Programmering van plattelandsontwikkeling: minder complexiteit nodig en meer aandacht voor resultaten
Over het verslag: De EU is voornemens om door middel van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) bijna 100 miljard euro te besteden aan het plattelandsontwikkelingsbeleid voor de periode 2014-2020. Een doelstelling van het strategisch kader van de EU voor de periode 2014-2020 was om meer aandacht te besteden aan resultaten. Bij de inspanningen hiervoor deed zich echter steeds weer het probleem voor dat er met de planning voor een nieuwe programmeringsperiode wordt begonnen voordat er relevante gegevens beschikbaar zijn met betrekking tot de uitgaven en de resultaten van de eerdere periode.
Wij hebben geconstateerd dat de goedgekeurde POP’s lange en complexe documenten zijn die tekortkomingen vertonen waardoor de mogelijke focus op prestaties en resultaten wordt beperkt. Van de zijde van de nationale autoriteiten was een aanzienlijke administratieve inspanning nodig om tegemoet te komen aan de uitgebreide vereisten inzake de inhoudelijke inbreng. Verder hebben wij vastgesteld dat de uitvoering van de POPs, ondanks de inspanningen van de Commissie, laat van start ging en dat de geplande uitgaven langzamer op gang kwamen dan in de voorgaande periode. We doen een aantal aanbevelingen aan het Europees Parlement, de Raad, de Europese Commissie en de lidstaten om het volgende programmeringsproces te verbeteren.
Samenvatting
IHet plattelandsontwikkelingsbeleid van de EU is erop gericht de landbouw concurrerender te maken, een duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen te waarborgen en een evenwichtige territoriale ontwikkeling van plattelandseconomieën en -gemeenschappen te bereiken. De EU is voornemens om door middel van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) bijna 100 miljard euro te besteden aan het plattelandsontwikkelingsbeleid voor de periode 2014-2020.
IIHet Elfpo verleent financiële steun voor maatregelen die door de lidstaten worden uitgevoerd via nationale of regionale programma’s voor plattelandsontwikkeling (POP’s), die zijn opgesteld door de lidstaten en goedgekeurd door de Commissie.
IIIEen doelstelling van het strategisch kader van de EU voor de periode 2014-2020 was om meer aandacht te besteden aan resultaten. Bij de inspanningen hiervoor deed zich echter steeds weer het probleem voor dat er met de planning voor een nieuwe programmeringsperiode wordt begonnen voordat er toereikende, relevante gegevens beschikbaar zijn met betrekking tot de uitgaven en de resultaten van de eerdere perioden.
IVTegen deze achtergrond hebben wij onderzocht of de sterkere gerichtheid op prestaties terugkwam in het nieuwe regelgevingskader voor 2014-2020 en of het met het nieuwe programmeringsproces mogelijk was om POP’s van goede kwaliteit te produceren die kunnen bijdragen tot betere resultaten, en of dit ook daadwerkelijk was gebeurd. Hoewel het strategisch kader was gericht op het verstevigen van de resultaatgerichte aanpak, zijn de goedgekeurde POP’s lange en complexe documenten met tekortkomingen die het onmogelijk maken de ambitieuze doelstellingen om meer nadruk te leggen op prestaties en resultaten te bereiken. Wij hebben eveneens vastgesteld dat er van de zijde van de nationale autoriteiten een aanzienlijke administratieve inspanning nodig was om tegemoet te komen aan de uitgebreide vereisten inzake de inhoudelijke inbreng.
VWe hebben de programmering voor het plattelandsontwikkelingsbeleid voor de periode 2014-2020 onderzocht om na te gaan of het zo was uitgevoerd dat eerder dan in de voorgaande perioden met de uitvoering van deze POP’s kon worden begonnen om zo de negatieve gevolgen van een vertraagde start te voorkomen. Wij hebben vastgesteld dat de POPs, ondanks de inspanningen van de Commissie, net als bij de voorgaande programmeringscyclus niet eerder werden uitgevoerd en dat de uitvoering van de geplande uitgaven langzamer op gang kwam dan in de voorgaande periode.
VIIn het verslag worden aanbevelingen gedaan die erop gericht zijn het daaropvolgende programmeringsproces te vergemakkelijken en te verbeteren. We bevelen de Commissie aan om:
- ervoor te zorgen dat de vereisten met betrekking tot de samenhang tussen de afzonderlijke programma’s verder worden ontwikkeld in haar beleidsvoorstellen;
- het ontwerp van de programmeringsdocumenten te herzien om de inhoud daarvan te vereenvoudigen en het aantal vereisten te verminderen;
- samen te werken met de lidstaten om ervoor te zorgen dat de verbeterde jaarlijkse verslaglegging over de uitvoering voor 2019 duidelijke en heldere informatie verschaft over de programmaresultaten;
- de verschillende soorten prestatie-indicatoren nauwkeuriger te omschrijven, waarbij de goede praktijken moeten worden benut die zijn vastgesteld door nationale autoriteiten en internationale organisaties;
- de ervaring met de tenuitvoerlegging van het huidige systeem te herzien en de balans daarvan op te maken van, met inbegrip van: de impact van de prestatiereserve, de geschiktheid van de resultaatindicatoren die worden gebruikt om toegang te krijgen tot de prestatiereserve, en de gebruikmaking van financiële sancties om onderprestatie te pakken;
- haar wetgevingsvoorstellen met betrekking tot het plattelandsontwikkelingsbeleid voor de periode na 2020 tijdig voor te bereiden.
Verder bevelen wij het Europees Parlement, de Raad en de Commissie aan om de langetermijnstrategie en de beleidsvorming in overeenstemming te brengen met de begrotingscyclus, en om een alomvattende uitgaventoetsing uit te voeren voordat een nieuwe langetermijnbegroting wordt vastgesteld.
Inleiding
Het plattelandsontwikkelingsbeleid van de EU
01De EU-steun voor plattelandsontwikkeling is erop gericht de landbouw concurrerender te maken, een duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen en klimaatactie te waarborgen, en een evenwichtige territoriale ontwikkeling van plattelandseconomieën en -gemeenschappen te bereiken, met inbegrip van het scheppen en in stand houden van werkgelegenheid3. De EU wil in de periode 2014-2020 bijna 100 miljard euro besteden: tussen de 14 en 19 miljard euro per jaar, met uitzondering van 2014 (zie tabel 1). De uitgaven voor plattelandsontwikkeling bedragen een kwart van die voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) als geheel en de relevantie ervan wordt duidelijk in de context van de GLB-financiering (zie tabel 1). Volgens DG AGRI4 bedraagt de totale overheidssteun voor landbouw tot 36 % van het totale landbouwfactorinkomen5.
EU-28 in miljoen euro (lopende prijzen) | ||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | Totaal | |
Plattelands-ontwikkeling1 | 5 299 | 18 184 | 18 684 | 14 371 | 14 381 | 14 330 | 14 333 | 99 582 |
Markt-gerelateerde uitgaven en rechtstreekse steun1 | 43 778 | 44 190 | 43 950 | 44 146 | 44 162 | 44 241 | 44 263 | 308 730 |
1Negende financieel verslag over het Elfpo, Europese Commissie, COM(2016) 632 final.
Elk EU-land krijgt een financiële toewijzing voor de zevenjarige programmeringsperiode (zie figuur 1).
Het Elfpo verleent financiële steun voor maatregelen die door de lidstaten worden uitgevoerd via nationale of regionale programma’s voor plattelandsontwikkeling (POP’s). De POP’s bieden een kader voor investeringen in projecten in landbouwbedrijven of plattelandsgebieden op basis van economische, ecologische en sociale behoeften die op nationaal of regionaal niveau worden geïdentificeerd. Dit betreft projecten zoals investeringen in en de modernisering van landbouwbedrijven, starterssubsidies voor jonge landbouwers, agromilieu-klimaatmaatregelen, overschakeling op de biologische landbouw, agrotoerisme, dorpsvernieuwing, de aansluiting van plattelandsgebieden op breedbandinternet, of vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling. Deze maatregelen worden gecofinancierd uit nationale, regionale of particuliere middelen.
04Voor de programmeringsperiode 2014-2020 zijn er 118 verschillende POP’s in de 28 lidstaten; daarnaast bestaan er 20 afzonderlijke nationale programma’s en hebben acht lidstaten voor regionale programma’s gekozen6.
05De POP’s worden opgesteld in samenwerking met economische, sociale en milieupartners en door de nationale of de regionale autoriteiten ingediend bij de Commissie, die verantwoordelijk is voor de goedkeuring ervan.
Plattelandsontwikkeling als onderdeel van een bredere EU-strategie
06Het Elfpo is een van de vijf Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen), samen met het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO), het Europees Sociaal Fonds (ESF), het Cohesiefonds (CF) en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV). In het verleden werden het Elfpo, het EFMZV en het EFRO/CF/ESF onafhankelijk van elkaar uitgevoerd op basis van verschillende reeksen verordeningen en hun respectieve POP’s of operationele programma’s. In de programmeringsperiode 2014-2020 zijn de vijf ESI-fondsen samengebracht onder één overkoepelende verordening, de verordening gemeenschappelijke bepalingen (GB-verordening). In de GB-verordening is een gemeenschappelijk strategisch kader vastgesteld7 (GSK - zie figuur 2) dat van toepassing is op alle ESI-fondsen, en de programmering en coördinatie vergemakkelijkt.
Deze nieuwe aanpak is erop gericht de territoriale coördinatie van de interventies van de Unie te vergemakkelijken en om mogelijk te maken dat alle ESI-fondsen bijdragen tot de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei8.
08Sinds 2014 moesten de lidstaten een partnerschapsovereenkomst9 vaststellen waarin wordt bepaald dat alle structuur- en investeringsfondsen van de EU (ESI-fondsen) binnen elk land moeten worden gecoördineerd. In partnerschapsovereenkomsten worden de plannen van de nationale autoriteiten beschreven voor het gebruik van middelen uit de ESI-fondsen. Deze worden opgesteld in overeenstemming met de leidende beginselen van het gemeenschappelijk strategisch kader10, en er is één partnerschapsovereenkomst per lidstaat. Partnerschapsovereenkomsten hebben betrekking op de gehele programmeringsperiode, omvatten alle ESI-fondsen, en bevatten beschrijvingen van de doelen en thematische doelstellingen van de lidstaten, waarmee dus een overzicht wordt gegeven van de informatie die nader wordt uitgewerkt in de afzonderlijke programma’s. De partnerschapsovereenkomsten worden goedgekeurd door de Commissie.
09De elf thematische doelstellingen11 die zijn vastgelegd in de GB-verordening zijn bedoeld om de vijf ESI-fondsen en de Europa 2020-strategie met elkaar te verbinden12. Voor het plattelandsontwikkelingsbeleid zijn de strategische doelstellingen voor de lange termijn voor de periode 2014-2020 opgedeeld in zes prioriteiten, die zijn uitgesplitst in 18 aandachtsgebieden (zie bijlage I), die de desbetreffende thematische doelstellingen van de GB-verordening weerspiegelen en bijdragen tot de horizontale doelstellingen inzake innovatie, milieu en klimaatverandering13.
Meer aandacht voor prestaties
10Een van de belangrijkste doelstellingen van het strategisch kader van de EU voor de periode 2014-2020 is om bij het beheer van de EU-begroting meer aandacht te besteden aan prestaties en resultaten. Deze doelstelling kwam onder meer tot uitdrukking in het in 2015 gestarte initiatief van de Commissie “Een resultaatgerichte EU-begroting”, waarin het belang van meetbare resultaten en de doeltreffendheid en doelmatigheid van de EU-uitgaven nog verder werd benadrukt. Het doel was een einde te maken aan de gebruikelijke begrotingspraktijk die “[…] in de eerste plaats was gericht op absorptie en naleving. En niet zozeer op prestaties, aangezien er absoluut snelle systemische veranderingen nodig zijn met betrekking tot de manier waarop we onze begroting opstellen en uitvoeren, en hoe wij de middelen gebruiken.
11Bij deze aanpak deed zich echter steeds weer het probleem voor dat met de planning voor een nieuwe programmeringsperiode wordt begonnen voordat er toereikende, relevante gegevens beschikbaar zijn met betrekking tot de uitgaven en de resultaten van de voorgaande periode (zie tekstvak 1). Hierdoor is het praktisch onmogelijk om een planning op te stellen waarbij rekening is gehouden met de geleerde lessen in verband met de vraag wat beter werkt om beleidsdoelstellingen te verwezenlijken. Onder deze omstandigheden wordt het waarschijnlijker dat middelen worden toegewezen als de verwachting groter is dat middelen zullen worden gebruikt.
Tekstvak 1
Het ontbreken van relevante informatie bij de planning van een nieuwe periode
De wetgevingsvoorstellen voor het nieuwe ESIF-regelgevingskader voor de periode 2014-2020 dateren van oktober 2011 en de synthese van de tussentijdse evaluaties14 van de POP’s voor de programmeringsperiode 2007-2013 werden voltooid in oktober 2012.
