Speciaal verslag
nr.16 2017

Programmering van plattelandsontwikkeling: minder complexiteit nodig en meer aandacht voor resultaten

Over het verslag: De EU is voornemens om door middel van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) bijna 100 miljard euro te besteden aan het plattelandsontwikkelingsbeleid voor de periode 2014-2020. Een doelstelling van het strategisch kader van de EU voor de periode 2014-2020 was om meer aandacht te besteden aan resultaten. Bij de inspanningen hiervoor deed zich echter steeds weer het probleem voor dat er met de planning voor een nieuwe programmeringsperiode wordt begonnen voordat er relevante gegevens beschikbaar zijn met betrekking tot de uitgaven en de resultaten van de eerdere periode.
Wij hebben geconstateerd dat de goedgekeurde POP’s lange en complexe documenten zijn die tekortkomingen vertonen waardoor de mogelijke focus op prestaties en resultaten wordt beperkt. Van de zijde van de nationale autoriteiten was een aanzienlijke administratieve inspanning nodig om tegemoet te komen aan de uitgebreide vereisten inzake de inhoudelijke inbreng. Verder hebben wij vastgesteld dat de uitvoering van de POP’s, ondanks de inspanningen van de Commissie, laat van start ging en dat de geplande uitgaven langzamer op gang kwamen dan in de voorgaande periode. We doen een aantal aanbevelingen aan het Europees Parlement, de Raad, de Europese Commissie en de lidstaten om het volgende programmeringsproces te verbeteren.

De publicatie is beschikbaar in 23 talen en in het volgende formaat:
PDF
PDF General Report

Samenvatting

I

Het plattelandsontwikkelingsbeleid van de EU is erop gericht de landbouw concurrerender te maken, een duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen te waarborgen en een evenwichtige territoriale ontwikkeling van plattelandseconomieën en -gemeenschappen te bereiken. De EU is voornemens om door middel van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) bijna 100 miljard euro te besteden aan het plattelandsontwikkelingsbeleid voor de periode 2014-2020.

II

Het Elfpo verleent financiële steun voor maatregelen die door de lidstaten worden uitgevoerd via nationale of regionale programma’s voor plattelandsontwikkeling (POP’s), die zijn opgesteld door de lidstaten en goedgekeurd door de Commissie.

III

Een doelstelling van het strategisch kader van de EU voor de periode 2014-2020 was om meer aandacht te besteden aan resultaten. Bij de inspanningen hiervoor deed zich echter steeds weer het probleem voor dat er met de planning voor een nieuwe programmeringsperiode wordt begonnen voordat er toereikende, relevante gegevens beschikbaar zijn met betrekking tot de uitgaven en de resultaten van de eerdere perioden.

IV

Tegen deze achtergrond hebben wij onderzocht of de sterkere gerichtheid op prestaties terugkwam in het nieuwe regelgevingskader voor 2014-2020 en of het met het nieuwe programmeringsproces mogelijk was om POP’s van goede kwaliteit te produceren die kunnen bijdragen tot betere resultaten, en of dit ook daadwerkelijk was gebeurd. Hoewel het strategisch kader was gericht op het verstevigen van de resultaatgerichte aanpak, zijn de goedgekeurde POP’s lange en complexe documenten met tekortkomingen die het onmogelijk maken de ambitieuze doelstellingen om meer nadruk te leggen op prestaties en resultaten te bereiken. Wij hebben eveneens vastgesteld dat er van de zijde van de nationale autoriteiten een aanzienlijke administratieve inspanning nodig was om tegemoet te komen aan de uitgebreide vereisten inzake de inhoudelijke inbreng.

V

We hebben de programmering voor het plattelandsontwikkelingsbeleid voor de periode 2014-2020 onderzocht om na te gaan of het zo was uitgevoerd dat eerder dan in de voorgaande perioden met de uitvoering van deze POP’s kon worden begonnen om zo de negatieve gevolgen van een vertraagde start te voorkomen. Wij hebben vastgesteld dat de POP’s, ondanks de inspanningen van de Commissie, net als bij de voorgaande programmeringscyclus niet eerder werden uitgevoerd en dat de uitvoering van de geplande uitgaven langzamer op gang kwam dan in de voorgaande periode.

VI

In het verslag worden aanbevelingen gedaan die erop gericht zijn het daaropvolgende programmeringsproces te vergemakkelijken en te verbeteren. We bevelen de Commissie aan om:

  1. ervoor te zorgen dat de vereisten met betrekking tot de samenhang tussen de afzonderlijke programma’s verder worden ontwikkeld in haar beleidsvoorstellen;
  2. het ontwerp van de programmeringsdocumenten te herzien om de inhoud daarvan te vereenvoudigen en het aantal vereisten te verminderen;
  3. samen te werken met de lidstaten om ervoor te zorgen dat de verbeterde jaarlijkse verslaglegging over de uitvoering voor 2019 duidelijke en heldere informatie verschaft over de programmaresultaten;
  4. de verschillende soorten prestatie-indicatoren nauwkeuriger te omschrijven, waarbij de goede praktijken moeten worden benut die zijn vastgesteld door nationale autoriteiten en internationale organisaties;
  5. de ervaring met de tenuitvoerlegging van het huidige systeem te herzien en de balans daarvan op te maken van, met inbegrip van: de impact van de prestatiereserve, de geschiktheid van de resultaatindicatoren die worden gebruikt om toegang te krijgen tot de prestatiereserve, en de gebruikmaking van financiële sancties om onderprestatie te pakken;
  6. haar wetgevingsvoorstellen met betrekking tot het plattelandsontwikkelingsbeleid voor de periode na 2020 tijdig voor te bereiden.
VII

Verder bevelen wij het Europees Parlement, de Raad en de Commissie aan om de langetermijnstrategie en de beleidsvorming in overeenstemming te brengen met de begrotingscyclus, en om een alomvattende uitgaventoetsing uit te voeren voordat een nieuwe langetermijnbegroting wordt vastgesteld.

Inleiding

Het plattelandsontwikkelingsbeleid van de EU

01

De EU-steun voor plattelandsontwikkeling is erop gericht de landbouw concurrerender te maken, een duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen en klimaatactie te waarborgen, en een evenwichtige territoriale ontwikkeling van plattelandseconomieën en -gemeenschappen te bereiken, met inbegrip van het scheppen en in stand houden van werkgelegenheid3. De EU wil in de periode 2014-2020 bijna 100 miljard euro besteden: tussen de 14 en 19 miljard euro per jaar, met uitzondering van 2014 (zie tabel 1). De uitgaven voor plattelandsontwikkeling bedragen een kwart van die voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) als geheel en de relevantie ervan wordt duidelijk in de context van de GLB-financiering (zie tabel 1). Volgens DG AGRI4 bedraagt de totale overheidssteun voor landbouw tot 36 % van het totale landbouwfactorinkomen5.

Tabel 1

Elfpo-financiering in het kader van het GLB

  EU-28 in miljoen euro (lopende prijzen)
  2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 Totaal
Plattelands-ontwikkeling1 5 299 18 184 18 684 14 371 14 381 14 330 14 333 99 582
Markt-gerelateerde uitgaven en rechtstreekse steun1 43 778 44 190 43 950 44 146 44 162 44 241 44 263 308 730

1Negende financieel verslag over het Elfpo, Europese Commissie, COM(2016) 632 final.

02

Elk EU-land krijgt een financiële toewijzing voor de zevenjarige programmeringsperiode (zie figuur 1).

Figuur 1

Elfpo-financiering per lidstaat voor de periode 2014-2020

Image: Elfpo-financiering per lidstaat voor de periode 2014-2020

NB: Door afrondingsverschillen stemt het totaal mogelijk niet overeen met de som van de afzonderlijke bedragen.

Bron: Bijlage I van de Elfpo-verordening (incl. de wijziging bij Verordening (EU) nr. 2015/791).

03

Het Elfpo verleent financiële steun voor maatregelen die door de lidstaten worden uitgevoerd via nationale of regionale programma’s voor plattelandsontwikkeling (POP’s). De POP’s bieden een kader voor investeringen in projecten in landbouwbedrijven of plattelandsgebieden op basis van economische, ecologische en sociale behoeften die op nationaal of regionaal niveau worden geïdentificeerd. Dit betreft projecten zoals investeringen in en de modernisering van landbouwbedrijven, starterssubsidies voor jonge landbouwers, agromilieu-klimaatmaatregelen, overschakeling op de biologische landbouw, agrotoerisme, dorpsvernieuwing, de aansluiting van plattelandsgebieden op breedbandinternet, of vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling. Deze maatregelen worden gecofinancierd uit nationale, regionale of particuliere middelen.

04

Voor de programmeringsperiode 2014-2020 zijn er 118 verschillende POP’s in de 28 lidstaten; daarnaast bestaan er 20 afzonderlijke nationale programma’s en hebben acht lidstaten voor regionale programma’s gekozen6.

05

De POP’s worden opgesteld in samenwerking met economische, sociale en milieupartners en door de nationale of de regionale autoriteiten ingediend bij de Commissie, die verantwoordelijk is voor de goedkeuring ervan.

Plattelandsontwikkeling als onderdeel van een bredere EU-strategie

06

Het Elfpo is een van de vijf Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen), samen met het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO), het Europees Sociaal Fonds (ESF), het Cohesiefonds (CF) en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV). In het verleden werden het Elfpo, het EFMZV en het EFRO/CF/ESF onafhankelijk van elkaar uitgevoerd op basis van verschillende reeksen verordeningen en hun respectieve POP’s of operationele programma’s. In de programmeringsperiode 2014-2020 zijn de vijf ESI-fondsen samengebracht onder één overkoepelende verordening, de verordening gemeenschappelijke bepalingen (GB-verordening). In de GB-verordening is een gemeenschappelijk strategisch kader vastgesteld7 (GSK - zie figuur 2) dat van toepassing is op alle ESI-fondsen, en de programmering en coördinatie vergemakkelijkt.

Figuur 2

Wettelijk kader voor de programmeringsperiode 2014-2020

Image: Wettelijk kader voor de programmeringsperiode 2014-2020

Bron: ERK, op basis van de richtsnoeren van DG AGRI.

07

Deze nieuwe aanpak is erop gericht de territoriale coördinatie van de interventies van de Unie te vergemakkelijken en om mogelijk te maken dat alle ESI-fondsen bijdragen tot de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei8.

08

Sinds 2014 moesten de lidstaten een partnerschapsovereenkomst9 vaststellen waarin wordt bepaald dat alle structuur- en investeringsfondsen van de EU (ESI-fondsen) binnen elk land moeten worden gecoördineerd. In partnerschapsovereenkomsten worden de plannen van de nationale autoriteiten beschreven voor het gebruik van middelen uit de ESI-fondsen. Deze worden opgesteld in overeenstemming met de leidende beginselen van het gemeenschappelijk strategisch kader10, en er is één partnerschapsovereenkomst per lidstaat. Partnerschapsovereenkomsten hebben betrekking op de gehele programmeringsperiode, omvatten alle ESI-fondsen, en bevatten beschrijvingen van de doelen en thematische doelstellingen van de lidstaten, waarmee dus een overzicht wordt gegeven van de informatie die nader wordt uitgewerkt in de afzonderlijke programma’s. De partnerschapsovereenkomsten worden goedgekeurd door de Commissie.

09

De elf thematische doelstellingen11 die zijn vastgelegd in de GB-verordening zijn bedoeld om de vijf ESI-fondsen en de Europa 2020-strategie met elkaar te verbinden12. Voor het plattelandsontwikkelingsbeleid zijn de strategische doelstellingen voor de lange termijn voor de periode 2014-2020 opgedeeld in zes prioriteiten, die zijn uitgesplitst in 18 aandachtsgebieden (zie bijlage I), die de desbetreffende thematische doelstellingen van de GB-verordening weerspiegelen en bijdragen tot de horizontale doelstellingen inzake innovatie, milieu en klimaatverandering13.

Meer aandacht voor prestaties

10

Een van de belangrijkste doelstellingen van het strategisch kader van de EU voor de periode 2014-2020 is om bij het beheer van de EU-begroting meer aandacht te besteden aan prestaties en resultaten. Deze doelstelling kwam onder meer tot uitdrukking in het in 2015 gestarte initiatief van de Commissie “Een resultaatgerichte EU-begroting”, waarin het belang van meetbare resultaten en de doeltreffendheid en doelmatigheid van de EU-uitgaven nog verder werd benadrukt. Het doel was een einde te maken aan de gebruikelijke begrotingspraktijk die “[…] in de eerste plaats was gericht op absorptie en naleving. En niet zozeer op prestaties, aangezien ’er absoluut snelle systemische veranderingen nodig zijn met betrekking tot de manier waarop we onze begroting opstellen en uitvoeren, en hoe wij de middelen gebruiken’.

11

Bij deze aanpak deed zich echter steeds weer het probleem voor dat met de planning voor een nieuwe programmeringsperiode wordt begonnen voordat er toereikende, relevante gegevens beschikbaar zijn met betrekking tot de uitgaven en de resultaten van de voorgaande periode (zie tekstvak 1). Hierdoor is het praktisch onmogelijk om een planning op te stellen waarbij rekening is gehouden met de geleerde lessen in verband met de vraag wat beter werkt om beleidsdoelstellingen te verwezenlijken. Onder deze omstandigheden wordt het waarschijnlijker dat middelen worden toegewezen als de verwachting groter is dat middelen zullen worden gebruikt.

Tekstvak 1

Het ontbreken van relevante informatie bij de planning van een nieuwe periode

De wetgevingsvoorstellen voor het nieuwe ESIF-regelgevingskader voor de periode 2014-2020 dateren van oktober 2011 en de synthese van de tussentijdse evaluaties14 van de POP’s voor de programmeringsperiode 2007-2013 werden voltooid in oktober 2012.

Vanwege de late uitvoering van de POP’s voor de programmeringsperiode 2007-2013 bevatten de tussentijdse evaluatieverslagen onvoldoende informatie over de uitvoering en de bereikte resultaten.

Reikwijdte en aanpak van de controle

12

Wij hebben onderzocht of in het nieuwe wetgevingskader (GB-verordening, Elfpo en gerelateerde verordeningen van de Commissie) de sterkere nadruk op prestaties naar voren kwam, of het met het nieuwe programmeringsproces mogelijk was om POP’s van goede kwaliteit tot stand te brengen, en of dit ook daadwerkelijk was gebeurd, waardoor daadwerkelijk kon worden bijgedragen tot betere resultaten. Om dit te kunnen doen, hebben wij ons gericht op de controle van:

  • de samenhang en complementariteit van de POP’s en de synergie ervan met overkoepelende strategische documenten15; en
  • de definitie en opname van de versterkte interventielogica van de POP’s.
13

Daarnaast hebben wij geanalyseerd of het waarschijnlijk is dat er dankzij het nieuwe prestatiekader meer aandacht voor resultaten zal zijn.

14

En tot slot hebben wij de tijdige goedkeuring van de POP’s onderzocht.

15

De controle werd verricht van maart 2016 tot februari 2017 en was gebaseerd op een beoordeling van de informatie en de documenten van de Commissie en de lidstaten over de goedkeuringsprocedure voor een selectie van POP’s. In onze analyse van de goedkeuringsprocedure hebben wij voortgebouwd op de controlewerkzaamheden van de dienst Interne audit van de Commissie (IAS), voor zover de reikwijdte van hun werk samenviel met die van ons.

16

Onze werkzaamheden waren gericht op een selectie van tien goedgekeurde (zowel nationale als regionale) POP’s, aangevuld met twee door de IAS geëvalueerde POP’s16. De evaluatie van de POP’s was gericht op een vast pakket van maatregelen en submaatregelen17 om vergelijkingen te maken en voort te bouwen op bestaande kennis en controleresultaten uit het verleden, waarbij voor aanzienlijke dekking werd gezorgd in termen van financiering, en op het aantal EU-prioriteiten en -aandachtsgebieden op het gebied van plattelandsontwikkeling.

Opmerkingen

Het ontwerp van het programmeringskader voor de periode 2014-2020 was ambitieuzer, maar bij de uitvoering was sprake van ernstige tekortkomingen

Een ambitieuzer en veeleisender strategisch kader weerspiegelt de nieuwe resultaatgerichte aanpak…

17

Door het Elfpo onder één overkoepelende verordening te laten vallen en door partnerschapsovereenkomsten af te sluiten waarin is bepaald dat alle structuur- en investeringsfondsen van de EU (ESI-fondsen) binnen elk land moeten worden gecoördineerd. en samenhang moeten vertonen (zie de paragrafen 6-9) werd een nieuw vereiste ingevoerd, dat was bedoeld om het mogelijk te maken dat het plattelandsontwikkelingsbeleid een betere bijdrage levert tot de verwezenlijking van de doelstellingen voor slimme, duurzame en inclusieve groei.

18

Het regelgevende kader voor de programmeringsperiode 2014-2020 bevat een aantal begrippen en vereisten die erop zijn gericht de aandacht voor resultaten te vergroten. Daarbij werd voortgebouwd op de ervaring uit de voorgaande programmeringsperioden en ingegaan op verschillende van onze aanbevelingen18 met betrekking tot de kosten-batenverhouding van het optreden van de EU.

19

Hieronder geven wij een opsomming van de nieuwe vereisten voor de structuur van de POP’s19, gekoppeld aan het concept van resultaatgerichtheid:

  • De versterkte interventielogica moet tot uitdrukking komen in de keuze, combinatie en prioritering van maatregelen voor plattelandsontwikkeling, waarin de resultaten van de SWOT-analyse naar voren moeten komen, alsook de behoeften die zijn geïdentificeerd, met als doel de verwezenlijking van de EU-prioriteiten voor plattelandsontwikkeling.
  • Een grotere resultaatgerichtheid van programma’s door een “prestatiekader” vast te stellen dat is gebaseerd op een nieuw gemeenschappelijk toezicht- en evaluatiesysteem, met inbegrip van een “prestatiereserve”20.
  • Voorwaarde vooraf […] een voorwaarde is voor de doeltreffende en doelmatige verwezenlijking van een prioriteit van de Unie”21. Indien bij de opstelling van een POP niet aan de toepasselijke voorwaarden vooraf was voldaan, moest de betrokken lidstaat daaraan uiterlijk op 31 december 2016 voldoen en in 2017 daarover verslag uitbrengen aan de Commissie22.

… maar de uitvoering heeft de impact van deze inspanningen beperkt

De POP’s zijn in overeenstemming met de Europa 2020-strategie…
20

Om ervoor te zorgen dat de ESIF-programma’s in overeenstemming zijn met de Europa 2020-strategie, worden in partnerschapsovereenkomsten en cohesieprogramma’s thematische doelstellingen gebruikt om de informatie te structureren. Daarentegen zijn de POP’s gebaseerd op zes EU-prioriteiten voor plattelandsontwikkeling, die op hun beurt zijn onderverdeeld in aandachtsgebieden. Het verband met de thematische doelstellingen en de Europa 2020-strategie ligt dus niet zo voor de hand als voor andere ESI-fondsen.

