Speciaal verslag
nr.06 2018

Vrij verkeer van werknemers – de fundamentele vrijheid is gewaarborgd, maar de mobiliteit van werknemers zou gebaat zijn bij een doelgerichter inzet van EU-middelen

Over het verslag In 2018 vieren wij de vijftigste verjaardag van de oprichtingsverordening inzake het vrije verkeer van werknemers, een van de vier fundamentele vrijheden van de Unie.
Wij constateerden dat de door de Commissie ingevoerde instrumenten het vrije verkeer van werknemers waarborgen, maar dat daaraan meer bekendheid moet worden gegeven. Doordat de respectieve beleidsdoelstellingen van beide EU-fondsen ter ondersteuning van arbeidsmobiliteit (het ESF en EaSI) vergelijkbaar waren, bestaat er een uitdaging met betrekking tot de onderlinge complementariteit, en gebreken in het monitoringsysteem belemmeren de evaluatie van de gefinancierde maatregelen. Het Eures-portaal zal alleen een echt Europees arbeidsbemiddelingsinstrument worden indien tekortkomingen zoals het lage percentage van daarop gepubliceerde vacatures worden verholpen.

De publicatie is beschikbaar in 23 talen en in het volgende formaat:
PDF
PDF General Report

Samenvatting

Arbeidsmobiliteit

I

Het vrije verkeer van werknemers is een van de vier fundamentele vrijheden van de Unie. In 2018 viert de EU de vijftigste verjaardag van de oprichtingsverordening inzake het vrije verkeer van werknemers. Het houdt de afschaffing in van elke vorm van discriminatie op grond van de nationaliteit tussen de lidstaten wat betreft de werkgelegenheid, de beloning en de overige arbeidsvoorwaarden. In 2015 woonden 11,3 miljoen EU-28-migranten in de werkende leeftijd in een andere EU-lidstaat dan hun land van staatsburgerschap. Dit komt overeen met 3,7 % van de totale bevolking in de werkende leeftijd in de hele EU.

Hoe wij onze controle hebben uitgevoerd

II

We hebben de wijze beoordeeld waarop de Commissie het vrije verkeer van werknemers waarborgt, alsmede de doeltreffendheid van de EU-maatregelen ter bevordering van de arbeidsmobiliteit. Wij hebben onze controle tussen oktober 2016 en juli 2017 uitgevoerd bij de Commissie en in de vijf lidstaten met de grootste instroom van buitenlandse werknemers en de grootste uitstroom van werknemers naar andere landen (Duitsland, Luxemburg, Polen, Roemenië en het Verenigd Koninkrijk).

Wat wij hebben geconstateerd

III

We hebben geconstateerd dat de Commissie EU-werknemers via verschillende kanalen informatie verstrekt over hun rechten, maar dat het mogelijk is de bekendheid ervan te vergroten.

IV

De belemmeringen voor het verhuizen naar en werken in een ander land (zoals de erkenning van beroepsdiploma's) bestaan al lang. Hoewel de Commissie en de lidstaten verscheidene maatregelen hebben getroffen om dergelijke belemmeringen aan te pakken, bestaan zij nog steeds.

V

De lidstaten bevinden zich op verschillende niveaus wat betreft de gegevens over onevenwichtigheden op het gebied van vaardigheden en werk op regionaal en nationaal niveau. De Commissie blijft samenwerken met de lidstaten om dergelijke gegevens te verbeteren.

VI

De EU ondersteunt arbeidsmobiliteit via het ESF voor de lidstaten die hebben aangegeven dat deze behoefte bestaat. Arbeidsmobiliteit is echter niet vastgesteld als afzonderlijke investeringsprioriteit en dergelijke activiteiten werden niet gemonitord gedurende het goedkeuringsproces voor de huidige ESF-programmeringsperiode. Het is daarom onbekend in welke mate het ESF voor dit doel is gebruikt.

VII

De belangrijkste bron van financiering ter ondersteuning van arbeidsmobiliteit waarvan de hoogte van de financiering bekend is, is het programma voor werkgelegenheid en sociale innovatie (EaSI) van de Commissie, met 165 miljoen euro voor de periode 2014-2020. We constateerden dat de beleidsdoelstellingen van de Eures-as van het EaSI met betrekking tot arbeidsmobiliteit vergelijkbaar waren met die van het ESF, wat betekent dat de vereiste complementariteit van beide EU-fondsen een uitdaging vormt.