Vanwege de late uitvoering van de POP’s voor de programmeringsperiode 2007-2013 bevatten de tussentijdse evaluatieverslagen onvoldoende informatie over de uitvoering en de bereikte resultaten.
Reikwijdte en aanpak van de controle
12Wij hebben onderzocht of in het nieuwe wetgevingskader (GB-verordening, Elfpo en gerelateerde verordeningen van de Commissie) de sterkere nadruk op prestaties naar voren kwam, of het met het nieuwe programmeringsproces mogelijk was om POP’s van goede kwaliteit tot stand te brengen, en of dit ook daadwerkelijk was gebeurd, waardoor daadwerkelijk kon worden bijgedragen tot betere resultaten. Om dit te kunnen doen, hebben wij ons gericht op de controle van:
- de samenhang en complementariteit van de POP’s en de synergie ervan met overkoepelende strategische documenten15; en
- de definitie en opname van de versterkte interventielogica van de POP’s.
Daarnaast hebben wij geanalyseerd of het waarschijnlijk is dat er dankzij het nieuwe prestatiekader meer aandacht voor resultaten zal zijn.
14En tot slot hebben wij de tijdige goedkeuring van de POP’s onderzocht.
15De controle werd verricht van maart 2016 tot februari 2017 en was gebaseerd op een beoordeling van de informatie en de documenten van de Commissie en de lidstaten over de goedkeuringsprocedure voor een selectie van POP’s. In onze analyse van de goedkeuringsprocedure hebben wij voortgebouwd op de controlewerkzaamheden van de dienst Interne audit van de Commissie (IAS), voor zover de reikwijdte van hun werk samenviel met die van ons.
16Onze werkzaamheden waren gericht op een selectie van tien goedgekeurde (zowel nationale als regionale) POP’s, aangevuld met twee door de IAS geëvalueerde POP’s16. De evaluatie van de POP’s was gericht op een vast pakket van maatregelen en submaatregelen17 om vergelijkingen te maken en voort te bouwen op bestaande kennis en controleresultaten uit het verleden, waarbij voor aanzienlijke dekking werd gezorgd in termen van financiering, en op het aantal EU-prioriteiten en -aandachtsgebieden op het gebied van plattelandsontwikkeling.
Opmerkingen
Het ontwerp van het programmeringskader voor de periode 2014-2020 was ambitieuzer, maar bij de uitvoering was sprake van ernstige tekortkomingen
Een ambitieuzer en veeleisender strategisch kader weerspiegelt de nieuwe resultaatgerichte aanpak…
17Door het Elfpo onder één overkoepelende verordening te laten vallen en door partnerschapsovereenkomsten af te sluiten waarin is bepaald dat alle structuur- en investeringsfondsen van de EU (ESI-fondsen) binnen elk land moeten worden gecoördineerd. en samenhang moeten vertonen (zie de paragrafen 6-9) werd een nieuw vereiste ingevoerd, dat was bedoeld om het mogelijk te maken dat het plattelandsontwikkelingsbeleid een betere bijdrage levert tot de verwezenlijking van de doelstellingen voor slimme, duurzame en inclusieve groei.
18Het regelgevende kader voor de programmeringsperiode 2014-2020 bevat een aantal begrippen en vereisten die erop zijn gericht de aandacht voor resultaten te vergroten. Daarbij werd voortgebouwd op de ervaring uit de voorgaande programmeringsperioden en ingegaan op verschillende van onze aanbevelingen18 met betrekking tot de kosten-batenverhouding van het optreden van de EU.
19Hieronder geven wij een opsomming van de nieuwe vereisten voor de structuur van de POP’s19, gekoppeld aan het concept van resultaatgerichtheid:
- De versterkte interventielogica moet tot uitdrukking komen in de keuze, combinatie en prioritering van maatregelen voor plattelandsontwikkeling, waarin de resultaten van de SWOT-analyse naar voren moeten komen, alsook de behoeften die zijn geïdentificeerd, met als doel de verwezenlijking van de EU-prioriteiten voor plattelandsontwikkeling.
- Een grotere resultaatgerichtheid van programma’s door een “prestatiekader” vast te stellen dat is gebaseerd op een nieuw gemeenschappelijk toezicht- en evaluatiesysteem, met inbegrip van een “prestatiereserve”20.
- “Voorwaarde vooraf […] een voorwaarde is voor de doeltreffende en doelmatige verwezenlijking van een prioriteit van de Unie”21. Indien bij de opstelling van een POP niet aan de toepasselijke voorwaarden vooraf was voldaan, moest de betrokken lidstaat daaraan uiterlijk op 31 december 2016 voldoen en in 2017 daarover verslag uitbrengen aan de Commissie22.
… maar de uitvoering heeft de impact van deze inspanningen beperkt
De POP’s zijn in overeenstemming met de Europa 2020-strategie…
20Om ervoor te zorgen dat de ESIF-programma’s in overeenstemming zijn met de Europa 2020-strategie, worden in partnerschapsovereenkomsten en cohesieprogramma’s thematische doelstellingen gebruikt om de informatie te structureren. Daarentegen zijn de POP’s gebaseerd op zes EU-prioriteiten voor plattelandsontwikkeling, die op hun beurt zijn onderverdeeld in aandachtsgebieden. Het verband met de thematische doelstellingen en de Europa 2020-strategie ligt dus niet zo voor de hand als voor andere ESI-fondsen.
21Desondanks kan de overeenstemming van de POP’s met de Europa 2020-strategie worden afgeleid uit:
- vooraf bepaalde maatregelen die zijn bedoeld om bij te dragen tot de EU-prioriteiten voor plattelandsontwikkeling23;
- aandachtsgebieden die aan de elf thematische doelstellingen kunnen worden gekoppeld24.
Aangezien de definities in partnerschapsovereenkomsten en de POP’s ruim waren opgesteld, kon de samenhang tussen POP’s en de partnerschapsovereenkomsten snel worden gewaarborgd:
- de prioriteiten voor plattelandsontwikkeling en de desbetreffende aandachtsgebieden kwamen overeen met de thematische doelstellingen waarvan in de partnerschapsovereenkomsten was vastgesteld dat deze van belang waren voor het Elfpo;
- de indicatieve toewijzing van steun uit het Elfpo voor elke prioriteit voor plattelandsontwikkeling was in overeenstemming met de financiering die was toegewezen in de partnerschapsovereenkomsten.
… maar de geplande bijdrage tot elke thematische doelstelling is moeilijk te beoordelen
23Zoals hierboven is uitgelegd (zie paragraaf 20), zijn de POP’s niet gestructureerd volgens de thematische doelstellingen, waardoor de verwachte bijdrage van de POP’s aan elk daarvan wordt beoordeeld op het niveau van de prioriteiten en de aandachtsgebieden van het plattelandsontwikkelingsbeleid. Informatie over de resultaten wordt alleen verzameld voor de aandachtsgebieden. In sommige gevallen is één thematische doelstelling gekoppeld aan verschillende aandachtsgebieden, en valt deze in sommige gevallen onder verschillende prioriteiten voor plattelandsontwikkeling. Daarnaast kan één maatregel bijdragen tot verschillende prioriteiten voor plattelandsontwikkeling en kunnen verscheidene maatregelen van belang zijn voor één prioriteit voor plattelandsontwikkeling.
24Deze factoren maken het lastiger om de verwachte bijdrage van de POP’s aan een specifieke thematische doelstelling of de Europa 2020-strategie als geheel te kwantificeren (zie tekstvak 2).
Tekstvak 2
een voorbeeld van maatregel 4 - materiële investeringen
In het Italiaanse POP (Campanië) bedroegen de geplande totale overheidsuitgaven voor maatregel 4 (materiële investeringen) 569 miljoen euro.
De uitgaven werden verdeeld over vier plattelandsontwikkelingsprioriteiten (P2- De levensvatbaarheid van het landbouwbedrijf; P3- De organisatie van de voedselketen; P4- Ecosystemen; P5- doelmatig gebruik van hulpbronnen), waarbij de verwachte totale overheidsuitgaven voor elke submaatregel niet werden geraamd.
Elk van deze vier plattelandsontwikkelingsprioriteiten is gekoppeld aan andere maatregelen (zo is P4- Ecosystemen gekoppeld aan de maatregelen 1, 4, 7, 8, 10, 11, 13 en 16), wat resulteert in een complexe combinatie van veel plattelandsontwikkelingsprioriteiten en -maatregelen.
Coördinatie, complementariteit en synergieën met andere ESI-fondsen en andere EU-fondsen zijn niet ontwikkeld
25In ons Jaarverslag 201425 hebben wij opgemerkt dat, hoewel partnerschapsovereenkomsten de aangewezen plaats zouden zijn om complementariteit en synergieën vast te stellen tussen de vijf ESIF’s, daarin onvoldoende aandacht is voor deze kwesties. Wij hebben ook geconstateerd dat het ontbrak aan operationele begeleiding inzake de wijze waarop horizontale complementariteit en synergieën kunnen worden verwezenlijkt in partnerschapsovereenkomsten en programma’s. Bij onze controle konden deze bevindingen worden bevestigd voor de door ons onderzochte partnerschapsovereenkomsten.
26Het antwoord van de Commissie op het jaarverslag was dat er in de ESIF-programma’s gedetailleerdere mechanismen moeten worden opgenomen om een dergelijke coördinatie te waarborgen. De GB-verordening vereist dat elk programma regelingen omvat waarmee moet worden gezorgd voor een doeltreffende, doelmatige en gecoördineerde uitvoering van de ESI-fondsen26.
27De POP’s zijn op dit gebied echter ook zeer algemeen en bieden gewoonlijk geen concrete grondslag ter waarborging van complementariteit en synergieën met andere ESI-fondsen, steun in het kader van pijler I, of andere overheidsinstrumenten.
28Hoewel het GSK doeltreffende coördinatie bevordert om de impact van de fondsen te vergroten, waren de door ons onderzochte POP’s beperkt tot afbakening en het voorkomen van dubbele financiering, in plaats van dat daarin werd gestreefd naar complementariteit en synergie. Wij hebben vastgesteld dat in de POP’s een aantal actieterreinen met een aantal potentiële financieringsbronnen was vastgesteld, en zeer algemene afbakeningsbeginselen waren opgesteld (zie tekstvak 3). Deze bevatten echter geen informatie over de potentiële toegevoegde waarde als ervoor zou worden gezorgd dat de verschillende financieringsbronnen doeltreffend worden gecoördineerd.
Tekstvak 3
Een voorbeeld van informatie over complementariteit die te algemeen is, of was beperkt tot afbakening
Campanië (Italië): De complementariteit tussen het Elfpo en andere ESI-fondsen is vastgesteld op de volgende drie gebieden:
- voor breedband zal het ELFPO door het EFRO gesteunde investeringen in plattelandsgebieden aanvullen;
- in de minst begunstigde gebieden zal het EFRO steun verlenen aan de aanleg van hoofdwegen, terwijl het Elfpo de aanleg van (gemeentelijke) plattelandswegen zal ondersteunen;
- het ESF zal bijdragen tot de algemene sociale ontwikkeling in plattelandsgebieden, terwijl het Elfpo in dezelfde gebieden acties zal ondersteunen die specifiek verband houden met de landbouw.
Roemeense POP: “De complementariteit tussen de pijlers 1 en 2 […] zal vooraf worden gebaseerd […] op de afbakening van de door het ELGF en het Elfpo gedekte investeringen, ter voorkoming van dubbele financiering […]. Een protocol […] waarborgt dat dubbele financiering wordt vermeden door informatie te delen over projecten die worden gefinancierd door het ELGF en die worden ingediend door potentiële Elfpo-begunstigden.”
Overeenkomstig de richtsnoeren van de Commissie voor de strategische programmering voor de periode 2014-2020 moeten de POP’s enige details bevatten over de mechanismen die in de toekomst zullen worden gebruikt om verslag uit te brengen aan de Commissie over doeltreffende coördinatie. Maar de door ons geëvalueerde POP’s bevatten hierover weinig bruikbare informatie.
De toepassing van de versterkte interventielogica heeft niet de verwachte resultaten opgeleverd
30Volgens de richtsnoeren van de Commissie27 vormt de interventielogica het logische verband tussen het probleem dat moet worden opgelost of de doelstelling die moet worden nagestreefd, de onderliggende oorzaken van het probleem, en de mogelijke beleidsopties (of de uiteindelijk genomen EU-maatregelen) om het probleem aan te pakken of de doelstelling te verwezenlijken. In de context van plattelandsontwikkeling betekent dit dat in de POP’s moet worden aangetoond dat er een duidelijk verband is tussen de vastgestelde nationale/regionale behoeften, de steunmaatregelen die zijn geselecteerd om in te spelen op deze behoeften, de vastgestelde doelstellingen ten aanzien van input/output en de verwachte resultaten.
31Vanuit het idee van aandacht voor het concept van prestaties en resultaten legt de Commissie de nadruk in de nieuwe programmeringsperiode op het versterken van het verband tussen de geconstateerde behoeften en de geselecteerde maatregelen om in die behoeften te voorzien.