21

Desondanks kan de overeenstemming van de POP’s met de Europa 2020-strategie worden afgeleid uit:

  1. vooraf bepaalde maatregelen die zijn bedoeld om bij te dragen tot de EU-prioriteiten voor plattelandsontwikkeling23;
  2. aandachtsgebieden die aan de elf thematische doelstellingen kunnen worden gekoppeld24.

Figuur 3

Illustratie van de verhoudingen tussen de thematische doelstellingen, prioriteiten en maatregelen voor plattelandsontwikkeling

Image: Illustratie van de verhoudingen tussen de thematische doelstellingen, prioriteiten en maatregelen voor plattelandsontwikkeling
22

Aangezien de definities in partnerschapsovereenkomsten en de POP’s ruim waren opgesteld, kon de samenhang tussen POP’s en de partnerschapsovereenkomsten snel worden gewaarborgd:

  • de prioriteiten voor plattelandsontwikkeling en de desbetreffende aandachtsgebieden kwamen overeen met de thematische doelstellingen waarvan in de partnerschapsovereenkomsten was vastgesteld dat deze van belang waren voor het Elfpo;
  • de indicatieve toewijzing van steun uit het Elfpo voor elke prioriteit voor plattelandsontwikkeling was in overeenstemming met de financiering die was toegewezen in de partnerschapsovereenkomsten.
… maar de geplande bijdrage tot elke thematische doelstelling is moeilijk te beoordelen
23

Zoals hierboven is uitgelegd (zie paragraaf 20), zijn de POP’s niet gestructureerd volgens de thematische doelstellingen, waardoor de verwachte bijdrage van de POP’s aan elk daarvan wordt beoordeeld op het niveau van de prioriteiten en de aandachtsgebieden van het plattelandsontwikkelingsbeleid. Informatie over de resultaten wordt alleen verzameld voor de aandachtsgebieden. In sommige gevallen is één thematische doelstelling gekoppeld aan verschillende aandachtsgebieden, en valt deze in sommige gevallen onder verschillende prioriteiten voor plattelandsontwikkeling. Daarnaast kan één maatregel bijdragen tot verschillende prioriteiten voor plattelandsontwikkeling en kunnen verscheidene maatregelen van belang zijn voor één prioriteit voor plattelandsontwikkeling.

24

Deze factoren maken het lastiger om de verwachte bijdrage van de POP’s aan een specifieke thematische doelstelling of de Europa 2020-strategie als geheel te kwantificeren (zie tekstvak 2).

Tekstvak 2

een voorbeeld van maatregel 4 - materiële investeringen

In het Italiaanse POP (Campanië) bedroegen de geplande totale overheidsuitgaven voor maatregel 4 (materiële investeringen) 569 miljoen euro.

De uitgaven werden verdeeld over vier plattelandsontwikkelingsprioriteiten (P2- De levensvatbaarheid van het landbouwbedrijf; P3- De organisatie van de voedselketen; P4- Ecosystemen; P5- doelmatig gebruik van hulpbronnen), waarbij de verwachte totale overheidsuitgaven voor elke submaatregel niet werden geraamd.

Elk van deze vier plattelandsontwikkelingsprioriteiten is gekoppeld aan andere maatregelen (zo is P4- Ecosystemen gekoppeld aan de maatregelen 1, 4, 7, 8, 10, 11, 13 en 16), wat resulteert in een complexe combinatie van veel plattelandsontwikkelingsprioriteiten en -maatregelen.

Coördinatie, complementariteit en synergieën met andere ESI-fondsen en andere EU-fondsen zijn niet ontwikkeld
25

In ons Jaarverslag 201425 hebben wij opgemerkt dat, hoewel partnerschapsovereenkomsten de aangewezen plaats zouden zijn om complementariteit en synergieën vast te stellen tussen de vijf ESIF’s, daarin onvoldoende aandacht is voor deze kwesties. Wij hebben ook geconstateerd dat het ontbrak aan operationele begeleiding inzake de wijze waarop horizontale complementariteit en synergieën kunnen worden verwezenlijkt in partnerschapsovereenkomsten en programma’s. Bij onze controle konden deze bevindingen worden bevestigd voor de door ons onderzochte partnerschapsovereenkomsten.

26

Het antwoord van de Commissie op het jaarverslag was dat er in de ESIF-programma’s gedetailleerdere mechanismen moeten worden opgenomen om een dergelijke coördinatie te waarborgen. De GB-verordening vereist dat elk programma regelingen omvat waarmee moet worden gezorgd voor een doeltreffende, doelmatige en gecoördineerde uitvoering van de ESI-fondsen26.

27

De POP’s zijn op dit gebied echter ook zeer algemeen en bieden gewoonlijk geen concrete grondslag ter waarborging van complementariteit en synergieën met andere ESI-fondsen, steun in het kader van pijler I, of andere overheidsinstrumenten.

28

Hoewel het GSK doeltreffende coördinatie bevordert om de impact van de fondsen te vergroten, waren de door ons onderzochte POP’s beperkt tot afbakening en het voorkomen van dubbele financiering, in plaats van dat daarin werd gestreefd naar complementariteit en synergie. Wij hebben vastgesteld dat in de POP’s een aantal actieterreinen met een aantal potentiële financieringsbronnen was vastgesteld, en zeer algemene afbakeningsbeginselen waren opgesteld (zie tekstvak 3). Deze bevatten echter geen informatie over de potentiële toegevoegde waarde als ervoor zou worden gezorgd dat de verschillende financieringsbronnen doeltreffend worden gecoördineerd.

Tekstvak 3

Een voorbeeld van informatie over complementariteit die te algemeen is, of was beperkt tot afbakening

Campanië (Italië): De complementariteit tussen het Elfpo en andere ESI-fondsen is vastgesteld op de volgende drie gebieden:

  • voor breedband zal het ELFPO door het EFRO gesteunde investeringen in plattelandsgebieden aanvullen;
  • in de minst begunstigde gebieden zal het EFRO steun verlenen aan de aanleg van hoofdwegen, terwijl het Elfpo de aanleg van (gemeentelijke) plattelandswegen zal ondersteunen;
  • het ESF zal bijdragen tot de algemene sociale ontwikkeling in plattelandsgebieden, terwijl het Elfpo in dezelfde gebieden acties zal ondersteunen die specifiek verband houden met de landbouw.

Roemeense POP: “De complementariteit tussen de pijlers 1 en 2 […] zal vooraf worden gebaseerd […] op de afbakening van de door het ELGF en het Elfpo gedekte investeringen, ter voorkoming van dubbele financiering […]. Een protocol […] waarborgt dat dubbele financiering wordt vermeden door informatie te delen over projecten die worden gefinancierd door het ELGF en die worden ingediend door potentiële Elfpo-begunstigden.”

29

Overeenkomstig de richtsnoeren van de Commissie voor de strategische programmering voor de periode 2014-2020 moeten de POP’s enige details bevatten over de mechanismen die in de toekomst zullen worden gebruikt om verslag uit te brengen aan de Commissie over doeltreffende coördinatie. Maar de door ons geëvalueerde POP’s bevatten hierover weinig bruikbare informatie.

De toepassing van de versterkte interventielogica heeft niet de verwachte resultaten opgeleverd
30

Volgens de richtsnoeren van de Commissie27 vormt de interventielogica het logische verband tussen het probleem dat moet worden opgelost of de doelstelling die moet worden nagestreefd, de onderliggende oorzaken van het probleem, en de mogelijke beleidsopties (of de uiteindelijk genomen EU-maatregelen) om het probleem aan te pakken of de doelstelling te verwezenlijken. In de context van plattelandsontwikkeling betekent dit dat in de POP’s moet worden aangetoond dat er een duidelijk verband is tussen de vastgestelde nationale/regionale behoeften, de steunmaatregelen die zijn geselecteerd om in te spelen op deze behoeften, de vastgestelde doelstellingen ten aanzien van input/output en de verwachte resultaten.

31

Vanuit het idee van aandacht voor het concept van prestaties en resultaten legt de Commissie de nadruk in de nieuwe programmeringsperiode op het versterken van het verband tussen de geconstateerde behoeften en de geselecteerde maatregelen om in die behoeften te voorzien.

32

Het concept van een versterkte interventielogica omvatte een aantal eisen met betrekking tot de structuur van de POP’s:

Tekstvak 4

Evaluatie, analyse en prestatievereisten voor de POP’s

Volgens artikel 8 van de Elfpo-verordening, moet elk plattelandsontwikkelingsprogramma het volgende omvatten:

  • een evaluatie vooraf;
  • een SWOT-analyse van de situatie en een omschrijving van de behoeften waaraan in het door het programma bestreken geografisch gebied moet worden voorzien;
  • een beschrijving van de strategie waarin wordt aangetoond dat er voor elk van de aandachtsgebieden passende streefdoelen zijn vastgesteld en relevante combinaties van maatregelen zijn gekozen op basis van een degelijke interventielogica, en dat de toewijzing van financiële middelen aan de maatregelen van het programma gerechtvaardigd is en volstaat om de gestelde streefdoelen te halen;
  • een beoordeling van de naleving van de toepasselijke voorwaarden vooraf en een beschrijving van de maatregelen die moeten worden genomen als aan een aantal daarvan niet is voldaan;
  • een beschrijving van het prestatiekader;
  • een beschrijving van elke geselecteerde maatregel;
  • een evaluatieplan;
  • een financieringsplan;
  • een naar aandachtsgebieden uitgesplitst indicatorenplan dat de streefdoelen en geplande output omvat, alsook de uitgaven voor elke plattelandsontwikkelingsmaatregel die is geselecteerd voor een overeenkomstig aandachtsgebied;
  • in voorkomend geval, een tabel met de aanvullende nationale financiering per maatregel;
  • informatie over de complementariteit met maatregelen die worden gefinancierd door de andere instrumenten van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en door de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen).
33

De door ons geëvalueerde POP’s bevatten al deze elementen. Daarin is echter geen duidelijk verband aangetoond tussen de behoeftenanalyse en de geselecteerde maatregelen. Daardoor bleef de interventielogica onduidelijk.

Behoeftenanalyse
34

Individuele POP’s moeten een gedetailleerde, op een SWOT-analyse gebaseerde behoeftenanalyse bevatten om de meest belangrijke en relevante behoeften te selecteren. Deze behoeften moeten worden gekoppeld aan specifieke aandachtsgebieden, zoals is bepaald in de Elfpo-verordening.

35

In de door ons geëvalueerde POP’s werden de behoeften op formele, tautologische en algemene wijze geformuleerd en hierin werden vooraf bepaalde aandachtsgebieden vaak slechts opnieuw geformuleerd. Tekstvak 5 bevat enkele voorbeelden daarvan.

Tekstvak 5

Voorbeelden van algemeen geformuleerde behoeften en/of opnieuw geformuleerde elementen

Ierland: “Een goed gerichte en ontworpen agromilieuregeling” als voorbeeld van een algemene behoefte waarvan in de beschrijving wordt gesteld dat “goed ontworpen, gerichte, gecontroleerde en beheerde maatregelen ertoe zullen bijdragen dat de Ierse doelstellingen in het kader van verschillende richtlijnen, strategieën, enz. worden behaald.”

Roemenië: “Uitbreiding en diversificatie van het aantal banen op het platteland”, een herformulering van aandachtsgebied 6a “diversifiëring en het scheppen van werkgelegenheid”.

Polen: “Het herstellen en in stand houden van de biodiversiteit, met inbegrip van Natura 2000-gebieden, en in gebieden met natuurlijke beperkingen”, een herformulering van aandachtsgebied 4a “Het herstellen, in stand houden en versterken van de biodiversiteit, met inbegrip van Natura 2000-gebieden, en in gebieden met natuurlijke of andere specifieke beperkingen (…)”.

36

Geen van de door ons geëvalueerde POP’s bevatten een gekwantificeerde beschrijving van de geïdentificeerde behoeften. Dit maakt het moeilijk, of zelfs onmogelijk, om in de programmeringsfase te beoordelen of de geplande financiële steun in verhouding staat tot de vastgestelde behoeften of relevant is om daarin te voorzien Evenzo zal het ontbreken van een gekwantificeerde beschrijving van die behoeften het in de evaluatiefase moeilijk maken om te beoordelen in hoeverre de geselecteerde maatregelen in de geïdentificeerde behoeften hebben voorzien.

37

Van de door ons geëvalueerde POP’s werden alleen in die van Spanje (La Rioja) en Italië (Campanië) behoeften geprioriteerd.

38

Hoewel dit niet is bepaald in de verordeningen, zijn wij van mening dat in het programmeringsproces, als de behoeften worden geïdentificeerd, ook rekening moet worden gehouden met de lessen die zijn getrokken uit eerdere perioden. POP’s zijn terugkerende beleidsinstrumenten en er is sprake van aanzienlijke continuïteit op het gebied van plattelandsontwikkelingsdoelstellingen. De door ons geëvalueerde POP’s bevatten echter geen verwijzingen naar de resultaten van in eerdere perioden uitgevoerde plattelandsontwikkelingsmaatregelen.

Selectie van maatregelen
39

Ter rechtvaardiging van de keuze van de maatregelen moet in de POP’s ook het verband worden toegelicht tussen de geconstateerde behoeften, de vastgestelde streefdoelen en de geselecteerde maatregelen.

40

In de praktijk is het vanwege de structuur van de POP’s echter moeilijk om deze verbanden vast te stellen. De informatie over de gekozen maatregelen is vooral gericht op acties die zijn gepland en geeft zelden een duidelijke indicatie van de resultaten die worden verwacht, waarbij verder wordt gegaan dan een algemene verwijzing naar plattelandsontwikkelingsdoelstellingen (zie tekstvak 6). Bijgevolg zal het moeilijk zijn om aan te tonen hoe en in welke mate de geselecteerde maatregelen (of de bijbehorende submaatregelen) aan vastgestelde behoeften voldoen.

Tekstvak 6

Voorbeelden van algemene verwijzingen naar plattelandsontwikkelingsdoelstellingen

Griekenland: M4.1. - “Steun voor landbouwbedrijven die zich hoofdzakelijk richten op kwalitatief goede landbouwproducten zal hun concurrentievermogen vergroten en hun toegang tot nieuwe markten vergemakkelijken […]. Daardoor zullen ook […] de inkomsten van de begunstigden toenemen en zal worden bijgedragen tot het behouden en scheppen van werkgelegenheid.”

Roemenië: M4.1 - “Maatregel 4.1 zal bijdragen tot: de verbetering van de algehele prestatie van landbouwbedrijven door het concurrentievermogen van de landbouw te vergroten, de landbouwactiviteiten te diversifiëren, en de kwaliteit van hun producten te verbeteren; herstructurering van kleine en middelgrote landbouwbedrijven en omvorming daarvan tot commerciële bedrijven; naleving van EU-normen die van toepassing zijn op alle soorten investeringen; toevoeging van waarde aan landbouwproducten door producten op het bedrijf te verwerken en deze rechtstreeks af te zetten, om geïntegreerde voedselketens te creëren en te bevorderen.”

41

In de POP’s moet ook de aan de maatregelen toegewezen financiering worden gerechtvaardigd. In geen van de door ons geëvalueerde POP’s werd een dergelijke rechtvaardiging gegeven of geanalyseerd of de financiering relevant was en of deze voor de betreffende streefdoelen het juiste niveau had. Als er slechts een opsomming wordt gegeven van de bedragen die aan afzonderlijke maatregelen zijn toegewezen, vormt dit naar onze mening nog geen rechtvaardiging of is nog niet aangetoond dat de financiering op passende niveaus is vastgesteld.

Het nieuwe prestatiekader biedt beperkte mogelijkheden voor meer resultaatgerichtheid

Het GMES kan potentieel verbeteringen opleveren, maar kent ook beperkingen wat betreft het meten van resultaten

42

De verordeningen vereisen dat in partnerschapsovereenkomsten en POP’s een beoordeling wordt opgenomen van de vervulling van voorwaarden vooraf, waarbij een rechtstreeks verband bestaat met de doeltreffende en doelmatige verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen.

43

In dit verband vereist de in de GB-verordening vastgelegde voorwaarde vooraf van “statistische systemen en resultaatindicatoren” (voorafgaande voorwaarde G7) een doeltreffend systeem van i) resultaatindicatoren en ii) de verzameling van statistische gegevens28. De procedure was echter een formaliteit, aangezien de Commissie van mening was dat het bestaan van het GMES volstond om te garanderen dat er in voldoende mate werd voldaan aan voorafgaande voorwaarde G7. Wat dat betreft voorzag de verordening van de Commissie de lidstaten dus van een algemene vrijstelling29.

44

Dienovereenkomstig werd in de meeste POP’s aangenomen dat voorafgaande voorwaarde G7 in beginsel was vervuld op basis van de algemene vrijstelling, hoewel dit in de praktijk niet is beoordeeld. In ons speciaal verslag nr. 12/2013 betreffende de uitgaven van de EU voor het plattelandsontwikkelingsbeleid geconcludeerd dat de verzamelde gegevens over resultaten zijn niet betrouwbaar genoeg betekent dit dat de Commissie de meeste POP’s goedgekeurd zonder nader bewijs of controles met betrekking tot het bestaan van een doeltreffend systeem voor de verzameling van statistische gegevens.

45

Het feit dat de nationale autoriteiten die buiten onze selectie van POP’s vielen, ervoor kozen geen gebruik te maken van de vrijstelling en oordeelden dat niet was voldaan aan voorafgaande voorwaarde G730, wijst erop dat deze kwestie niet over het hoofd had mogen worden gezien.

46

Prestatiemeting vergt naast een doeltreffend systeem voor het verzamelen van betrouwbare gegevens, vaststelling van en rapportage over passende indicatoren. Wat dat betreft bevestigt onze controle de conclusie uit het Jaarverslag 2014 van de Rekenkamer dat de introductie van gemeenschappelijke indicatoren voor elk fonds een belangrijke stap is, maar dat het ontwerp beperkingen kent31.

47

Het is waardevol dat in de Elfpo-verordening gemeenschappelijke indicatoren zijn vastgelegd die voor alle POP’s gelden. Dit zal bijdragen tot harmonisatie van input/output-indicatoren op het niveau van het plattelandsontwikkelingsbeleid, en levert als zodanig een verbetering op voor de monitoring van de uitvoering van dat beleid.

48

Ook een nieuwe vereiste inzake het verstrekken van uitgebreidere32 jaarlijkse uitvoeringsverslagen in 2017 en 2019 zou moeten helpen om de resultaatindicatoren te gebruiken om de programmaresultaten te kwantificeren en gemeenschappelijke evaluatievragen te beantwoorden.

49

Dit kan er, naast de monitoring van de huidige programma’s, voor zorgen dat relevante informatie tijdig beschikbaar komt voor besluiten over de volgende programmeringsperiode, wat een stap is in de aanpak van de vicieuze cirkel waarin de inhoud van nieuwe programma’s wordt vastgesteld zonder dat er voldoende informatie beschikbaar is over de resultaten van eerdere perioden (zie de paragrafen 11 en 38).

