar de uitvoering bevond zich nog in een vroeg stadium (zie de paragrafen 16-30).

63

We stelden vast dat ongeveer de helft van de door de EU gefinancierde contracten ten tijde van de controle grotendeels of gedeeltelijk de verwachte resultaten had opgeleverd. De EU verleende steun aan hervormingen ter verbetering van de financiële, operationele en institutionele capaciteit van de AU en de SRO's, maar deze hervormingen hebben tot dusver weinig resultaten opgeleverd. De capaciteit van de APSA-componenten varieerde aanzienlijk en had te lijden onder een gebrek aan politieke wil en een beperkte financiering (zie de paragrafen 32-50).

Aanbeveling 1 De eigen verantwoordelijkheid van de AU voor de APSA bevorderen en het accent van de EU-steun verleggen

De EDEO en de Commissie moeten samen een duidelijke langetermijnvisie ontwikkelen met betrekking tot de EU-steun voor de APSA om:

  • de EU-steun voor de operationele basiskosten van APSA geleidelijk af te bouwen en uiteindelijk af te schaffen ten gunste van doelgerichte programma's voor capaciteitsopbouw;
  • steun voor capaciteitsopbouw voor de APSA te koppelen aan verbeteringen in de werkwijze van de AU en de SRO's; en
  • nauwlettend toe te zien op het concretiseren van de politieke wil van de AU om financieel onafhankelijk te worden.

Streefdatum voor uitvoering: eind 2020.

64

We controleerden alle veertien contracten die tussen 2014 en 2016 werden gesloten en in het kader waarvan de EU de APSA ondersteunde. We stelden vast dat de contracten niet altijd doeltreffend werden beheerd. Tien van de contracten werden te laat ondertekend, waardoor de beschikbaarheid van middelen niet op tijd kwam en voorspelbaar was. Dit leidde tot het verlies van een aantal ervaren personeelsleden en tot vertragingen bij de uitvoering van de activiteiten van de APSA (zie de paragrafen 52-55). We constateerden bovendien dat er weliswaar toezichtsmechanismen waren opgezet, maar dat deze niet goed functioneerden, bijvoorbeeld wanneer contracten met terugwerkende kracht werden gefinancierd. De verslaglegging was onvolledig en verschafte onvoldoende informatie over de resultaten. Tijdens de gecontroleerde periode werden financieringsinstrumenten niet altijd op coherente wijze gebruikt. We stelden vast dat in dit opzicht vanaf 2015 sprake was van een aantal verbeteringen (zie de paragrafen 56-60).

Aanbeveling 2 Steunmaatregelen moeten consequent op resultaten gebaseerd zijn

De Commissie moet:

  • de vertragingen bij aanbestedingen verder beperken en het gebruik van financiering met terugwerkende kracht vermijden;
  • het contractuele toezicht en de contractuele verslaglegging baseren op specifieke en meetbare resultaten, met indicatoren waarmee de geboekte vooruitgang kan worden gemeten;
  • het resultaatgerichte toezicht van de programma's voor capaciteitsopbouw van de APSA opvoeren en deze programma's vaker evalueren; en
  • een vergelijkende analyse verrichten van de beschikbare financieringsinstrumenten op het gebied van vrede en veiligheid en deze op coherente wijze gebruiken.

Streefdatum voor uitvoering: eind 2019.

Dit verslag werd door kamer III, onder leiding van mevrouw Bettina JAKOBSEN, lid van de Rekenkamer, vastgesteld te Luxemburg op haar vergadering van 26 juni 2018.

Voor de Rekenkamer

Klaus-Heiner LEHNE
President

Bijlagen

Bijlage I

Uitsplitsing van de aan elke gesteunde organisatie verstrekte EU-financiering

(EUR)

Ondersteunde organisatie/Contract C3IS APF Service Contract JFA Salaries II JFA AU Liaison Offices II JFA AU Liaison Offices III JFA AU Liaison Offices IV JFA Salaries III APSA SP II APSA SP III ECOWAS-EU Small Arms Project TA ECOWAS (uitvoerings-steun) ECOWAS Grant I ECOWAS Grant II ECCAS Devis Programme n°4 Totaal
AU Verbindingsbureaus 6 000 000 3 000 000 7 000 000 16 000 000
Afdeling Vrede en veiligheid 12 500 000 10 000 000 5 000 000 1 384 238 4 455 516 33 339 754
CEN-SAD - - 0
Comesa 595 562 3 019 999 3 615 561
EAC 337 564 2 833 320 3 170 884
EASFSEC 525 379 3 383 092 3 908 471
CEEAC 465 795 3 428 102 1 865 674 5 759 571
ECOWAS 617 014 3 550 000 5 560 000 4 896 500 6 724 594 2 757 182 24 105 291
IGAD 279 152 1 700 000 1 979 152
NARC 511 218 1 899 971 2 411 189
SADC 509 413 4 500 000 5 009 413
Horizontaal/niet toegewezen 3 235 400 2 000 0 3 237 400
Totaal 12 500 000 3 235 400 10 000 000 6 000 000 3 000 000 7 000 000 5 000 000 5 227 335 28 770 000 5 560 000 4 896 500 6 724 594 2 757 182 1 865 674 102 536 686

Bron: Europese Rekenkamer, op basis van gecontroleerde contracten.

Bijlage II

Besluitvormingsprocedures van de Vredesfaciliteit voor Afrika

Bron: Europese Rekenkamer, op basis van het actieprogramma 2014-2016 van de APF, aanhangsel 1.

Bijlage III

Lijst van gecontroleerde contracten en strategische prioriteiten van de APSA

Contracten Strategische prioriteiten APSA
Programma Nummer contract Titel contract Ondersteunde organisatie Begroting contract (EUR) Betaald* (EUR) Betaald* (%) Conflictpreventie (m.i.v. vroegtijdige waarschuwing en preventieve diplomatie) Crisis-/conflictbeheersing – Afrikaanse Stand-bytroepenmacht Wederopbouw na conflicten en vredesopbouw Strategische veiligheids-kwesties Coördinatie en partnerschappen
APF-AP 2011-13 325231 C3IS for African-led peace operations AU 12 500 000 10 534 027 84 % X
336871 APF Service Contract AU en REC's/RM's 3 235 400 1 976 133 61 % X X X X X
327360 JFA Salaries II AU 10 000 000 9 000 000 90 % X X X X X
327370 JFA African Union Liaison Offices II AU 6 000 000 5 500 000 92 % X X X X
APF-AP 2014-16 371416 JFA AU Liaison Offices III AU 3 000 000 2 400 000 80 % X X X X
375189 JFA AU Liaison Offices IV AU 7 000 000 3 171 431 45 % X X X X
373209 JFA Salaries III AU 5 000 000 4 000 000 80 % X X X X X
366481 Interim African Peace and Security Architecture Support Programme (APSA SP II) AU en REC's/RM's 5 227 335 4 181 868 80 % X X X X
380897 African Peace an Security Architecture Support Programme III (APSA SP III) AU en REC's/RM's 28 770 000 7 674 227 27 % X X X X X
RIP West-Afrika 345376 ECOWAS-EU Small Arms Project ECOWAS 5 560 000 4 185 614 75 % X X
355873 Technical Assistance for Implementation of EU support to ECOWAS Regional Peace, Security and Stability Mandate ECOWAS 4 896 500 1 780 903 36 % X X X X X
368246 ECOWAS Grant – Strengthening Peace, Security and Stability in West Africa ECOWAS 6 724 594 2 662 174 40 % X X X X X
380850 ECOWAS Grant – Strengthening Peace, Security and Stability in West Africa II ECOWAS 2 757 182 1 313 599 48 % X
RIP Centraal-Afrika 359795 ECCAS – Devis Programme n°4 de croisière et de clôture CEEAC 1 865 674 789 007 42 % X X X X
Totaal 102 536 686 59 168 983 58 % 12 12 9 10 11

* Betaald bedrag per 30.6.2017.