32Het concept van een versterkte interventielogica omvatte een aantal eisen met betrekking tot de structuur van de POP’s:
Tekstvak 4
Evaluatie, analyse en prestatievereisten voor de POP’s
Volgens artikel 8 van de Elfpo-verordening, moet elk plattelandsontwikkelingsprogramma het volgende omvatten:
- een evaluatie vooraf;
- een SWOT-analyse van de situatie en een omschrijving van de behoeften waaraan in het door het programma bestreken geografisch gebied moet worden voorzien;
- een beschrijving van de strategie waarin wordt aangetoond dat er voor elk van de aandachtsgebieden passende streefdoelen zijn vastgesteld en relevante combinaties van maatregelen zijn gekozen op basis van een degelijke interventielogica, en dat de toewijzing van financiële middelen aan de maatregelen van het programma gerechtvaardigd is en volstaat om de gestelde streefdoelen te halen;
- een beoordeling van de naleving van de toepasselijke voorwaarden vooraf en een beschrijving van de maatregelen die moeten worden genomen als aan een aantal daarvan niet is voldaan;
- een beschrijving van het prestatiekader;
- een beschrijving van elke geselecteerde maatregel;
- een evaluatieplan;
- een financieringsplan;
- een naar aandachtsgebieden uitgesplitst indicatorenplan dat de streefdoelen en geplande output omvat, alsook de uitgaven voor elke plattelandsontwikkelingsmaatregel die is geselecteerd voor een overeenkomstig aandachtsgebied;
- in voorkomend geval, een tabel met de aanvullende nationale financiering per maatregel;
- informatie over de complementariteit met maatregelen die worden gefinancierd door de andere instrumenten van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en door de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen).
De door ons geëvalueerde POP’s bevatten al deze elementen. Daarin is echter geen duidelijk verband aangetoond tussen de behoeftenanalyse en de geselecteerde maatregelen. Daardoor bleef de interventielogica onduidelijk.
Behoeftenanalyse
34Individuele POP’s moeten een gedetailleerde, op een SWOT-analyse gebaseerde behoeftenanalyse bevatten om de meest belangrijke en relevante behoeften te selecteren. Deze behoeften moeten worden gekoppeld aan specifieke aandachtsgebieden, zoals is bepaald in de Elfpo-verordening.
35In de door ons geëvalueerde POP’s werden de behoeften op formele, tautologische en algemene wijze geformuleerd en hierin werden vooraf bepaalde aandachtsgebieden vaak slechts opnieuw geformuleerd. Tekstvak 5 bevat enkele voorbeelden daarvan.
Tekstvak 5
Voorbeelden van algemeen geformuleerde behoeften en/of opnieuw geformuleerde elementen
Ierland: “Een goed gerichte en ontworpen agromilieuregeling” als voorbeeld van een algemene behoefte waarvan in de beschrijving wordt gesteld dat “goed ontworpen, gerichte, gecontroleerde en beheerde maatregelen ertoe zullen bijdragen dat de Ierse doelstellingen in het kader van verschillende richtlijnen, strategieën, enz. worden behaald.”
Roemenië: “Uitbreiding en diversificatie van het aantal banen op het platteland”, een herformulering van aandachtsgebied 6a “diversifiëring en het scheppen van werkgelegenheid”.
Polen: “Het herstellen en in stand houden van de biodiversiteit, met inbegrip van Natura 2000-gebieden, en in gebieden met natuurlijke beperkingen”, een herformulering van aandachtsgebied 4a “Het herstellen, in stand houden en versterken van de biodiversiteit, met inbegrip van Natura 2000-gebieden, en in gebieden met natuurlijke of andere specifieke beperkingen (…)”.
Geen van de door ons geëvalueerde POP’s bevatten een gekwantificeerde beschrijving van de geïdentificeerde behoeften. Dit maakt het moeilijk, of zelfs onmogelijk, om in de programmeringsfase te beoordelen of de geplande financiële steun in verhouding staat tot de vastgestelde behoeften of relevant is om daarin te voorzien Evenzo zal het ontbreken van een gekwantificeerde beschrijving van die behoeften het in de evaluatiefase moeilijk maken om te beoordelen in hoeverre de geselecteerde maatregelen in de geïdentificeerde behoeften hebben voorzien.
37Van de door ons geëvalueerde POP’s werden alleen in die van Spanje (La Rioja) en Italië (Campanië) behoeften geprioriteerd.
38Hoewel dit niet is bepaald in de verordeningen, zijn wij van mening dat in het programmeringsproces, als de behoeften worden geïdentificeerd, ook rekening moet worden gehouden met de lessen die zijn getrokken uit eerdere perioden. POP’s zijn terugkerende beleidsinstrumenten en er is sprake van aanzienlijke continuïteit op het gebied van plattelandsontwikkelingsdoelstellingen. De door ons geëvalueerde POP’s bevatten echter geen verwijzingen naar de resultaten van in eerdere perioden uitgevoerde plattelandsontwikkelingsmaatregelen.
Selectie van maatregelen
39Ter rechtvaardiging van de keuze van de maatregelen moet in de POP’s ook het verband worden toegelicht tussen de geconstateerde behoeften, de vastgestelde streefdoelen en de geselecteerde maatregelen.
40In de praktijk is het vanwege de structuur van de POP’s echter moeilijk om deze verbanden vast te stellen. De informatie over de gekozen maatregelen is vooral gericht op acties die zijn gepland en geeft zelden een duidelijke indicatie van de resultaten die worden verwacht, waarbij verder wordt gegaan dan een algemene verwijzing naar plattelandsontwikkelingsdoelstellingen (zie tekstvak 6). Bijgevolg zal het moeilijk zijn om aan te tonen hoe en in welke mate de geselecteerde maatregelen (of de bijbehorende submaatregelen) aan vastgestelde behoeften voldoen.
Tekstvak 6
Voorbeelden van algemene verwijzingen naar plattelandsontwikkelingsdoelstellingen
Griekenland: M4.1. - “Steun voor landbouwbedrijven die zich hoofdzakelijk richten op kwalitatief goede landbouwproducten zal hun concurrentievermogen vergroten en hun toegang tot nieuwe markten vergemakkelijken […]. Daardoor zullen ook […] de inkomsten van de begunstigden toenemen en zal worden bijgedragen tot het behouden en scheppen van werkgelegenheid.”
Roemenië: M4.1 - “Maatregel 4.1 zal bijdragen tot: de verbetering van de algehele prestatie van landbouwbedrijven door het concurrentievermogen van de landbouw te vergroten, de landbouwactiviteiten te diversifiëren, en de kwaliteit van hun producten te verbeteren; herstructurering van kleine en middelgrote landbouwbedrijven en omvorming daarvan tot commerciële bedrijven; naleving van EU-normen die van toepassing zijn op alle soorten investeringen; toevoeging van waarde aan landbouwproducten door producten op het bedrijf te verwerken en deze rechtstreeks af te zetten, om geïntegreerde voedselketens te creëren en te bevorderen.”
In de POP’s moet ook de aan de maatregelen toegewezen financiering worden gerechtvaardigd. In geen van de door ons geëvalueerde POP’s werd een dergelijke rechtvaardiging gegeven of geanalyseerd of de financiering relevant was en of deze voor de betreffende streefdoelen het juiste niveau had. Als er slechts een opsomming wordt gegeven van de bedragen die aan afzonderlijke maatregelen zijn toegewezen, vormt dit naar onze mening nog geen rechtvaardiging of is nog niet aangetoond dat de financiering op passende niveaus is vastgesteld.
Het nieuwe prestatiekader biedt beperkte mogelijkheden voor meer resultaatgerichtheid
Het GMES kan potentieel verbeteringen opleveren, maar kent ook beperkingen wat betreft het meten van resultaten
42De verordeningen vereisen dat in partnerschapsovereenkomsten en POP’s een beoordeling wordt opgenomen van de vervulling van voorwaarden vooraf, waarbij een rechtstreeks verband bestaat met de doeltreffende en doelmatige verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen.
43In dit verband vereist de in de GB-verordening vastgelegde voorwaarde vooraf van “statistische systemen en resultaatindicatoren” (voorafgaande voorwaarde G7) een doeltreffend systeem van i) resultaatindicatoren en ii) de verzameling van statistische gegevens28. De procedure was echter een formaliteit, aangezien de Commissie van mening was dat het bestaan van het GMES volstond om te garanderen dat er in voldoende mate werd voldaan aan voorafgaande voorwaarde G7. Wat dat betreft voorzag de verordening van de Commissie de lidstaten dus van een algemene vrijstelling29.
44Dienovereenkomstig werd in de meeste POP’s aangenomen dat voorafgaande voorwaarde G7 in beginsel was vervuld op basis van de algemene vrijstelling, hoewel dit in de praktijk niet is beoordeeld. In ons speciaal verslag nr. 12/2013 betreffende de uitgaven van de EU voor het plattelandsontwikkelingsbeleid geconcludeerd dat de verzamelde gegevens over resultaten zijn niet betrouwbaar genoeg betekent dit dat de Commissie de meeste POP’s goedgekeurd zonder nader bewijs of controles met betrekking tot het bestaan van een doeltreffend systeem voor de verzameling van statistische gegevens.
45Het feit dat de nationale autoriteiten die buiten onze selectie van POP’s vielen, ervoor kozen geen gebruik te maken van de vrijstelling en oordeelden dat niet was voldaan aan voorafgaande voorwaarde G730, wijst erop dat deze kwestie niet over het hoofd had mogen worden gezien.
46Prestatiemeting vergt naast een doeltreffend systeem voor het verzamelen van betrouwbare gegevens, vaststelling van en rapportage over passende indicatoren. Wat dat betreft bevestigt onze controle de conclusie uit het Jaarverslag 2014 van de Rekenkamer dat de introductie van gemeenschappelijke indicatoren voor elk fonds een belangrijke stap is, maar dat het ontwerp beperkingen kent31.
47Het is waardevol dat in de Elfpo-verordening gemeenschappelijke indicatoren zijn vastgelegd die voor alle POP’s gelden. Dit zal bijdragen tot harmonisatie van input/output-indicatoren op het niveau van het plattelandsontwikkelingsbeleid, en levert als zodanig een verbetering op voor de monitoring van de uitvoering van dat beleid.
48Ook een nieuwe vereiste inzake het verstrekken van uitgebreidere32 jaarlijkse uitvoeringsverslagen in 2017 en 2019 zou moeten helpen om de resultaatindicatoren te gebruiken om de programmaresultaten te kwantificeren en gemeenschappelijke evaluatievragen te beantwoorden.
49Dit kan er, naast de monitoring van de huidige programma’s, voor zorgen dat relevante informatie tijdig beschikbaar komt voor besluiten over de volgende programmeringsperiode, wat een stap is in de aanpak van de vicieuze cirkel waarin de inhoud van nieuwe programma’s wordt vastgesteld zonder dat er voldoende informatie beschikbaar is over de resultaten van eerdere perioden (zie de paragrafen 11 en 38).
50Ondanks de hierboven beschreven verbeteringen kan de doeltreffendheid en doelmatigheid van de POP’s in het bereiken van resultaten slechts in beperkte mate worden gemeten met behulp van de door de Elfpo-verordening vereiste gemeenschappelijke output- en resultaatindicatoren (zie de voorbeelden in tekstvak 7), doordat:
- sommige outputindicatoren in feite inputindicatoren zijn;
- de meeste resultaatindicatoren niet met de definitie van een “resultaatindicator” overeenkomen, maar meestal outputindicatoren zijn die worden uitgedrukt als percentage en slechts van beperkt nut zullen zijn om gemeenschappelijke evaluatievragen te beantwoorden.
Tekstvak 7
Voorbeelden van onjuist geclassificeerde resultaat-/ outputindicatoren in het GMES
Voorbeeld van inputindicatoren die ten onrechte zijn aangemerkt als outputindicatoren
“O.1: Totale overheidsuitgaven” is in geen enkel opzicht een beschrijving van de producten van een programma (dus de definitie van output), maar betreft slechts de openbare financiële middelen die zijn gebruikt om het programma uit te voeren, wat precies de definitie van input is.
Voorbeeld van outputindicatoren die ten onrechte zijn aangemerkt als resultaatindicatoren
“R4: percentage landbouwbedrijven dat steun ontvangt om deel te nemen aan kwaliteitsregelingen, lokale markten en korte toeleveringsketens, en producentengroeperingen/-organisaties” bestrijkt het percentage bedrijven dat steun had ontvangen, wat hoogstens output is (producten van het programma). Deze is niet bedoeld om de resultaten weer te geven (de onmiddellijke gevolgen van het programma voor de rechtstreekse doelgroep of ontvangers) die zijn verkregen door gesteunde landbouwbedrijven wat betreft kwaliteit, lokale markten en korte voorzieningsketens.
Hoewel de lidstaten aanvullende indicatoren hebben toegevoegd aan de door ons onderzochte POP’s, kwamen de meeste daarvan niet overeen met de definitie van een resultaatindicator en deze zullen dan ook geen betere basis bieden voor de beoordeling van de onmiddellijke resultaten van het programma voor de rechtstreekse begunstigden, zoals toegelicht in tekstvak 8.