50

Ondanks de hierboven beschreven verbeteringen kan de doeltreffendheid en doelmatigheid van de POP’s in het bereiken van resultaten slechts in beperkte mate worden gemeten met behulp van de door de Elfpo-verordening vereiste gemeenschappelijke output- en resultaatindicatoren (zie de voorbeelden in tekstvak 7), doordat:

  • sommige outputindicatoren in feite inputindicatoren zijn;
  • de meeste resultaatindicatoren niet met de definitie van een “resultaatindicator” overeenkomen, maar meestal outputindicatoren zijn die worden uitgedrukt als percentage en slechts van beperkt nut zullen zijn om gemeenschappelijke evaluatievragen te beantwoorden.

Tekstvak 7

Voorbeelden van onjuist geclassificeerde resultaat-/ outputindicatoren in het GMES

Voorbeeld van inputindicatoren die ten onrechte zijn aangemerkt als outputindicatoren

“O.1: Totale overheidsuitgaven” is in geen enkel opzicht een beschrijving van de producten van een programma (dus de definitie van output), maar betreft slechts de openbare financiële middelen die zijn gebruikt om het programma uit te voeren, wat precies de definitie van input is.

Voorbeeld van outputindicatoren die ten onrechte zijn aangemerkt als resultaatindicatoren

“R4: percentage landbouwbedrijven dat steun ontvangt om deel te nemen aan kwaliteitsregelingen, lokale markten en korte toeleveringsketens, en producentengroeperingen/-organisaties” bestrijkt het percentage bedrijven dat steun had ontvangen, wat hoogstens output is (producten van het programma). Deze is niet bedoeld om de resultaten weer te geven (de onmiddellijke gevolgen van het programma voor de rechtstreekse doelgroep of ontvangers) die zijn verkregen door gesteunde landbouwbedrijven wat betreft kwaliteit, lokale markten en korte voorzieningsketens.

51

Hoewel de lidstaten aanvullende indicatoren hebben toegevoegd aan de door ons onderzochte POP’s, kwamen de meeste daarvan niet overeen met de definitie van een resultaatindicator en deze zullen dan ook geen betere basis bieden voor de beoordeling van de onmiddellijke resultaten van het programma voor de rechtstreekse begunstigden, zoals toegelicht in tekstvak 8.

Tekstvak 8

Voorbeelden van extra output-/streefdoelindicatoren die niet kunnen worden gebruikt om de resultaten te meten

Voorbeeld van een aanvullende outputindicator in het Roemeense POP:

“Infrastructuur voor water/afvalwater gefinancierd door submaatregel 7.2 (in km)”.

Voorbeeld van een aanvullende streefdoelindicator in het Franse POP (Lotharingen):

“De door natuurrampen beschadigde oppervlakte die moet worden hersteld voor agrarisch gebruik”.

Voorbeeld van een aanvullende outputindicator in het Ierse POP:

“Aantal acties ter ondersteuning van niet-productieve investeringen”.

52

Sommige lidstaten definiëren wel nuttige en relevante resultaatindicatoren op het niveau van de steunmaatregel, zoals “de gemiddelde procentuele verhoging van de economische omvang (standaardoutput) van de ondersteunde bedrijven” of “de gemiddelde omvang van ondersteunde bedrijven na de uitvoering van het bedrijfsplan”33. De Rekenkamer heeft in haar Jaarverslag 201634 de praktijken voor de rapportage over prestaties geanalyseerd en vergeleken met die van andere instellingen, zoals de WHO, de Wereldbank en de OESO. Deze voorbeelden van goede praktijken zouden kunnen worden verspreid en gebruikt door de Commissie en andere nationale autoriteiten.

De “prestatiereserve” heeft weinig tot geen stimulerend effect

53

Om de nadruk op prestaties en het verwezenlijken van de doelstellingen te bevorderen, moeten de partnerschapsovereenkomsten en programma’s voor de programmeringsperiode 2014-2020 voorzien in een prestatiereserve van (ongeveer) 6 % van de middelen die zijn toegewezen aan de ESI-fondsen. Deze middelen zijn momenteel geblokkeerd, maar kunnen ter beschikking worden gesteld naar aanleiding van de voor 2019 geplande evaluatie van het prestatiekader dat in elk POP is vastgesteld indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan35.

54

Er moet worden benadrukt dat de verplichting om in een prestatiereserve te voorzien een nieuw element is in de programmeringsperiode 2014-2020, waarbij dit concept op zichzelf niet nieuw is, maar tot op zekere hoogte ook al is gebruikt in voorgaande perioden, hoewel het toen een beperkt effect heeft gehad op de prestaties. In de programmeringsperiode 2000-2006 was er bijvoorbeeld ook een prestatiereserve beschikbaar voor de structuurfondsen, maar deze werd geregeld door andere procedures. Zoals wij echter hebben geconcludeerd in Speciaal Verslag nr. 1/200736, was de prestatiereserve niet in de eerste plaats gericht op prestaties, maar werd deze gebruikt om de uitgaven te maximaliseren, en niet om ze te richten op sectoren waar ze bijzonder doeltreffend waren gebleken. Evenzo werd in onze jaarverslagen 2013 en 201437 gesteld dat de impact van de prestatiereserve, wat betreft het bevorderen en vergroten van de aandacht voor resultaten, waarschijnlijk slechts marginaal was.

Met de prestatie-indicatoren die worden gebruikt om de toegang tot de reserve te verifiëren, worden geen resultaten gemeten, maar slechts input of output gekwantificeerd
55

Als de lidstaten mijlpalen en streefdoelen vaststellen die worden gebruikt om de toegang tot de prestatiereserve te verifiëren, moeten zij vooraf bepaalde prestatie-indicatoren gebruiken of deze vervangen door, en/of aanvullen met andere relevante outputindicatoren die moeten worden vastgelegd in het POP38.

56

In alle geselecteerde POP’s worden de 15 vooraf bepaalde indicatoren gebruikt die werden voorgesteld in de verordening van de Commissie, en deze zijn aangevuld met een beperkt aantal extra indicatoren. Deze indicatoren zijn echter slechts in beperkte mate nuttig voor het meten van de prestaties.

57

Ten eerste zijn de vooraf bepaalde indicatoren in de verordening van de Commissie39 niet ontworpen als resultaatindicatoren, maar juist expliciet als outputindicatoren, zoals het aantal begunstigden of investeringsverrichtingen, landbouwgrond of de bestreken populatie. Zo is een van de voorgestelde indicatoren (totale overheidsuitgaven per prioriteit) eigenlijk een inputindicator (zie paragraaf 50) die op de hoogte van de uitgaven is gericht en dus op de absorptie van de middelen.

58

In de tweede plaats waren alle aanvullende indicatoren die door de lidstaten in de geselecteerde POP’s worden gebruikt, overeenkomstig de verordening van de Commissie40, ook resultaatindicatoren, zoals het aantal projecten of begunstigden, de hoeveelheid landbouwgrond of de bestreken populatie (zie tekstvak 9).

Tekstvak 9

Voorbeelden van extra prestatiekaderindicatoren waarmee geen resultaten worden gemeten

Grieks POP: “Aantal jonge landbouwers dat tot eind 2018 ten minste één betaling ontvangt”.

Roemeens POP: “Areaal (in hectare) waarop investeringen voor waterbesparing betrekking hebben.”

Pools POP: “Het totale aantal begunstigden van de investeringen waarmee de vernietiging van agrarisch productiepotentieel moet worden voorkomen (3b).”

59

De toegang tot de “prestatiereserve” is dus gebaseerd op het meten van uitgaven en de directe output in plaats van op resultaten. In het prestatiekader wordt geen rekening gehouden met de verwezenlijking van doelstellingen of de verwachte resultaten van de POP’s. Soortgelijke bevindingen werden vermeld in het speciaal verslag over de ex-ante voorwaarden en de prestatiereserve op het gebied van cohesie41.

Sommige beheersautoriteiten stellen weinig ambitieuze streefdoelen vast met betrekking tot de toegang tot de reserve
60

In het verleden hebben de Rekenkamer en de Commissie gewezen42 op “de inherente risico’s dat de lidstaten mijlpalen en streefdoelen zouden vaststellen die niet ambitieus zijn om te voorkomen dat zij deze niet zouden behalen, en dat zij zich niet voldoende inspannen om nauwkeurige en betrouwbare gegevens te rapporteren, ter voorkoming van sancties in het geval van ondermaatse prestaties”.

61

Voor de door ons onderzochte POP’s hebben wij geconstateerd dat de nationale autoriteiten vaak niet-ambitieuze doelstellingen vaststelden, waardoor het risico werd verkleind dat mijlpalen niet werden gehaald (zie figuur 4). De voor 2018 vastgestelde doelstellingen (dus aan het eind van het vijfde jaar van de zevenjarige programmeringsperiode) vertegenwoordigden gemiddeld slechts 28 % van de totale overheidsuitgaven in verband met de programmeringsperiode 2014-2020 (variërend van 22 % in Griekenland tot 51 % voor Ierland). Deze doelstelling kwam voor een zeer groot deel niet overeen met nieuwe verplichtingen in het kader van de regels voor 2014-2020, maar met acties die waren vastgelegd in de regelgeving voor de periode 2007-201343.

Figuur 4

Doelstelling van het prestatiekader - streefdoel voor 2018, uitgedrukt als percentage

Image: Doelstelling van het prestatiekader - streefdoel voor 2018, uitgedrukt als percentage

NB: Aangezien 2023 het laatste jaar is waarin subsidiabele uitgaven in het kader van de programmeringsperiode 2014-2020 kunnen worden gedaan, zou een gelijke verdeling van de uitgaven over de periode (vanaf de goedkeuring van elk POP tot 2023) tot gevolg hebben dat in 2018 gemiddeld 41 % van de uitgaven zal zijn gedaan.

Bron: Analyse van de ERK op basis van POP-gegevens.

62

Bovendien betekent de vrijstelling in het kader van voorafgaande voorwaarde G7 (zie de paragrafen 42-45) dat er geen verplichting bestaat om de doetreffendheid en de betrouwbaarheid van het bestaande systeem voor prestatiemeting te verifiëren. De nationale autoriteiten worden niet erg gestimuleerd om hun huidige systemen te verbeteren, aangezien daardoor vaker ondermaatse prestaties zouden worden gerapporteerd.

Door sommige aspecten van het ontwerp van de GB-verordening werd de stimulans om te presteren nog verder beperkt
63

Andere, door ons reeds genoemde ontwerpfouten in de GB-verordening44 vormen een verdere beperking van de mogelijke stimulerende rol van de prestatiereserve:

  1. Als de desbetreffende doelstellingen voor een bepaalde prioriteit niet worden gehaald, kan de prestatiereserve aan andere prioriteiten in dezelfde lidstaat worden toegewezen45;
  2. financiële sancties kunnen niet op resultaatindicatoren worden gebaseerd en verschillende wettelijke bepalingen beperken de mogelijkheden voor de toepassing van sancties verder46.

Het programmeringsproces vereist aanzienlijke inspanningen van de Commissie en de lidstaten, maar de uitvoering van de POP’s verliep trager dan in de voorgaande periode

De beperkte rol van de POP’s in de planning

64

Steun voor de programmering van plattelandsontwikkeling is een proces met meerdere fasen (zie figuur 5). De financiële toewijzing per lidstaat en het strategische wetgevingskader worden vastgesteld door het Europees Parlement en de Raad voordat de POP’s worden opgesteld. Ook voor de lidstaten die hebben gekozen voor regionale programma’s, wordt de financiële toewijzing per regio vastgesteld door de lidstaten voordat zij POP’s bij de Commissie indienen. Zij zijn niet verplicht deze keuze te verantwoorden.

65

De Elfpo-verordening47 vereist dat in de POP’s wordt gerechtvaardigd welke behoeften moeten worden aangepakt, evenals de keuze van plattelandsontwikkelingsprioriteiten, aandachtsgebieden, maatregelen en de daaraan verbonden streefdoelen. Daarin moet ook worden uitgelegd op welke wijze de gekozen maatregelen zullen bijdragen tot de betreffende aandachtsgebieden en plattelandsontwikkelingsprioriteiten. De belangrijkste doelstelling van het POP is juist om de vooraf toegewezen financiële steun binnen het vooraf gedefinieerde kader te regelen.

Figuur 5

De POP’s zijn de laatste stap in de programmeringsprocedure

Image: De POP’s zijn de laatste stap in de programmeringsprocedure

Een administratieve last voor de Commissie en de lidstaten

66

Om het proces van voorbereiding en goedkeuring van de POP’s binnen dit nieuwe kader te regelen, heeft DG AGRI in 2012 een taskforce opgericht voor de plattelandsontwikkeling na 2013, die de lidstaten helpt bij het opstellen van hun POP’s voor de periode 2014-2020, en de coördinatie binnen de Commissie verzorgt. In 2014 heeft DG AGRI ook een coherentiecomité ingesteld om de algehele samenhang bij de evaluatie van de concept-POP’s te waarborgen.

67

De IAS heeft in een vroeg stadium van de goedkeuringsprocedure een controle uitgevoerd waarvan de conclusie luidde dat “hoewel de algemene processen voor de beoordeling en goedkeuring van de POP’s goed waren voorbereid, deze nog verder moesten worden versterkt”. De belangrijkste gebreken die werden geconstateerd, hadden betrekking op de naleving van de voorgeschreven termijnen (zie paragraaf 81), zwakke punten in de beoordeling van een aantal prestatiegerelateerde elementen (bijv. in verband met bepaalde voorafgaande voorwaarden, indicatoren, en de noodzaak van betere coördinatie tussen de ESI-fondsen), en het inherente risico van fouten als gevolg van de complexiteit van het regelgevingskader. Als minder belangrijk gebrek heeft de IAS ook geconstateerd dat er gebieden zijn waarop de interne richtsnoeren moeten worden verbeterd48.

68

Om het opzetten van POP’s te vergemakkelijken, heeft de Commissie talrijke documenten met richtsnoeren voor de lidstaten uitgebracht (ten behoeve van onze controle hebben wij een lijst opgesteld van 37 van dergelijke richtsnoerdocumenten, die in totaal meer dan 1 500 pagina’s tellen). Het voorbereidingsproces omvat ook de ontwerpverordeningen en ontwerprichtsnoerdocumenten die beschikbaar zijn voor de Commissie en vertegenwoordigers van de lidstaten ter bespreking, waarbij zij er voornamelijk op zijn gericht om de gemeenschappelijke interpretatie van bepaalde kernbegrippen te waarborgen en om informatie uit te wisselen over goede en te vermijden praktijken.

69

De voorbereidingen voor de nieuwe programmeringsprocedure omvatten ook de coördinatie en de uitwisseling van deskundigheid en informatie binnen DG AGRI. In dit verband werd de taskforce voor plattelandsontwikkeling ondersteund door thematische werkgroepen en werden door het coherentiecomité behandelde relevante thema’s via interne berichten ter beschikking van de verschillende eenheden gesteld, en via her plattelandsontwikkelingscomité ook aan de lidstaten gecommuniceerd.

70

DG AGRI heeft een vademecum opgesteld voor de POP’s voor 2014-2020 en een reeks van 23 gestandaardiseerde controlelijsten (bestaande uit ongeveer 1 400 verschillende controles die moeten worden verricht tijdens het evaluatie- en goedkeuringsproces)49, waarin de operationele taken met betrekking tot de beoordeling en goedkeuring van de POP’s worden uiteengezet. Daarmee wordt het personeel dus praktische ondersteuning geboden, waarbij het de bedoeling is de procedures binnen het DG te standaardiseren. Een intern managementinformatiesysteem (RDIS2) werd ingevoerd voor het beheer van de programmagoedkeuring en -monitoring.

71

De talrijke hierboven beschreven maatregelen illustreren de aanzienlijke inspanningen van de Commissie om steun te verlenen en de procedures te harmoniseren. In dit proces wordt ook rekening gehouden met de complexiteit van het beleidskader.

72

De omvang van de belangrijkste programmeringsdocumenten die moeten worden opgesteld door de lidstaten en goedgekeurd door de Commissie laat ook zien hoe zwaar dit proces was. De wettelijke vereisten, en met name de hoeveelheid informatie die moet worden verstrekt door de lidstaten in het kader van de zeer gedetailleerde en complexe POP-structuur, hebben geresulteerd in het opstellen van omvangrijke documenten die vaak meer dan duizend bladzijden tellen.

73

De twaalf door ons onderzochte POP’s waren goed voor meer dan 9 000 bladzijden en de bijbehorende partnerschapsovereenkomsten voor 4 000. Als deze cijfers zouden worden geëxtrapoleerd naar de 28 lidstaten en 118 POP’s, zou dit neerkomen op een volume van ongeveer 100 000 bladzijden aan programmeringsdocumenten (in 23 talen), wat waarschijnlijk meer dan het dubbele is van dat in de vorige programmeringsperiode (zie tabel 2).

Tabel 2

Geschat aantal bladzijden van de voornaamste programmeringsdocumenten

Aantal pagina’s van ingediende documenten Periode 2014-2020 Periode 2007-2013
Partnerschapsovereenkomst
(land)
POP POP
België (Wallonië) 183 620 391
Denemarken 204 505 336
Duitsland (Baden-Württemberg) 236 858 718
Ierland 244 456 457
Griekenland 341 1 192 633
Spanje (Rioja) 370 764 566
Frankrijk (Lotharingen) 324 785 381
Italië (Campanië) 722 1 090 422
Oostenrijk 244 843 370
Polen 246 735 400
Roemenië 460 786 432
Verenigd Koninkrijk (Engeland) 428 743 403
Totaal 4 002 9 377 5 509
Gemiddelde 334 781 459
Geen van de partnerschapsovereenkomsten of POP’s 28 118 94
74

Deze complexiteit en omvang alsmede de toegenomen administratieve last brengen het risico met zich dat de uitvoerende instanties te veel aandacht besteden aan de bureaucratische vereisten50. Het heeft ook bijgedragen tot vertragingen bij de goedkeuring van de POP’s, waardoor de daadwerkelijke start van de nieuwe programma’s werd uitgesteld.

Nieuw wetgevingskader later vastgesteld dan voor de voorgaande periode

75

Figuur 6 bevat een samenvattende vergelijking van de tijdschema’s voor de opstelling van het regelgevingskader voor de twee perioden.

Figuur 6

Onderhandelingen over wetgevingspakketten - vergelijking van de perioden 2007-2013 en 2014-2020

Image: Onderhandelingen over wetgevingspakketten - vergelijking van de perioden 2007-2013 en 2014-2020

(1) Vanaf het voorstel van de Commissie tot de vaststelling.

(2) Vanaf de vaststelling van de EG/EU-verordening tot de vaststelling van de uitvoeringsverordening.

Bron: ERK.

76

De besprekingen in het Europees Parlement en de Raad over het wetgevingspakket voor het plattelandsontwikkelingsbeleid hielden nauw verband met die over het meerjarig financieel kader (MFK), waarin het totale bedrag aan EU-financiering wordt bepaald dat beschikbaar is tijdens de programmeringsperiode. De Raad en het Europees Parlement hebben het meerjarig financieel kader (MFK) en de GB-verordening voor 2014-2020 pas in december 2013 goedgekeurd, een maand voor het begin van de nieuwe programmeringsperiode. De uitvoeringsverordening van de Commissie werd gepubliceerd in juli 2014, wat betekent dat de voorbereiding en eerste indiening van het merendeel van de door ons onderzochte POP’s plaatsvonden voordat de uitvoeringsverordening in werking trad.