VIII

We evalueerden 23 Eures-projecten die liepen in het kader van grensoverschrijdende projecten en werden ondersteund in het kader van het EaSI. We constateerden dat er bij weinig projecten vastgestelde resultaten waren (bijv. werkzoekenden die een baan vinden) en dat tekortkomingen in de monitoring van resultaten ertoe had geleid dat de output en resultaten niet op programmaniveau konden worden geaggregeerd.

IX

Het “Eures-portaal voor arbeidsmobiliteit” is het belangrijkste instrument op EU-niveau ter bevordering van de arbeidsmobiliteit, maar kent aanzienlijke uitdagingen die met name verband houden met het aanzienlijke aandeel van ODA-vacatures die niet op het Eures-banenportaal werden geplaatst. Uit onze analyse van de vacatures op het portaal bleek bovendien dat deze vaak niet nuttig waren bij het zoeken naar een baan, aangezien 39 van de 50 door ons geëvalueerde vacatures geen sollicitatietermijn bevatten.

X

Een fundamentele maatstaf voor de doeltreffendheid van het programma is het meten van het aantal geslaagde arbeidsbemiddelingspogingen met behulp van Eures-steun in het kader van het EaSI-programma. Volgens de Commissie waren 28 934 geslaagde arbeidsbemiddelingspogingen in 2016 toe te schrijven aan de steun van Eures-adviseurs aan werkzoekenden. Dit is slechts 3,7 % van de keren dat werkzoekenden contact hebben opgenomen met Eures-adviseurs. Bovendien hebben de meeste openbare diensten voor arbeidsvoorziening (ODA’s) die wij hebben bevraagd, aangegeven dat ze niet in staat waren het aantal daadwerkelijk geslaagde arbeidsbemiddelingspogingen te meten of dit niet langer meten als indicator.

Onze aanbevelingen

XI

Wij bevelen aan dat de Commissie:

  1. meet in welke mate EU-burgers de bestaande instrumenten voor het verstrekken van informatie over het vrije verkeer van werknemers en het melden van discriminatie kennen;
  2. beter gebruikmaakt van de beschikbare informatie om vormen van discriminatie te identificeren;
  3. samenwerkt met de lidstaten ter verbetering van de verzameling en gebruikmaking van gegevens over patronen en stromen in de arbeidsmobiliteit en over onevenwichtigheden op de arbeidsmarkt;
  4. de opzet van EU-financiering verbetert waarmee de arbeidsmobiliteit moet worden aangepakt.
XII

Wij bevelen aan dat de lidstaten:

e)de monitoring van de doeltreffendheid van de Eures-as van het EaSI verbeteren, in het bijzonder met betrekking tot de geslaagde arbeidsbemiddelingspogingen;

f)de beperkingen aanpakken van het Eures-portaal voor arbeidsmobiliteit om het een echt Europees arbeidsbemiddelingsinstrument te maken.

Inleiding

Vrij verkeer van werknemers: een fundamentele vrijheid

01

Het vrije verkeer van werknemers is een van de vier fundamentele vrijheden van de Unie1. In 2018 viert de EU de vijftigste verjaardag van de oprichtingsverordening inzake het vrije verkeer van werknemers. Het is een belangrijk recht voor iedere afzonderlijke werknemer en een wezenlijk bestanddeel van de eengemaakte markt. In het kader van deze vrijheid hebben EU-werknemers uit andere lidstaten recht op een gelijke behandeling als onderdanen wat betreft toegang tot arbeid, arbeidsvoorwaarden en alle andere sociale en belastingvoordelen. Dit betekent dat elke nationale autoriteit en elke - zowel publieke en particuliere - werkgever de rechten toepassen die voortvloeien uit artikel 45 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (zie tekstvak 1) en deze rechten eerbiedigen. Deze vrijheid geldt ook in de EVA-landen (IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland). Opgemerkt moet worden dat het recht van vrij verkeer van werknemers niet hetzelfde is als het recht van alle EU-burgers op vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten.