Bijlage IV

ERK-overzicht van de beoordelingen van contracten

Programma Nummer contract Titel contract Doelstelling contract Geschiktheid van ontwerp Tenuitvoerlegging en toezicht Resultaten en duurzaamheid ervan
Relevantie voor de APSA Andere ontwerpaspecten (bijv. geleerde lessen, coördinatie- en toezichtskader) Tijdigheid van ondertekening van het contract Tenuit-voerlegging van activiteiten Verslaglegging en toezicht Verwezenlijkte resultaten Duurzaamheids-aspecten
APF-AP 2011-13 325231 C3IS for African-led peace operations Opzetten van een continentale structuur die de AU in staat stelt snel strategische en operationele communicatie-, commando- en controlecapaciteiten in te zetten tussen de AU in Addis Abeba, het regionale niveau en de missie ter plaatse. C3IS is een essentiële randvoorwaarde voor de uitvoering van de AMANI AFRIKA II-oefening, voor het operationaliseren van de ASF en voor het beheren van vredesondersteunende operaties onder Afrikaanse leiding.
336871 APF Service Contract De AUC en de REC's/RM's tijdig hoogwaardige externe deskundigheid verschaffen ter vergemakkelijking van de tenuitvoerlegging van programma's die verband houden met het actieplan van het partnerschap voor vrede en veiligheid. Bijzondere aandacht zal worden besteed aan de ontwikkeling van de APSA, via individuele langetermijnopdrachten alsmede technische bijstand op de korte termijn bij een breed scala van activiteiten op het gebied van crisispreventie/-afwikkeling en activiteiten na crises, met inbegrip van beleidsformulering. Indien nodig kan deze technische bijstand ook bijdragen tot de versterking van de samenhang tussen de APF en de RIP's op het gebied van vrede en veiligheid.
327360 JFA Salaries II Ervoor zorgen dat de afdeling Vrede en Veiligheid van de AUC de drijvende kracht op het continent blijft achter de vredes- en veiligheidsagenda van de AU, door middel van een grotere capaciteit en organisatie die in overeenstemming zijn met haar ambities.
327370 JFA African Union Liaison Offices II De verbindingsbureaus van de Afrikaanse Unie (AU LO) zijn niet-permanente structuren van de Afrikaanse Unie die aanwezig zijn in de regio's van Afrika die voor veiligheid en vrede het meest relevant zijn. Hun rol bestaat erin de Raad voor Vrede en Veiligheid (PSC) en de Commissie van de Afrikaanse Unie (AUC) te steunen, aan de follow-upmechanismen uit hoofde van de vredesakkoorden deel te nemen en de uitvoering ervan te ondersteunen. Het programma is een activiteit waaraan meerdere donoren deelnemen en waarbij de personeels- en operationele kosten van de AU LO worden gedragen.
APF-AP 2014-16 371416 JFA AU Liaison Offices III De verbindingsbureaus van de Afrikaanse Unie (AU LO) zijn niet-permanente structuren van de Afrikaanse Unie die aanwezig zijn in de regio's van Afrika die voor veiligheid en vrede het meest relevant zijn. Hun rol bestaat erin de Raad voor Vrede en Veiligheid (PSC) en de Commissie van de Afrikaanse Unie (AUC) te steunen, aan de follow-upmechanismen uit hoofde van de vredesakkoorden deel te nemen en de uitvoering ervan te ondersteunen. Het programma is een activiteit waaraan meerdere donoren deelnemen en waarbij de personeels- en operationele kosten van de AU LO worden gedragen.
375189 JFA AU Liaison Offices IV De verbindingsbureaus van de Afrikaanse Unie (AU LO) zijn niet-permanente structuren van de Afrikaanse Unie die aanwezig zijn in de regio's van Afrika die voor veiligheid en vrede het meest relevant zijn. Hun rol bestaat erin de Raad voor Vrede en Veiligheid (PSC) en de Commissie van de Afrikaanse Unie (AUC) te steunen, aan de follow-upmechanismen uit hoofde van de vredesakkoorden deel te nemen en de tenuitvoerlegging ervan te ondersteunen. Het programma is een activiteit waaraan meerdere donoren deelnemen en waarbij de personeels- en operationele kosten van de AU LO worden gedragen.
373209 JFA Salaries III Ervoor zorgen dat de afdeling Vrede en Veiligheid van de AUC de drijvende kracht op het continent blijft achter de vredes- en veiligheidsagenda van de AU, door middel van een grotere capaciteit en organisatie die in overeenstemming zijn met haar ambities.
366481 Interim African Peace and Security Architecture Support Programme (APSA SP II) Het doel van de steunmaatregel bestaat in de versterking van de capaciteit en de efficiëntie van de AUC, de REC's en de RM's om crises in Afrika te voorkomen en/of erop te reageren. De actie was gericht op de activiteiten die nodig waren om de AUC en de REC's/RM's in staat te stellen hun activiteiten voort te zetten en de belangrijkste Afrikaanse vredes- en veiligheidsstrategieën, zoals het APSA-stappenplan, te voltooien en politiek te bekrachtigen.
380897 African Peace an Security Architecture Support Programme III (APSA SP III) Bijdragen tot vrede en veiligheid in Afrika, en aldus de noodzakelijke randvoorwaarden voor ontwikkeling scheppen, overeenkomstig de doelstelling van de Afrikaanse Unie om tegen 2020 de wapens het zwijgen op te leggen.
RIP West-Afrika 345376 ECOWAS-EU Small Arms Project Verminderen van de gevolgen van conflicten en geweld door middel van geïnstitutionaliseerde, gecoördineerde preventie- en beheermaatregelen en oprichting van een vredesarchitectuur voor veerkrachtige gemeenschappen.
355873 Technical Assistance for Implementation of EU support to ECOWAS Regional Peace, Security and Stability Mandate Ter beschikking stellen van een team voor technische bijstand (deskundigheid op lange en korte termijn) om een adviserende rol te spelen, en het project EU-ECOWAS-PSS te beheren en er toezicht op te houden.
368246 ECOWAS Grant – Strengthening Peace, Security and Stability in West Africa Ecowas helpen haar mandaat inzake conflictpreventie en -oplossing op duurzame wijze ten uitvoer te leggen, met name door de verwerving van meer strategische, operationele en beheercapaciteiten om zo de overgang te maken van een reactieve naar een preventieve aanpak.
380850 ECOWAS Grant – Strengthening Peace, Security and Stability in West Africa II Met de subsidie worden drie projecten gefinancierd: 1. beheer van handvuurwapens en lichte wapens in Nigeria (ter aanvulling van het project Ecowas-EU inzake handvuurwapens, het grootste deel van de begroting); 2. studiereis naar Lyon ten behoeve van het Wapis-initiatief (politie-informatiesysteem in West-Afrika); 3. versterking van de operationele capaciteit van Ecowas om de genderdimensie te integreren in de vredes- en veiligheidsarchitectuur van Ecowas.
RIP Centraal-Afrika 359795 ECCAS – Devis Programme n°4 de croisière et de clôture De actie Devis-programma 4 is het laatste programmabestek van het programma "Programme d’appui à la CEEAC en matière de Paix et de Securité" (PAPS II) en is gericht op de voortzetting van de steun aan de CEEAC om de capaciteit op het gebied van vrede en veiligheid in stand te houden.

Legenda van gebruikte kleuren:

Op alle belangrijke punten is aan de normen voldaan
Aan sommige normen is niet voldaan
Er is ernstig afgeweken van de normen
Te vroeg om te beoordelen of onvoldoende informatie beschikbaar

Antwoorden van de Commissie en de EDEO

Samenvatting

III

De EU-steun aan de Afrikaanse vredes- en veiligheidsarchitectuur (APSA) zowel op het vlak van capaciteiten als op het vlak van financiële betrokkenheid, is cruciaal geweest voor de ontwikkeling van de architectuur, hoewel de verwachte resultaten niet allemaal zijn behaald.

Een bijdrage aan salarissen en andere operationele kosten is op zich geen probleem als er resultaten aan worden gekoppeld en de bijdrage past in een bredere strategie voor ondersteuning, met een duidelijke exitstrategie.