De meeste partnerschapsovereenkomsten en POP’s zijn op tijd ingediend

77

Na de late goedkeuring van de verordeningen in december 2013, werd de deadline voor de indiening van de partnerschapsovereenkomsten vastgesteld op april 2014. De nationale autoriteiten hielden zich aan deze termijn51.

78

De lidstaten waren vervolgens verplicht om hun POP’s maximaal drie maanden na hun partnerschapsovereenkomsten in te dienen52. De door ons onderzochte POP’s waren tussen april en oktober 2014 ingediend door de nationale en regionale autoriteiten. Bij een derde van de door ons geëvalueerde POP’s voldeden zij niet aan de termijn van drie maanden.

79

Dit schema betekent dat de partnerschapsovereenkomsten voor de vaststelling van de betrokken EU-verordeningen moesten worden voorbereid en gedeeltelijk moesten worden besproken. De POP’s moesten ook tegelijkertijd met de partnerschapsovereenkomsten worden opgesteld en besproken en de meeste werden ingediend voordat de desbetreffende uitvoeringsverordening van de Commissie was vastgesteld.

In het goedkeuringsproces van de Commissie zijn termijnen overschreden

80

Nadat de nationale autoriteiten een ontwerp-POP hadden ingediend, had de Commissie drie maanden de tijd om haar opmerkingen daarover aan de lidstaat te zenden, en zes maanden om het POP goed te keuren “op voorwaarde dat naar behoren rekening is gehouden met de eventuele opmerkingen van de Commissie”53.

81

In de meeste gevallen kon de Commissie de eerste termijn van drie maanden niet in acht nemen (waarbinnen de opmerkingen aan de lidstaten moeten worden verzonden). In het controleverslag van de IAS (zie paragraaf 67) werd erop gewezen dat de opmerkingen van de Commissie in het geval van 98 POP’s waren vastgesteld na het verstrijken van de wettelijke termijn van drie maanden. De IAS schreef de vertragingen toe aan de complexiteit van de wetgeving en de omvang en complexiteit van de POP’s zelf.

82

De tweede deadline van zes maanden (voor de definitieve goedkeuring) is moeilijker te meten, omdat er geen rekening wordt gehouden met het tijdsverloop tussen de brief met opmerkingen en het aanvaardbare nationale antwoord - met aanvullende informatie en/of een herzien POP -(stop-de-tijd kenmerk) en er geen bindende termijn is waarbinnen de lidstaat gevolg moet geven aan opmerkingen van de Commissie. Hoewel aan de termijn van zes maanden was voldaan (in de meeste gevallen vanwege het stop-de-tijd kenmerk), is de tijd die werkelijk was verstreken tussen de indiening en goedkeuring van POP’s veel langer.

83

Zoals is weergegeven in tabel 3, was de gemiddelde tijd voor de goedkeuring van de POP’s in onze steekproef, gerekend vanaf de datum van de eerste indiening, 11,3 maanden. Dit is twee maanden meer dan de tijd die gemiddeld nodig was in de voorgaande periode van dezelfde steekproef.

Tabel 3

Gemiddelde duur in maanden tussen de eerste indiening en de definitieve goedkeuring van POP’s in onze steekproef

Tijdsverloop tussen de eerste indiening en de brief met de opmerkingen van de Commissie 3.9
Tijdsverloop tussen de brief met de opmerkingen van de Commissie en de definitieve indiening door de lidstaten 6.7
Tijdsverloop tussen het opnieuw definitief indienen en de definitieve goedkeuring 0.7
Totaal 11.3
84

Over het algemeen keurde de Commissie de 118 POP’s goed binnen 20 maanden na de indiening van het eerste POP (april 2014 tot en met december 2015). Dit is positief in vergelijking met de 94 POP’s voor de programmeringsperiode 2007-201354 die binnen 24 maanden werden goedgekeurd (december 2006 tot en met december 2008).

Ondanks de geleverde inspanningen werd niet eerder met de uitvoering van de POP’s begonnen dan in de voorgaande periode

85

Deze inspanningen hebben er echter niet voor gezorgd dat de POP’s eerder werden goedgekeurd dan in de voorgaande periode (zie figuur 7).

Figuur 7

Algemeen tijdschema van het wetgevingsvoorstel van de Commissie voor de goedkeuring van POP’s - vergelijking tussen de perioden 2007-2013 en 2014-2020

Image: Algemeen tijdschema van het wetgevingsvoorstel van de Commissie voor de goedkeuring van POP’s - vergelijking tussen de perioden 2007-2013 en 2014-2020

(1) Vanaf het voorstel door de Commissie tot de vaststelling.

(2) Vanaf de vaststelling van de EG-/EU-verordening tot de vaststelling van de uitvoeringsverordening.

(3) Periode vanaf indiening van eerste partnerschapsovereenkomst/POP tot goedkeuring van laatste partnerschapsovereenkomst/POP.

Bron: ERK.

86

Omdat ze te laat werden vastgesteld, konden de nationale autoriteiten niet vóór medio 2015 beginnen met de uitvoering van de meeste POP’s (slechts 37 % van de POP’s werd voor eind juni 2015 goedgekeurd). De Commissie keurde 20 % van de POP’s goed in november en december 2015, wat betekent dat de uitvoering van verschillende POP’s pas begon in 2016, het derde jaar van de programmeringsperiode.

87

Geen enkele lidstaat declareerde uitgaven in 201455 en de totale gecumuleerde gedeclareerde Elfpo-uitgaven in 201556 en 201657 waren goed voor respectievelijk 3,8 % en 10,2 % van de financiële planning voor de periode 2014-2020. Dit betekent dat ongeveer 90 % van de financiële planning voor het Elfpo aan het begin van 2017 niet gebruikt was. Dit is meer dan in de voorgaande programmeringsperiode (2007-2013), toen aan het begin van 2010 83 % nog niet was uitgegeven. Net als in de vorige programmeringsperiode zal deze late start ertoe leiden dat uitgaven geconcentreerd zijn in de tweede helft van de programmeringsperiode.

88

Doordat het grootste deel van de uitvoering van een POP wordt geconcentreerd in de tweede helft van de programmeringsperiode, stijgt het risico dat er aan het einde van de programmeringsperiode buitensporige nadruk wordt gelegd op de opname van de toegewezen middelen58.

Vertragingen bij het opstarten van programma’s vormen steeds terugkerende problemen

89

Vertragingen bij de uitvoering van programma’s in het kader van het MFK zijn terugkerende problemen die wij in het verleden voor een groot aantal beleidsterreinen hebben geconstateerd.

90

In onze achtergrondnota59 over de tussentijdse herziening van het meerjarig financieel kader 2014-2020 noemen wij twee belangrijke risico’s die het gevolg zijn van deze situatie:

  • “de komende jaren zullen de vastleggingen en betalingsachterstand weer stijgen, aangezien bepaalde lidstaten moeite hebben de beschikbare middelen te absorberen tegen 2020, of zelfs 2023 wanneer de subsidiabiliteitsperiode van de uitgavenprogramma’s 2014 2020 afloopt;
  • er zal weinig gelegenheid zijn om te leren van op feiten gebaseerde beoordelingen van de opzet, werking en resultaten van EU-uitgavenprogramma’s in het kader van het MFK 2014- 2020 voordat de Commissie eind 2017 haar voorstel voor het MFK na 2020 moet presenteren”60.
91

Om deze risico’s aan te pakken, stellen wij voor om de langetermijnstrategie en de beleidsvorming in overeenstemming te brengen met de begrotingscyclus, en om een alomvattende uitgaventoetsing uit te voeren voordat een nieuwe meerjarenbegroting wordt vastgesteld.

92

Deze voorstellen kunnen nuttig zijn bij het opstellen van het toekomstige plattelandsontwikkelingsbeleid.

Conclusies en aanbevelingen

93

Het plattelandsontwikkelingsbeleid van de EU is erop gericht de landbouw concurrerender te maken, een duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen te waarborgen en een evenwichtige territoriale ontwikkeling van plattelandseconomieën en -gemeenschappen te bereiken, met inbegrip van het scheppen en in stand houden van werkgelegenheid. De EU wil in de periode 2014-2020 bijna 100 miljard euro besteden, maar loopt momenteel aanzienlijk achter op schema (zie de paragrafen 86 en 87).

94

Het Elfpo verleent financiële steun voor maatregelen die door de lidstaten worden uitgevoerd via nationale of regionale POP’s, die zijn opgesteld door de lidstaten en goedgekeurd door de Commissie.

95

Een doelstelling van het strategisch kader van de EU voor de periode 2014-2020 was om meer aandacht te besteden aan resultaten. Bij de inspanningen hiervoor deed zich echter steeds weer het probleem voor dat met de planning voor een nieuwe programmeringsperiode wordt begonnen voordat er toereikende, relevante gegevens beschikbaar zijn met betrekking tot de uitgaven en de resultaten van eerdere perioden.

96

Wij hebben onderzocht of de sterkere gerichtheid op prestaties terug was te zien in het nieuwe regelgevingskader voor 2014-2020 en of het met het nieuwe programmeringsproces mogelijk was om POP’s van goede kwaliteit te produceren, die kunnen bijdragen tot betere resultaten, en of dit ook daadwerkelijk was gebeurd. Hoewel het strategische kader was gericht op het verstevigen van de resultaatgerichte aanpak zijn de goedgekeurde POP’s lange en complexe documenten met aanzienlijke tekortkomingen die het onmogelijk maken om de ambitieuze doelstellingen om meer nadruk te leggen op prestaties en resultaten te bereiken.

97

Wij hebben ook de programmeringsprocedure voor het plattelandsontwikkelingsbeleid voor de periode 2014-2020 onderzocht om na te gaan of het zodanig was uitgevoerd dat eerder dan in de voorgaande perioden met de uitvoering van deze POP’s werd begonnen, om zo de negatieve gevolgen van een uitgestelde start te voorkomen.

98

Wij hebben vastgesteld dat, ondanks de inspanningen van de Commissie, het begin van de uitvoering van POP’s net als bij de vorige programmeringscyclus werd uitgesteld, en dat de uitvoering van de geplande uitgaven in de eerste drie jaar lager was dan in de voorgaande periode.

99

Momenteel wordt in de politiek gedebatteerd over het GLB na 2020 en in dit stadium is niet bekend welke vorm het in de toekomst precies zal hebben. Onze aanbevelingen zijn opgesteld in de veronderstelling dat er in het toekomstige plattelandsontwikkelingsbeleid sprake zal zijn van aanzienlijke continuïteit ten opzichte van het huidige kader.

Het ontwerp van het programmeringskader voor de periode 2014-2020 was ambitieuzer, maar de uitvoering vertoonde ernstige tekortkomingen

100

De integratie van het Elfpo met andere ESI-fondsen moest leiden tot een sterkere thematische concentratie van de uitgaven van de EU door ervoor te zorgen dat de POP’s een duidelijke bijdrage leverden tot de prioriteiten van Europa 2020, maar moest er ook voor zorgen dat de coördinatie, complementariteit en synergieën tussen programma’s werden bevorderd. In de praktijk heeft dit er echter toe geleid dat er gezien wel sprake is van consistentie tussen de POP’s en strategische documenten zoals de partnerschapsovereenkomsten, maar dat de bijdrage van de POP’s tot de thematische doelstellingen moeilijk kan worden beoordeeld doordat de relaties tussen de verschillende programmeringsdocumenten complex zijn. Complementariteit, synergieën en coördinatie tussen de POP’s en andere programma’s van de ESI-fondsen zijn onvoldoende ontwikkeld (zie de paragrafen 17-29).

Aanbeveling 1

Om de nadruk op prestaties en resultaten te vergroten, de integratie van de POP’s en andere programma’s te versterken, en de beoordelingen van de bijdragen van de POP’s tot de strategische doelstellingen te verbeteren, doen wij de volgende aanbevelingen voor de voorbereiding van de programmeringsperiode na 2020:

  1. de Commissie moet ervoor zorgen dat de vereisten met betrekking tot de samenhang tussen de afzonderlijke programma’s verder worden ontwikkeld in haar beleidsvoorstellen;
  2. de lidstaten moeten aangeven hoe de coördinatie-, complementariteits- en synergiemechanismen zullen worden uitgevoerd, follow-up krijgen en worden gerapporteerd tegen de achtergrond van EU-regels.

Streefdatum voor uitvoering: eind 2020 voor a) en 2022 voor b)

101

Hoewel de Commissie heeft geprobeerd de in de POP’s te presenteren hoeveelheid informatie evenwichtig te houden, waren de door ons onderzochte POP’s lang waren en dat de nationale autoriteiten een aanzienlijke administratieve inspanning moesten leveren om te voldoen aan de uitgebreide nieuwe inhoudelijke vereisten.

102

Wat echter niet wordt bereikt, is het voornaamste doel om de specifieke territoriale behoeften beter aan te pakken en om het verband tussen de geconstateerde behoeften en de geselecteerde steunmaatregelen duidelijker aan te tonen (zie de paragrafen 30-41).

Aanbeveling 2

De Commissie moet het ontwerp van programmeringsdocumenten herzien om hun inhoud te vereenvoudigen en het aantal vereisten voor de programmeringsperiode na 2020 te verminderen, teneinde de plattelandsontwikkelingsstrategieën te vereenvoudigen en het nut ervan te vergroten, en het programmeringsproces tegelijkertijd beheersbaar en doelmatig te maken. Zij moet met name de structuur van programmeringsdocumenten beperken tot die elementen en opties die essentieel zijn voor een correcte planning, uitvoering en monitoring van de uitgaven voor plattelandsontwikkeling.

Streefdatum voor de uitvoering: eind 2020

Het nieuwe prestatiekader biedt beperkte mogelijkheden om de aandacht voor resultaten te vergroten

103

Met het GMES kan de manier waarop plattelandsontwikkelingsbeleid wordt gecontroleerd mogelijk worden verbeterd, omdat het een stap is in de aanpak van de vicieuze cirkel waarin de inhoud van nieuwe programma’s wordt vastgesteld zonder dat er informatie beschikbaar is over de resultaten van eerdere perioden. Belangrijke beperkingen wat betreft het meten van beleidsresultaten en de bijdrage daarvan tot de Europa 2020-strategie zijn het ontbreken van adequate beoordelingen van de kwaliteit van de gegevensverzameling, gecombineerd met tekortkomingen in de keuze van indicatoren, en het feit dat de meeste resultaatindicatoren niet aan de definitie daarvan voldoen (paragrafen 42-52).

104

De term “prestatiereserve” is een verkeerde benaming omdat de indicatoren die voor de beoordeling van de prestaties worden gebruikt niet de beleidsresultaten meten, maar expliciet zijn bedoeld om uitgaven en directe output te meten. Daardoor biedt het prestatiekader geen informatie over de doelstellingen en de verwachte resultaten van de POP’s. De controle bevestigde bovendien het inherente risico dat er voor de POP’s weinig ambitieuze mijlpalen en streefdoelen worden vastgelegd om mogelijke sancties in geval van ondermaatse prestaties te vermijden. Als de desbetreffende doelstellingen niet worden behaald, gaat de prestatiereserve hoe dan ook niet verloren, aangezien deze aan andere prioriteiten kan worden toegewezen, en mogelijke financiële sancties niet zijn gebaseerd op resultaatindicatoren (paragrafen 53-63).

Aanbeveling 3

De Commissie moet er samen met de lidstaten voor zorgen dat de verbeterde jaarlijkse verslaglegging over de uitvoering voor 2019 duidelijke en omvattende informatie verschaft over de programmaresultaten en dat de vereiste antwoorden op de gemeenschappelijke evaluatievragen een steviger basis bieden voor de volgende programmeringsperiode.

Streefdatum voor de uitvoering: eind 2018

Aanbeveling 4

Bij de voorbereiding van de programmeringsperiode na 2020 moet de Commissie de verschillende soorten indicatoren nauwkeuriger formuleren om over een gemeenschappelijke reeks resultaatgerichte indicatoren te kunnen beschikken die geschikter zijn om de resultaten en het effect van steunmaatregelen op het gebied van plattelandsontwikkeling te beoordelen. In dit proces kan zij baat hebben bij de ervaringen en eerder ontwikkelde oplossingen van andere internationale organisaties (zoals de WHO, de Wereldbank en de OESO) waar de nadruk op prestaties en resultaten ligt.

De Commissie moet ook nationale samenwerking en netwerken bevorderen en vergemakkelijken om op nationaal niveau ontwikkelde goede praktijken op het gebied van prestatiemeting te versprijden.

Streefdatum voor de uitvoering: eind 2019

Aanbeveling 5

Voor de programmeringsperiode na 2020 moet de Commissie een evaluatie maken en de balans opmaken van de ervaring met de uitvoering van het huidige systeem, met inbegrip van:

  1. de impact van de prestatiereserve;
  2. de geschiktheid van de resultaatindicatoren die worden gebruikt voor de toegang tot de prestatiereserve; en
  3. de toepassing van financiële sancties om onderprestatie te pakken.

Streefdatum voor de uitvoering: eind 2020

Het programmeringsproces vereist aanzienlijke inspanningen van de Commissie en de lidstaten, maar de uitvoering van de POP’s verliep trager dan in de voorgaande periode

105

Steun voor de programmering van de plattelandsontwikkeling is een procedure met meerdere fasen waarin de POP’s de laatste fase zijn. De financiële toewijzing per lidstaat en het strategische wetgevingskader worden vastgesteld door het Europees Parlement en de Raad voordat de programma’s worden opgesteld. De POP’s moeten daarom meer worden gezien als instrumenten om de nationale en Europese perspectieven op elkaar aan te laten sluiten, in plaats van als documenten die het proces in gang zetten waarin nationale plattelandsontwikkelingsstrategieën helemaal opnieuw worden opgesteld (paragrafen 64 en 65).

106

Hoewel de POP’s een vrij beperkte rol spelen in het hierboven beschreven, proces met meerdere fasen, vereist de opstelling en goedkeuring van alle POP’s een aanzienlijke administratieve inspanning van de Commissie en de lidstaten. Een lange vertraging bij de vaststelling van het rechtskader (december 2013) had gevolgen voor het tijdpad voor de indiening en goedkeuring van de programmeringsdocumenten, wat in combinatie met de complexe inhoudelijke eisen voor de POP’s betekende dat de POP’s waren goedgekeurd en nieuwe programma’s werden uitgevoerd nadat de programmeringsperiode (paragrafen 66-74) al was begonnen.

107

In totaal keurde de Commissie 118 POP’s goed binnen een periode van 20 maanden (april 2014 - december 2015) en deze cijfers steken gunstig af tegen de 94 POP’s voor de programmeringsperiode 2007-2013 die binnen 24 maanden werden goedgekeurd. Ondanks de geleverde inspanningen werden de POP’s echter later goedgekeurd dan in de voorgaande periode en in de meeste gevallen ging de uitvoering ervan niet van start vóór medio 2015, en in sommige gevallen pas vanaf 2016 (zie de paragrafen 75-84).