Tekstvak 8
Voorbeelden van extra output-/streefdoelindicatoren die niet kunnen worden gebruikt om de resultaten te meten
Voorbeeld van een aanvullende outputindicator in het Roemeense POP:
“Infrastructuur voor water/afvalwater gefinancierd door submaatregel 7.2 (in km)”.
Voorbeeld van een aanvullende streefdoelindicator in het Franse POP (Lotharingen):
“De door natuurrampen beschadigde oppervlakte die moet worden hersteld voor agrarisch gebruik”.
Voorbeeld van een aanvullende outputindicator in het Ierse POP:
“Aantal acties ter ondersteuning van niet-productieve investeringen”.
Sommige lidstaten definiëren wel nuttige en relevante resultaatindicatoren op het niveau van de steunmaatregel, zoals “de gemiddelde procentuele verhoging van de economische omvang (standaardoutput) van de ondersteunde bedrijven” of “de gemiddelde omvang van ondersteunde bedrijven na de uitvoering van het bedrijfsplan”33. De Rekenkamer heeft in haar Jaarverslag 201634 de praktijken voor de rapportage over prestaties geanalyseerd en vergeleken met die van andere instellingen, zoals de WHO, de Wereldbank en de OESO. Deze voorbeelden van goede praktijken zouden kunnen worden verspreid en gebruikt door de Commissie en andere nationale autoriteiten.
De “prestatiereserve” heeft weinig tot geen stimulerend effect
53Om de nadruk op prestaties en het verwezenlijken van de doelstellingen te bevorderen, moeten de partnerschapsovereenkomsten en programma’s voor de programmeringsperiode 2014-2020 voorzien in een prestatiereserve van (ongeveer) 6 % van de middelen die zijn toegewezen aan de ESI-fondsen. Deze middelen zijn momenteel geblokkeerd, maar kunnen ter beschikking worden gesteld naar aanleiding van de voor 2019 geplande evaluatie van het prestatiekader dat in elk POP is vastgesteld indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan35.
54Er moet worden benadrukt dat de verplichting om in een prestatiereserve te voorzien een nieuw element is in de programmeringsperiode 2014-2020, waarbij dit concept op zichzelf niet nieuw is, maar tot op zekere hoogte ook al is gebruikt in voorgaande perioden, hoewel het toen een beperkt effect heeft gehad op de prestaties. In de programmeringsperiode 2000-2006 was er bijvoorbeeld ook een prestatiereserve beschikbaar voor de structuurfondsen, maar deze werd geregeld door andere procedures. Zoals wij echter hebben geconcludeerd in Speciaal Verslag nr. 1/200736, was de prestatiereserve niet in de eerste plaats gericht op prestaties, maar werd deze gebruikt om de uitgaven te maximaliseren, en niet om ze te richten op sectoren waar ze bijzonder doeltreffend waren gebleken. Evenzo werd in onze jaarverslagen 2013 en 201437 gesteld dat de impact van de prestatiereserve, wat betreft het bevorderen en vergroten van de aandacht voor resultaten, waarschijnlijk slechts marginaal was.
Met de prestatie-indicatoren die worden gebruikt om de toegang tot de reserve te verifiëren, worden geen resultaten gemeten, maar slechts input of output gekwantificeerd
55Als de lidstaten mijlpalen en streefdoelen vaststellen die worden gebruikt om de toegang tot de prestatiereserve te verifiëren, moeten zij vooraf bepaalde prestatie-indicatoren gebruiken of deze vervangen door, en/of aanvullen met andere relevante outputindicatoren die moeten worden vastgelegd in het POP38.
56In alle geselecteerde POP’s worden de 15 vooraf bepaalde indicatoren gebruikt die werden voorgesteld in de verordening van de Commissie, en deze zijn aangevuld met een beperkt aantal extra indicatoren. Deze indicatoren zijn echter slechts in beperkte mate nuttig voor het meten van de prestaties.
57Ten eerste zijn de vooraf bepaalde indicatoren in de verordening van de Commissie39 niet ontworpen als resultaatindicatoren, maar juist expliciet als outputindicatoren, zoals het aantal begunstigden of investeringsverrichtingen, landbouwgrond of de bestreken populatie. Zo is een van de voorgestelde indicatoren (totale overheidsuitgaven per prioriteit) eigenlijk een inputindicator (zie paragraaf 50) die op de hoogte van de uitgaven is gericht en dus op de absorptie van de middelen.
58In de tweede plaats waren alle aanvullende indicatoren die door de lidstaten in de geselecteerde POP’s worden gebruikt, overeenkomstig de verordening van de Commissie40, ook resultaatindicatoren, zoals het aantal projecten of begunstigden, de hoeveelheid landbouwgrond of de bestreken populatie (zie tekstvak 9).
Tekstvak 9
Voorbeelden van extra prestatiekaderindicatoren waarmee geen resultaten worden gemeten
Grieks POP: “Aantal jonge landbouwers dat tot eind 2018 ten minste één betaling ontvangt”.
Roemeens POP: “Areaal (in hectare) waarop investeringen voor waterbesparing betrekking hebben.”
Pools POP: “Het totale aantal begunstigden van de investeringen waarmee de vernietiging van agrarisch productiepotentieel moet worden voorkomen (3b).”
De toegang tot de “prestatiereserve” is dus gebaseerd op het meten van uitgaven en de directe output in plaats van op resultaten. In het prestatiekader wordt geen rekening gehouden met de verwezenlijking van doelstellingen of de verwachte resultaten van de POP’s. Soortgelijke bevindingen werden vermeld in het speciaal verslag over de ex-ante voorwaarden en de prestatiereserve op het gebied van cohesie41.
Sommige beheersautoriteiten stellen weinig ambitieuze streefdoelen vast met betrekking tot de toegang tot de reserve
60In het verleden hebben de Rekenkamer en de Commissie gewezen42 op “de inherente risicos dat de lidstaten mijlpalen en streefdoelen zouden vaststellen die niet ambitieus zijn om te voorkomen dat zij deze niet zouden behalen, en dat zij zich niet voldoende inspannen om nauwkeurige en betrouwbare gegevens te rapporteren, ter voorkoming van sancties in het geval van ondermaatse prestaties”.
61Voor de door ons onderzochte POP’s hebben wij geconstateerd dat de nationale autoriteiten vaak niet-ambitieuze doelstellingen vaststelden, waardoor het risico werd verkleind dat mijlpalen niet werden gehaald (zie figuur 4). De voor 2018 vastgestelde doelstellingen (dus aan het eind van het vijfde jaar van de zevenjarige programmeringsperiode) vertegenwoordigden gemiddeld slechts 28 % van de totale overheidsuitgaven in verband met de programmeringsperiode 2014-2020 (variërend van 22 % in Griekenland tot 51 % voor Ierland). Deze doelstelling kwam voor een zeer groot deel niet overeen met nieuwe verplichtingen in het kader van de regels voor 2014-2020, maar met acties die waren vastgelegd in de regelgeving voor de periode 2007-201343.
Bovendien betekent de vrijstelling in het kader van voorafgaande voorwaarde G7 (zie de paragrafen 42-45) dat er geen verplichting bestaat om de doetreffendheid en de betrouwbaarheid van het bestaande systeem voor prestatiemeting te verifiëren. De nationale autoriteiten worden niet erg gestimuleerd om hun huidige systemen te verbeteren, aangezien daardoor vaker ondermaatse prestaties zouden worden gerapporteerd.
Door sommige aspecten van het ontwerp van de GB-verordening werd de stimulans om te presteren nog verder beperkt
63Andere, door ons reeds genoemde ontwerpfouten in de GB-verordening44 vormen een verdere beperking van de mogelijke stimulerende rol van de prestatiereserve:
- Als de desbetreffende doelstellingen voor een bepaalde prioriteit niet worden gehaald, kan de prestatiereserve aan andere prioriteiten in dezelfde lidstaat worden toegewezen45;
- financiële sancties kunnen niet op resultaatindicatoren worden gebaseerd en verschillende wettelijke bepalingen beperken de mogelijkheden voor de toepassing van sancties verder46.
Het programmeringsproces vereist aanzienlijke inspanningen van de Commissie en de lidstaten, maar de uitvoering van de POP’s verliep trager dan in de voorgaande periode
De beperkte rol van de POP’s in de planning
64Steun voor de programmering van plattelandsontwikkeling is een proces met meerdere fasen (zie figuur 5). De financiële toewijzing per lidstaat en het strategische wetgevingskader worden vastgesteld door het Europees Parlement en de Raad voordat de POP’s worden opgesteld. Ook voor de lidstaten die hebben gekozen voor regionale programma’s, wordt de financiële toewijzing per regio vastgesteld door de lidstaten voordat zij POP’s bij de Commissie indienen. Zij zijn niet verplicht deze keuze te verantwoorden.
65De Elfpo-verordening47 vereist dat in de POP’s wordt gerechtvaardigd welke behoeften moeten worden aangepakt, evenals de keuze van plattelandsontwikkelingsprioriteiten, aandachtsgebieden, maatregelen en de daaraan verbonden streefdoelen. Daarin moet ook worden uitgelegd op welke wijze de gekozen maatregelen zullen bijdragen tot de betreffende aandachtsgebieden en plattelandsontwikkelingsprioriteiten. De belangrijkste doelstelling van het POP is juist om de vooraf toegewezen financiële steun binnen het vooraf gedefinieerde kader te regelen.
Een administratieve last voor de Commissie en de lidstaten
66Om het proces van voorbereiding en goedkeuring van de POP’s binnen dit nieuwe kader te regelen, heeft DG AGRI in 2012 een taskforce opgericht voor de plattelandsontwikkeling na 2013, die de lidstaten helpt bij het opstellen van hun POP’s voor de periode 2014-2020, en de coördinatie binnen de Commissie verzorgt. In 2014 heeft DG AGRI ook een coherentiecomité ingesteld om de algehele samenhang bij de evaluatie van de concept-POP’s te waarborgen.
67De IAS heeft in een vroeg stadium van de goedkeuringsprocedure een controle uitgevoerd waarvan de conclusie luidde dat “hoewel de algemene processen voor de beoordeling en goedkeuring van de POP’s goed waren voorbereid, deze nog verder moesten worden versterkt”. De belangrijkste gebreken die werden geconstateerd, hadden betrekking op de naleving van de voorgeschreven termijnen (zie paragraaf 81), zwakke punten in de beoordeling van een aantal prestatiegerelateerde elementen (bijv. in verband met bepaalde voorafgaande voorwaarden, indicatoren, en de noodzaak van betere coördinatie tussen de ESI-fondsen), en het inherente risico van fouten als gevolg van de complexiteit van het regelgevingskader. Als minder belangrijk gebrek heeft de IAS ook geconstateerd dat er gebieden zijn waarop de interne richtsnoeren moeten worden verbeterd48.
68Om het opzetten van POP’s te vergemakkelijken, heeft de Commissie talrijke documenten met richtsnoeren voor de lidstaten uitgebracht (ten behoeve van onze controle hebben wij een lijst opgesteld van 37 van dergelijke richtsnoerdocumenten, die in totaal meer dan 1 500 pagina’s tellen). Het voorbereidingsproces omvat ook de ontwerpverordeningen en ontwerprichtsnoerdocumenten die beschikbaar zijn voor de Commissie en vertegenwoordigers van de lidstaten ter bespreking, waarbij zij er voornamelijk op zijn gericht om de gemeenschappelijke interpretatie van bepaalde kernbegrippen te waarborgen en om informatie uit te wisselen over goede en te vermijden praktijken.
69De voorbereidingen voor de nieuwe programmeringsprocedure omvatten ook de coördinatie en de uitwisseling van deskundigheid en informatie binnen DG AGRI. In dit verband werd de taskforce voor plattelandsontwikkeling ondersteund door thematische werkgroepen en werden door het coherentiecomité behandelde relevante thema’s via interne berichten ter beschikking van de verschillende eenheden gesteld, en via her plattelandsontwikkelingscomité ook aan de lidstaten gecommuniceerd.
70DG AGRI heeft een vademecum opgesteld voor de POP’s voor 2014-2020 en een reeks van 23 gestandaardiseerde controlelijsten (bestaande uit ongeveer 1 400 verschillende controles die moeten worden verricht tijdens het evaluatie- en goedkeuringsproces)49, waarin de operationele taken met betrekking tot de beoordeling en goedkeuring van de POP’s worden uiteengezet. Daarmee wordt het personeel dus praktische ondersteuning geboden, waarbij het de bedoeling is de procedures binnen het DG te standaardiseren. Een intern managementinformatiesysteem (RDIS2) werd ingevoerd voor het beheer van de programmagoedkeuring en -monitoring.
71De talrijke hierboven beschreven maatregelen illustreren de aanzienlijke inspanningen van de Commissie om steun te verlenen en de procedures te harmoniseren. In dit proces wordt ook rekening gehouden met de complexiteit van het beleidskader.