IV

De EU heeft specifieke prioriteiten gesteld voor haar steun aan de APSA. Het is in het specifieke belang van de EU om steun te verlenen aan Afrikaanse oplossingen voor de Afrikaanse vredes- en veiligheidsproblemen en de situatie in Afrika te stabiliseren. Dat is de kerndoelstelling van de steun van de EU aan de APSA. Dat is een proces van lange adem waarvan geen onmiddellijke resultaten kunnen worden gemeten.

Operationeel gezien moet de EU-doelstelling worden bereikt via een duidelijk geformuleerde strategie: het 2016-2020 stappenplan1. De tenuitvoerlegging van dit stappenplan wordt rechtstreeks ondersteund via een reeks programma's; momenteel loopt de derde fase van het programma ter ondersteuning van de APSA (APSA III)2. De activiteiten van APSA III worden gedetailleerder uitgewerkt via jaarlijkse werkplannen zodat prioriteiten kunnen worden bepaald voor de EU-steun en concrete resultaten kunnen worden afgemeten aan concrete doelstellingen.

Om deze resultaten te boeken zorgt de Commissie voor een reeks activiteiten die voor hun tenuitvoerlegging steun vergen op het vlak van operationele kosten zoals opleidingen, verplaatsingen en salarissen van het personeel van het departement Vrede en veiligheid van de Commissie van de Afrikaanse Unie (AUC). De financiering van deze kosten is essentieel geweest om de belangrijkste doelstelling van de EU-steun te bereiken.

V

Een gebrek aan informatie over resultaten betekent niet dat die resultaten er niet zijn. Dat kan op zichzelf dus niet worden beschouwd als hinderlijk voor het verstrekken van de EU-steun.

De late ondertekening van contracten en financiering met terugwerkende kracht is vaak te wijten aan laattijdige aanvragen en een gebrek aan goede informatie vanuit de organisaties die de EU-steun uitvoeren.

De Commissie benadrukt dat aanzienlijke vooruitgang werd geboekt met het meer coherent gebruiken van de financieringsinstrumenten.

De Commissie heeft met name een informeel netwerk van APSA-steunpunten opgericht. Het netwerk faciliteert raadplegingen binnen de Commissie tijdens de identificatie en formulering van zowel de programma's ter ondersteuning van de APSA voor de Vredesfaciliteit voor Afrika als voor de regionale indicatieve programma's (RIP's). Daarnaast nemen alle betrokken diensten van de Commissie/EDEO deel aan interne werkgroepen kwaliteitsondersteuning waarin vredes- en veiligheidsprogramma's worden besproken en de complementariteit van de instrumenten wordt herzien.

VI
  1. De Commissie en de EDEO aanvaarden de aanbeveling. Ad hoc-steun voor operationele kosten kan echter onder bepaalde voorwaarden nog steeds geschikt zijn.
  2. De Commissie aanvaardt deze aanbeveling.

Inleiding

Tekstvak 2: Een voorbeeld van een interventie in het kader van de APSA

Dit is een goed voorbeeld van coherent gebruik van EU-instrumenten ter ondersteuning van de positieve interventie van de APSA in Gambia via Ecowas (Economische Gemeenschap van West-Afrikaanse Staten): capaciteitsopbouw op lange termijn van Ecowas op het gebied van vrede en veiligheid via de Vredesfaciliteit voor Afrika en het RIP in combinatie met steun via de Vredesfaciliteit voor Afrika voor de Ecowas-missie in Gambia zelf (eerst via het mechanisme voor vroege respons en vervolgens via de enveloppe voor de ondersteuning van vredesopbouw3).

06

Tot nog toe hebben de lidstaten van de Afrikaanse Unie een financiële bijdrage van 42,4 miljoen USD aan het Vredesfonds geleverd. Daarvan werd 39,9 miljoen USD ingezameld in 2017 alleen, dat is het grootste bedrag dat de lidstaten van de Afrikaanse Unie hebben bijgedragen sinds de oprichting ervan in 1993.

07

De ontwikkeling van APSA-stappenplannen wordt inderdaad aangestuurd door Afrika, maar wordt door de EU ondersteund met technische bijstand en het faciliteren van vergaderingen en seminars als onderdeel van het APSA-steunprogramma II.

Opmerkingen

23

Wat betreft de financiële betrokkenheid en de duurzaamheid erkennen de Commissie en de EDEO dat het belangrijk is voor de Afrikaanse Unie en de Afrikaanse SRO's om geleidelijk hun aandeel van de benodigde fondsen te vergroten. Daarom ondersteunt de EU initiatieven van de Afrikaanse Unie met financieringsmiddelen buiten de begroting (artikel 41, lid 2, VEU), met name in de Kaberuka-procedure en de tenuitvoerlegging van de heffing van 0,2 % op ingevoerde goederen. Bijgevolg neemt de financiële betrokkenheid van de APSA bij de Afrikaanse Unie al toe. In 2018 zal bijvoorbeeld 57 % van de salarissen van het tijdelijke personeel van de AUC dat werkt voor vredes- en veiligheidsprogramma's, worden gedekt door de bijdragen van de lidstaten van de Afrikaanse Unie, en slechts 15 % door de EU (de 16 voorafgaande maanden was dat 34 %). Deze inspanningen hebben er al toe geleid dat de Afrikaanse Unie een groter deel van haar begroting 2018 voor haar rekening neemt: 41,3 % in 2018 (318 miljoen USD van de 770 miljoen) tegenover 26,2 % in 2017 (205 miljoen USD van de 783 miljoen). Andere donoren die actief zijn bij de ondersteuning van APSA zijn Noorwegen, het Verenigd Koninkrijk, Denemarken, Duitsland en Nederland.

Het deel van de operationele APSA-kosten dat wordt gefinancierd door de lidstaten van de Afrikaanse Unie, neemt dus geleidelijk toe. De figuren tonen aan dat de afhankelijkheid van steun van donoren niet toeneemt maar afneemt.

Er kan redelijkerwijs niet worden verwacht dat de steun van donoren aan Afrikaanse partners van de EU binnen de APSA in de nabije toekomst volledig wordt beëindigd. Bovendien is de kwestie van financiële betrokkenheid en duurzaamheid een kwestie van kansen en politieke keuzes. Aangezien het, zoals hierboven reeds werd uiteengezet, in het belang van de EU zelf is om de APSA te steunen, is er geen rechtstreekse rechtvaardiging om de financiering van de operationele basiskosten stop te zetten zolang de Commissie, de EDEO en de EU-lidstaten deze steun blijven beschouwen als een relevant strategisch instrument om Afrika te stabiliseren.

24

De Commissie en de EDEO verwijzen naar het beginsel van de betrokkenheid van partners, dat in meerdere internationale overeenkomst is opgenomen, zoals in de overeenkomst van Monterrey 20034. Dit beginsel houdt in dat de partners eigenlijk de volledige verantwoordelijkheid moeten krijgen over de steun (zie ook het antwoord op paragraaf 28).

De Afrikaanse Unie heeft een duidelijk plan goedgekeurd om tegen 2020 financiële duurzaamheid te bereiken. De EU, die zorgde voor de financiering van door de AUC aangeworven technische deskundigen om het plan te helpen ontwikkelen, verwelkomt de in het plan vervatte maatregelen. De toekomstige steun van de EU zal worden afgestemd op het plan. Een van die maatregelen is zorgen dat de lidstaten van de Afrikaanse Unie bijdragen zodat tegen 2020 die bijdragen 100 % van de operationele kosten van de AUC en 25 % van de vredesondersteunende operaties dekken. Hiervoor voeren de lidstaten van de Afrika Unie een specifieke heffing in van 0,2 % op daarvoor in aanmerking komende invoer (Kaberuka-plan).

Daarnaast ondersteunt de EU de AUC bij de hervorming van haar systemen voor financieel en administratief beheer om te voldoen aan de internationale normen. De Commissie heeft technische bijstand verleend ter versterking van de boekhouding, de interne audit, aanbestedingen en vermogensbeheer, en in een beoordeling van de systemen van de AUC van april 20185 wordt erkend dat er vooruitgang is geboekt. De Commissie is van plan de systemen van de AUC nog grondiger te beoordelen tegen eind 2018.