108

Daardoor was ongeveer 90 % van de financiële planning van het Elfpo aan het begin 2017 nog niet uitgegeven (het vierde jaar van de programmeringsperiode), terwijl dit in de voorgaande periode 83 % was. Dit houdt een risico in voor de volledige uitvoering van de financiële planning, en verlegt de nadruk naar absorptie, wat betekent dat de door de Commissie gesteunde resultaatgeoriënteerde aanpak wordt ondermijnd (paragrafen 85-88).

109

Vertragingen bij de uitvoering van programma’s in het kader van het MFK zijn algemene en terugkerende problemen, waardoor de risico’s toenemen dat men zich te veel op absorptie richt en dat het nieuwe MFK wordt gepland voordat de resultaten van de EU-uitgaven voor het vorige MFK bekend zijn (zie de paragrafen 89-92).

Aanbeveling 6

Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie moeten overwegen om de langetermijnstrategie en de beleidsvorming in overeenstemming te brengen met de begrotingscyclus, en om een alomvattende uitgaventoetsing uit te voeren voordat een nieuwe meerjarenbegroting wordt vastgesteld.

Om ervoor te zorgen dat de POP’s aan het begin van de volgende programmeringsperiode worden goedgekeurd, moet de Commissie haar wetgevingsvoorstellen voor het plattelandsontwikkelingsbeleid na 2020 tijdig voorbereiden.

Streefdatum voor de uitvoering: eind 2018.

Dit verslag werd door kamer I onder leiding van de heer Phil WYNN OWEN, lid van de Rekenkamer, te Luxemburg vastgesteld op haar vergadering van 27 september 2017.

Voor de Rekenkamer

Klaus-Heiner LEHNE
President

Bijlagen

Bijlage I

De zes EU-prioriteiten en achttien aandachtsgebieden voor plattelandsontwikkeling

In artikel 5 van de Elfpo-verordening worden de zes EU-prioriteiten voor plattelandsontwikkeling, uitgesplitst in achttien aandachtsgebieden:

  1. Bevordering van de kennisoverdracht en innovatie in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden, met bijzondere aandacht voor:
    1. het stimuleren van innovatie, samenwerking en de ontwikkeling van de kennisbasis in plattelandsgebieden;
    2. het verstevigen van de banden tussen de landbouw, de voedselproductie en de bosbouwsector, en onderzoek en innovatie, mede met het oog op een beter milieubeheer en betere milieuprestaties;
    3. het stimuleren van een leven lang leren en beroepsopleiding in de landbouw- en de bosbouwsector.
  2. Het versterken van de levensvatbaarheid van het landbouwbedrijf en het concurrentievermogen van alle landbouwtypen in alle regio’s en het bevorderen van innovatieve landbouwtechnologieën en het duurzaam bosbeheer, met bijzondere aandacht voor:
    1. het verbeteren van de economische prestaties van alle landbouwbedrijven en het faciliteren van de herstructurering en modernisering van landbouwbedrijven, met name met het doel de marktdeelname en -gerichtheid alsmede de landbouwdiversificatie te vergroten;
    2. het faciliteren van de instap van goedgeschoolde landbouwers in de landbouwsector, en in het bijzonder van de generatievernieuwing.
  3. Bevordering van de organisatie van de voedselketen, met inbegrip van de verwerking en afzet van landbouwproducten, dierenwelzijn en het risicobeheer in de landbouw, met bijzondere aandacht voor:
    1. het verbeteren van het concurrentievermogen van de primaire producenten door hen beter te integreren in de agrovoedselketen met behulp van kwaliteitsregelingen, het toevoegen van waarde aan landbouwproducten, het bevorderen van landbouwafzet op plaatselijke markten en korte toeleveringsketens, producentengroeperingen en -organisaties en brancheorganisaties;
    2. het steunen van risicopreventie en -beheer op het niveau van het landbouwbedrijf.
  4. Herstel, instandhouding en verbetering van ecosystemen die verbonden zijn met de landbouw en de bosbouw, met bijzondere aandacht voor:
    1. het herstellen, in stand houden en versterken van biodiversiteit, met inbegrip van Natura 2000-gebieden, en in gebieden met natuurlijke of andere specifieke beperkingen, en van landbouw met een grote natuurwaarde, alsook van de toestand van de Europese landschappen;
    2. het verbeteren van het waterbeheer, met inbegrip van het beheer van meststoffen en bestrijdingsmiddelen;
    3. het voorkomen van bodemerosie en het verbeteren van bodembeheer.
  5. Bevordering van het efficiënte gebruik van hulpbronnen en steun voor de overgang naar een koolstofarme en klimaatbestendige economie in de landbouw-, de voedings- en de bosbouwsector, met bijzondere aandacht voor:
    1. het bevorderen van een efficiënter watergebruik door de landbouwsector;
    2. het bevorderen van een efficiënter energiegebruik in de landbouw- en de voedselverwerkingssector;
    3. het faciliteren van de levering en het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen, van bijproducten, en afvalmateriaal en van residuen en andere non-foodgrondstoffen ten bate van de bio-economie;
    4. het verminderen van broeikasgas- en ammoniakemissies door landbouwgas;
    5. het bevorderen van koolstofbehoud en -vastlegging in de landbouw- en de bosbouwsector.
  6. Bevordering van sociale inclusie, armoedebestrijding en economische ontwikkeling in plattelandsgebieden, met bijzondere aandacht voor:
    1. het faciliteren van diversificatie, creatie en ontwikkeling van kleine ondernemingen, alsook van werkgelegenheid;
    2. het stimuleren van plaatselijke ontwikkeling in plattelandsgebieden;
    3. het verbeteren van de toegankelijkheid, het gebruik en de kwaliteit van informatie- en communicatietechnologieën (ICT) in plattelandsgebieden.”

Bijlage II

De elf thematische doelstellingen voor de ESI-fondsen

Artikel 9 van de GB-verordening: “Om bij te dragen aan de strategie van de Unie voor slimme, duurzame en inclusieve groei alsook aan de fondsspecifieke opdrachten overeenkomstig de in het Verdrag vastgelegde doelstellingen, met inbegrip van economische, sociale en territoriale cohesie, steunt elk ESI-fonds de volgende thematische doelstellingen:

  1. versterking van onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie;
  2. verbetering van de toegang tot en het gebruik en de kwaliteit van ICT;
  3. vergroting van de concurrentiekracht van mkb-bedrijven, van de landbouwsector (voor het ELFPO) en van de visserij- en aquacultuursector (voor het EFMZV);
  4. ondersteuning van de overgang naar een koolstofarme economie in alle bedrijfstakken;
  5. bevordering van de aanpassing aan de klimaatverandering, risicopreventie en -beheer;
  6. behoud en bescherming van het milieu en bevordering van efficiënt gebruik van hulpbronnen;
  7. bevordering van duurzaam vervoer en opheffing van knelpunten in centrale netwerkinfrastructuren;
  8. bevordering van duurzame en kwalitatief hoogstaande werkgelegenheid en ondersteuning van arbeidsmobiliteit;
  9. bevordering van sociale inclusie en bestrijding van armoede en discriminatie;
  10. investering in onderwijs, opleiding en beroepsopleiding voor vaardigheden en een leven lang leren;
  11. vergroting van de institutionele capaciteit van overheidsinstanties en belanghebbenden en doelmatig openbaar bestuur.”

Artikel 5 van de Elfpo-verordening: “prioriteiten moeten bijdragen tot de horizontale doelstellingen inzake

  • innovatie
  • milieu
  • en de matiging van en aanpassing aan de klimaatverandering”

Bijlage III

Beknopte vergelijking van de hoofdlijnen van de POP’s voor 2007-2013 en 2014-2020

POP 2007-2013: Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1974/2006

NB. De cijfers verwijzen naar de paragrafen in bijlage II
2014-2020: Bijlage I, bij Verordening (EU) nr. 808/2014.

NB: De cijfers verwijzen naar de paragrafen in bijlage I
Vetgedrukt: nieuwe elementen ten opzichte van de voorgaande periode
3.1 SWOT-analyse 3. Evaluatie vooraf;
3.2 De strategie die is gekozen om in te spelen op de sterke en zwakke punten 4. SWOT-analyse en identificatie van de behoeften, en een behoeftenanalyse, op basis van uit de SWOT-analyse verkregen feitenmateriaal
3.3 Evaluatie vooraf waarin onder meer de middellange- en langetermijnbehoeften worden vastgesteld 5 Beschrijving van de strategie
3.4 Impact van de financiële middelen die in de voorgaande programmeringsperiode voor hetzelfde programmeringsterrein zijn toegewezen voor plattelandsontwikkeling 6. Beoordeling van de voorwaarden vooraf
4. Rechtvaardiging van de gekozen prioriteiten 7. Beschrijving van het prestatiekader
5. Beschrijving van de voorgestelde maatregelen, met inbegrip van investeringsmaatregelen, bewijs dat de steun is gericht op doelstellingen die betrekking hebben op onderkende territoriale behoeften 8. Beschrijving van de geselecteerde maatregelen, met inbegrip van de bijdrage tot aandachtsgebieden, beginselen voor de vaststelling van selectiecriteria, beschrijving van de controleerbaarheid en verifieerbaarheid
6. Financieringsplan: jaarlijkse bijdrage uit het Elfpo, uitgesplitst per as 9. Evaluatieplan
7. Indicatieve uitsplitsing per maatregel (in euro, gehele periode) 10. Financieringsplan: jaarlijkse bijdrage uit het ELFPO en verdeling van de ELFPO-bijdrage voor alle maatregelen per type regio
10. Informatie over de complementariteit met de maatregelen die worden gefinancierd uit de andere instrumenten van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en uit het cohesiebeleid 11. Indicatorplan
12. 1 Beschrijving van de toezicht- en evaluatiesystemen die is opgesteld op basis van de gemeenschappelijke lijst van output-, resultaat-, uitgangssituatie- en impactindicatoren in bijlage VIII bij de verordening, en aanvullende indicatoren die betrekking hebben op nationale en/of regionale behoeften 14. Informatie over de complementariteit met andere EU-instrumenten en in het bijzonder met ESI-fondsen en Pijler I
  18. Beoordeling vooraf van de verifieerbaarheid, controleerbaarheid en het foutenrisico

Antwoorden van de Commissie

Samenvatting

III

De nieuwe elementen in het meerjarig financieel kader voor 2014-2020, die onder meer zijn voortgevloeid uit opmerkingen van de Europese Rekenkamer, bieden “een solide grondslag voor de toekomstige verslaglegging over de resultaten en effecten”. Hierdoor kon de Commissie meer de nadruk gaan leggen op resultaatgerichtheid en tegelijkertijd nog verdere stappen ondernemen om de absorptie en de naleving te verbeteren (bv. door de nadruk te leggen op uitgaven op gebieden met een duidelijke EU-meerwaarde, nuttige informatie over prestaties te bieden en aanhoudende inspanningen te leveren voor een verdere vereenvoudiging op het niveau van de Commissie en de lidstaten).

IV

De Commissie is van mening dat aanzienlijke inspanningen zijn geleverd om in het meerjarig financieel kader 2014-2020 elementen op te nemen die “een solide grondslag voor de toekomstige verslaglegging over de resultaten en effecten" bieden. Hierdoor kon de Commissie meer de nadruk gaan leggen op resultaatgerichtheid en tegelijkertijd nog verdere stappen ondernemen om de absorptie en de naleving te verbeteren.

De Commissie meent ook dat het aannemelijk is dat meer nadruk op prestaties en resultaten tot betere resultaten zal leiden.

Het is moeilijk de lengte van de programma's te vergelijken gezien de verschillen in voorschriften en modellen tussen de twee perioden.

V

Rekening houdend met de late vaststelling van de wetgeving vordert de uitvoering in de huidige programmeringsperiode goed.

VI a)

De Commissie aanvaardt de aanbeveling deels en merkt op dat zij in deze fase geen specifieke verbintenissen kan aangaan met betrekking tot wetgevingsvoorstellen voor de periode na 2020.

De Commissie verbindt zich er echter toe om naar oplossingen te zoeken voor meer consistentie tussen individuele programma's bij de opstelling van toekomstige wetgevingsvoorstellen.

b)

De Commissie aanvaardt deze aanbeveling, maar kan in deze fase geen specifieke verbintenissen aangaan met betrekking tot wetgevingsvoorstellen voor de periode na 2020.

De Commissie verbindt zich er echter toe om naar manieren te zoeken om de structuur en het niveau van de vereisten van de programmeringsdocumenten zo veel mogelijk te vereenvoudigen. Hieromtrent werden reeds besprekingen aangevat in het kader van de voorbereiding van de mededeling van de Commissie over de modernisering en vereenvoudiging van het GLB.

c)

De Commissie aanvaardt deze aanbeveling.

d)

De Commissie aanvaardt deze aanbeveling deels. De Commissie kan in deze fase geen specifieke verbintenissen aangaan met betrekking tot wetgevingsvoorstellen voor de periode na 2020, maar zij verbindt zich ertoe om te onderzoeken op welke manier de prestaties van het GLB als geheel beter kunnen worden gemeten. Hieromtrent werden reeds besprekingen aangevat in het kader van de voorbereiding van de mededeling van de Commissie over de modernisering en vereenvoudiging van het GLB.

e)

De Commissie aanvaardt deze aanbeveling.

f)

De Commissie aanvaardt deze aanbeveling deels, voor zover het politieke proces voortgang kon vinden.

VII

Voor zover zij betrokken is, aanvaardt de Commissie de aanbeveling en is zij van oordeel dat zij deze reeds uitvoert. Het Witboek van de Commissie over de toekomst van Europa, dat in maart 2017 is gepubliceerd, bracht het algemene debat over Europa in 2025 op gang, met inbegrip van de financiële vooruitzichten voor Europa, welke in detail zijn uiteengezet in de discussienota over de toekomst van de EU-financiën van 28 juni 2017. Het politieke proces zal worden aangevuld met een toetsing van de doeltreffendheid en doelmatigheid van de uitgavenprogramma's en de EU-meerwaarde. Dit zal ondersteuning bieden bij de voorbereiding van de volgende generatie fondsen en de modernisering van de EU-begroting.

Inleiding

8

In de partnerschapsovereenkomsten worden nationale strategieën vastgelegd om de doelstellingen van de Unie te verwezenlijken via de programmering van de Europese structuur- en investeringsfondsen.

9

De verwezenlijking van de Europa 2020-strategie is niet het enige doel van de financieringsprogramma's.

10

De nieuwe elementen in het meerjarig financieel kader voor 2014-2020, die onder meer zijn voortgevloeid uit opmerkingen van de Europese Rekenkamer, bieden “een solide grondslag voor de toekomstige verslaglegging over de resultaten en effecten”. Hierdoor kon de Commissie meer de nadruk gaan leggen op resultaatgerichtheid en tegelijkertijd nog verdere stappen ondernemen om de absorptie en de naleving te verbeteren (bv. door de nadruk te leggen op uitgaven op gebieden met een duidelijke EU-meerwaarde, nuttige informatie over prestaties te bieden en aanhoudende inspanningen te leveren voor een verdere vereenvoudiging op het niveau van de Commissie en de lidstaten).

Het gemeenschappelijk monitoring- en evaluatiekader van het GLB werd ontwikkeld in het kader van de aanvang van de programmeringsperiode 2014-2020 en werd overeengekomen met de lidstaten als een gemeenschappelijk platform om de nadruk te leggen op en verslag uit te brengen over de voortgang van de programma's met het oog op de verwezenlijking van de vastgelegde beleidsdoelstellingen. Het omvat doelstellingen, indicatoren, streefdoelen en mijlpalen die moeten worden toegepast in de programma's van de lidstaten.

11

Zoals door de Europese Rekenkamer in punt 18 erkend, werd het regelgevingskader voor de periode 2014-2020 gebaseerd op ervaringen uit de vorige programmeringsperioden en werd daarbij rekening gehouden met verscheidene aanbevelingen van de Europese Rekenkamer.

Voorts werd relevante informatie over de uitvoering van de programma's verkregen uit audits, studies en evaluaties gedurende de hele voorgaande programmeringsperiode.

Tekstvak 1 – Het ontbreken van relevante informatie bij de planning van een nieuwe periode

Eerste alinea: Zoals reeds vermeld in het antwoord van de Commissie op punt 11, werd ook rekening gehouden met de informatie die was vervat in de synthese van de evaluaties achteraf van de plattelandsontwikkelingsprogramma's 2000-2006 en die werd verkregen uit de auditactiviteiten gedurende de hele voorgaande programmeringsperiode.

Tweede alinea: In de programmeringsperiode 2007-2013 waren evaluatieresultaten permanent beschikbaar ("permanente evaluatie").

Hoewel de synthese van de evaluaties achteraf van de plattelandsontwikkelingsprogramma's 2000-2006 pas in februari 2012 is voltooid, was de in de ontwerpdocumenten vervatte informatie tijdig toegankelijk voor de diensten van de Commissie.

Opmerkingen

17

De partnerschapsovereenkomsten zijn ook bedoeld om de verwezenlijking van de fondsspecifieke doelstellingen overeenkomstig de in het Verdrag vastgelegde doelstellingen mogelijk te maken.

18

De Commissie waardeert dat de Europese Rekenkamer erkent dat het regelgevingskader voor de periode 2014-2020 is gebaseerd op ervaringen uit de vorige programmeringsperioden.

19

Eerste bullet: In het geval van plattelandsontwikkeling is de “verbeterde interventielogica" ook het resultaat van een duidelijkere toelichting van de specifieke doelstellingen van het beleid ("aandachtsgebieden") en de verplichting om streefdoelen vast te stellen voor deze doelstellingen. Ook een grotere flexibiliteit in de wijze waarop de maatregelen kunnen worden geprogrammeerd, in het licht van de multifunctionele aard ervan, heeft gezorgd voor een betere resultaatgerichtheid van de plattelandsontwikkelingsprogramma's (POP's).

Gezamenlijk antwoord op de punten 20 en 21:

De zes prioriteiten van de Unie inzake plattelandsontwikkeling en de respectieve aandachtsgebieden zijn een weerspiegeling van de desbetreffende thematische doelstellingen van het gemeenschappelijk strategisch kader in het licht van de Elfpo-doelstellingen, op basis van de in het Verdrag vastgelegde doelstellingen van het GLB. Dit is volledig in overeenstemming met de beginselen (overweging 20) en bepalingen (artikel 9) van de verordening gemeenschappelijke bepalingen (GB-verordening). Er is dus een klaarblijkelijk verband tussen de prioriteiten inzake plattelandsontwikkeling en de thematische doelstellingen van de GB-verordening.

22

De partnerschapsovereenkomsten en de POP's zijn met de noodzakelijke gedetailleerdheid omschreven. De algehele samenhang tussen de partnerschapsovereenkomsten en de POP's is het resultaat van gecoördineerde strategische planning door nationale/regionale overheden in nauwe samenwerking met de diensten van de Commissie en intensieve uitwisselingen en coördinatie-inspanningen op verschillende niveaus. Daarom kan dus niet worden gesteld dat deze samenhang “gemakkelijk [kon] worden gewaarborgd”.