72De omvang van de belangrijkste programmeringsdocumenten die moeten worden opgesteld door de lidstaten en goedgekeurd door de Commissie laat ook zien hoe zwaar dit proces was. De wettelijke vereisten, en met name de hoeveelheid informatie die moet worden verstrekt door de lidstaten in het kader van de zeer gedetailleerde en complexe POP-structuur, hebben geresulteerd in het opstellen van omvangrijke documenten die vaak meer dan duizend bladzijden tellen.
73De twaalf door ons onderzochte POP’s waren goed voor meer dan 9 000 bladzijden en de bijbehorende partnerschapsovereenkomsten voor 4 000. Als deze cijfers zouden worden geëxtrapoleerd naar de 28 lidstaten en 118 POP’s, zou dit neerkomen op een volume van ongeveer 100 000 bladzijden aan programmeringsdocumenten (in 23 talen), wat waarschijnlijk meer dan het dubbele is van dat in de vorige programmeringsperiode (zie tabel 2).
Aantal pagina’s van ingediende documenten | Periode 2014-2020 | Periode 2007-2013 | |
---|---|---|---|
Partnerschapsovereenkomst (land) |
POP | POP | |
België (Wallonië) | 183 | 620 | 391 |
Denemarken | 204 | 505 | 336 |
Duitsland (Baden-Württemberg) | 236 | 858 | 718 |
Ierland | 244 | 456 | 457 |
Griekenland | 341 | 1 192 | 633 |
Spanje (Rioja) | 370 | 764 | 566 |
Frankrijk (Lotharingen) | 324 | 785 | 381 |
Italië (Campanië) | 722 | 1 090 | 422 |
Oostenrijk | 244 | 843 | 370 |
Polen | 246 | 735 | 400 |
Roemenië | 460 | 786 | 432 |
Verenigd Koninkrijk (Engeland) | 428 | 743 | 403 |
Totaal | 4 002 | 9 377 | 5 509 |
Gemiddelde | 334 | 781 | 459 |
Geen van de partnerschapsovereenkomsten of POP’s | 28 | 118 | 94 |
Deze complexiteit en omvang alsmede de toegenomen administratieve last brengen het risico met zich dat de uitvoerende instanties te veel aandacht besteden aan de bureaucratische vereisten50. Het heeft ook bijgedragen tot vertragingen bij de goedkeuring van de POP’s, waardoor de daadwerkelijke start van de nieuwe programma’s werd uitgesteld.
Nieuw wetgevingskader later vastgesteld dan voor de voorgaande periode
75Figuur 6 bevat een samenvattende vergelijking van de tijdschema’s voor de opstelling van het regelgevingskader voor de twee perioden.
De besprekingen in het Europees Parlement en de Raad over het wetgevingspakket voor het plattelandsontwikkelingsbeleid hielden nauw verband met die over het meerjarig financieel kader (MFK), waarin het totale bedrag aan EU-financiering wordt bepaald dat beschikbaar is tijdens de programmeringsperiode. De Raad en het Europees Parlement hebben het meerjarig financieel kader (MFK) en de GB-verordening voor 2014-2020 pas in december 2013 goedgekeurd, een maand voor het begin van de nieuwe programmeringsperiode. De uitvoeringsverordening van de Commissie werd gepubliceerd in juli 2014, wat betekent dat de voorbereiding en eerste indiening van het merendeel van de door ons onderzochte POP’s plaatsvonden voordat de uitvoeringsverordening in werking trad.
De meeste partnerschapsovereenkomsten en POP’s zijn op tijd ingediend
77Na de late goedkeuring van de verordeningen in december 2013, werd de deadline voor de indiening van de partnerschapsovereenkomsten vastgesteld op april 2014. De nationale autoriteiten hielden zich aan deze termijn51.
78De lidstaten waren vervolgens verplicht om hun POP’s maximaal drie maanden na hun partnerschapsovereenkomsten in te dienen52. De door ons onderzochte POP’s waren tussen april en oktober 2014 ingediend door de nationale en regionale autoriteiten. Bij een derde van de door ons geëvalueerde POP’s voldeden zij niet aan de termijn van drie maanden.
79Dit schema betekent dat de partnerschapsovereenkomsten voor de vaststelling van de betrokken EU-verordeningen moesten worden voorbereid en gedeeltelijk moesten worden besproken. De POP’s moesten ook tegelijkertijd met de partnerschapsovereenkomsten worden opgesteld en besproken en de meeste werden ingediend voordat de desbetreffende uitvoeringsverordening van de Commissie was vastgesteld.
In het goedkeuringsproces van de Commissie zijn termijnen overschreden
80Nadat de nationale autoriteiten een ontwerp-POP hadden ingediend, had de Commissie drie maanden de tijd om haar opmerkingen daarover aan de lidstaat te zenden, en zes maanden om het POP goed te keuren “op voorwaarde dat naar behoren rekening is gehouden met de eventuele opmerkingen van de Commissie”53.
81In de meeste gevallen kon de Commissie de eerste termijn van drie maanden niet in acht nemen (waarbinnen de opmerkingen aan de lidstaten moeten worden verzonden). In het controleverslag van de IAS (zie paragraaf 67) werd erop gewezen dat de opmerkingen van de Commissie in het geval van 98 POP’s waren vastgesteld na het verstrijken van de wettelijke termijn van drie maanden. De IAS schreef de vertragingen toe aan de complexiteit van de wetgeving en de omvang en complexiteit van de POP’s zelf.
82De tweede deadline van zes maanden (voor de definitieve goedkeuring) is moeilijker te meten, omdat er geen rekening wordt gehouden met het tijdsverloop tussen de brief met opmerkingen en het aanvaardbare nationale antwoord - met aanvullende informatie en/of een herzien POP -(stop-de-tijd kenmerk) en er geen bindende termijn is waarbinnen de lidstaat gevolg moet geven aan opmerkingen van de Commissie. Hoewel aan de termijn van zes maanden was voldaan (in de meeste gevallen vanwege het stop-de-tijd kenmerk), is de tijd die werkelijk was verstreken tussen de indiening en goedkeuring van POP’s veel langer.
83Zoals is weergegeven in tabel 3, was de gemiddelde tijd voor de goedkeuring van de POP’s in onze steekproef, gerekend vanaf de datum van de eerste indiening, 11,3 maanden. Dit is twee maanden meer dan de tijd die gemiddeld nodig was in de voorgaande periode van dezelfde steekproef.
Tijdsverloop tussen de eerste indiening en de brief met de opmerkingen van de Commissie | 3.9 |
Tijdsverloop tussen de brief met de opmerkingen van de Commissie en de definitieve indiening door de lidstaten | 6.7 |
Tijdsverloop tussen het opnieuw definitief indienen en de definitieve goedkeuring | 0.7 |
Totaal | 11.3 |
Over het algemeen keurde de Commissie de 118 POP’s goed binnen 20 maanden na de indiening van het eerste POP (april 2014 tot en met december 2015). Dit is positief in vergelijking met de 94 POP’s voor de programmeringsperiode 2007-201354 die binnen 24 maanden werden goedgekeurd (december 2006 tot en met december 2008).
Ondanks de geleverde inspanningen werd niet eerder met de uitvoering van de POP’s begonnen dan in de voorgaande periode
85Deze inspanningen hebben er echter niet voor gezorgd dat de POP’s eerder werden goedgekeurd dan in de voorgaande periode (zie figuur 7).
Omdat ze te laat werden vastgesteld, konden de nationale autoriteiten niet vóór medio 2015 beginnen met de uitvoering van de meeste POP’s (slechts 37 % van de POP’s werd voor eind juni 2015 goedgekeurd). De Commissie keurde 20 % van de POP’s goed in november en december 2015, wat betekent dat de uitvoering van verschillende POP’s pas begon in 2016, het derde jaar van de programmeringsperiode.
87Geen enkele lidstaat declareerde uitgaven in 201455 en de totale gecumuleerde gedeclareerde Elfpo-uitgaven in 201556 en 201657 waren goed voor respectievelijk 3,8 % en 10,2 % van de financiële planning voor de periode 2014-2020. Dit betekent dat ongeveer 90 % van de financiële planning voor het Elfpo aan het begin van 2017 niet gebruikt was. Dit is meer dan in de voorgaande programmeringsperiode (2007-2013), toen aan het begin van 2010 83 % nog niet was uitgegeven. Net als in de vorige programmeringsperiode zal deze late start ertoe leiden dat uitgaven geconcentreerd zijn in de tweede helft van de programmeringsperiode.
88Doordat het grootste deel van de uitvoering van een POP wordt geconcentreerd in de tweede helft van de programmeringsperiode, stijgt het risico dat er aan het einde van de programmeringsperiode buitensporige nadruk wordt gelegd op de opname van de toegewezen middelen58.
Vertragingen bij het opstarten van programma’s vormen steeds terugkerende problemen
89Vertragingen bij de uitvoering van programma’s in het kader van het MFK zijn terugkerende problemen die wij in het verleden voor een groot aantal beleidsterreinen hebben geconstateerd.
90In onze achtergrondnota59 over de tussentijdse herziening van het meerjarig financieel kader 2014-2020 noemen wij twee belangrijke risico’s die het gevolg zijn van deze situatie:
- “de komende jaren zullen de vastleggingen en betalingsachterstand weer stijgen, aangezien bepaalde lidstaten moeite hebben de beschikbare middelen te absorberen tegen 2020, of zelfs 2023 wanneer de subsidiabiliteitsperiode van de uitgavenprogramma’s 2014 2020 afloopt;
- er zal weinig gelegenheid zijn om te leren van op feiten gebaseerde beoordelingen van de opzet, werking en resultaten van EU-uitgavenprogramma’s in het kader van het MFK 2014- 2020 voordat de Commissie eind 2017 haar voorstel voor het MFK na 2020 moet presenteren”60.
Om deze risico’s aan te pakken, stellen wij voor om de langetermijnstrategie en de beleidsvorming in overeenstemming te brengen met de begrotingscyclus, en om een alomvattende uitgaventoetsing uit te voeren voordat een nieuwe meerjarenbegroting wordt vastgesteld.
92Deze voorstellen kunnen nuttig zijn bij het opstellen van het toekomstige plattelandsontwikkelingsbeleid.
Conclusies en aanbevelingen
93Het plattelandsontwikkelingsbeleid van de EU is erop gericht de landbouw concurrerender te maken, een duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen te waarborgen en een evenwichtige territoriale ontwikkeling van plattelandseconomieën en -gemeenschappen te bereiken, met inbegrip van het scheppen en in stand houden van werkgelegenheid. De EU wil in de periode 2014-2020 bijna 100 miljard euro besteden, maar loopt momenteel aanzienlijk achter op schema (zie de paragrafen 86 en 87).
94Het Elfpo verleent financiële steun voor maatregelen die door de lidstaten worden uitgevoerd via nationale of regionale POP’s, die zijn opgesteld door de lidstaten en goedgekeurd door de Commissie.
95Een doelstelling van het strategisch kader van de EU voor de periode 2014-2020 was om meer aandacht te besteden aan resultaten. Bij de inspanningen hiervoor deed zich echter steeds weer het probleem voor dat met de planning voor een nieuwe programmeringsperiode wordt begonnen voordat er toereikende, relevante gegevens beschikbaar zijn met betrekking tot de uitgaven en de resultaten van eerdere perioden.
96Wij hebben onderzocht of de sterkere gerichtheid op prestaties terug was te zien in het nieuwe regelgevingskader voor 2014-2020 en of het met het nieuwe programmeringsproces mogelijk was om POP’s van goede kwaliteit te produceren, die kunnen bijdragen tot betere resultaten, en of dit ook daadwerkelijk was gebeurd. Hoewel het strategische kader was gericht op het verstevigen van de resultaatgerichte aanpak zijn de goedgekeurde POP’s lange en complexe documenten met aanzienlijke tekortkomingen die het onmogelijk maken om de ambitieuze doelstellingen om meer nadruk te leggen op prestaties en resultaten te bereiken.
97Wij hebben ook de programmeringsprocedure voor het plattelandsontwikkelingsbeleid voor de periode 2014-2020 onderzocht om na te gaan of het zodanig was uitgevoerd dat eerder dan in de voorgaande perioden met de uitvoering van deze POP’s werd begonnen, om zo de negatieve gevolgen van een uitgestelde start te voorkomen.
98Wij hebben vastgesteld dat, ondanks de inspanningen van de Commissie, het begin van de uitvoering van POP’s net als bij de vorige programmeringscyclus werd uitgesteld, en dat de uitvoering van de geplande uitgaven in de eerste drie jaar lager was dan in de voorgaande periode.
99Momenteel wordt in de politiek gedebatteerd over het GLB na 2020 en in dit stadium is niet bekend welke vorm het in de toekomst precies zal hebben. Onze aanbevelingen zijn opgesteld in de veronderstelling dat er in het toekomstige plattelandsontwikkelingsbeleid sprake zal zijn van aanzienlijke continuïteit ten opzichte van het huidige kader.