Tekstvak 3 – De voor- en nadelen van een regionaal systeem voor vroegtijdige waarschuwing

Tweede alinea: Via EU-steun (voornamelijk PAPS II - politieke zaken, vrede en veiligheid - in het kader van het RIP binnen het 10e EOF) is de capaciteit van het "Mécanisme d'Alerte Rapide d'Afrique Centrale" (Marac) ontwikkeld. Zo kon uitrusting voor het strategische waarschuwingscentrum worden aangekocht en ter beschikking gesteld. Na het einde van PAPS II kon de CEEAC niet voortbouwen op deze vooruitgang, voornamelijk omdat een aanzienlijk deel van het technisch personeel was ontslagen.

De EU en de CEEAC erkennen dit probleem en kwamen overeen dat een minimale norm voor bedrijfscontinuïteit moet worden ondersteund via het door de Vredesfaciliteit voor Afrika gefinancierde APSA-steunprogramma III. Daarom bevat dit programma specifieke bepalingen om in 2017 Marac-activiteiten voor capaciteitsopbouw te ondersteunen en in 2018 werkplannen van de CEEAC.

Dit is een maatregel om een lacune te vullen terwijl de voorbereiding van de contractualisering van de vredes- en veiligheidsprogramma's van het RIP binnen het 11e EOF voor Centraal-Afrika wordt afgewerkt. Verwacht wordt onder meer dat Marac hierdoor wordt versterkt terwijl rekening wordt gehouden met de lessen die op het vlak van duurzaamheid zijn getrokken uit PAPS II.

26

De Commissie en de EDEO zijn van oordeel dat al stappen zijn gezet in deze richting. Met de medefinancieringsovereenkomst (JFA) voor salarissen bijvoorbeeld is in 2018 de volgende vooruitgang geboekt:

In vergelijking met de vorige fase van de EU-steun (JFA salarissen IV) is het aandeel van de EU in de totale begroting gedaald van 34 % naar 15 %. Bovendien vormt het aandeel van de verbintenissen van de lidstaten van de Afrikaanse Unie voor 2018 het grootste deel van de totale begroting dankzij de inspanningen van de AUC om het aantal posten dat door de partners moet worden gefinancierd, te beperken.

* Door partners te financieren posten blijven beperkt tot P3 en P4 (dus gespecialiseerd personeel); de AUC heeft alle andere posten overgenomen. Op dit moment vormen zij 12,6 % van de binnen de JFA gefinancierde posten, wat een aanzienlijke verbetering is ten opzichte van voorgaande jaren.

* Partners en de AUC zijn overeengekomen dat de AUC de personeelskosten van personeel dat vredes- en veiligheidsprogramma's uitvoert, geleidelijk zal blijven overnemen zodat de partners hun steun kunnen verleggen van operationele naar programmatorische kosten. Deze overeenkomst is een deel van de JFA-exitstrategie.

28

De Commissie en de EDEO verwijzen naar het beginsel van de betrokkenheid van de partners, en zijn van oordeel dat zij wel degelijk specifieke prioriteiten hebben bepaald voor hun steun aan APSA. Deze werden tijdens het opstellen van het APSA-stappenplan 2016-20206 besproken en overeengekomen met de AUC en de regionale economische gemeenschappen. Het stappenplan bevat de duidelijke doelstelling om steun te verlenen aan Afrikaanse oplossingen voor Afrikaanse vredes- en veiligheidsproblemen. De tenuitvoerlegging van dit stappenplan wordt ondersteund via een reeks programma's, met name de derde fase van het APSA-steunprogramma (APSA III). De activiteiten van APSA III worden gedetailleerder uitgewerkt via jaarlijkse werkplannen7 zodat prioriteiten kunnen worden bepaald voor de EU-steun en concrete resultaten kunnen worden afgezet tegen concrete doelstellingen.

Om deze resultaten te boeken zorgt de Commissie dan ook voor een reeks activiteiten die voor hun tenuitvoerlegging steun vergen op het vlak van operationele kosten zoals opleidingen, verplaatsingen en salarissen. De financiering van deze kosten is essentieel geweest om de doelstelling van de EU-steun te bereiken.

30 (c)

De EU heeft besloten de hele IGAD RIP-toewijzing over te dragen aan het trustfonds, onder meer met het oog op coherentie. Het grootste deel van de toewijzing wordt gebruikt voor activiteiten in verband met vrede en veiligheid, weerbaarheid en migratie. Door gebruik te maken van het trustfonds wordt gezorgd voor meer coherentie, bijvoorbeeld als acties binnen het RIP geschikter waren voor of aanzienlijk hebben bijgedragen tot de dringende migratiegerelateerde doelstellingen van het trustfonds.

(d)

Het probleem met dit risico is een van de redenen waarom de EU zich blijft inzetten om samen te werken met de Afrikaanse Unie.

(e)

Militaire deskundigheid is beschikbaar in de EU-delegatie bij de Afrikaanse Unie waar het programma wordt beheerd. Deze militaire deskundigen kunnen indien nodig gebruik maken van de deskundigheid die in de regionale EU-delegaties beschikbaar is. In 2018 werden aanvullende deskundigen aangeworven op het EDEO-hoofdkantoor.

Voor activiteiten binnen het RIP hoeft het personeel geen militair profiel te hebben aangezien het daar om ontwikkelingsprogramma's gaat.

Daarnaast werd een aantal nieuwe Commissieposten toegewezen aan de delegaties voor het beheer van werk in verband met het trustfonds voor Afrika, waarvan een deel te maken heeft met vredes- en stabiliteitsdoelstellingen.

37

Met betrekking tot unanimiteit bepaalt artikel 13 van het protocol met betrekking tot de oprichting van de Vredes- en Veiligheidsraad van de Afrikaanse Unie dat een gewone meerderheid (voor procedurekwesties) en een twee-derdemeerderheid (voor andere kwesties) volstaan.

49

Uit een externe beoordeling van april 20188 blijkt dat de systemen van de AUC werden versterkt.

De staatshoofden van de CEEAC bespraken in 2018 een heroriëntering in de richting van een mandaat dat duidelijk gericht is op vrede en veiligheid, en de CEEAC werkt aan een nieuwe "Commissie voor Centraal-Afrika" om de activiteiten van de CEEAC over te nemen.

Met betrekking tot Ecowas kwamen de hervormingen tot stilstand door een gebrek aan consensus tussen de lidstaten; de veranderingen in de bedrijfsprocessen zijn dus uitgesteld tot juni 2018. Een EU-pijlerbeoordeling van de Ecowas-Commissie staat gepland voor het eerste kwartaal van 2019.

50

De aanpak van de Commissie bij het verlenen van technische bijstand aan de AUC, werd herzien. Nu wordt technische bijstand verleend op een doelgerichte wijze en op basis van een aanvraag door de AUC. In 2017 werden negen deskundigen ingezet. Zij werden niet aan specifieke programma's toegewezen, maar richtten zich op transversale en organisatorische kwesties die van belang waren voor de werking van de AUC voor APSA-ontwikkeling.

53

De meeste contractgebonden vertragingen waren te wijten aan de problemen van de AUC en de SRO's om tijdig financiële voorstellen van aanvaardbare kwaliteit voor te leggen.

Na besprekingen in de Europese Commissie/Stuurcomité AUC van 24 mei 2017 heeft de AUC in 2018 vier extra personeelsleden aangeworven voor het programmabeheerteam dat instaat voor door de EU gefinancierde programma's. De Commissie verwacht dat dit zal leiden tot betere voorstellen en verslaglegging aan de EU.

(c)

De technische problemen met het informatiesysteem van de Commissie hadden slechts een verwaarloosbaar effect op de vertraging op het vlak van contracten, financiering en tenuitvoerlegging, zeker in vergelijking met de onder 53. (a) en (b) aangehaalde punten. De technische problemen hadden uiteindelijk slechts gevolgen voor twee van de geauditeerde contracten, waarvan de ondertekening een paar weken vertraging opliep.

54

De meeste vertragingen bij de ondertekening van contracten en financiering met terugwerkende kracht zijn vaak te wijten aan laattijdige aanvragen en een gebrek aan informatie vanuit de organisaties die de EU-steun uitvoeren.