Tekstvak 1

Vrij verkeer van werknemers - artikel 45 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)

  1. Het verkeer van werknemers binnen de Unie is vrij.
  2. Dit houdt de afschaffing in van elke discriminatie op grond van de nationaliteit tussen de werknemers der lidstaten, wat betreft de werkgelegenheid, de beloning en de overige arbeidsvoorwaarden.
  3. Het houdt behoudens de uit hoofde van openbare orde, openbare veiligheid en volksgezondheid gerechtvaardigde beperkingen het recht in om:
    1. in te gaan op een feitelijk aanbod tot tewerkstelling;
    2. zich te dien einde vrij te verplaatsen binnen het grondgebied der lidstaten;
    3. in een der lidstaten te verblijven teneinde daar een beroep uit te oefenen overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen welke voor de tewerkstelling van nationale werknemers gelden;
    4. op het grondgebied van een lidstaat verblijf te houden, na er een betrekking te hebben vervuld, overeenkomstig de voorwaarden die zullen worden opgenomen in door de Commissie vast te stellen verordeningen.
  4. De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing op de betrekkingen in overheidsdienst.
02

Volgens de meest recente beschikbare cijfers verblijven, op een totale EU-bevolking in de werkende leeftijd van 306 miljoen personen, ongeveer 11 miljoen EU-28-migranten in de werkende leeftijd (20-64 jaar) op lange termijn in een andere EU-lidstaat dan hun land van staatsburgerschap. Zij maken 3,7 % uit van de totale bevolking in de werkende leeftijd in de EU-28. Wat betreft de jaarlijkse stromen van migranten in de werkende leeftijd migreerden er 1,1 miljoen in 2014 (dit cijfer omvat ongeveer 100 000 werknemers uit EVA-landen die naar de EU migreerden en vertegenwoordigt 0,4 % van de totale bevolking in de werkende leeftijd). Daarnaast steken 1,3 miljoen personen dagelijks de grens over om in een andere lidstaat dan die waar ze wonen, te gaan werken (zie tabel 1).

Tabel 1

Gegevens over personen die naar een andere lidstaat migreerden (2015)

Omvang Soort mobiliteit
11,3 miljoen “Langetermijnmigranten” in de werkende leeftijd (20-64 jaar) uit de EU-28
3,7 % … als percentage van de totale bevolking in de werkende leeftijd in de EU-28
8,5 miljoen Actieve EU-28-migranten (met werk of op zoek naar werk)
1,3 miljoen EU-28-grensarbeiders (20-64 jaar) in 2015
1,1 miljoen Jaarlijkse stroom EU-28- en EVA-migranten in de werkende leeftijd die in 2014 migreerden
0,4 % … als percentage van de totale bevolking in de werkende leeftijd die in de EU-28 en de EVA-landen woont
0,6 miljoen Migranten die in 2014 terugkeerden naar hun land van staatsburgerschap

NB: De jaarlijkse stroom migranten omvat niet de remigratie.

Bron: Annual Report on intra-EU Labour Mobility, eindverslag, Europese Commissie, december 2016.

03

Voor de 11,3 miljoen migranten was het voornaamste land van bestemming Duitsland, dat het grootste aantal migranten in de werkende leeftijd (2,7 miljoen ofwel 22 % van alle migranten) ontving, op de voet gevolgd door het Verenigd Koninkrijk met 2,1 miljoen. De landen met het grootste aandeel mobiele werknemers binnen hun bevolking in de werkende leeftijd waren Luxemburg (43 %), Zwitserland (19 %), Cyprus (15 %) en Ierland (10 %).

04

Recente actieve migranten worden gedefinieerd als diegenen die sinds maximaal tien jaar in een ander EU-land wonen dan hun land van staatsburgerschap. Het aantal van deze migranten wordt weergegeven in figuur 1.

Figuur 1

Recente actieve EU-28-migranten in de werkende leeftijd (20-64), per land van verblijf, gegevens voor 2015 (in duizenden)

NB: Lagere aantallen recente migranten dan 50 000 zijn niet weergegeven.

Bron: Annual Report on intra-EU Labour Mobility, eindverslag, Europese Commissie, december 2016.