Tweede streepje: Deze samenhang is het resultaat van uitvoerige onderhandelingen tussen de Commissie en de lidstaten.

23

De financiële en fysieke bijdragen van POP's aan elk van de (relevante) thematische doelstellingen worden beschreven in de partnerschapsovereenkomsten. Die bijdragen zijn een afspiegeling van de cumulatieve waarden van de relevante indicatoren van alle aandachtsgebieden voor elke thematische doelstelling (TD) en kunnen dus gemakkelijk worden gekwantificeerd. De plattelandsontwikkelingsmaatregelen zijn instrumenten voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de prioriteiten en aandachtsgebieden. Gezien hun multifunctionele aard is het niet mogelijk om op voorhand een enkel rechtstreeks verband tussen de maatregelen en de thematische doelstellingen vast te stellen. Dat verband wordt evenwel duidelijk wanneer de maatregelen worden toegekend aan de aandachtsgebieden, d.w.z. door de programmering.

24

Indicatoren voor plattelandsontwikkeling worden voor elke relevante TD gekwantificeerd en zijn beschikbaar in de partnerschapsovereenkomst (zie antwoord van de Commissie op punt 23). De bijdrage van plattelandsontwikkeling en andere uitgaveninstrumenten van de Unie aan de Europa 2020-strategie in haar geheel moet worden beoordeeld in het kader van een evaluatie.

Tekstvak 2 – Een voorbeeld van maatregel 4 - materiële investeringen

Tweede alinea: De maatregel is correct geprogrammeerd over de vier prioriteiten waaraan hij wordt verwacht bij te dragen.

De financiële bijdrage van de maatregel aan de aandachtsgebieden waar hij is geprogrammeerd, is bekend. De vaststelling van financiële plannen per submaatregel zou extreem complex en lastig te beheren zijn.

Derde alinea: Verschillende soorten acties (en dus maatregelen) zijn noodzakelijk voor de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen, die worden ondersteund door de prioriteiten en aandachtsgebieden. Dit is van essentieel belang om de doeltreffendheid van het beleid te waarborgen, maar leidt niet tot ingewikkelde combinaties per prioriteit/aandachtsgebied.

27

Het POP Campanië (IT) is een goed voorbeeld van hoe de operationele details van de regelingen die zijn gedefinieerd op het niveau van de partnerschapsovereenkomst met het oog op coördinatie tussen ESI-fondsen, zijn omschreven op programmaniveau in het geval van breedband (zie antwoord op het eerste streepje van tekstvak 3). Vergelijkbare regelingen zijn ingevoerd in Ierland.

Er is bewijsmateriaal voorhanden betreffende de complementariteit en synergieën van de POP's met andere ESI-fondsen, steun in het kader van pijler I, of andere overheidsinstrumenten. Op administratief niveau hebben verscheidene lidstaten bijvoorbeeld voor nationale coördinatiestructuren en wederzijdse deelname aan de monitoringcomités (DK, IE, UK/EN) gezorgd.

28

De Commissie heeft de totstandbrenging van synergieën en complementariteit in de besteding van de Europese structuur- en investeringsfondsen actief gepromoot; de keuzes betreffende de uitvoering vallen echter onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten. Een aantal lidstaten heeft geopteerd voor afbakeningslijnen tussen de fondsen als een manier om mogelijke gevallen van dubbele financiering te vermijden.

Tekstvak 3 – Een voorbeeld van informatie over complementariteit die te algemeen is, of was beperkt tot afbakening

Eerste alinea:

Eerste streepje: Voor thematische doelstelling 2 staat in de partnerschapsovereenkomst dat het Elfpo in plattelandsgebieden samenwerkt met het EFRO, in coördinatie met de nationale en/of regionale fondsen, om ervoor te zorgen dat de nodige infrastructuur in de desbetreffende gebieden voorhanden is om de doelstellingen van de netwerken van de volgende generatie (NGN) van Europa 2020 te bereiken. Om de concentratie van middelen in de meest kwetsbare plattelandsgebieden te garanderen wordt voor Elfpo-acties met name voorrang gegeven aan kleine en middelgrote gemeenten en gemeenten met een beperkte bevolkingsdichtheid. Voorts financiert het Elfpo in dergelijke gebieden doorgaans de “laatste mijl" van de betrokken breedbandacties. De gebieden waarop de investeringen van het EFRO, het Elfpo en het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling/Cohesiefonds betrekking hebben, zijn in kaart gebracht in het Italiaanse nationale NGN-plan om te zorgen voor complementariteit tussen de verschillende acties. Hoofdstuk 14, punt 3, van het POP geeft deze synergie weer. Hoofdstuk 5.1 bevat een tabel met de op basis van de SWOT-analyse vastgestelde behoeften en de verwachte resultaten als omschreven in de partnerschapsovereenkomst, evenals de complementariteit met andere fondsen in het licht van de doelstellingen inzake plattelandsontwikkeling.

Bovendien wordt in hoofdstuk 14, punt 3, van de POP's beschreven welk institutioneel coördinatiemechanisme de ESIF-beheersautoriteiten zijn overeengekomen.

Tweede streepje: De Commissie is van oordeel dat deze informatie specifiek genoeg is.

Derde streepje: Het Elfpo en het ESF zijn complementair. Specifieke informatie is bijvoorbeeld te vinden in hoofdstuk 14 (deel 14.1.1, punt 3) en hoofdstuk 5.1 van het POP.

Tweede alinea: Hoofdstuk 14 van het Roemeense POP is zeer gedetailleerd wat betreft complementariteit (zowel met andere operationele programma’s als met steun uit de eerste pijler van het GLB). In de opmerking van de Europese Rekenkamer wordt slechts een klein gedeelte van het hoofdstuk over complementariteit aangehaald.

29

De richtsnoeren van de Commissie zijn slechts een aanvulling op de wettelijk bindende bepalingen inzake verslaglegging door de lidstaten.

30

Bij de programmering van de plattelandsontwikkeling worden streefdoelen vastgesteld voor de resultaatindicatoren op het niveau van de aandachtsgebieden, terwijl input/output-indicatoren op het niveau van de maatregelen/submaatregelen worden toegepast.

33

De Commissie meent dat het verband tussen de behoeften en de maatregelen wordt aangetoond in de POP's. Deze informatie wordt duidelijk uit de structuur van de programma's en is opgenomen in de hoofdstukken 4 en 5 van de POP's. Bovendien is het verband met de behoeften waarop wordt ingespeeld, duidelijk aangegeven in de beschrijving van elk van de maatregelen in hoofdstuk 8.2.

35

Volgens de programmeringslogica bevat hoofdstuk 4 (SWOT en identificatie van de behoeften) een algemene beschrijving van de huidige situatie van het programmeringsgebied op basis van indicatoren en kwalitatieve informatie, gevolgd door een SWOT-analyse. Hoofdstuk 5 (Beschrijving van de strategie) is vervolgens opgesteld op basis van hoofdstuk 4. Aangezien de achterliggende logica van de huidige programmering van plattelandsontwikkeling op aandachtsgebieden is toegespitst, dienen ook deze behoeften en de daaruit voortvloeiende maatregelen per aandachtsgebied te worden gegroepeerd.

Tekstvak 5 – Voorbeelden van algemeen geformuleerde behoeften en/of opnieuw geformuleerde elementen

Eerste alinea: Het deel inzake strategie van het POP bevat de beschrijving van de behoeften voor elk aandachtsgebied. Het Ierse POP staat bijvoorbeeld bekend voor zijn uitgebreide en gedetailleerde biodiversiteitsregeling, die het mogelijk maakt zeer specifieke noden inzake biodiversiteit op het niveau van het perceel aan te pakken. Deze mate van gedetailleerdheid wordt verstrekt in maatregel 10 en in de bijlage bij het POP en kon niet worden opgenomen in het deel inzake strategie van het POP.

Tweede alinea: Voor het Roemeense POP is de uitbreiding van het aantal banen op het platteland een zeer duidelijke en welomschreven behoefte.

Derde alinea: De algemene inventarisatie van de behoeften is gebaseerd op de evaluatie vooraf en de ervaringen die zijn opgedaan tijdens de vorige programmeringsperioden en houdt nauw verband met de analyse op het niveau van de Poolse partnerschapsovereenkomst. Benadrukt dient te worden dat bepaalde belangrijke informatie ook is verstrekt op het niveau van de algemene beschrijving van de betrokken maatregelen en agromilieu- en klimaatpakketten.

36

De beschrijving van de behoeften omvat verscheidene aspecten, die zijn omschreven en gekwantificeerd in de SWOT. Voor de hoogst gerangschikte behoeften blijkt uit de beschrijving en de SWOT-analyse bijvoorbeeld wat de omvang is van de problemen die prioritair zullen worden aangepakt binnen het POP. Daarnaast kan de prioritering van de behoeften verder worden uitgewerkt via de selectiecriteria.

In het geval van het Italiaanse POP (Campanië) zijn de behoeften thematisch gegroepeerd in hoofdstuk 5.1 (innovatie – prioriteiten 2 en 3; milieu – prioriteiten 4 en 5; solidariteit – prioriteit 6). Van de 50 oorspronkelijke behoeften werden er 26 aangepakt via de POP-maatregelen wegens de relevantie ervan in het kader van de Europa 2020-doelstellingen en de Italiaanse partnerschapsovereenkomst, de doelstellingen van het Elfpo en de complementariteit met andere fondsen. Een aantal behoeften vloeien voort uit specifieke regionale omstandigheden.

Het ontbreken van gekwantificeerde beschrijvingen van de behoeften zal geen belemmering vormen bij de beoordeling tijdens de evaluatie, aangezien bij de evaluatie de doeltreffendheid en doelmatigheid van de POP's worden afgetoetst aan de vastgestelde beleidsdoelstellingen en niet aan de behoeften (zie de “toolbox" voor betere regelgeving). Bovendien is de waarde van een voorafgaande kwantificering van de behoeften (die naderhand kan veranderen) voor evaluatiedoeleinden slechts relatief.

De voorafgaande evaluaties hebben aangetoond dat er een nauwe samenhang was tussen de toewijzing van de begrotingsmiddelen en de doelstellingen van het POP.

37

In het Roemeense POP zijn de behoeften geprioriteerd via de selectie van maatregelen en door de toegepaste selectiecriteria.

38

De lessen die zijn getrokken uit eerdere programmeringsperioden, zijn toegelicht en verwerkt in de beschrijving van de betrokken maatregelen. In hoofdstuk 5.1 van het POP wordt specifiek naar deze lessen verwezen, evenals naar de opmerkingen van de ex-ante-evaluatoren.

Ook de resultaten van de openbare hoorzittingen en tussentijdse evaluaties zijn in aanmerking genomen bij het ontwerp van de maatregelen.

40

In de POP's worden de verwachte resultaten en de bijbehorende streefwaarden vastgesteld op het niveau van de doelstellingen (d.w.z. de aandachtsgebieden) en niet op het niveau van de individuele instrumenten (de maatregelen). De beleidsdoelstellingen kunnen doorgaans immers het best worden bereikt door een combinatie van maatregelen. Om die reden is de beschrijving van de maatregelen op de geplande acties (de output) geconcentreerd.

De bijdrage van geselecteerde maatregelen tot de verwezenlijking van de doelstellingen waarvoor zij zijn geselecteerd, zal worden beoordeeld aan de hand van evaluaties.

Tekstvak 6 – Voorbeelden van algemene verwijzingen naar plattelandsontwikkelingsdoelstellingen

Eerste alinea: Het verbeterde concurrentievermogen en het scheppen van werkgelegenheid zullen in een later stadium worden geanalyseerd. Streefdoelen zijn vastgesteld op het niveau van de doelstellingen en aandachtsgebieden. In de tabel met de gekwantificeerde streefdoelen in het POP is weergegeven welke maatregelen zullen bijdragen aan de verwezenlijking van de vastgelegde gekwantificeerde streefdoelen.

Tweede alinea: Streefdoelen zijn vastgesteld op het niveau van de doelstellingen en aandachtsgebieden en niet op het niveau van de maatregelen.

41

De algehele samenhang tussen de middelen die zijn toegewezen aan de maatregelen en aandachtsgebieden en de vastgestelde behoeften en de gekwantificeerde streefdoelen werden vaak gecontroleerd in het kader van de voorafgaande evaluaties. De informatie over deze beoordeling werd niet systematisch opgenomen in de programma's, maar de samenvatting van de voorafgaande evaluaties van de POP's 2014-2020 bevestigt dat de consistentie van de budgettaire toewijzingen bij de meeste voorafgaande evaluaties werd beoordeeld. Tijdens de programmeringsfase werden aanbevelingen van de ex-ante-evaluatoren in aanmerking genomen.

43

In het geval van plattelandsontwikkeling omvat het in het rechtskader vastgestelde “gemeenschappelijk monitoring- en evaluatiesysteem” (GMES) onder meer “een reeks gemeenschappelijke context-, resultaat- en outputindicatoren”, en [een systeem voor] “gegevensverzameling, -opslag, en -transmissie" (zie artikel 67 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 en artikel 14 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 808/2014). Deze twee elementen stemmen overeen met de twee door de Europese Rekenkamer genoemde ex-antevoorwaarden, aangezien de lidstaten hun programma's niet konden indienen en laten goedkeuren indien een dergelijk statistisch systeem en gekwantificeerde resultaatindicatoren niet voorhanden waren geweest.

Desalniettemin, als aangegeven in bijlage I (deel 4, punt 2, zevende punt) bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 808/2014 was deze ex-antevoorwaarde van toepassing, wat betekent dat de Commissie heeft gecontroleerd of alle GMES-elementen in de programma's waren opgenomen en waar nodig passende maatregelen heeft genomen.

44

Ex-antevoorwaarde G7 werd beoordeeld. Enkel het bestaan van het systeem voor het verzamelen van statistische gegevens valt onder de ex-antevoorwaarde. De doeltreffendheid van het systeem en de indiening van betrouwbare gegevens vallen in de eerste plaats onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten en worden door de Commissie met andere middelen gecontroleerd.

45

Ex-antevoorwaarde G7 was van toepassing en werd derhalve door de lidstaten beoordeeld. Een beperkt aantal lidstaten heeft gesignaleerd dat er problemen waren bij het voldoen aan alle elementen van het GMES (zie antwoord van de Commissie op punt 43).

47

Gemeenschappelijke resultaatindicatoren zijn ook vastgesteld in de Elfpo-verordening en geaggregeerd op het niveau van de Unie.

48

Uit de lopende eerste beoordeling van de jaarlijkse uitvoeringsverslagen 2017, die werd aangevangen in juli, blijkt dat de resultaatindicatoren zijn gekwantificeerd en dat de gemeenschappelijke evaluatievragen zijn beantwoord, rekening houdend met de mate van benutting van de POP's.

50

De doeltreffendheid en doelmatigheid van POP's zullen worden beoordeeld aan de hand van uitgebreide evaluaties, waarbij de GMES-indicatoren slechts een instrument vormen en zullen worden aangevuld met andere indicatoren.

Tweede streepje: De Commissie is van oordeel dat deze GMES-resultaatindicatoren die niet volledig aan de definitie van een “resultaatindicator" beantwoorden, toch een redelijke alternatieve maatstaf vormen voor de beoogde resultaten van de aandachtsgebieden waarvoor zij zijn gedefinieerd.

Bij de definitie van de gemeenschappelijke indicatoren moest rekening worden gehouden met de beschikbaarheid van gegevens in alle lidstaten, de kosteneffectiviteit van het systeem en aanvaardbare administratieve lasten voor de lidstaten.

Tekstvak 7 – Voorbeelden van onjuist geclassificeerde resultaat-/ outputindicatoren in het GMES

Tweede alinea: Zie het antwoord van de Commissie op punt 50, tweede streepje.

51

Hoewel deze programmaspecifieke indicatoren niet beantwoorden aan de definitie van “resultaatindicatoren”, meent de Commissie dat deze nuttig kunnen zijn voor de evaluatie van de programma's.

52

Nuttige programmaspecifieke indicatoren die bij bepaalde programma's worden toegepast, kunnen niet in alle lidstaten worden toegepast, bijvoorbeeld door problemen met het verzamelen van gegevens.

In het kader van het initiatief voor een resultaatgerichte EU-begroting is de Commissie met deskundigen van de nationale overheden en van andere internationale organisaties, waaronder de OESO, een dialoog aangegaan over prestatiekaders om te leren van opgedane ervaring en om vast te stellen welke goede praktijken er zijn. Uit de besprekingen is gebleken dat een prestatiekader zich geleidelijk moet ontwikkelen en dat het niet kan worden gebaseerd op één standaardaanpak. De Commissie zet deze dialoog met deskundigen en belanghebbenden voort en de resultaten zullen worden meegenomen in de voorbereiding van het prestatiekader voor het volgende meerjarig financieel kader.

54

Zoals bepaald in het regelgevingskader voor 2014-2020 zal de Commissie de lidstaten sancties kunnen opleggen ingeval ernstig tekortschieten wordt geconstateerd bij de evaluatie van de prestaties (artikel 22, lid 6, van Verordening (EU) nr. 1303/2013) en bij afsluiting (artikel 22, lid 7).

De prestatiereserve is slechts één van de elementen die een verhoogde resultaatgerichtheid ondersteunen. Het kernelement van de resultaatgerichte aanpak is de interventielogica die in elk programma is ingebed met de bijbehorende output- en resultaatindicatoren.

Het prestatiekader omvat een mechanisme om te monitoren of de uitvoering van de prioriteiten op schema blijft. De prestatiereserve is een stimulans om de mijlpalen te bereiken, wat een noodzakelijke voorwaarde is voor het behalen van de beoogde resultaten.

55

In bijlage II bij de GB-verordening is bepaald welk soort indicatoren moet worden gebruikt voor het vaststellen van mijlpalen als “belangrijkste uitvoeringsfasen" en outputindicatoren: volgens de wettelijke voorschriften moet een prestatiekader voor een prioriteit een financiële indicator en een outputindicator omvatten; resultaatindicatoren mogen alleen worden gebruikt “waar van toepassing" en moeten “nauw verband [houden] met de ondersteunde beleidsinterventies”.

56

Specifieke indicatoren zijn onderworpen aan dezelfde voorschriften van bijlage II bij de GB-verordening als vermeld in het antwoord van de Commissie op punt 55. De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de selectie van specifieke indicatoren.

57

De in de verordening van de Commissie opgenomen indicatieve lijst van indicatoren voor het prestatiekader is opgesteld overeenkomstig de vereisten van artikel 5 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 808/2014 (zie antwoord van de Commissie op punt 55).

Overeenkomstig het rechtskader hebben de meeste indicatoren in het prestatiekader betrekking op output en zijn ze bedoeld om de concrete prestaties in de praktijk aan te tonen. Waar nodig worden ze aangevuld met belangrijke uitvoeringsfasen, die noodzakelijk zijn om de vastgestelde streefdoelen voor de outputindicatoren voor 2023 te behalen. Deze twee soorten indicatoren betreffen de meeste toewijzingen voor een bepaalde prioriteit. De financiële indicatoren (totale overheidsuitgaven) betreffen daarentegen de volledige prioriteit en maken het mogelijk de geboekte vooruitgang te volgen en dragen bij aan de beoordeling van de doeltreffendheid.