De Commissie heeft reeds specifieke maatregelen getroffen, waaronder meer personele middelen voor het beheer van de programma's van de Vredesfaciliteit voor Afrika. Ook de AUC heeft in 2018 op dit vlak maatregelen getroffen door te zorgen voor versterking van haar programmabeheerteam van de afdeling Vrede en Veiligheid, dat de door de EU gefinancierde programma's voor capaciteitsopbouw beheert.

Tekstvak 5 – Financiering met terugwerkende kracht van de programma's ter ondersteuning van de APSA

Tweede alinea: Met betrekking tot het tweede programma ter ondersteuning van de APSA moet worden opgemerkt dat de belangrijkste resultaten wel werden geleverd ondanks de vertragingen: dankzij de bedrijfscontinuïteit kon het APSA-stappenplan worden voltooid.

56

De Commissie en de EDEO zijn het ermee eens dat er veel potentiële instrumenten bestaan en bevestigen dat wordt gestreefd naar optimalisering van de comparatieve voordelen van deze instrumenten. Zo is er bijvoorbeeld coördinatie tussen de Vredesfaciliteit voor Afrika en de RIP's, met inbegrip van de recente beoordeling van personeelskosten en overdrachten. Sinds 2016 is er een duidelijke taakverdeling op basis van comparatieve voordelen tussen de RIP's en de Vredesfaciliteit voor Afrika, zodat de rol van beide instrumenten duidelijk is vastgelegd. De Commissie heeft een informeel netwerk van APSA-steunpunten opgericht dat regionale delegatie, geografische eenheden en de eenheid voor het beheer van de Vredesfaciliteit voor Afrika omvat. Het netwerk faciliteert raadplegingen binnen de Commissie tijdens de identificatie en formulering van zowel de APSA-steunprogramma's voor de Vredesfaciliteit voor Afrika als voor de RIP's. Daarnaast nemen alle betrokken diensten van de Commissie/EDEO deel aan interne werkgroepen kwaliteitsondersteuning waarin vredes- en veiligheidsprogramma's worden besproken en de complementariteit van de instrumenten wordt herzien. Binnen het kader van het APSA-stappenplan worden de prioriteiten voor het operationeel maken van APSA op regionaal niveau bepaald door regionale programma's binnen de RIP's van het 11e EOF.

Daarnaast is de Vredesfaciliteit voor Afrika niet alleen zeer geschikt voor de financiering van kortetermijnbehoeften. De rol van de verschillende instrumenten wordt duidelijk omschreven in de respectieve basishandelingen en in de richtsnoeren. De reikwijdte van de Vredesfaciliteit voor Afrika is breder dan de financiering van militaire openbaredienstverplichtingen onder leiding van Afrika, aangezien de uiteindelijke doelstelling de opbouw is van Afrikaanse capaciteit op het vlak van vrede en veiligheid, met name in het kader van APSA. Dit is per definitie een langetermijnopdracht, die de Vredesfaciliteit voor Afrika voornamelijk financiert via meerjarige programma's ter ondersteuning van de APSA. Zie ook het antwoord op paragraaf 58.

57

De financiering in het kader van de JFA voor salarissen van functies van voor de langere termijn aangesteld personeel is een door de internationale partners overeengekomen overgangsmaatregel om posten op lange termijn te dekken terwijl de AUC de hervorming van haar human resources uittekent en uitvoert.

58

Naast het onder 56 vermelde informele netwerk bestaan er nog heel wat instanties voor ad hoc-coördinatie voor aanvullend en coherent gebruik van alle relevante instrumenten.

Dit is bijvoorbeeld zo in de volgende gevallen:

* voor Somalië komen de EDEO en de Commissie geregeld bijeen om een omvattende aanpak te formuleren en uit te voeren voor de ondersteuning van de transitie van conflict naar herstel. Hiervoor is een voortdurende analyse van het gecoördineerd gebruik van de meest geschikte instrumenten nodig: de Vredesfaciliteit voor Afrika voor de ondersteuning van Amisom, het EU-noodtrustfonds voor Afrika voor het herstel, het nationale indicatieve programma voor staatsopbouw, het GBVB voor de opleiding van het Somalische nationale leger en het instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede voor de vroege stabiliserende acties.

* dezelfde regelmatige coördinatie vindt ook plaats in de Sahel-regio, waar de steun van de Vredesfaciliteit voor Afrika aan de gemeenschappelijke strijdmacht van de G5 deel uitmaakt van een bredere strategie ter ondersteuning van stabilisering via het EU-trustfonds, het instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede en de nationale indicatieve programma's om te waarborgen dat de verschillende diensten aanwezig in de conflictgebieden.

Meer in het algemeen vindt dergelijke ad hoc-coördinatie plaats als een specifieke crisis zich voordoet (Gambia, Guinee-Bissau).

59

De Commissie is het ermee eens dat het toezicht nog kan worden versterkt, met name met betrekking tot de formulering van indicatoren, maar benadrukt dat de bestaande systemen goede en waardevolle informatie hebben opgeleverd.

  1. De Commissie is het ermee eens dat de indicatoren kunnen worden versterkt om ze in toekomstige programma's specifieker te maken. Zij leverden echter goede en waardevolle informatie op zodat het ontwerp van programma's voor capaciteitsopbouw kan worden verbeterd, zoals dat in de externe evaluatie van de Vredesfaciliteit voor Afrika van 2017 werd bepaald.
  2. Ook al waren de indicatoren in sommige gevallen te zeer gericht op activiteiten en dus van beperkte waarde om resultaten te meten, toch vergemakkelijkten zij het toezicht op de te leveren resultaten en uiteindelijk ook de samenhang tussen de uitvoering van het programma en de goedgekeurde programma-opbouw.
  3. Het laattijdig ondertekenen van contracten was te wijten aan de problemen van de uitvoerende organisaties om tijdig financiële voorstellen van aanvaardbare kwaliteit voor te leggen.
60

In 2017 werd een algemene externe evaluatie uitgevoerd van de Vredesfaciliteit voor Afrika voor de periode 2014-2016 (verslag gepubliceerd in maart 20189) Het verslag bevat specifieke conclusies en aanbevelingen over programma's voor capaciteitsopbouw in verband met APSA. De Commissie en de EDEO zullen daar rekening mee houden bij het opstellen van het ontwerp van actieprogramma voor de Vredesfaciliteit voor Afrika voor de periode 2019-2020.

Conclusies en aanbevelingen

61

De EU-steun aan de APSA sinds oprichting ervan in 2004, zowel op het vlak van capaciteiten als op het vlak van financiële betrokkenheid, is cruciaal geweest voor de ontwikkeling van de architectuur, hoewel de verwachte resultaten niet allemaal zijn behaald.

62

De EU heeft specifieke prioriteiten gesteld voor haar steun aan de APSA. De Commissie, de EDEO en de lidstaten zijn het erover eens dat het in het specifieke belang van de EU is om steun te verlenen aan Afrikaanse oplossingen voor de Afrikaanse vredes- en veiligheidsproblemen en de situatie in Afrika te stabiliseren. Dat is de kerndoelstelling van de steun van de EU aan de APSA. Dat is een proces van lange adem waarvan geen onmiddellijke resultaten kunnen worden gemeten.

Operationeel gezien moet de EU-doelstelling worden bereikt via een duidelijk geformuleerde strategie: het 2016-2020 stappenplan. De tenuitvoerlegging van dit stappenplan wordt rechtstreeks ondersteund via een reeks programma's; momenteel loopt de derde fase van het APSA-steunprogramma (APSA III). De activiteiten van APSA III worden gedetailleerder uitgewerkt via jaarlijkse werkplannen zodat prioriteiten kunnen worden bepaald voor de EU-steun en concrete resultaten kunnen worden afgemeten aan concrete doelstellingen.

Om deze resultaten te boeken zorgt de Commissie dan ook voor een reeks activiteiten die voor hun tenuitvoerlegging steun vergen op het vlak van operationele kosten zoals opleidingen, verplaatsingen en salarissen. De financiering van deze kosten is essentieel geweest om de belangrijkste doelstelling van de EU-steun te bereiken. Een bijdrage aan lonen en andere operationele kosten is op zich geen probleem als er resultaten aan worden gekoppeld en de bijdrage past in een bredere strategie voor ondersteuning, met een duidelijke exitstrategie.