Verantwoordelijkheden met betrekking tot arbeidsmobiliteit

05

Om de verschillende verantwoordelijkheidsniveaus voor het waarborgen van het vrije verkeer van werknemers te begrijpen, moet men rekening houden met het feit dat de vrijheid rechtstreeks toepasselijk is in de lidstaten en dat bij discriminatie dus een rechtsvordering kan worden ingesteld bij een nationale rechter. De Commissie kan ook rechtstreeks actie ondernemen, hetgeen kan leiden tot inbreukprocedures tegen een lidstaat waarbij het Europees Hof van Justitie is betrokken. De verantwoordelijkheid voor werkgelegenheids- en sociaal beleid ligt echter hoofdzakelijk bij de lidstaten. Deze gedeelde verantwoordelijkheden worden beschreven in figuur 2.

Figuur 2

Verantwoordelijkheden met betrekking tot arbeidsmobiliteit

Bron: ERK.

De Europese Commissie en arbeidsmobiliteit

06

Een beslissing om naar een ander land te verhuizen vanwege werk is in wezen een individuele afweging. Arbeidsmobiliteit kan echter worden bevorderd en EU-financiering kan acties in verband met arbeidsmobiliteit op nuttige wijze ondersteunen. In 2010 wordt de bevordering van arbeidsmobiliteit door de Commissie in haar mededeling “EUROPA 2020 Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei”2 in het kader geplaatst van een betere afstemming van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt met financiële steun van de structuurfondsen de Unie, met name van het ESF. Zij wil “aansturen op een toekomstgericht en alomvattend arbeidsmigratiebeleid waarmee op flexibele wijze op de prioriteiten en behoeften van de arbeidsmarkt kan worden ingespeeld”. De afgelopen jaren heeft de Commissie verscheidene beleidsdocumenten, wetgevingsvoorstellen en richtsnoeren uitgebracht over arbeidsmobiliteit en zo het belang ervan als EU-beleid onderstreept (zie figuur 3).

Figuur 3

Tijdlijn van acties van de Commissie met betrekking tot arbeidsmobiliteit

Bron: ERK.

Door de EU gefinancierde acties ter bevordering van de arbeidsmobiliteit

07

Het ESF wordt beheerd door de Commissie en de lidstaten. Een van de doelstellingen ervan is de geografische en beroepsmobiliteit van de werknemers binnen de Europese Unie te bevorderen3. De totale financiering ervan voor de programmeringsperiode 2014-2020 bedroeg 86,4 miljard euro. Hiervan is ongeveer 27,5 miljard euro toegewezen aan de specifieke thematische doelstelling “bevordering van duurzame en kwalitatief hoogstaande werkgelegenheid en ondersteuning van arbeidsmobiliteit”4, in het kader waarvan de lidstaten acties op het gebied van arbeidsmobiliteit kunnen financieren. De hoogte van de bedragen die de lidstaten hiervoor inzetten, is niet bekend.

08

Het programma voor werkgelegenheid en sociale innovatie (EaSI), dat wordt beheerd door de Commissie, bestaat uit drie assen, waarvan de “Eures”-as (Europees netwerk van sociale diensten) gericht is op de bevordering van de arbeidsmobiliteit. De financiering voor het EaSI voor de periode 2014-2020 bedraagt 919 miljoen euro. De financiering specifiek voor Eures-activiteiten binnen het EaSI bedraagt 165 miljoen euro ofwel 18 % van de totale financiering. In het kader van de Eures-as van het EaSI worden activiteiten ondersteund ter bevordering van de vrijwillige geografische mobiliteit van werknemers. Een overzicht van deze activiteiten is opgenomen in figuur 4.

Figuur 4

De verschillende activiteiten in het kader van de Eures-as van het EaSI

Bron: ERK.

Reikwijdte en aanpak van de controle

09

We hebben de wijze beoordeeld waarop de Commissie het vrije verkeer van werknemers waarborgt, alsmede de doeltreffendheid van de EU-maatregelen ter bevordering van de arbeidsmobiliteit.