Het ontwerp van het programmeringskader voor de periode 2014-2020 was ambitieuzer, maar de uitvoering vertoonde ernstige tekortkomingen
100De integratie van het Elfpo met andere ESI-fondsen moest leiden tot een sterkere thematische concentratie van de uitgaven van de EU door ervoor te zorgen dat de POP’s een duidelijke bijdrage leverden tot de prioriteiten van Europa 2020, maar moest er ook voor zorgen dat de coördinatie, complementariteit en synergieën tussen programma’s werden bevorderd. In de praktijk heeft dit er echter toe geleid dat er gezien wel sprake is van consistentie tussen de POP’s en strategische documenten zoals de partnerschapsovereenkomsten, maar dat de bijdrage van de POP’s tot de thematische doelstellingen moeilijk kan worden beoordeeld doordat de relaties tussen de verschillende programmeringsdocumenten complex zijn. Complementariteit, synergieën en coördinatie tussen de POP’s en andere programma’s van de ESI-fondsen zijn onvoldoende ontwikkeld (zie de paragrafen 17-29).
Aanbeveling 1
Om de nadruk op prestaties en resultaten te vergroten, de integratie van de POP’s en andere programma’s te versterken, en de beoordelingen van de bijdragen van de POP’s tot de strategische doelstellingen te verbeteren, doen wij de volgende aanbevelingen voor de voorbereiding van de programmeringsperiode na 2020:
- de Commissie moet ervoor zorgen dat de vereisten met betrekking tot de samenhang tussen de afzonderlijke programma’s verder worden ontwikkeld in haar beleidsvoorstellen;
- de lidstaten moeten aangeven hoe de coördinatie-, complementariteits- en synergiemechanismen zullen worden uitgevoerd, follow-up krijgen en worden gerapporteerd tegen de achtergrond van EU-regels.
Streefdatum voor uitvoering: eind 2020 voor a) en 2022 voor b)
101Hoewel de Commissie heeft geprobeerd de in de POP’s te presenteren hoeveelheid informatie evenwichtig te houden, waren de door ons onderzochte POP’s lang waren en dat de nationale autoriteiten een aanzienlijke administratieve inspanning moesten leveren om te voldoen aan de uitgebreide nieuwe inhoudelijke vereisten.
102Wat echter niet wordt bereikt, is het voornaamste doel om de specifieke territoriale behoeften beter aan te pakken en om het verband tussen de geconstateerde behoeften en de geselecteerde steunmaatregelen duidelijker aan te tonen (zie de paragrafen 30-41).
Aanbeveling 2
De Commissie moet het ontwerp van programmeringsdocumenten herzien om hun inhoud te vereenvoudigen en het aantal vereisten voor de programmeringsperiode na 2020 te verminderen, teneinde de plattelandsontwikkelingsstrategieën te vereenvoudigen en het nut ervan te vergroten, en het programmeringsproces tegelijkertijd beheersbaar en doelmatig te maken. Zij moet met name de structuur van programmeringsdocumenten beperken tot die elementen en opties die essentieel zijn voor een correcte planning, uitvoering en monitoring van de uitgaven voor plattelandsontwikkeling.
Streefdatum voor de uitvoering: eind 2020
Het nieuwe prestatiekader biedt beperkte mogelijkheden om de aandacht voor resultaten te vergroten
103Met het GMES kan de manier waarop plattelandsontwikkelingsbeleid wordt gecontroleerd mogelijk worden verbeterd, omdat het een stap is in de aanpak van de vicieuze cirkel waarin de inhoud van nieuwe programma’s wordt vastgesteld zonder dat er informatie beschikbaar is over de resultaten van eerdere perioden. Belangrijke beperkingen wat betreft het meten van beleidsresultaten en de bijdrage daarvan tot de Europa 2020-strategie zijn het ontbreken van adequate beoordelingen van de kwaliteit van de gegevensverzameling, gecombineerd met tekortkomingen in de keuze van indicatoren, en het feit dat de meeste resultaatindicatoren niet aan de definitie daarvan voldoen (paragrafen 42-52).
104De term “prestatiereserve” is een verkeerde benaming omdat de indicatoren die voor de beoordeling van de prestaties worden gebruikt niet de beleidsresultaten meten, maar expliciet zijn bedoeld om uitgaven en directe output te meten. Daardoor biedt het prestatiekader geen informatie over de doelstellingen en de verwachte resultaten van de POP’s. De controle bevestigde bovendien het inherente risico dat er voor de POP’s weinig ambitieuze mijlpalen en streefdoelen worden vastgelegd om mogelijke sancties in geval van ondermaatse prestaties te vermijden. Als de desbetreffende doelstellingen niet worden behaald, gaat de prestatiereserve hoe dan ook niet verloren, aangezien deze aan andere prioriteiten kan worden toegewezen, en mogelijke financiële sancties niet zijn gebaseerd op resultaatindicatoren (paragrafen 53-63).
Aanbeveling 3
De Commissie moet er samen met de lidstaten voor zorgen dat de verbeterde jaarlijkse verslaglegging over de uitvoering voor 2019 duidelijke en omvattende informatie verschaft over de programmaresultaten en dat de vereiste antwoorden op de gemeenschappelijke evaluatievragen een steviger basis bieden voor de volgende programmeringsperiode.
Streefdatum voor de uitvoering: eind 2018
Aanbeveling 4
Bij de voorbereiding van de programmeringsperiode na 2020 moet de Commissie de verschillende soorten indicatoren nauwkeuriger formuleren om over een gemeenschappelijke reeks resultaatgerichte indicatoren te kunnen beschikken die geschikter zijn om de resultaten en het effect van steunmaatregelen op het gebied van plattelandsontwikkeling te beoordelen. In dit proces kan zij baat hebben bij de ervaringen en eerder ontwikkelde oplossingen van andere internationale organisaties (zoals de WHO, de Wereldbank en de OESO) waar de nadruk op prestaties en resultaten ligt.
De Commissie moet ook nationale samenwerking en netwerken bevorderen en vergemakkelijken om op nationaal niveau ontwikkelde goede praktijken op het gebied van prestatiemeting te versprijden.
Streefdatum voor de uitvoering: eind 2019
Aanbeveling 5
Voor de programmeringsperiode na 2020 moet de Commissie een evaluatie maken en de balans opmaken van de ervaring met de uitvoering van het huidige systeem, met inbegrip van:
- de impact van de prestatiereserve;
- de geschiktheid van de resultaatindicatoren die worden gebruikt voor de toegang tot de prestatiereserve; en
- de toepassing van financiële sancties om onderprestatie te pakken.
Streefdatum voor de uitvoering: eind 2020
Het programmeringsproces vereist aanzienlijke inspanningen van de Commissie en de lidstaten, maar de uitvoering van de POP’s verliep trager dan in de voorgaande periode
105Steun voor de programmering van de plattelandsontwikkeling is een procedure met meerdere fasen waarin de POP’s de laatste fase zijn. De financiële toewijzing per lidstaat en het strategische wetgevingskader worden vastgesteld door het Europees Parlement en de Raad voordat de programma’s worden opgesteld. De POP’s moeten daarom meer worden gezien als instrumenten om de nationale en Europese perspectieven op elkaar aan te laten sluiten, in plaats van als documenten die het proces in gang zetten waarin nationale plattelandsontwikkelingsstrategieën helemaal opnieuw worden opgesteld (paragrafen 64 en 65).
106Hoewel de POP’s een vrij beperkte rol spelen in het hierboven beschreven, proces met meerdere fasen, vereist de opstelling en goedkeuring van alle POPs een aanzienlijke administratieve inspanning van de Commissie en de lidstaten. Een lange vertraging bij de vaststelling van het rechtskader (december 2013) had gevolgen voor het tijdpad voor de indiening en goedkeuring van de programmeringsdocumenten, wat in combinatie met de complexe inhoudelijke eisen voor de POP’s betekende dat de POP’s waren goedgekeurd en nieuwe programma’s werden uitgevoerd nadat de programmeringsperiode (paragrafen 66-74) al was begonnen.
107In totaal keurde de Commissie 118 POP’s goed binnen een periode van 20 maanden (april 2014 - december 2015) en deze cijfers steken gunstig af tegen de 94 POP’s voor de programmeringsperiode 2007-2013 die binnen 24 maanden werden goedgekeurd. Ondanks de geleverde inspanningen werden de POP’s echter later goedgekeurd dan in de voorgaande periode en in de meeste gevallen ging de uitvoering ervan niet van start vóór medio 2015, en in sommige gevallen pas vanaf 2016 (zie de paragrafen 75-84).
108Daardoor was ongeveer 90 % van de financiële planning van het Elfpo aan het begin 2017 nog niet uitgegeven (het vierde jaar van de programmeringsperiode), terwijl dit in de voorgaande periode 83 % was. Dit houdt een risico in voor de volledige uitvoering van de financiële planning, en verlegt de nadruk naar absorptie, wat betekent dat de door de Commissie gesteunde resultaatgeoriënteerde aanpak wordt ondermijnd (paragrafen 85-88).
109Vertragingen bij de uitvoering van programma’s in het kader van het MFK zijn algemene en terugkerende problemen, waardoor de risico’s toenemen dat men zich te veel op absorptie richt en dat het nieuwe MFK wordt gepland voordat de resultaten van de EU-uitgaven voor het vorige MFK bekend zijn (zie de paragrafen 89-92).
Aanbeveling 6
Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie moeten overwegen om de langetermijnstrategie en de beleidsvorming in overeenstemming te brengen met de begrotingscyclus, en om een alomvattende uitgaventoetsing uit te voeren voordat een nieuwe meerjarenbegroting wordt vastgesteld.
Om ervoor te zorgen dat de POP’s aan het begin van de volgende programmeringsperiode worden goedgekeurd, moet de Commissie haar wetgevingsvoorstellen voor het plattelandsontwikkelingsbeleid na 2020 tijdig voorbereiden.
Streefdatum voor de uitvoering: eind 2018.
Dit verslag werd door kamer I onder leiding van de heer Phil WYNN OWEN, lid van de Rekenkamer, te Luxemburg vastgesteld op haar vergadering van 27 september 2017.
Voor de Rekenkamer
Klaus-Heiner LEHNE
President
Bijlagen
Bijlage I
De zes EU-prioriteiten en achttien aandachtsgebieden voor plattelandsontwikkeling
In artikel 5 van de Elfpo-verordening worden de zes EU-prioriteiten voor plattelandsontwikkeling, uitgesplitst in achttien aandachtsgebieden:
- “Bevordering van de kennisoverdracht en innovatie in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden, met bijzondere aandacht voor:
- het stimuleren van innovatie, samenwerking en de ontwikkeling van de kennisbasis in plattelandsgebieden;
- het verstevigen van de banden tussen de landbouw, de voedselproductie en de bosbouwsector, en onderzoek en innovatie, mede met het oog op een beter milieubeheer en betere milieuprestaties;
- het stimuleren van een leven lang leren en beroepsopleiding in de landbouw- en de bosbouwsector.
- Het versterken van de levensvatbaarheid van het landbouwbedrijf en het concurrentievermogen van alle landbouwtypen in alle regios en het bevorderen van innovatieve landbouwtechnologieën en het duurzaam bosbeheer, met bijzondere aandacht voor:
- het verbeteren van de economische prestaties van alle landbouwbedrijven en het faciliteren van de herstructurering en modernisering van landbouwbedrijven, met name met het doel de marktdeelname en -gerichtheid alsmede de landbouwdiversificatie te vergroten;
- het faciliteren van de instap van goedgeschoolde landbouwers in de landbouwsector, en in het bijzonder van de generatievernieuwing.
- Bevordering van de organisatie van de voedselketen, met inbegrip van de verwerking en afzet van landbouwproducten, dierenwelzijn en het risicobeheer in de landbouw, met bijzondere aandacht voor:
- het verbeteren van het concurrentievermogen van de primaire producenten door hen beter te integreren in de agrovoedselketen met behulp van kwaliteitsregelingen, het toevoegen van waarde aan landbouwproducten, het bevorderen van landbouwafzet op plaatselijke markten en korte toeleveringsketens, producentengroeperingen en -organisaties en brancheorganisaties;
- het steunen van risicopreventie en -beheer op het niveau van het landbouwbedrijf.
- Herstel, instandhouding en verbetering van ecosystemen die verbonden zijn met de landbouw en de bosbouw, met bijzondere aandacht voor:
- het herstellen, in stand houden en versterken van biodiversiteit, met inbegrip van Natura 2000-gebieden, en in gebieden met natuurlijke of andere specifieke beperkingen, en van landbouw met een grote natuurwaarde, alsook van de toestand van de Europese landschappen;
- het verbeteren van het waterbeheer, met inbegrip van het beheer van meststoffen en bestrijdingsmiddelen;
- het voorkomen van bodemerosie en het verbeteren van bodembeheer.
- Bevordering van het efficiënte gebruik van hulpbronnen en steun voor de overgang naar een koolstofarme en klimaatbestendige economie in de landbouw-, de voedings- en de bosbouwsector, met bijzondere aandacht voor:
- het bevorderen van een efficiënter watergebruik door de landbouwsector;
- het bevorderen van een efficiënter energiegebruik in de landbouw- en de voedselverwerkingssector;
- het faciliteren van de levering en het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen, van bijproducten, en afvalmateriaal en van residuen en andere non-foodgrondstoffen ten bate van de bio-economie;
- het verminderen van broeikasgas- en ammoniakemissies door landbouwgas;
- het bevorderen van koolstofbehoud en -vastlegging in de landbouw- en de bosbouwsector.