63

De Commissie en de EDEO menen dat de administratieve hervormingen binnen de Afrikaanse Unie vruchten beginnen af te werpen.

De Commissie heeft de hervormingen van de AUC ondersteund met specifieke technische bijstand ter versterking van onder meer de boekhouding, de interne audit, aanbestedingen en vermogensbeheer via twee specifieke contracten. Voor meer details zie het antwoord op paragraaf 23.

Aanbeveling 1: De eigen verantwoordelijkheid van de AU voor de APSA bevorderen en het accent van de EU-steun verleggen

De Commissie en de EDEO aanvaarden de aanbeveling. Ad hoc-steun voor operationele kosten kan echter onder bepaalde voorwaarden nog steeds geschikt zijn. Een bijdrage aan lonen en andere operationele kosten is op zich geen probleem als er resultaten aan worden gekoppeld en de bijdrage past in een bredere strategie voor ondersteuning, met een duidelijke exitstrategie.

64

De vertragingen bij de ondertekening van contracten waren grotendeels te wijten aan laattijdige aanvragen en een gebrek aan informatie vanuit de organisaties die de EU-steun uitvoeren.

Vertragingen bij de ondertekening van contracten hebben in de meeste gevallen de uiteindelijke resultaten niet gehinderd. Zo heeft bijvoorbeeld de laattijdige ondertekening van het tweede programma ter ondersteuning van APSA de voltooiing van het APSA-stappenplan niet gehinderd.

In 2017 werd een algemene externe evaluatie uitgevoerd van de Vredesfaciliteit voor Afrika voor de periode 2014-2016 (verslag gepubliceerd in maart 2018) Het verslag bevat specifieke conclusies en aanbevelingen over programma's voor capaciteitsopbouw in verband met APSA. De Commissie en de EDEO zullen daar rekening mee houden bij het opstellen van het ontwerp van actieprogramma voor de Vredesfaciliteit voor Afrika voor de periode 2019-2020.

Met het coherent gebruik van financieringsinstrumenten werd aanzienlijke vooruitgang geboekt, in het bijzonder in het licht van de complementariteit tussen de Vredesfaciliteit voor Afrika en de RIP's (informele toezichtsystemen als bedoeld in paragrafen 56 en 58, wederzijdse raadpleging bij de werkgroepen kwaliteitsondersteuning maar ook tussen de Vredesfaciliteit voor Afrika en het instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede, en ad hoc-coördinatie als bedoeld in paragraaf 58).

Aanbeveling 2: Steunmaatregelen moeten consequent op resultaten gebaseerd zijn

De Commissie aanvaardt deze aanbeveling.

Acroniemen en afkortingen

APF: Vredesfaciliteit voor Afrika (African Peace Facility)

APSA: Afrikaanse vredes- en veiligheidsarchitectuur (African Peace and Security Architecture)

AU: Afrikaanse Unie

AUC: Commissie van de Afrikaanse Unie

CEEAC: Economische Gemeenschap van Centraal-Afrikaanse staten

CEWS: Continentaal systeem voor vroegtijdige waarschuwing (Continental Early Warning System)

Ecowas: Economische Gemeenschap van West-Afrikaanse Staten

JAES: Gemeenschappelijke strategie Afrika-EU (Joint Africa-EU Strategy)

JFA: Gezamenlijke financieringsregeling (Joint Financing Arrangement)

PSC: Raad voor Vrede en Veiligheid (Peace and Security Council)

PSD: Afdeling Vrede en Veiligheid (Peace and Security Department)

RIP: Regionaal indicatief programma

SRO: Subregionale organisatie

Voetnoten

1 De AU werd in 2000 opgericht als opvolger van de Organisatie van Afrikaanse Eenheid. In 2017 waren alle 55 Afrikaanse landen lid van de Afrikaanse Unie.

2 REC's: de Unie van de Arabische Maghreb (UAM), de Gemeenschap van Sahel- en Saharastaten (CEN-SAD), de Gemeenschappelijke Markt van Oostelijk en Zuidelijk Afrika (Comesa), de Oost-Afrikaanse Gemeenschap (EAC), de Economische Gemeenschap van Centraal-Afrikaanse Staten (CEEAC), de Economische Gemeenschap van West-Afrikaanse Staten (Ecowas), de Intergouvernementele Ontwikkelingsautoriteit (IGAD) en de Ontwikkelingsgemeenschap van zuidelijk Afrika (SADC).

RM's: het coördinerend secretariaat van het onderdeel Oost-Afrika van de Afrikaanse Stand-bytroepenmacht (EASFCOM) en de regionale capaciteit van Noord-Afrika (NARC).

3 Memorandum van overeenstemming over samenwerking op het gebied van vrede en veiligheid tussen de Afrikaanse Unie, de regionale economische gemeenschappen en de coördinatiemechanismen van de regionale stand-bybrigades van Oost-Afrika en Noord-Afrika, artikel IV.

4 Overeenkomstig het Protocol met betrekking tot de oprichting van de Vredes- en Veiligheidsraad van de Afrikaanse Unie.

5 Instituut voor veiligheidsstudies, “How EU Support of the African Peace and Security Architecture impacts Democracy Building and Human Security Enhancement in Africa”, 2009.

6 World Peace Foundation, “African Politics, African Peace”, 2016.

7 APSA-impactverslag 2016, Instituut voor vredes- en veiligheidsstudies, Universiteit van Addis Abeba, oktober 2017.

8 Protocol met betrekking tot de oprichting van de Vredes- en Veiligheidsraad van de Afrikaanse Unie, artikel 21.

9 In december 2016 hadden slechts 25 van de 54 lidstaten van de AU hun bijdragen voor 2016 volledig betaald. Bron: Z. Exc. Paul Kagame “Report on the Proposed Recommendations for the Institutional Reform of the African Union”, 29 januari 2017, blz. 13.

10 Afrikaanse Unie, “Background Paper on Implementing the Kigali Decision on Financing the Union”, september 2016.

11 De jaarlijkse begroting van de AU van 446 miljoen dollar (ongeveer 395 miljoen EUR) (2017) komt overeen met ongeveer 0,018 % van het totale bbp van de AU (2,257 biljoen EUR in 2016).

12 Niet inbegrepen zijn de vredesondersteunende operaties in Somalië. Zie het besluit van de Uitvoerende Raad van de AU over de begroting van de Afrikaanse Unie voor het begrotingsjaar 2017, doc. EX.CL/956(XXIX).

13 Vredesfonds van de AU, “Securing Predictable and Sustainable Financing for Peace in Africa”, augustus 2016.

14 De strategische veiligheidskwesties hebben onder meer betrekking op de illegale stroom van handvuurwapens en lichte wapens, het beheer van de bestrijding van geïmproviseerde explosieven/springstoffen, ontwapening en non-proliferatie van massavernietigingswapens, terrorismebestrijdingsmaatregelen, illegale geldstromen, de integratie van de Afrikaanse geïntegreerde maritieme strategie in de APSA en de bestrijding van transnationale georganiseerde misdaad en cybercriminaliteit.

15 De mededeling “De Europese Unie en de conflictsituaties in Afrika: vredestichting, conflictpreventie en daarmee verband houdende maatregelen” (SEC/96/32) beschrijft de basisaanpak van de conflicten in Afrika (belang van politieke analyse van structurele onderliggende oorzaken, nadruk op structurele stabiliteit), de lijst van maatregelen die de EU in verschillende conflictsituaties zou kunnen nemen en de aanpak voor de toekomst (conflictpreventie, systeem voor vroegtijdige waarschuwing, samenwerking met de AU, regionale organisaties en de VN, versterking van de Afrikaanse vredeshandhavingscapaciteit).

16 Bijvoorbeeld de mededeling inzake conflictpreventie (COM(2001) 211), de Europese veiligheidsstrategie van 2003 en de brede EU-aanpak van externe conflicten en crisissituaties (JOIN(2013) 30).