10

We hebben met name het volgende onderzocht:

  • de informatie-instrumenten die de Commissie heeft ingevoerd om werknemers te ondersteunen die naar andere lidstaten verhuisd zijn of daarin geïnteresseerd zijn, en de maatregelen die de Commissie heeft genomen om de bestaande belemmeringen voor arbeidsmobiliteit aan te pakken, met inbegrip van het door de Commissie verzamelen van de gegevens over stromen en patronen in de arbeidsmobiliteit (deel I);
  • de doeltreffendheid van de EU-financiering ter ondersteuning van arbeidsmobiliteit via het ESF en het EaSI-programma in de programmeringsperiode 2014-2020 (deel II).
11

Onze controle werd verricht tussen oktober 2016 en juli 2017 en we voerden de volgende onderzoeken uit:

  • We onderzochten de door de Commissie ondernomen acties in verband met arbeidsmobiliteit.
  • We bezochten en interviewden de relevante nationale autoriteiten in Duitsland, Luxemburg, Polen, Roemenië en het Verenigd Koninkrijk.
  • We evalueerden 23 afgeronde projecten in het kader van grensoverschrijdende partnerschappen (GP’s) binnen de Eures-as van het EaSI die in 2015 en 2016 werden gefinancierd en spraken met projectbeheerders in Duitsland, Luxemburg, Polen en het Verenigd Koninkrijk.
  • We stuurden een vragenlijst toe aan de 28 nationale coördinatiebureaus (NCB’s) van het Eures-netwerk en de NCB van Zwitserland om het functioneren van Eures te evalueren en analyseerden de kwaliteit van 50 vacatures die op het Eures-portaal voor arbeidsmobiliteit waren geplaatst.
  • Verder werd het controleteam geholpen door een deskundigenpanel dat bestond uit drie specialisten op het gebied van arbeidsmobiliteit5.
12

Bij deze controle werd de impact van de Brexit op het vrije verkeer niet beoordeeld, aangezien dit een essentieel onderdeel is van de lopende onderhandelingen tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk. Bij deze controle werd evenmin de impact onderzocht van het referendum van 2014 over immigratie in Zwitserland; de uitkomst daarvan zal invloed hebben op het recht van EU-werknemers om naar Zwitserland te verhuizen, na de omzetting ervan in Zwitserse wetgeving.

Opmerkingen

Deel I – De Commissie heeft instrumenten ingevoerd om het vrije verkeer van werknemers te waarborgen, maar haar informatie over de werking van arbeidsmobiliteit in de praktijk is onvolledig

13

In deel I worden de instrumenten beoordeeld die de Europese Commissie heeft ingevoerd ter ondersteuning van werknemers die al naar een andere lidstaat verhuisd zijn of daarin geïnteresseerd zijn. Verder komen de bestaande belemmeringen voor arbeidsmobiliteit aan de orde, evenals de maatregelen die zijn getroffen door de Commissie om deze aan te pakken. Tot slot bevat deel I een beoordeling van de gegevens die door de Commissie worden verzameld om de stromen en patronen in arbeidsmobiliteit en onevenwichtigheden op de arbeidsmarkt te monitoren.

De Commissie heeft instrumenten in het leven geroepen om burgers te informeren over hun rechten, maar zij weet niet in hoeverre de burgers deze instrumenten momenteel kennen

14

Het is belangrijk dat er informatie beschikbaar is over de voorwaarden en rechten voor degenen die al in een ander land werken of daar werk zoeken. Daarnaast moeten degenen voor wie deze informatie nuttig zou zijn, ervan op de hoogte zijn dat deze bestaat en beschikbaar is voor hen.

15

De Commissie verschaft burgers informatie over rechten en mogelijkheden op het gebied van arbeidsmobiliteit door middel van twee daarvoor bestemde websites: Uw Europa en Eures (zie tekstvak 2).