- Bevordering van sociale inclusie, armoedebestrijding en economische ontwikkeling in plattelandsgebieden, met bijzondere aandacht voor:
- het faciliteren van diversificatie, creatie en ontwikkeling van kleine ondernemingen, alsook van werkgelegenheid;
- het stimuleren van plaatselijke ontwikkeling in plattelandsgebieden;
- het verbeteren van de toegankelijkheid, het gebruik en de kwaliteit van informatie- en communicatietechnologieën (ICT) in plattelandsgebieden.”
Bijlage II
De elf thematische doelstellingen voor de ESI-fondsen
Artikel 9 van de GB-verordening: “Om bij te dragen aan de strategie van de Unie voor slimme, duurzame en inclusieve groei alsook aan de fondsspecifieke opdrachten overeenkomstig de in het Verdrag vastgelegde doelstellingen, met inbegrip van economische, sociale en territoriale cohesie, steunt elk ESI-fonds de volgende thematische doelstellingen:
- versterking van onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie;
- verbetering van de toegang tot en het gebruik en de kwaliteit van ICT;
- vergroting van de concurrentiekracht van mkb-bedrijven, van de landbouwsector (voor het ELFPO) en van de visserij- en aquacultuursector (voor het EFMZV);
- ondersteuning van de overgang naar een koolstofarme economie in alle bedrijfstakken;
- bevordering van de aanpassing aan de klimaatverandering, risicopreventie en -beheer;
- behoud en bescherming van het milieu en bevordering van efficiënt gebruik van hulpbronnen;
- bevordering van duurzaam vervoer en opheffing van knelpunten in centrale netwerkinfrastructuren;
- bevordering van duurzame en kwalitatief hoogstaande werkgelegenheid en ondersteuning van arbeidsmobiliteit;
- bevordering van sociale inclusie en bestrijding van armoede en discriminatie;
- investering in onderwijs, opleiding en beroepsopleiding voor vaardigheden en een leven lang leren;
- vergroting van de institutionele capaciteit van overheidsinstanties en belanghebbenden en doelmatig openbaar bestuur.”
Artikel 5 van de Elfpo-verordening: “prioriteiten moeten bijdragen tot de horizontale doelstellingen inzake
- innovatie
- milieu
- en de matiging van en aanpassing aan de klimaatverandering”
Bijlage III
Beknopte vergelijking van de hoofdlijnen van de POP’s voor 2007-2013 en 2014-2020
POP 2007-2013: Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1974/2006 NB. De cijfers verwijzen naar de paragrafen in bijlage II |
2014-2020: Bijlage I, bij Verordening (EU) nr. 808/2014. NB: De cijfers verwijzen naar de paragrafen in bijlage I Vetgedrukt: nieuwe elementen ten opzichte van de voorgaande periode |
3.1 SWOT-analyse | 3. Evaluatie vooraf; |
3.2 De strategie die is gekozen om in te spelen op de sterke en zwakke punten | 4. SWOT-analyse en identificatie van de behoeften, en een behoeftenanalyse, op basis van uit de SWOT-analyse verkregen feitenmateriaal |
3.3 Evaluatie vooraf waarin onder meer de middellange- en langetermijnbehoeften worden vastgesteld | 5 Beschrijving van de strategie |
3.4 Impact van de financiële middelen die in de voorgaande programmeringsperiode voor hetzelfde programmeringsterrein zijn toegewezen voor plattelandsontwikkeling | 6. Beoordeling van de voorwaarden vooraf |
4. Rechtvaardiging van de gekozen prioriteiten | 7. Beschrijving van het prestatiekader |
5. Beschrijving van de voorgestelde maatregelen, met inbegrip van investeringsmaatregelen, bewijs dat de steun is gericht op doelstellingen die betrekking hebben op onderkende territoriale behoeften | 8. Beschrijving van de geselecteerde maatregelen, met inbegrip van de bijdrage tot aandachtsgebieden, beginselen voor de vaststelling van selectiecriteria, beschrijving van de controleerbaarheid en verifieerbaarheid |
6. Financieringsplan: jaarlijkse bijdrage uit het Elfpo, uitgesplitst per as | 9. Evaluatieplan |
7. Indicatieve uitsplitsing per maatregel (in euro, gehele periode) | 10. Financieringsplan: jaarlijkse bijdrage uit het ELFPO en verdeling van de ELFPO-bijdrage voor alle maatregelen per type regio |
10. Informatie over de complementariteit met de maatregelen die worden gefinancierd uit de andere instrumenten van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en uit het cohesiebeleid | 11. Indicatorplan |
12. 1 Beschrijving van de toezicht- en evaluatiesystemen die is opgesteld op basis van de gemeenschappelijke lijst van output-, resultaat-, uitgangssituatie- en impactindicatoren in bijlage VIII bij de verordening, en aanvullende indicatoren die betrekking hebben op nationale en/of regionale behoeften | 14. Informatie over de complementariteit met andere EU-instrumenten en in het bijzonder met ESI-fondsen en Pijler I |
18. Beoordeling vooraf van de verifieerbaarheid, controleerbaarheid en het foutenrisico |
Lijst van afkortingen en begrippen
Aandachtsgebieden - Elke van de zes EU-prioriteiten voor plattelandsontwikkeling kan worden onderverdeeld in verschillende thematische aandachtsgebieden. Er zijn 18 van deze aandachtsgebieden.
DG AGRI - Directoraat-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling van de Commissie.
Elfpo - Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling.
Elfpo-verordening - Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad1.
ESI-fondsen/ESIF’s - De Europese structuur- en investeringsfondsen; deze omvatten de volgende EU-fondsen: het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo), het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO), het Europees Sociaal Fonds (ESF), het Cohesiefonds (CF), en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV).
Europa 2020 - De tienjarenstrategie van de Europese Unie voor banen en groei die in 2010 werd gelanceerd om de noodzakelijke voorwaarden te scheppen voor slimme, duurzame en inclusieve groei. Deze kent vijf kerndoelen die de EU voor het einde van 2020 moet verwezenlijken op het gebied van werkgelegenheid, onderzoek en ontwikkeling, klimaat/energie, onderwijs, sociale inclusie en armoedebestrijding.
Ex-ante voorwaarden vereisen dat een lidstaat aan bepaalde voorwaarden voldoet voordat deze middelen uit de Europese structuur- en investeringsfondsen ontvangt. Bij de opstelling van programma’s voor de programmeringsperiode 2014-2020 moesten de lidstaten beoordelen of aan deze voorwaarden is voldaan. Als dat niet het geval was, moesten actieplannen worden opgesteld om ervoor te zorgen dat daaraan uiterlijk op 31 december 2016 was voldaan.
GB-verordening - verordening gemeenschappelijke bepalingen: Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad2.
GLB - Gemeenschappelijk landbouwbeleid: het geheel van wetgeving en praktijken, vastgesteld door de Europese Unie, dat een gemeenschappelijk, uniform beleid voor de landbouw vormt.
GSK - Gemeenschappelijk strategisch kader: een reeks strategische richtsnoeren gericht op het vergemakkelijken van het programmeringsproces en de sectorale en territoriale coördinatie van steunmaatregelen van de Unie in het kader van de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESIF) en met andere beleidsmaatregelen en instrumenten van de Unie.
GTEK - Gemeenschappelijk toezicht- en evaluatiekader: een monitoring- en evaluatiesysteem dat door de Commissie en de lidstaten gezamenlijk is opgesteld voor de programmeringsperiode 2007-2013, waarbij met betrekking tot de doelstellingen indicatoren worden gebruikt om de voortgang, de doelmatigheid en de doeltreffendheid te meten van de programma’s voor plattelandsontwikkeling.
GTES - Gemeenschappelijk toezicht- en evaluatiesysteem: een monitoring- en evaluatiesysteem dat is opgesteld in samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten voor de programmeringsperiode 2014-2020 om onder andere de voortgang en de resultaten van het plattelandsontwikkelingsbeleid aan te tonen en de impact, de doeltreffendheid, de doelmatigheid en het belang van interventies in het kader van het plattelandsontwikkelingsbeleid te beoordelen.
Interventielogica - Het logische verband tussen het probleem dat moet worden opgelost (of de doelstelling die moet worden nagestreefd), de onderliggende oorzaken van het probleem, en de mogelijke beleidsopties (of de daadwerkelijk genomen EU-maatregelen) om het probleem aan te pakken of de doelstelling te verwezenlijken.
Maatregel - Een steunregeling voor de uitvoering van beleid. Een maatregel geeft een beschrijving van de regels, bijvoorbeeld subsidiabiliteits- en selectiecriteria, die gelden voor de projecten die kunnen worden gefinancierd.
MFK - Meerjarig financieel kader, de begrotingsplanning die is opgesteld zoals voorgeschreven in hoofdstuk 2 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
OESO - Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling
Partnerschapsovereenkomsten - Overeenkomsten die worden gesloten tussen de Europese Commissie en iedere lidstaat voor de programmeringsperiode 2014-2020. In partnerschapsovereenkomsten worden de plannen van de nationale autoriteiten beschreven voor het gebruik van middelen uit de Europese structuur- en investeringsfondsen en worden voor elk land de strategische doelen en investeringsprioriteiten omschreven, waarmee deze plannen aan de algemene doelstellingen van de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei worden gekoppeld.
Pijlers (van het gemeenschappelijk landbouwbeleid) - Het gemeenschappelijk landbouwbeleid omvat twee pijlers. De eerste pijler omvat de ondersteuning van het inkomen van landbouwers. Deze steun wordt verleend in de vorm van rechtstreekse betalingen en marktmaatregelen en wordt geheel gefinancierd uit het Europees Landbouwgarantiefonds. De tweede pijler omvat steun voor de ontwikkeling van plattelandsgebieden. Deze steun wordt verleend via programma’s voor plattelandsontwikkeling en wordt medegefinancierd uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling.
POP - plattelandsontwikkelingsplan - Een door een lidstaat opgesteld en door de Commissie goedgekeurd programmeringsdocument voor de planning van en het toezicht op de uitvoering van het EU-beleid inzake plattelandsontwikkeling op regionaal of nationaal niveau.
Programmeringsperiode - Een periode voor de uitvoering van het plattelandsontwikkelingsbeleid die samenvalt met het MFK. De huidige programmeringsperiode is 2014-2020 en volgt op de programmeringsperiode 2007-2013.
SWOT-analyse - Analyse van sterke en zwakke punten, kansen en bedreigingen in het geografisch gebied dat bestreken wordt door een POP.
Thematische doelstellingen - Structurerende elementen, omschreven in het regelgevingskader. Om bij te dragen tot de EU2020-strategie is de steun uit de ESI-fondsen gericht op een beperkt aantal gemeenschappelijke thematische doelstellingen.
WHO - Wereldgezondheidsorganisatie
Voetnoten
1 PB L 347 van 20.12.2013, blz. 487.
2 PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320.
3 Artikel 4 van de Elfpo-verordening.
4 GLB na 2013: Graphs and figures”, Grafiek 5, DG AGRI, 2017.
5 Het landbouwfactorinkomen (d.w.z. het factorinkomen of de netto toegevoegde waarde tegen factorkosten) meet de beloning van alle productiefactoren (grond, kapitaal en arbeid). Het vertegenwoordigt de totale waarde die door middel van productieactiviteiten wordt gecreëerd.
6 Frankrijk (30 POP’s), Italië (23), Spanje (19), Duitsland (15), het VK (4), Portugal (3), België (2) en Finland (2).
7 Artikel 10 en bijlage I van de GB-verordening.
8 COM(2010) 2020 definitief “Europa 2020 - Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei”.
9 Partnerschapsovereenkomsten waren het onderwerp van ons Speciaal verslag nr. 2/2017 “De onderhandelingen van de Commissie over de partnerschapsovereenkomsten en programmas op cohesiegebied voor de periode 2014–2020: doelgerichtere uitgaven voor prioriteiten van Europa 2020, maar steeds complexere regelingen voor prestatiemeting”.
10 Artikel 10 en bijlage I van de GB-verordening.
11 Artikel 9 van de GB-verordening en artikel 5 van de Elfpo-verordening (zie bijlage II).
12 Jaarverslag 2014 van de Rekenkamer, paragraaf 3.44, en het antwoord van de Commissie op de paragrafen 3.24 en 3.25.
13 Artikel 5 van de Elfpo-verordening.
14 Cf. “Synthesis of Mid-Term Evaluations of Rural Development Programmes 2007–2013”, eindverslag, 2012.
15 Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei en partnerschapsovereenkomsten.
16 België (Wallonië), Duitsland (Baden-Württemberg), Ierland, Griekenland, Spanje (La Rioja), Frankrijk (Lotharingen), Italië (Campanië), Oostenrijk, Polen en Roemenië, en aangevuld met Denemarken en het Verenigd Koninkrijk (Engeland).