17 Een mondiale strategie voor de Europese Unie op het gebied van het buitenlands en veiligheidsbeleid – Gedeelde visie, gemeenschappelijke actie: een sterker Europa, 2016.

18 Het EOF is het belangrijkste instrument van de EU voor de verlening van ontwikkelingshulp aan landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan en aan landen en gebieden overzee. Het werd in 1959 door middel van een interne overeenkomst opgericht en wordt buiten de EU-begroting om met rechtstreekse bijdragen van de EU-lidstaten gefinancierd. De totale financiële middelen van het EOF in de periode 2014-2020 bedragen 30,5 miljard EUR.

19 Besluit nr. 3/2003 van de ACS-EG-Raad van ministers van 11 december 2003 betreffende het gebruik van middelen voor langetermijnontwikkeling uit het negende EOF voor de totstandbrenging van een Vredesfaciliteit voor Afrika (https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:22003D0003(01)&from=NL).

20 De EU ondersteunt vrede en veiligheid in Afrika ook met middelen uit de algemene begroting met behulp van instrumenten zoals het pan-Afrikaans programma (PanAf), het Instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede (IcPS), missies in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB) en het EU-noodtrustfonds voor Afrika.

21 900 miljoen dollar, zoals gerapporteerd in het APSA-evaluatieonderzoek van 2014, blz. 78.

22 Tijdens de gecontroleerde periode werden in het kader van de andere RIP's geen contracten ter ondersteuning van de APSA gesloten.

23 Eén voor de periode 2011-2013 en één voor de periode 2016-2020. Het werkplan voor het stappenplan voor de periode 2011-2013 had ook betrekking op enkele activiteiten die in 2014 en 2015 moesten worden uitgevoerd. In 2015 (vóór de opstelling van het tweede stappenplan) ondertekende de EU geen nieuwe grote contracten met de AU voor de ontwikkeling van de APSA, met uitzondering van het Interimprogramma ter ondersteuning van de APSA, met onder meer als hoofddoelstelling om het tweede APSA-stappenplan op te stellen.

24 ECDPM, “Evaluation of the implementation of the African Peace Facility as an instrument supporting African efforts to manage conflicts on the continent”, december 2017, blz. 24 en 30.

25 APSA-stappenplan 2016-2020, blz. 58.

26 World Peace Foundation, “African Politics, African Peace”, 2016, blz. 53.

27 Assembly/AU/Dec.605 (XXVII), https://au.int/web/sites/default/files/pages/31955-file-assembly_au_dec_605_financing_the_au.pdf.

28 https://www.tralac.org/news/article/12591-mahamat-calls-for-urgency-in-self-financing.

29 Eind 2016 hadden tien van de elf CEEAC-lidstaten betalingsachterstanden, die opliepen tot een totaal tekort van ongeveer 52,3 miljoen EUR, meer dan drie jaar aan begrotingsbijdragen. Bron: CEAAC, via de Europese Commissie.

30 Institute for Security Studies, PSC Report 89, “The new funding model tests the commitment of AU member states”, maart 2017.

31 Victoria Stanford, “Aid Dependency: The Damage of Donation”, Universiteit van Edinburgh, 2015.

32 In de evaluatie van de APF van 2013 werd aanbevolen dat de EU moet nagaan of het mogelijk is om samen met de AU een plan uit te werken om de AU geleidelijk de verantwoordelijkheid te laten nemen voor de personeelsbezetting en de operationele kosten van de belangrijkste APSA-componenten die momenteel door middel van de APF worden gefinancierd.

33 Zie de notulen van de 11e vergadering van de stuurgroep van de JFA (27 april 2017), waarin wordt gesteld dat meer dan 50 % van het tijdelijke personeel van de afdeling Vrede en Veiligheid op het hoofdkantoor van de AU wordt betaald met middelen van de AU-lidstaten.

34 Notulen van de vergaderingen van de stuurgroep van de JFA.

35 Zie in dit verband met name de mededeling “De Europese Unie en de conflictsituaties in Afrika: vredestichting, conflictpreventie en daarmee verband houdende maatregelen” (SEC/96/332), de Europese veiligheidsstrategie van 2003, en de brede EU-aanpak van externe conflicten en crisissituaties (JOIN(2013)30).

36 De verklaring van Parijs over de doeltreffendheid van ontwikkelingshulp, OESO, 2005, bevat de toezeggingen van donoren om het leiderschap van de partnerlanden te respecteren en hun capaciteit om dat leiderschap uit te oefenen te helpen versterken en om hun algemene steun te baseren op de nationale ontwikkelingsstrategieën, instellingen en procedures van de partnerlanden, teneinde de doeltreffendheid en het effect van de hulp te vergroten.

37 De G5 Sahel is een institutioneel kader voor de coördinatie van regionale samenwerking op het gebied van ontwikkelingsbeleid en veiligheid. Dit kader werd in 2014 opgezet door Burkina Faso, Tsjaad, Mali, Mauritanië en Niger.

38 Bijvoorbeeld Tana Copenhagen ApS – “The Inter relationhip between the African Peace and Security Architecture, the Global Peace and Security Architecture and Regional Initiatives”, 2013; Swedish Defence Research Agency – “The APSA - Discussing the remaining challenges”, 2016; European Centre for Development Policy Management – “Conflict management under the African Peace and Security Architecture (APSA)”, discussienota nr. 211, april 2017.

39 Institute for Security Studies, PSC Report 90, “Denialism plagues Africa's early warning system”, april 2017.

40 De toepassing van het subsidiariteitsbeginsel en de kwestie van het leiderschap tussen de AU en de SRO's blijft een zeer gevoelige kwestie. Een nauwkeurige omschrijving van de taken en verantwoordelijkheden van de instellingen op nationaal, regionaal, continentaal en multilateraal niveau is derhalve van cruciaal belang voor een doeltreffende tenuitvoerlegging van de APSA. In de APF-evaluaties van 2010 en 2013 werd aanbevolen de toepassing van het subsidiariteitsbeginsel te verduidelijken. Op dit gebied is echter weinig vooruitgang geboekt: in het APSA-stappenplan voor de periode 2016-2020 werd het gebrek aan gemeenschappelijk begrip van het subsidiariteitsbeginsel nog steeds als een van de zwakke punten van de APSA aangemerkt.

41 De African Governance Architecture is een platform voor dialoogvoering tussen de verschillende belanghebbenden die het mandaat hebben gekregen om goed bestuur te bevorderen en de democratie in Afrika te versterken. Zie http://aga-platform.org/about.

42 APSA-evaluatieonderzoek 2014.

43 Institute for Peace and Security Studies, “The African Union Peace and Security Council (PSC): Challenges and Policy Options”, maart/april 2017.

44 JFA's zijn een vorm van een versterkt mechanisme voor donorsteun door middel waarvan geïnteresseerde partners gezamenlijk op voorspelbare en transparante wijze kunnen bijdragen in de overeengekomen kosten. De donoren die in de periode 2015-2016 bijdroegen aan de JFA voor de salarissen van het personeel van de PSD van de AUC waren de EU, het VK, Zweden, Noorwegen, Duitsland en Nederland.

45 Om ervoor te zorgen dat deze middelen doeltreffend werden gebruikt, bespraken de AUC en haar partners regelmatig tijdens tweejaarlijkse vergaderingen van de stuurgroep welke functies in het kader van deze regeling moesten worden gefinancierd.

46 De rol en de activiteiten worden beschreven in projectdocumenten voor de JFA van de verbindingsbureaus van de AU en de gemeenschappelijke inhoudelijke verslagen van de AUC.

47 Tussentijdse evaluatie, “Sustaining and strengthening African Union's Liaison Offices in post-conflict countries”, Afrikaanse Unie, januari 2017.

48 World Peace Foundation, “African Politics, African Peace”, 2016.

49 Zo heeft het panel van wijzen volgens het eindverslag over het contract JFA Salaries II (voor de periode van 1 april 2013 tot 1 juli 2015) nog negen missies uitgevoerd naar landen die zich op verkiezingen voorbereidden, alsmede zes opdrachten inzake bemiddeling, preventieve bemiddeling en goede diensten. Een van de leden van het panel voerde in 2015 en 2016 missies inzake goede diensten naar de DRC uit.