Tekstvak 2

Informatie over rechten en mogelijkheden met betrekking tot werken in een andere lidstaat

  • Uw Europa6 biedt algemene informatie over werken in een andere lidstaat, bijvoorbeeld met betrekking tot de basisrechten en socialezekerheidsvraagstukken; op Uw Europa-advies wordt ook advies aangeboden door een netwerk van juridische deskundigen die in opdracht van de Commissie werken; Uw Europa bevat tevens links naar relevante nationale organen, regelgeving en ondersteuningsdiensten.
  • Het Eures-portaal7 biedt toegang tot vacatures die door de nationale openbare diensten voor arbeidsvoorziening (ODA’s) zijn gepubliceerd via het Eures-portaal voor arbeidsmobiliteit en verschaft gedetailleerdere informatie over nationale arbeidsmarkten en -wetgeving. Ook bestaat de mogelijkheid, contact op te nemen met gespecialiseerde Eures-adviseurs, die werkzoekenden actief door de verschillende beschikbare mogelijkheden op de arbeidsmarkt kan leiden.
16

Daarnaast hebben lidstaten hun eigen informatiebronnen opgezet voor EU-burgers die in hun land werken of voor onderdanen die in een andere lidstaat willen gaan werken. Dergelijke systemen kunnen worden ondersteund door overheidsinstanties, vakbonden of andere organen (zie tekstvak 3).

Tekstvak 3

Voorbeelden van lidstaten die werknemers informatie verschaffen over hun rechten in een ander land

De Poolse autoriteiten hebben de wettelijke rechten met betrekking tot het vrije verkeer van werknemers en mobiliteit vertaald in hun eigen richtsnoeren voor EU-werknemers die naar Polen komen en voor Poolse burgers die naar het buitenland verhuizen. De informatie is beschikbaar in brochures in het Pools, Engels, Duits en Frans. Deze zijn beschikbaar bij Poolse ambassades en consulaten in andere lidstaten, bij arbeidsbureaus in Polen en op de website van het Ministerie van Gezinszaken, Werk en Sociaal Beleid.

De Roemeense autoriteiten beschrijven de wettelijke rechten die voortvloeien uit het vrije verkeer van werknemers op hun websites. Bij de Roemeense consulaten in andere lidstaten ligt ook informatie over arbeidsvoorwaarden in het betreffende land en zij verstrekken Roemeense burgers flyers en brochures over deze aspecten.

17

De Commissie meet de gebruikerstevredenheid voor zowel Uw Europa als Eures. In 2016 beoordeelde 64 % van de bezoekers van Uw Europa de site als een goed of uitstekend instrument, 25 % gaf de site een voldoende en 5 % achtte de site slecht of zeer slecht. Van degenen die gebruikmaakten van het Eures-portaal, was 40 % het ermee eens dat Eures gemakkelijk te vinden was en dat zij opnieuw gebruik zouden maken van de dienst.

18

Hoewel de Commissie de tevredenheid van de gebruikers meet, heeft zij niet gemeten in hoeverre deze systemen bekend zijn bij de EU-burgers. De noodzaak om de bekendheid te vergroten komt tot uitdrukking in de bevindingen van een verslag van de Commissie uit 20178, waarin wordt vastgesteld dat de meeste gebruikers van de Eures-website deze vonden via internetzoekopdrachten of bij toeval.

De Commissie heeft systemen ingesteld om discriminatie in strijd met het recht op vrij verkeer te melden, maar de omvang van dergelijke discriminatie op EU-niveau blijft onbekend

19

Werknemers moeten zich bewust zijn van hun rechten en de mogelijkheid hebben, discriminatie in strijd met het vrije verkeer van werknemers te melden. De omvang van de bestaande discriminatie en de vormen ervan moeten bekend zijn, willen deze op doeltreffende wijze kunnen worden aangepakt.

20

Solvit is het systeem van de Commissie waarmee burgers een klacht kunnen indienen tegen oneerlijke regels of besluiten van nationale overheidsdiensten. In 2016 werden 2 414 zaken in verband met alle aspecten van de interne markt behandeld door Solvit. Eén klachtencategorie betreft het vrije verkeer van werknemers, terwijl andere categorieën ook indirect verband kunnen houden met vrij verkeer. Deze omvatten de erkenning van beroepsdiploma’s, sociale zekerheid en de toegang tot onderwijs voor familieleden. In 2016 waren er 34 zaken die betrekking hadden op het vrije verkeer van werknemers.

21

Sinds 2010 heeft de Commissie 33 gerechtelijke procedures ingeleid tegen lidstaten inzake het vrije verkeer, en 21 met betrekking tot socialezekerheidskwesties, die indirect van invloed zijn op dergelijke rechten.