58

Aanvullende indicatoren zijn onderworpen aan dezelfde voorschriften van bijlage II bij de GB-verordening als vermeld in het antwoord van de Commissie op punt 55.

59

Het behalen van de doelstellingen van het beleid en de resultaatgerichtheid van de programma's hangen af van verschillende op elkaar inwerkende elementen, waaronder een goede analyse van de behoeften, een betrouwbare interventielogica met duidelijke specifieke doelstellingen, goed gekozen resultaatindicatoren – die worden weerspiegeld in de selectiecriteria – en een goed opgezet prestatiekader met realistische en haalbare mijlpalen en streefdoelen.

61

De mijlpalen zijn bedoeld om de verwezenlijkingen aan het eind van het jaar 2017 te meten. De relatief lage cijfers die momenteel zijn geconstateerd, zijn voornamelijk toe te schrijven aan de relatief late start van vele programma's en aan de tijd die nodig is om de programma's op kruissnelheid te brengen, vooral op het gebied van investeringsmaatregelen.

Uit de vorige programmeringsperiode overgedragen maatregelen maken ten volle deel uit van de programma's 2014-20 en dragen ten volle bij aan de doelstellingen ervan. Logischerwijs kan immers worden verwacht dat acties die reeds bij het begin van de programmeringsperiode lopen, in ruime mate bijdragen aan de verwezenlijkingen halverwege die programmeringsperiode.

62

Enkel het bestaan van het systeem voor het verzamelen van statistische gegevens valt onder de ex-antevoorwaarde. De doeltreffendheid van het systeem en de indiening van betrouwbare gegevens vallen in de eerste plaats onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten en worden door de Commissie met andere middelen gecontroleerd dan de ex-antevoorwaarden (zie antwoord van de Commissie op punt 44).

63

Het huidige prestatiekader is het resultaat van het akkoord met de medewetgevers.

a) De Commissie is van mening dat de toewijzing van de prestatiereserve aan andere prioriteiten geen fout in het systeem is: de financiering is verloren voor de beheerders van de betrokken prioriteit of maatregel; dit werkt derhalve als een stimulans. Bovendien zorgt de overheveling van middelen naar prioriteiten die doeltreffender zijn voor de verwezenlijking van de resultaten, feitelijk voor een verbetering van de algehele prestatie van de begroting.

b) De Commissie is van mening dat de niet-uitvoerbaarheid van financiële sancties op basis van resultaatindicatoren geen fout in het systeem is: de door de Commissie toe te passen financiële sancties kunnen niet worden gebaseerd op resultaatindicatoren door zowel het tijdschema (in sommige gevallen kunnen de resultaten pas aanzienlijke tijd na de output worden beoordeeld) als door de invloed van externe factoren.

65

De Commissie meent dat de rol van POP's veel verder gaat dan de loutere toebedeling van vooraf toegewezen financiële steun. In elk POP is een strategie vastgelegd ter verwezenlijking van de betrokken prioriteiten van de Unie inzake plattelandsontwikkeling via ter zake relevante maatregelen. Dat houdt in dat een balans wordt opgemaakt van de behoeften in het programmeringsgebied, dat de gekwantificeerde doelstellingen dienovereenkomstig worden bepaald, dat de maatregelen worden toegewezen aan de geselecteerde doelstellingen en dat passende financiële middelen worden toegewezen aan de maatregelen.

67

De meeste IAS-aanbevelingen zijn tot op heden volledig ten uitvoer gelegd en de desbetreffende tekortkomingen zijn dus verholpen.

70

Het door de Europese Rekenkamer vermelde aantal is het totale aantal mogelijke controles. Niet al die controles moesten echter systematisch worden uitgevoerd; het uiteindelijke aantal verrichte controles hing af van de inhoud van het beoordeelde programma.

71

De Commissie is verantwoordelijk voor de uitvoering van de verordeningen en moet daarbij vermijden om elementen in te voeren die tot complexiteit leiden. Voorts moet ze verdere vereenvoudiging zo veel mogelijk bevorderen.

73

Wat de partnerschapsovereenkomst betreft, moet rekening worden gehouden met het feit dat in de huidige periode een enkel document ter vervanging dient van de vijf nationale strategieën (één voor elk van de ESI-fondsen) die de lidstaten moesten opstellen.

Wat de programma's betreft, is het hogere totaalaantal bladzijden in 2014-2020 ook het gevolg van een groter aantal programma's (118 tegenover 94). Bovendien is het aantal pagina's moeilijk te vergelijken gezien de verschillen in voorschriften en modellen tussen de twee perioden.

74

Wat de datum van goedkeuring van het juridische kader betreft, zijn de nieuwe programma's vroeger van start gegaan dan de programma's 2007-2013.

76

De uitvoeringsbepalingen van de Commissie (Uitvoeringsverordening (EU) nr. 808/2014) konden niet worden afgerond vóór de goedkeuring van de desbetreffende basishandelingen.

De werkzaamheden van de Commissie en de lidstaten aan de voorbereiding/beoordeling van de POP's verliepen parallel aan die voor de vaststelling van de uitvoeringsbepalingen.

83

Doordat het juridische kader in de programmeringsperiode 2007-2013 sneller was goedgekeurd dan in de periode 2014-2020, hadden de beheersautoriteiten een zekere marge om de diensten van de Commissie te raadplegen vóór de formele indiening van de programma's. Dat de goedkeuring voor de periode 2014-2020 iets langer heeft geduurd, komt voornamelijk doordat dit informele vooroverleg niet heeft plaatsgevonden.

84

De Commissie waardeert de erkenning van de Europese Rekenkamer voor het snellere goedkeuringsproces voor de huidige programmeringsperiode.

Voor de programmeringsperiode 2014-2020 bedroeg de periode vanaf de goedkeuring van de basishandeling tot de goedkeuring van het laatste POP 24 maanden, tegenover 39 maanden voor de programmeringsperiode 2007-2013 (zie figuur 7).

85

Zie het antwoord van de Commissie op punt 84. Voor de lopende periode kon geen enkel programma worden goedgekeurd vóór de goedkeuring van de desbetreffende partnerschapsovereenkomst.

86

Ondanks de vertraging bij de goedkeuring van de nieuwe programma's was de continuïteit in de uitvoering van acties voor plattelandsontwikkeling tussen de twee programmeringsperioden, evenals de daaropvolgende steun voor plattelandsgebieden, gewaarborgd door de vaststelling van overgangsregels.

Zie ook het antwoord van de Commissie op punt 85.

87

De betalingen liggen in absolute termen weliswaar nog lager dan in de voorgaande periode, maar toch vordert de uitvoering in de huidige programmeringsperiode goed, rekening houdend met de late vaststelling van de wetgeving.

88

Voor alle programma's hebben overgangsregels gezorgd voor continuïteit in de uitvoering van acties voor plattelandsontwikkeling tussen de twee programmeringsperioden.

90

Eerste bullet: Ondanks de late vaststelling van de basishandelingen en een initiële vertraging in de uitvoering, vertonen de jaarlijkse maatregelen, die ongeveer 45 % van de totale middelen uitmaken, geen vertraging en neemt de vertraging bij de uitvoering van de investeringsmaatregelen af.

Tweede streepje: Dit risico zal beperkt zijn dankzij het “verbeterde" jaarlijkse uitvoeringsverslag voor 2017, met een kwantificering van de resultaten en een antwoord op de gemeenschappelijke evaluatievragen.

Gezamenlijk antwoord van de Commissie op de punten 91 en 92.

Het Witboek van de Commissie over de toekomst van Europa, dat in maart 2017 is gepubliceerd, bracht het algemene debat over Europa in 2025 op gang, met inbegrip van de financiële vooruitzichten voor Europa, welke in detail zijn uiteengezet in de discussienota over de toekomst van de EU-financiën van 28 juni 2017. Het politieke proces zal worden aangevuld met een toetsing van de doeltreffendheid en doelmatigheid van de uitgavenprogramma's en de EU-meerwaarde. Dit zal ondersteuning bieden bij de voorbereiding van de volgende generatie fondsen en de modernisering van de EU-begroting.

Conclusies en aanbevelingen

93

Rekening houdend met de late vaststelling van de basishandelingen vordert de uitvoering goed.

95

Zie het antwoord van de Commissie op punt 10.

Verscheidene kenmerken van het nieuwe juridische kader voor plattelandsontwikkeling hebben geleid tot meer resultaatgerichtheid van het beleid. Het gaat onder meer om een herzien GMES, strengere eisen op het gebied van vaststelling van streefdoelen en verslaglegging over de vooruitgang in de richting van deze streefdoelen, meer flexibiliteit bij de toekenning van de maatregelen aan de desbetreffende beleidsdoelstellingen, de creatie van een prestatiereserve en de invoering van ex-antevoorwaarden.

96

De Commissie is van mening dat aanzienlijke inspanningen zijn geleverd om in het meerjarig financieel kader 2014-2020 elementen op te nemen die “een solide grondslag voor de toekomstige verslaglegging over de resultaten en effecten" bieden. Hierdoor kon de Commissie meer de nadruk gaan leggen op resultaatgerichtheid en tegelijkertijd nog verdere stappen ondernemen om de absorptie en de naleving te verbeteren.

De Commissie meent ook dat het aannemelijk is dat meer nadruk op prestaties en resultaten tot betere resultaten zal leiden.

98

Rekening houdend met de late vaststelling van de basishandelingen vordert de uitvoering goed.

99

Het wetgevingsproces voor het toekomstige beleidskader bevindt zich in een zeer vroeg stadium. Derhalve kan de Commissie geen specifieke verbintenissen aangaan met betrekking tot wetgevingsvoorstellen voor de periode na 2020.

100

De algehele consistentie tussen de partnerschapsovereenkomsten en de POP's is niet het resultaat van de toepassing van formele procedures, maar van gecoördineerde strategische planning door nationale/regionale overheden in nauwe samenwerking met de diensten van de Commissie. Die consistentie is te danken aan intensieve uitwisselingen en coördinatie-inspanningen op verschillende niveaus.

Aanbeveling 1

a) De Commissie aanvaardt de aanbeveling deels en merkt op dat zij in deze fase geen specifieke verbintenissen kan aangaan met betrekking tot wetgevingsvoorstellen voor de periode na 2020.

De Commissie verbindt zich er echter toe om naar oplossingen te zoeken voor meer consistentie tussen individuele programma's bij de voorbereiding van toekomstige wetgevingsvoorstellen.

b) De Commissie neemt er nota van dat deze aanbeveling is gericht tot de lidstaten.

101

Zie de antwoorden van de Commissie op de punten 73 en 96. Ook moet in aanmerking worden genomen dat het juridische kader het resultaat is van het politieke proces. De Commissie is verantwoordelijk voor de uitvoering van de verordeningen en moet daarbij vermijden om elementen in te voeren die tot complexiteit leiden. Voorts moet ze verdere vereenvoudiging zo veel mogelijk bevorderen.

102

In de programmeringslogica volgt de identificatie van de behoeften op een algemene beschrijving van de huidige situatie van het programmeringsgebied en een SWOT-analyse. Vervolgens wordt de beschrijving van de strategie uitgewerkt op basis van de gegevens die zijn verkregen in de voorgaande stappen, bij de vorige evaluaties en de voorafgaande evaluatie, en van de lessen uit het verleden. Aangezien de achterliggende logica van de huidige programmering van plattelandsontwikkeling op aandachtsgebieden is toegespitst, moeten ook deze behoeften en de daaruit voortvloeiende maatregelen onvermijdelijk per aandachtsgebied worden gegroepeerd.

Aanbeveling 2

De Commissie aanvaardt de aanbeveling, maar kan in deze fase geen specifieke verbintenissen aangaan met betrekking tot wetgevingsvoorstellen voor de periode na 2020.

De Commissie verbindt zich er echter toe om naar manieren te zoeken om de structuur en het niveau van de vereisten van de programmeringsdocumenten zo veel mogelijk te vereenvoudigen. Hieromtrent werden reeds besprekingen aangevat in het kader van de voorbereiding van de mededeling van de Commissie over de modernisering en vereenvoudiging van het GLB.

103

Het GMES is aanzienlijk verbeterd ten opzichte van de vorige programmeringsperioden.

De betrouwbaarheid van de aan de Commissie verstrekte gegevens valt onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten. De kwaliteit van de gegevens die door de lidstaten in het kader van de monitoringvereisten zijn ingediend, wordt beoordeeld door de Commissie, die waar nodig passende vervolgmaatregelen neemt. De Commissie steunt de lidstaten ook door middel van capaciteitsopbouw en netwerkactiviteiten.

Wat de definitie van gemeenschappelijke indicatoren betreft, zijn er een aantal intrinsieke beperkingen waarmee rekening moet worden gehouden. Hetzelfde geldt voor de mogelijkheid om vereisten inzake uitgebreide gegevensverzameling op te leggen op het niveau van de begunstigden.

104

De prestatiereserve is slechts één van de elementen die een verhoogde resultaatgerichtheid ondersteunen. Het kernelement van de resultaatgerichte aanpak is de interventielogica die in elk programma is ingebed met de bijbehorende output- en resultaatindicatoren.

Het prestatiekader omvat een mechanisme om te monitoren of de uitvoering van de prioriteiten op schema blijft. De prestatiereserve is een stimulans om de mijlpalen te verwezenlijken, wat een noodzakelijke voorwaarde is voor het behalen van de beoogde resultaten.

Aanbeveling 3

De Commissie aanvaardt deze aanbeveling.

Aanbeveling 4

Eerste alinea: De Commissie aanvaardt deze aanbeveling ten dele. De Commissie kan in deze fase geen specifieke verbintenissen aangaan met betrekking tot wetgevingsvoorstellen voor de periode na 2020, maar zij verbindt zich ertoe om te onderzoeken hoe de prestaties van het GLB als geheel beter kunnen worden gemeten. Hieromtrent werden reeds besprekingen aangevat in het kader van de voorbereiding van de mededeling van de Commissie over de modernisering en vereenvoudiging van het GLB.

Tweede alinea: De Commissie aanvaardt deze aanbeveling en zij is van oordeel dat zij deze reeds uitvoert, met name op basis van de werkzaamheden van het evaluatienetwerk voor plattelandsontwikkeling. Deze activiteiten omvatten onder meer workshops over goede praktijken en evenementen op het gebied van capaciteitsopbouw voor belanghebbenden bij de evaluatie in de lidstaten.

Het vergemakkelijken van nationale samenwerking is een nationale bevoegdheid.

Aanbeveling 5

De Commissie aanvaardt deze aanbeveling.

105

Plattelandsontwikkelingsprogramma's zijn strategische documenten die een beeld geven van de manier waarop de lidstaten en regio's voornemens zijn gebruik te maken van de steun voor plattelandsontwikkeling om aan de vastgestelde plaatselijke behoeften tegemoet te komen, overeenkomstig de in het juridische kader vastgestelde reeks prioriteiten van de Unie en regels voor het gebruik van de steun.

106

De Commissie is van oordeel dat POP's een belangrijke strategische rol spelen en bepalend zijn voor het bereiken van goede resultaten.

107

Wat de datum van goedkeuring van het juridische kader betreft, zijn de POP's sneller goedgekeurd dan in de vorige programmeringsperiode.

De goedkeuring vond weliswaar pas in 2015 plaats, maar overgangsregels hebben gezorgd voor continuïteit in de uitvoering van acties voor plattelandsontwikkeling tussen de twee programmeringsperioden.

108

De Commissie is van oordeel dat de uitvoering van de POP's over het algemeen gestaag vordert en dat de programma's doorgaans op kruissnelheid zijn.

109

Relevante informatie over de uitvoering van de programma's werd verkregen uit permanente monitoring-, evaluatie- en, waar passend, auditactiviteiten gedurende de hele voorgaande programmeringsperiode. Zoals door de Europese Rekenkamer erkend (zie punt 18), werd het regelgevingskader voor de periode 2014-2020 gebaseerd op ervaringen uit de vorige programmeringsperioden en werd daarbij rekening gehouden met verscheidene aanbevelingen van de Europese Rekenkamer.

Aanbeveling 6

Eerste alinea: Voor zover zij betrokken is, aanvaardt de Commissie de aanbeveling en is zij van oordeel dat zij deze reeds uitvoert. Het Witboek van de Commissie over de toekomst van Europa, dat in maart 2017 is gepubliceerd, bracht het algemene debat over Europa in 2025 op gang, met inbegrip van de financiële vooruitzichten voor Europa, welke in detail zijn uiteengezet in de discussienota over de toekomst van de EU-financiën van 28 juni 2017. Het politieke proces zal worden aangevuld met een toetsing van de doeltreffendheid en doelmatigheid van de uitgavenprogramma's en de EU-meerwaarde. Dit zal ondersteuning bieden bij de voorbereiding van de volgende generatie fondsen en de modernisering van de EU-begroting.

Tweede alinea: De Commissie aanvaardt deze aanbeveling deels, voor zover het in de vorige alinea vermelde proces voortgang kon vinden. Dit komt tot uiting in de streefdatum voor de uitvoering.

Lijst van afkortingen en begrippen

Aandachtsgebieden - Elke van de zes EU-prioriteiten voor plattelandsontwikkeling kan worden onderverdeeld in verschillende thematische aandachtsgebieden. Er zijn 18 van deze aandachtsgebieden.

DG AGRI - Directoraat-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling van de Commissie.

Elfpo - Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling.

Elfpo-verordening - Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad1.

ESI-fondsen/ESIF’s - De Europese structuur- en investeringsfondsen; deze omvatten de volgende EU-fondsen: het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo), het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO), het Europees Sociaal Fonds (ESF), het Cohesiefonds (CF), en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV).

Europa 2020 - De tienjarenstrategie van de Europese Unie voor banen en groei die in 2010 werd gelanceerd om de noodzakelijke voorwaarden te scheppen voor slimme, duurzame en inclusieve groei. Deze kent vijf kerndoelen die de EU voor het einde van 2020 moet verwezenlijken op het gebied van werkgelegenheid, onderzoek en ontwikkeling, klimaat/energie, onderwijs, sociale inclusie en armoedebestrijding.

Ex-ante voorwaarden vereisen dat een lidstaat aan bepaalde voorwaarden voldoet voordat deze middelen uit de Europese structuur- en investeringsfondsen ontvangt. Bij de opstelling van programma’s voor de programmeringsperiode 2014-2020 moesten de lidstaten beoordelen of aan deze voorwaarden is voldaan. Als dat niet het geval was, moesten actieplannen worden opgesteld om ervoor te zorgen dat daaraan uiterlijk op 31 december 2016 was voldaan.

GB-verordening - verordening gemeenschappelijke bepalingen: Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad2.

GLB - Gemeenschappelijk landbouwbeleid: het geheel van wetgeving en praktijken, vastgesteld door de Europese Unie, dat een gemeenschappelijk, uniform beleid voor de landbouw vormt.