50 APSA-impactverslag, 2016, delen 2.1.1 en 2.1.4, onder b).

51 APSA-stappenplan 2016-2020, blz. 16.

52 601e vergadering van de PSC (30 mei 2016), persverklaring, www.peaceau.org/uploads/auc-601st-psc-meeting-on-early-warning-30-may-2016.pdf.

53 669e vergadering van de PSC (21 maart 2017), communiqué, http://www.peaceau.org/uploads/669th-psc-com-ew-eng.pdf.

54 Protocol met betrekking tot de oprichting van de Vredes- en Veiligheidsraad van de Afrikaanse Unie, artikel 13.

55 Besluit over de institutionele hervorming van de Afrikaanse Unie, juli 2016, ref. Assembly/AU/Dec.606 (XXVII), gevolgd door het verslag over de voorgestelde aanbevelingen voor de institutionele hervorming van de Afrikaanse Unie, door Z. Exc. Paul Kagame (29 januari 2017).

56 In de Ecowas ging de institutionele hervorming in 2013 van start. Ecowas besteedde bovendien een interne institutionele controle uit aan een internationaal bedrijf. De controle duurde twee jaar en leverde drie opties voor institutionele hervorming op die intern werden gepresenteerd, maar noch de controlebevindingen, noch de aanbevelingen werden gedeeld met de EU of de andere donoren. Ten tijde van onze controle had de Ecowas nog geen formele overeenstemming bereikt over een bepaalde optie voor institutionele hervorming. De institutionele controle leidde tot een vacaturestop, wat overcentralisatie en knelpunten veroorzaakte en veel lopende initiatieven en financiering bemoeilijkte.

57 Voor de CEEAC werd in het kader van het door het RIP gefinancierde EOF-programma een hervorming van de fundamentele teksten van de Raad voor vrede en veiligheid in Centraal-Afrika gepland, maar er werden geen resultaten geboekt wegens een gebrek aan politieke wil bij de CEEAC-lidstaten. De activiteit staat opnieuw gepland voor het huidige EOF-programma.

58 De Commissie kan middelen van het EOF gebruiken voor de financiering van activiteiten die reeds hebben plaatsgevonden om “te zorgen dat programma's snel van start kunnen gaan en om perioden van stilstand tussen opeenvolgende projecten en vertragingen te voorkomen” – artikel 19 van bijlage IV bij de Overeenkomst van Cotonou.

59 Het ROM, het externe toezichtsysteem van de Europese Commissie, is sterk gericht op resultaten. Geselecteerde door de EU gefinancierde projecten worden door externe deskundigen beoordeeld aan de hand van vier DAC-criteria: relevantie, doelmatigheid, doeltreffendheid en duurzaamheid. Zie https://ec.europa.eu/europeaid/results-oriented-monitoring_en.

 

1 http://www.peaceau.org/uploads/2015-en-apsa-roadmap-final.pdf

2 https://ec.europa.eu/europeaid/sites/devco/files/annex-9-ausp-3_en_0.pdf

3 Besluit C(2017) 8294 final van de Commissie van 12.12.2017 (niet beschikbaar in het Nederlands).

4 http://www.un.org/esa/ffd/monterrey/MonterreyConsensus.pdf

5 Ernst & Young voerde de beoordeling uit en publiceerde het verslag op 16 april 2018 (Ares(2018)2249815).

6 http://www.peaceau.org/uploads/2015-en-apsa-roadmap-final.pdf

7 https://ec.europa.eu/europeaid/sites/devco/files/annex-9-ausp-3_en_0.pdf

8 Ernst & Young voerde de beoordeling uit en publiceerde het verslag op 16 april 2018 (Ares(2018)2249815).

9 https://ec.europa.eu/europeaid/sites/devco/files/apf-evaluation-2017-vol._1_en.pdf

Gebeurtenis Datum
Vaststelling controleplan ("APM")/begin van de controle 24.1.2017
Ontwerpverslag officieel verzonden aan de Commissie (of andere gecontroleerde) 27.4.2018
Vaststelling van het definitieve verslag na de contradictoire procedure 26.6.2018
Officiële antwoorden in alle talen ontvangen van de Commissie (of andere gecontroleerde) 18.7.2018

Controleteam

In de speciale verslagen van de ERK worden de resultaten van haar controles van EU-beleid en -programma’s of beheersthema’s met betrekking tot specifieke begrotingsterreinen uiteengezet. Bij haar selectie en opzet van deze controletaken zorgt de ERK ervoor dat deze een maximale impact hebben door rekening te houden met de risico’s voor de doelmatigheid of de naleving, de omvang van de betrokken inkomsten of uitgaven, de verwachte ontwikkelingen en de politieke en publieke belangstelling.

Deze doelmatigheidscontrole werd verricht door controlekamer III “Externe maatregelen, veiligheid en justitie”, die onder leiding staat van ERK-lid Bettina Jakobsen. De controle werd geleid door ERK-lid Juhan Parts, ondersteund door Ken-Marti Vaher, kabinetschef en Margus Kurm, kabinetsattaché; Sabine Hiernaux-Fritsch, hoofdmanager; Karel Meixner, taakleider; Alina Milasiute, Dirk Neumeister en Piotr Zych, controleurs. Torielle Perreur-Lloyd hielp bij het tekstschrijven.

Van links naar rechts: Karel Meixner, Margus Kurm, Ken-Marti Vaher, Torielle Perreur-Lloyd, Juhan Parts, Dirk Neumeister, Piotr Zych, Alina Milasiute.

Contact

EUROPESE REKENKAMER
12, rue Alcide De Gasperi
L-1615 Luxemburg
LUXEMBURG

Tel. +352 4398-1
Inlichtingen: eca.europa.eu/nl/Pages/ContactForm.aspx
Website: eca.europa.eu
Twitter: @EUAuditors

Meer gegevens over de Europese Unie vindt u op internet via de Europaserver (http://europa.eu).

Luxemburg: Bureau voor publicaties van de Europese Unie, 2018

PDF ISBN 978-92-847-0325-8 ISSN 1977-575X doi:10.2865/565588 QJ-AB-18-016-NL-N
HTML ISBN 978-92-847-0324-1 ISSN 1977-575X doi:10.2865/577229 QJ-AB-18-016-NL-Q

© Europese Unie, 2018.

Voor iedere vorm van gebruik of reproductie van (beeld)materiaal dat niet onder het auteursrecht van de Europese Unie valt, dient rechtstreeks toestemming aan de auteursrechthebbende te worden gevraagd.

HOE NEEMT U CONTACT OP MET DE EU?

Kom langs
Er zijn honderden Europe Direct-informatiecentra overal in de Europese Unie. U vindt het adres van het dichtstbijzijnde informatiecentrum op: https://europa.eu/european-union/contact_nl

Bel of mail
Europe Direct is een dienst die uw vragen over de Europese Unie beantwoordt. U kunt met deze dienst contact opnemen door:

Waar vindt u informatie over de EU?

Online
Informatie over de Europese Unie in alle officiële talen van de EU is beschikbaar op de Europa-website op: https://europa.eu/european-union/contact_nl

EU-publicaties
U kunt publicaties van de EU downloaden of bestellen bij EU Bookshop op: https://publications.europa.eu/nl/publications (sommige zijn gratis, andere niet). Als u meerdere exemplaren van gratis publicaties wenst, neem dan contact op met Europe Direct of uw plaatselijke informatiecentrum (zie https://europa.eu/european-union/contact_nl).

EU-wetgeving en aanverwante documenten
Toegang tot juridische informatie van de EU, waaronder alle EU-wetgeving sinds 1951 in alle officiële talen, krijgt u op EUR-Lex op: http://eur-lex.europa.eu

Open data van de EU
Het opendataportaal van de EU (http://data.europa.eu/euodp/nl/home?) biedt toegang tot datasets uit de EU. Deze gegevens kunnen gratis worden gedownload en hergebruikt, zowel voor commerciële als voor niet-commerciële doeleinden.