22

Afgezet tegen de 11,3 miljoen migranten in de werkende leeftijd in de EU is het aantal Solvit-zaken alsook het aantal inbreukprocedures zeer laag.

23

Sommige lidstaten hebben naast Solvit hun eigen afzonderlijke systemen opgezet waar burgers gevallen van discriminatie kunnen melden en deze kunnen behandelen. Zo kunnen buitenlandse werknemers in Luxemburg contact opnemen met de nationale arbeidsinspectie, die follow-up kan geven aan de klacht. In andere lidstaten, zoals Duitsland, kunnen werknemers zich richten tot informatiebureaus die worden beheerd door vakbonden, die beschikken over gespecialiseerde bemiddelaars die de klacht kunnen overnemen en kunnen voorleggen aan nationale autoriteiten of die rechtstreeks contact kunnen opnemen met de werkgever om te bemiddelen.

24

De Commissie zijn weinig zaken bekend die, buiten haar eigen Solvit-systeem en het netwerk van juridisch deskundigen van Uw Europa - Advies om, op nationaal niveau aan de orde zijn gesteld, omdat deze niet stelselmatig aan de Commissie worden gerapporteerd. Zij kent de volle omvang van de discriminatie in strijd met het vrije verkeer dus niet. Volgens een richtlijn uit 20149 hadden de lidstaten tot 2016 de tijd om organen aan te wijzen om de gelijke behandeling van werknemers in de Unie en hun familieleden te bevorderen, te analyseren, te monitoren en te ondersteunen. Deze aangewezen organen moeten onderzoeken en analyses verrichten naar ongerechtvaardigde beperkingen van en belemmeringen voor het recht op vrij verkeer, of naar discriminatie op grond van nationaliteit.

De Commissie heeft maatregelen genomen om andere beperkingen van arbeidsmobiliteit aan te pakken, maar bepaalde belemmeringen blijven bestaan

25

Werknemers kunnen ook te maken krijgen met belemmeringen voor migratie die weliswaar geen schending inhouden van hun rechten, maar toch van invloed kunnen zijn op de arbeidsmobiliteit (bijvoorbeeld de erkenning van kwalificaties).

26

“De problemen die zij (EU-burgers die willen en/of daadwerkelijk verhuizen) ondervinden, verklaren enigermate waarom de geografische mobiliteit tussen EU-lidstaten betrekkelijk laag is gebleven: volgens de EU-arbeidskrachtenenquête woonde in 2011 slechts 3,1 % van de Europese burgers in de werkende leeftijd (…) in een andere dan hun eigen EU-lidstaat”10.

27

In tabel 2 staan de obstakels die vaak in documenten van de Commissie worden genoemd en die de arbeidsmobiliteit belemmeren, met daarbij de maatregelen die de Commissie heeft getroffen en ons oordeel over de doeltreffendheid van de genomen maatregelen. Uit de tabel blijkt dat de Commissie maatregelen heeft genomen om deze belemmeringen voor arbeidsmobiliteit aan te pakken. Maar vanuit het oogpunt van een Europese werknemer die in een andere lidstaat wil gaan werken, zijn deze niet altijd doeltreffend. Het aanpakken van deze belemmeringen blijft een uitdaging voor de Europese Unie. Deze resterende belemmeringen moeten worden bezien in het licht van de onbenutte mogelijkheden van de arbeidsmobiliteit in de Unie: uit beschikbare enquêtegegevens blijkt dat in 2014 2,9 miljoen EU-burgers graag in de volgende twaalf maanden zouden zijn gemigreerd, maar dat slechts iets meer dan een miljoen werknemers die ook werkelijk deed.