17 4.1 - steun voor investeringen in landbouwbedrijven; 4.2 - steun voor investeringen in de verwerking/afzet en/of ontwikkeling van landbouwproducten; 6.4 - steun voor investeringen in het creëren en ontwikkelen van niet-agrarische activiteiten; 8.3 - steun voor de preventie van schade aan bossen door bosbranden en natuurrampen en catastrofes; 8.4 - steun voor het herstel van schade aan bossen door bosbranden en natuurrampen en catastrofes; en de maatregelen: 7 - basisvoorzieningen en dorpsvernieuwing in plattelandsgebieden; 14 - dierenwelzijn.
18 Cf. aanbevelingen in de paragrafen 10.39 en 10.51 van de jaarverslagen 2011 en 2012 van de Rekenkamer of de aanbevelingen van de Speciale verslagen nr. 1/2013 “Was de EU-steun aan de voedselverwerkende industrie doeltreffend en doelmatig in het verhogen van de toegevoegde waarde van landbouwproducten?”, nr. 6/2013 “Hebben de lidstaten en de Commissie kosteneffectiviteit bereikt met de maatregelen ter diversificatie van de plattelandseconomie?”, en nr. 12/2013 “Kunnen de Commissie en de lidstaten aantonen dat het aan plattelandsontwikkelingsbeleid toegewezen EU-budget goed besteed is?”.
19 Bijlage III bevat een gedetailleerde vergelijking tussen de structuren voor de periode 2007–2013 en de periode 2014–2020.
20 De artikelen 20 tot en met 22 van de GB-verordening.
21 Artikel 2, lid 33, van de GB-verordening.
22 Artikel 19 van de GB-verordening.
23 Artikel 13 van de Elfpo-verordening: “Elke plattelandsontwikkelingsmaatregel wordt op zodanige wijze geprogrammeerd dat hij specifiek bijdraagt tot de verwezenlijking van één of meer prioriteiten van de Unie voor plattelandsontwikkeling.” Bijlage VI van dezelfde verordening voorziet in een “indicatieve lijst van maatregelen die van belang zijn voor een of meer van de prioriteiten van de Unie voor plattelandsontwikkeling”.
24 “Richtsnoeren voor de strategische programmering voor de periode 2014–2020”.
25 Het jaarverslag 2014 van de Rekenkamer over de uitvoering van de begroting, paragraaf 3.43.
26 Artikel 27, lid 1, van de GB-verordening. Artikel 8, lid 1, onder l), van de Elfpo-verordening en bijlage I, deel 1.14, bij Verordening (EU) nr. 808/2014 bevatten nadere details.
27 “Better Regulation Guidelines”, SWD(2015) 111 final”.
28 Bijlage XI van de GB-verordening. De definitie in voorafgaande voorwaarde G7 van “statistische systemen en resultaatindicatoren” omvat ook meer gedetailleerde en concrete criteria waaraan moet worden voldaan.
29 Bijlage I, deel 4, bij Verordening (EU) nr. 808/2014.
30 Op basis van de rapportage over de vervulling van voorafgaande voorwaarden door DG AGRI.
31 Jaarverslag 2014 van de Rekenkamer, de paragrafen 3.49-3.56 en de betreffende conclusie in 3.92.
32 Zoals aangegeven in de paragrafen 4 en 5 van artikel 50 van de GB-verordening.
33 Cf. de paragrafen 72 en 73 van Speciaal verslag nr. 10/2017 “EU-steun voor jonge landbouwers moet doelgerichter worden toegewezen om doeltreffende generatievernieuwing te bevorderen”.
34 Jaarverslag 2016 van de Rekenkamer, hoofdstuk 3, de paragrafen 3.13-3.51.
35 Overweging 23 van de preambule, de artikelen 20, 21 en 22 van de GB-verordening en artikel 8, lid 1, onder e), van de Elfpo-verordening.
36 Speciaal verslag nr. 1/2007 over de uitvoering van de processen halverwege de looptijd van de structuurfondsen 2000–2006, de paragrafen 33 en 48.
37 Jaarverslag 2013, paragraaf 10.56 en Jaarverslag 2014, paragraaf 3.65, van de Rekenkamer.
38 Artikel 14 van Verordening (EU) nr. 808/2014. De vooraf bepaalde prestatiekaderindicatoren worden vermeld in bijlage IV.5.
39 Verordening (EU) nr. 808/14, bijlage IV.5.
40 Artikel 14, lid 2, van Verordening (EU) nr. 808/2014: “De lidstaat zal (…) deze indicatoren vervangen door en/of aanvullen met andere relevante outputindicatoren die zijn vastgesteld in het plattelandsontwikkelingsprogramma.”
41 Speciaal verslag nr. 15/2017 - Ex-antevoorwaarden en de prestatiereserve op het gebied van cohesie: innovatieve maar nog ondoeltreffende instrumenten, de paragrafen 71-80.
42 Zie paragraaf 3.62 van het Jaarverslag 2014 van de Rekenkamer.
43 In de overgangsregelingen wordt bepaald dat de lidstaten in het kader van de nieuwe periode 2014–2020 betalingen doen om verplichtingen te financieren met betrekking tot bestaande maatregelen van de programmeringsperiode 2007–2013, en dat in 2014 nieuwe verplichtingen worden aangegaan met betrekking tot maatregelen in het kader van de programmeringsperiode 2007–2013. In hun POP’s voor 2014–2020 hebben de lidstaten inderdaad een beschrijving opgenomen van de overgangsbepalingen voor elke maatregel, inclusief een indicatieve sluitingsdatum en een korte beschrijving van de geraamde bedragen, alsook een indicatieve overdrachtstabel met details voor de maatregelen en de totale Elfpo-bijdrage die moet worden gefinancierd in de periode 2014–2020.
44 Jaarverslag 2014 van de Rekenkamer, hoofdstuk 3, paragraaf 63.
45 Artikel 22, lid 4, van de GB-verordening.
46 Artikel 22, de leden 6 en 7, van de GB-verordening.
47 Artikel 8 van Verordening nr. 1305/2013 en bijlage I bij Verordening (EU) nr. 808/2014.
48 Verbeter de organisatie van het register van richtsnoeren om de toegang daartoe te vergemakkelijken en het risico op inconsistenties en/of fouten van de gebruikers te voorkomen; kennisbeheer van de in de goedkeuringsfase voor de POP’s verworven expertise om te voorkomen dat deze verloren gaat in de uitvoeringsfase; laat de rol van de coördinatieraad op het gebied van coherentie verder strekken dan de goedkeuringsfase voor de POP’s, zodat deze de uitvoeringsfase en POP-wijzigingen omvat; het risico bestaat dat niet alle toepasselijke voorwaarden vooraf op adequate wijze worden beoordeeld, doordat specifieke aanwijzingen ontbreken.
49 Er werd echter op gewezen dat het ontbrak aan specifieke richtsnoeren voor een mogelijk ingewikkeld onderwerp zoals de beoordeling van de voorafgaande voorwaarden die specifiek zijn voor het Elfpo.
50 Politieke verklaringen van de nationale autoriteiten, zoals de Duitse deelstaat Saksen, illustreren hoe de lidstaten de complexiteit van het beleidskader en de administratieve lasten zien: “[…] de integratie van het Elfpo in de wet- en regelgeving voor de Europese structuur- en investeringsfondsen en de talrijke verordeningen, gedelegeerde verordeningen en uitvoeringsverordeningen vormt een bijzonder zware belemmering voor alle betrokkenen. […] is ingewikkeld en verwarrend en verhoogt de foutgevoeligheid […]” (Heroriëntatie van het Elfpo na 2020 (Elfpo - herstart), Saksisch Staatsministerie van milieu en landbouw, juni 2016).
51 De partnerschapsovereenkomsten werden ingediend tussen januari en april 2014 en de laatste werd in november 2014 goedgekeurd.
52 De artikelen 14 en 26 van de GB-verordening.
53 Artikel 29 van de GB-verordening.
54 DG AGRI, “Plattelandsontwikkeling in de Europese Unie - Statistische en economische informatie - 2007 en 2008” (respectievelijk de paragrafen 2.2.2 en 2.4.2) en de databank SFC 2007.
55 COM(2016) 181 final - 8e financieel verslag over het Elfpo - Begrotingsjaar 2014.
56 COM(2016) 632 final - 9e financieel verslag over het Elfpo - Begrotingsjaar 2015.
57 Driemaandelijkse uitgavendeclaraties, door de lidstaten ingediend in SFC2014 tot het derde kwartaal van 2016.
58 Hoewel de uitgaven subsidiabel kunnen zijn als deze vóór december 2023 zijn gedaan, kunnen deze alleen worden vastgelegd tijdens de programmeringsperiode, dus tot december 2020.
59 Briefingdocument van de Europese Rekenkamer - De EU-begroting: Tijd voor hervormingen? 2016.
60 Ibidem.
Gebeurtenis | Datum |
---|---|
Vaststelling controleplan ("APM")/begin van de controle | 24.2.2016 |
Ontwerpverslag officieel verzonden aan de Commissie (of andere gecontroleerde) | 5.7.2017 |
Vaststelling van het definitieve verslag na de contradictoire procedure | 27.9.2017 |
Officiële antwoorden in alle talen ontvangen van de Commissie (of andere gecontroleerde) | 7.11.2017 |
Controleteam
In de speciale verslagen van de ERK worden de resultaten van haar controles van EU-beleid en -programma’s of beheersthema’s met betrekking tot specifieke begrotingsterreinen uiteengezet. Bij haar selectie en opzet van deze controletaken zorgt de ERK ervoor dat deze een maximale impact hebben door rekening te houden met de risico’s voor de doelmatigheid of de naleving, de omvang van de betrokken inkomsten of uitgaven, de verwachte ontwikkelingen en de politieke en publieke belangstelling.
Dit verslag werd vastgesteld door controlekamer I, die onder leiding staat van ERK-lid Phil Wynn Owen en gespecialiseerd is in het duurzame gebruik van natuurlijke hulpbronnen. De controle werd geleid door ERK-lid Janusz Wojciechowski, ondersteund door Kinga Wiśniewska-Danek, kabinetschef; Katarzyna Radecka-Moroz, kabinetsattaché; Davide Lingua, hoofdmanager; Paulo Oliveira, taakleider. Het controleteam bestond uit Felipe Andres Miguelez, Ramona Bortnowschi, Eric Braucourt, Ioannis Papadakis, Anne Poulsen, Matteo Tartaggia, Paul Toulet-Morlanne en Anna Zalega.
Contact
EUROPESE REKENKAMER
12, rue Alcide De Gasperi
1615 Luxemburg
LUXEMBURG
Tel. +352 4398-1
Inlichtingen: eca.europa.eu/nl/Pages/ContactForm.aspx
Website: eca.europa.eu
Twitter: @EUAuditors
Meer gegevens over de Europese Unie vindt u op internet via de Europaserver (http://europa.eu).
Luxemburg: Bureau voor publicaties van de Europese Unie, 2017
ISBN 978-92-872-8233-0 | ISSN 1977-575X | doi:10.2865/412183 | QJ-AB-17-015-NL-N | |
HTML | ISBN 978-92-872-8254-5 | ISSN 1977-575X | doi:10.2865/3637 | QJ-AB-17-015-NL-Q |
© Europese Unie, 2017.
Voor iedere vorm van gebruik of reproductie van (beeld)materiaal dat niet onder het auteursrecht van de Europese Unie valt, dient rechtstreeks toestemming aan de auteursrechthebbende te worden gevraagd.
HOE NEEMT U CONTACT OP MET DE EU?
Kom langs
Er zijn honderden Europe Direct-informatiecentra overal in de Europese Unie. U vindt het adres van het dichtstbijzijnde informatiecentrum op: https://europa.eu/european-union/contact_nl
Bel of mail
Europe Direct is een dienst die uw vragen over de Europese Unie beantwoordt. U kunt met deze dienst contact opnemen door:
- te bellen naar het gratis nummer: 00 800 6 7 8 9 10 11 (bepaalde telecomaanbieders kunnen wel kosten in rekening brengen),
- te bellen naar het gewone nummer: +32 22999696, of
- een e mail te sturen via: https://europa.eu/european-union/contact_nl
Waar vindt u informatie over de EU?
Online
Informatie over de Europese Unie in alle officiële talen van de EU is beschikbaar op de Europa-website op: http://europa.eu
EU-publicaties
U kunt publicaties van de EU downloaden of bestellen bij EU Bookshop op: http://publications.europa.eu/eubookshop (sommige zijn gratis, andere niet). Als u meerdere exemplaren van gratis publicaties wenst, neem dan contact op met Europe Direct of uw plaatselijke informatiecentrum (zie https://europa.eu/european-union/contact_nl).
EU-wetgeving en aanverwante documenten
Toegang tot juridische informatie van de EU, waaronder alle EU-wetgeving sinds 1951 in alle officiële talen, krijgt u op EUR-Lex op: http://eur-lex.europa.eu
Open data van de EU
Het opendataportaal van de EU (http://data.europa.eu/euodp/nl/home) biedt toegang tot datasets uit de EU. Deze gegevens kunnen gratis worden gedownload en hergebruikt, zowel voor commerciële als voor niet-commerciële doeleinden.