GSK - Gemeenschappelijk strategisch kader: een reeks strategische richtsnoeren gericht op het vergemakkelijken van het programmeringsproces en de sectorale en territoriale coördinatie van steunmaatregelen van de Unie in het kader van de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESIF) en met andere beleidsmaatregelen en instrumenten van de Unie.

GTEK - Gemeenschappelijk toezicht- en evaluatiekader: een monitoring- en evaluatiesysteem dat door de Commissie en de lidstaten gezamenlijk is opgesteld voor de programmeringsperiode 2007-2013, waarbij met betrekking tot de doelstellingen indicatoren worden gebruikt om de voortgang, de doelmatigheid en de doeltreffendheid te meten van de programma’s voor plattelandsontwikkeling.

GTES - Gemeenschappelijk toezicht- en evaluatiesysteem: een monitoring- en evaluatiesysteem dat is opgesteld in samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten voor de programmeringsperiode 2014-2020 om onder andere de voortgang en de resultaten van het plattelandsontwikkelingsbeleid aan te tonen en de impact, de doeltreffendheid, de doelmatigheid en het belang van interventies in het kader van het plattelandsontwikkelingsbeleid te beoordelen.

Interventielogica - Het logische verband tussen het probleem dat moet worden opgelost (of de doelstelling die moet worden nagestreefd), de onderliggende oorzaken van het probleem, en de mogelijke beleidsopties (of de daadwerkelijk genomen EU-maatregelen) om het probleem aan te pakken of de doelstelling te verwezenlijken.

Maatregel - Een steunregeling voor de uitvoering van beleid. Een maatregel geeft een beschrijving van de regels, bijvoorbeeld subsidiabiliteits- en selectiecriteria, die gelden voor de projecten die kunnen worden gefinancierd.

MFK - Meerjarig financieel kader, de begrotingsplanning die is opgesteld zoals voorgeschreven in hoofdstuk 2 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

OESO - Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling

Partnerschapsovereenkomsten - Overeenkomsten die worden gesloten tussen de Europese Commissie en iedere lidstaat voor de programmeringsperiode 2014-2020. In partnerschapsovereenkomsten worden de plannen van de nationale autoriteiten beschreven voor het gebruik van middelen uit de Europese structuur- en investeringsfondsen en worden voor elk land de strategische doelen en investeringsprioriteiten omschreven, waarmee deze plannen aan de algemene doelstellingen van de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei worden gekoppeld.

Pijlers (van het gemeenschappelijk landbouwbeleid) - Het gemeenschappelijk landbouwbeleid omvat twee pijlers. De eerste pijler omvat de ondersteuning van het inkomen van landbouwers. Deze steun wordt verleend in de vorm van rechtstreekse betalingen en marktmaatregelen en wordt geheel gefinancierd uit het Europees Landbouwgarantiefonds. De tweede pijler omvat steun voor de ontwikkeling van plattelandsgebieden. Deze steun wordt verleend via programma’s voor plattelandsontwikkeling en wordt medegefinancierd uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling.

POP - plattelandsontwikkelingsplan - Een door een lidstaat opgesteld en door de Commissie goedgekeurd programmeringsdocument voor de planning van en het toezicht op de uitvoering van het EU-beleid inzake plattelandsontwikkeling op regionaal of nationaal niveau.

Programmeringsperiode - Een periode voor de uitvoering van het plattelandsontwikkelingsbeleid die samenvalt met het MFK. De huidige programmeringsperiode is 2014-2020 en volgt op de programmeringsperiode 2007-2013.

SWOT-analyse - Analyse van sterke en zwakke punten, kansen en bedreigingen in het geografisch gebied dat bestreken wordt door een POP.

Thematische doelstellingen - Structurerende elementen, omschreven in het regelgevingskader. Om bij te dragen tot de EU2020-strategie is de steun uit de ESI-fondsen gericht op een beperkt aantal gemeenschappelijke thematische doelstellingen.

WHO - Wereldgezondheidsorganisatie

Voetnoten

1 PB L 347 van 20.12.2013, blz. 487.

2 PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320.

3 Artikel 4 van de Elfpo-verordening.

4 GLB na 2013: Graphs and figures”, Grafiek 5, DG AGRI, 2017.

5 Het landbouwfactorinkomen (d.w.z. het factorinkomen of de netto toegevoegde waarde tegen factorkosten) meet de beloning van alle productiefactoren (grond, kapitaal en arbeid). Het vertegenwoordigt de totale waarde die door middel van productieactiviteiten wordt gecreëerd.

6 Frankrijk (30 POP’s), Italië (23), Spanje (19), Duitsland (15), het VK (4), Portugal (3), België (2) en Finland (2).

7 Artikel 10 en bijlage I van de GB-verordening.

8 COM(2010) 2020 definitief “Europa 2020 - Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei”.

9 Partnerschapsovereenkomsten waren het onderwerp van ons Speciaal verslag nr. 2/2017 “De onderhandelingen van de Commissie over de partnerschapsovereenkomsten en programma’s op cohesiegebied voor de periode 2014–2020: doelgerichtere uitgaven voor prioriteiten van Europa 2020, maar steeds complexere regelingen voor prestatiemeting”.

10 Artikel 10 en bijlage I van de GB-verordening.

11 Artikel 9 van de GB-verordening en artikel 5 van de Elfpo-verordening (zie bijlage II).

12 Jaarverslag 2014 van de Rekenkamer, paragraaf 3.44, en het antwoord van de Commissie op de paragrafen 3.24 en 3.25.

13 Artikel 5 van de Elfpo-verordening.

14 Cf. “Synthesis of Mid-Term Evaluations of Rural Development Programmes 2007–2013”, eindverslag, 2012.

15 Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei en partnerschapsovereenkomsten.

16 België (Wallonië), Duitsland (Baden-Württemberg), Ierland, Griekenland, Spanje (La Rioja), Frankrijk (Lotharingen), Italië (Campanië), Oostenrijk, Polen en Roemenië, en aangevuld met Denemarken en het Verenigd Koninkrijk (Engeland).

17 4.1 - steun voor investeringen in landbouwbedrijven; 4.2 - steun voor investeringen in de verwerking/afzet en/of ontwikkeling van landbouwproducten; 6.4 - steun voor investeringen in het creëren en ontwikkelen van niet-agrarische activiteiten; 8.3 - steun voor de preventie van schade aan bossen door bosbranden en natuurrampen en catastrofes; 8.4 - steun voor het herstel van schade aan bossen door bosbranden en natuurrampen en catastrofes; en de maatregelen: 7 - basisvoorzieningen en dorpsvernieuwing in plattelandsgebieden; 14 - dierenwelzijn.

18 Cf. aanbevelingen in de paragrafen 10.39 en 10.51 van de jaarverslagen 2011 en 2012 van de Rekenkamer of de aanbevelingen van de Speciale verslagen nr. 1/2013 “Was de EU-steun aan de voedselverwerkende industrie doeltreffend en doelmatig in het verhogen van de toegevoegde waarde van landbouwproducten?”, nr. 6/2013 “Hebben de lidstaten en de Commissie kosteneffectiviteit bereikt met de maatregelen ter diversificatie van de plattelandseconomie?”, en nr. 12/2013 “Kunnen de Commissie en de lidstaten aantonen dat het aan plattelandsontwikkelingsbeleid toegewezen EU-budget goed besteed is?”.

19 Bijlage III bevat een gedetailleerde vergelijking tussen de structuren voor de periode 2007–2013 en de periode 2014–2020.

20 De artikelen 20 tot en met 22 van de GB-verordening.

21 Artikel 2, lid 33, van de GB-verordening.

22 Artikel 19 van de GB-verordening.

23 Artikel 13 van de Elfpo-verordening: “Elke plattelandsontwikkelingsmaatregel wordt op zodanige wijze geprogrammeerd dat hij specifiek bijdraagt tot de verwezenlijking van één of meer prioriteiten van de Unie voor plattelandsontwikkeling.” Bijlage VI van dezelfde verordening voorziet in een “indicatieve lijst van maatregelen die van belang zijn voor een of meer van de prioriteiten van de Unie voor plattelandsontwikkeling”.

24 “Richtsnoeren voor de strategische programmering voor de periode 2014–2020”.

25 Het jaarverslag 2014 van de Rekenkamer over de uitvoering van de begroting, paragraaf 3.43.

26 Artikel 27, lid 1, van de GB-verordening. Artikel 8, lid 1, onder l), van de Elfpo-verordening en bijlage I, deel 1.14, bij Verordening (EU) nr. 808/2014 bevatten nadere details.

27 “Better Regulation Guidelines”, SWD(2015) 111 final”.

28 Bijlage XI van de GB-verordening. De definitie in voorafgaande voorwaarde G7 van “statistische systemen en resultaatindicatoren” omvat ook meer gedetailleerde en concrete criteria waaraan moet worden voldaan.

29 Bijlage I, deel 4, bij Verordening (EU) nr. 808/2014.

30 Op basis van de rapportage over de vervulling van voorafgaande voorwaarden door DG AGRI.

31 Jaarverslag 2014 van de Rekenkamer, de paragrafen 3.49-3.56 en de betreffende conclusie in 3.92.

32 Zoals aangegeven in de paragrafen 4 en 5 van artikel 50 van de GB-verordening.

33 Cf. de paragrafen 72 en 73 van Speciaal verslag nr. 10/2017 “EU-steun voor jonge landbouwers moet doelgerichter worden toegewezen om doeltreffende generatievernieuwing te bevorderen”.

34 Jaarverslag 2016 van de Rekenkamer, hoofdstuk 3, de paragrafen 3.13-3.51.

35 Overweging 23 van de preambule, de artikelen 20, 21 en 22 van de GB-verordening en artikel 8, lid 1, onder e), van de Elfpo-verordening.

36 Speciaal verslag nr. 1/2007 over de uitvoering van de processen halverwege de looptijd van de structuurfondsen 2000–2006, de paragrafen 33 en 48.

37 Jaarverslag 2013, paragraaf 10.56 en Jaarverslag 2014, paragraaf 3.65, van de Rekenkamer.

38 Artikel 14 van Verordening (EU) nr. 808/2014. De vooraf bepaalde prestatiekaderindicatoren worden vermeld in bijlage IV.5.

39 Verordening (EU) nr. 808/14, bijlage IV.5.

40 Artikel 14, lid 2, van Verordening (EU) nr. 808/2014: “De lidstaat zal (…) deze indicatoren vervangen door en/of aanvullen met andere relevante outputindicatoren die zijn vastgesteld in het plattelandsontwikkelingsprogramma.”

41 Speciaal verslag nr. 15/2017 - Ex-antevoorwaarden en de prestatiereserve op het gebied van cohesie: innovatieve maar nog ondoeltreffende instrumenten, de paragrafen 71-80.

42 Zie paragraaf 3.62 van het Jaarverslag 2014 van de Rekenkamer.

43 In de overgangsregelingen wordt bepaald dat de lidstaten in het kader van de nieuwe periode 2014–2020 betalingen doen om verplichtingen te financieren met betrekking tot bestaande maatregelen van de programmeringsperiode 2007–2013, en dat in 2014 nieuwe verplichtingen worden aangegaan met betrekking tot maatregelen in het kader van de programmeringsperiode 2007–2013. In hun POP’s voor 2014–2020 hebben de lidstaten inderdaad een beschrijving opgenomen van de overgangsbepalingen voor elke maatregel, inclusief een indicatieve sluitingsdatum en een korte beschrijving van de geraamde bedragen, alsook een indicatieve overdrachtstabel met details voor de maatregelen en de totale Elfpo-bijdrage die moet worden gefinancierd in de periode 2014–2020.

44 Jaarverslag 2014 van de Rekenkamer, hoofdstuk 3, paragraaf 63.

45 Artikel 22, lid 4, van de GB-verordening.

46 Artikel 22, de leden 6 en 7, van de GB-verordening.

47 Artikel 8 van Verordening nr. 1305/2013 en bijlage I bij Verordening (EU) nr. 808/2014.

48 Verbeter de organisatie van het register van richtsnoeren om de toegang daartoe te vergemakkelijken en het risico op inconsistenties en/of fouten van de gebruikers te voorkomen; kennisbeheer van de in de goedkeuringsfase voor de POP’s verworven expertise om te voorkomen dat deze verloren gaat in de uitvoeringsfase; laat de rol van de coördinatieraad op het gebied van coherentie verder strekken dan de goedkeuringsfase voor de POP’s, zodat deze de uitvoeringsfase en POP-wijzigingen omvat; het risico bestaat dat niet alle toepasselijke voorwaarden vooraf op adequate wijze worden beoordeeld, doordat specifieke aanwijzingen ontbreken.

49 Er werd echter op gewezen dat het ontbrak aan specifieke richtsnoeren voor een mogelijk ingewikkeld onderwerp zoals de beoordeling van de voorafgaande voorwaarden die specifiek zijn voor het Elfpo.

50 Politieke verklaringen van de nationale autoriteiten, zoals de Duitse deelstaat Saksen, illustreren hoe de lidstaten de complexiteit van het beleidskader en de administratieve lasten zien: “[…] de integratie van het Elfpo in de wet- en regelgeving voor de Europese structuur- en investeringsfondsen en de talrijke verordeningen, gedelegeerde verordeningen en uitvoeringsverordeningen vormt een bijzonder zware belemmering voor alle betrokkenen. […] is ingewikkeld en verwarrend en verhoogt de foutgevoeligheid […]” (Heroriëntatie van het Elfpo na 2020 (Elfpo - herstart), Saksisch Staatsministerie van milieu en landbouw, juni 2016).

51 De partnerschapsovereenkomsten werden ingediend tussen januari en april 2014 en de laatste werd in november 2014 goedgekeurd.

52 De artikelen 14 en 26 van de GB-verordening.

53 Artikel 29 van de GB-verordening.

54 DG AGRI, “Plattelandsontwikkeling in de Europese Unie - Statistische en economische informatie - 2007 en 2008” (respectievelijk de paragrafen 2.2.2 en 2.4.2) en de databank SFC 2007.

55 COM(2016) 181 final - 8e financieel verslag over het Elfpo - Begrotingsjaar 2014.

56 COM(2016) 632 final - 9e financieel verslag over het Elfpo - Begrotingsjaar 2015.

57 Driemaandelijkse uitgavendeclaraties, door de lidstaten ingediend in SFC2014 tot het derde kwartaal van 2016.

58 Hoewel de uitgaven subsidiabel kunnen zijn als deze vóór december 2023 zijn gedaan, kunnen deze alleen worden vastgelegd tijdens de programmeringsperiode, dus tot december 2020.

59 Briefingdocument van de Europese Rekenkamer - De EU-begroting: Tijd voor hervormingen? 2016.

60 Ibidem.

Gebeurtenis Datum
Vaststelling controleplan ("APM")/begin van de controle 24.2.2016
Ontwerpverslag officieel verzonden aan de Commissie (of andere gecontroleerde) 5.7.2017
Vaststelling van het definitieve verslag na de contradictoire procedure 27.9.2017
Officiële antwoorden in alle talen ontvangen van de Commissie (of andere gecontroleerde) 7.11.2017

Controleteam

In de speciale verslagen van de ERK worden de resultaten van haar controles van EU-beleid en -programma’s of beheersthema’s met betrekking tot specifieke begrotingsterreinen uiteengezet. Bij haar selectie en opzet van deze controletaken zorgt de ERK ervoor dat deze een maximale impact hebben door rekening te houden met de risico’s voor de doelmatigheid of de naleving, de omvang van de betrokken inkomsten of uitgaven, de verwachte ontwikkelingen en de politieke en publieke belangstelling.

Dit verslag werd vastgesteld door controlekamer I, die onder leiding staat van ERK-lid Phil Wynn Owen en gespecialiseerd is in het duurzame gebruik van natuurlijke hulpbronnen. De controle werd geleid door ERK-lid Janusz Wojciechowski, ondersteund door Kinga Wiśniewska-Danek, kabinetschef; Katarzyna Radecka-Moroz, kabinetsattaché; Davide Lingua, hoofdmanager; Paulo Oliveira, taakleider. Het controleteam bestond uit Felipe Andres Miguelez, Ramona Bortnowschi, Eric Braucourt, Ioannis Papadakis, Anne Poulsen, Matteo Tartaggia, Paul Toulet-Morlanne en Anna Zalega.

Van links naar rechts: Katarzyna Radecka-Moroz, Eric Braucourt, Janusz Wojciechowski, Ioannis Papadakis, Anne Poulsen, Paulo Oliveira.

Contact

EUROPESE REKENKAMER
12, rue Alcide De Gasperi
1615 Luxemburg
LUXEMBURG

Tel. +352 4398-1
Inlichtingen: eca.europa.eu/nl/Pages/ContactForm.aspx
Website: eca.europa.eu
Twitter: @EUAuditors

Meer gegevens over de Europese Unie vindt u op internet via de Europaserver (http://europa.eu).

Luxemburg: Bureau voor publicaties van de Europese Unie, 2017

PDFISBN 978-92-872-8233-0ISSN 1977-575Xdoi:10.2865/412183QJ-AB-17-015-NL-N
HTMLISBN 978-92-872-8254-5ISSN 1977-575Xdoi:10.2865/3637QJ-AB-17-015-NL-Q

© Europese Unie, 2017.

Voor iedere vorm van gebruik of reproductie van (beeld)materiaal dat niet onder het auteursrecht van de Europese Unie valt, dient rechtstreeks toestemming aan de auteursrechthebbende te worden gevraagd.

HOE NEEMT U CONTACT OP MET DE EU?

Kom langs
Er zijn honderden Europe Direct-informatiecentra overal in de Europese Unie. U vindt het adres van het dichtstbijzijnde informatiecentrum op: https://europa.eu/european-union/contact_nl

Bel of mail
Europe Direct is een dienst die uw vragen over de Europese Unie beantwoordt. U kunt met deze dienst contact opnemen door:

  • te bellen naar het gratis nummer: 00 800 6 7 8 9 10 11 (bepaalde telecomaanbieders kunnen wel kosten in rekening brengen),
  • te bellen naar het gewone nummer: +32 22999696, of
  • een e mail te sturen via: https://europa.eu/european-union/contact_nl

Waar vindt u informatie over de EU?

Online
Informatie over de Europese Unie in alle officiële talen van de EU is beschikbaar op de Europa-website op: http://europa.eu

EU-publicaties
U kunt publicaties van de EU downloaden of bestellen bij EU Bookshop op: http://publications.europa.eu/eubookshop (sommige zijn gratis, andere niet). Als u meerdere exemplaren van gratis publicaties wenst, neem dan contact op met Europe Direct of uw plaatselijke informatiecentrum (zie https://europa.eu/european-union/contact_nl).

EU-wetgeving en aanverwante documenten
Toegang tot juridische informatie van de EU, waaronder alle EU-wetgeving sinds 1951 in alle officiële talen, krijgt u op EUR-Lex op: http://eur-lex.europa.eu

Open data van de EU
Het opendataportaal van de EU (http://data.europa.eu/euodp/nl/home) biedt toegang tot datasets uit de EU. Deze gegevens kunnen gratis worden gedownload en hergebruikt, zowel voor commerciële als voor niet-commerciële doeleinden.