Tabel 2

Belemmeringen voor arbeidsmobiliteit, door de Commissie genomen maatregelen en de beoordeling van de doeltreffendheid daarvan

Belemmeringen Verant-woordelijkheden Heeft de Commissie maatregelen genomen? Voorbeeld van de genomen maatregelen Is het obstakel dat de arbeidsmobiliteit hinderde, doeltreffend aangepakt?
Gebrek aan informatie over de wettelijke rechten in verband met het vrije verkeer van werknemers Europese Commissie Ja De Commissie heeft de volgende instrumenten ingevoerd:

Uw Europa
Eures
Solvit
Ja
Ontoereikende informatie over de mogelijkheden op de arbeidsmarkt Europese Commissie en lidstaten Ja De Commissie beheert, in samenwerking met de nationale ODA’s, het Eures-portaal voor arbeidsmobiliteit; het portaal bevat algemene informatie over nationale arbeidsmarkten en biedt rechtstreeks toegang tot vacatures. Niet volledig aangepakt

Het Eures-portaal voor arbeidsmobiliteit bevat niet alle nationale vacatures; vacatures zijn vaak onvolledig (zie de paragrafen 51-57).
Verschillen in sociale zekerheid Europese Commissie en lidstaten Ja De Commissie stelde in december 2016 als onderdeel van haar “arbeidsmobiliteitspakket” voor om de bestaande Verordening 883/2004 en de bijbehorende uitvoeringsverordening te herzien en daarbij vooral de betaling van uitkeringen beter te koppelen aan de lidstaat die de sociale bijdragen heeft geïnd, om het stelsel eerlijker en billijker te maken. Niet volledig aangepakt

De lidstaten leggen momenteel meer nadruk op aanvullende vormen van pensioeninkomen in aanvulling op de nationale basispensioenregelingen. Richtlijn 98/49/EG betreffende de bescherming van de rechten op aanvullend pensioen van werknemers en zelfstandigen heeft geen betrekking op de “meeneembaarheid” van aanvullende pensioenen, d.w.z. de mogelijkheid om dergelijke pensioenrechten over te dragen bij de migratie naar een andere lidstaat (hetgeen echter wel mogelijk is bij nationale pensioenregelingen).
Dat deze aanvullende pensioenen niet kunnen worden meegenomen, kan werknemers sterk ontmoedigen om te migreren.
Erkenning van academische en beroepsdiploma’s Europese Commissie en lidstaten Ja Automatische erkenning van universitaire diploma’s

Opstelling van een Europees kader voor gereglementeerde beroepen

De Europese beroepskaart (EPC) is een nieuw instrument om de erkenning te vergemakkelijken en is pas sinds 18 januari 2016 beschikbaar
Niet volledig aangepakt

In het verslag over arbeidsmobiliteit van 2016 wordt vastgesteld dat de erkenning van beroepsdiploma’s een belangrijke belemmering voor mobiliteit blijft.

NB: Gedetailleerdere informatie over de getroffen maatregelen en onze beoordeling daarvan is te vinden in bijlage I bij dit verslag.

Bron: ERK.

28

Het volgende voorbeeld in tekstvak 4 geeft aan wat voor soort maatregelen de Commissie heeft genomen, en waarom deze niet volledig doeltreffend zijn.

Tekstvak 4

Voorbeeld van een maatregel van de Commissie om een geconstateerde belemmering voor arbeidsmobiliteit weg te nemen

Belemmering “Erkenning van beroeps- en universitaire diploma’s”

Maatregel: De Europese beroepskaart

De Commissie heeft de Europese beroepskaart geïntroduceerd voor verplegers/gezondheidswerkers, chemici, fysiotherapeuten, ski- en berggidsen en vastgoedmakelaars. Dit is een elektronisch certificaat waarvoor aanvragers de vereiste bewijsstukken ter erkenning indienen bij de bevoegde instantie in hun lidstaat van herkomst voor verificatie. Nadat de controle aan de hand van stukken is afgerond, worden de bewijsstukken doorgestuurd naar de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst, die vervolgens de equivalentie van de beroepskwalificatie onderzoekt. Indien de uitkomst van dit onderzoek niet leidt tot compenserende opleidingsmaatregelen, geeft deze autoriteit de Europese beroepskaart af. Dit moet meer beroepsbeoefenaren transparantie en rechtszekerheid bieden en hun mobiliteit ten goede komen.

Sinds de Europese beroepskaart op 18 januari 2016 werd geïntroduceerd, werden in totaal 3 239 Europese beroepskaarten aangevraagd in de gehele EU, waarvan er 1 390 zijn afgegeven (cijfers van juni 2017).

De Commissie monitort arbeidsmobiliteitsstromen en -patronen, maar om inzicht te krijgen in onevenwichtigheden op de arbeidsmarkt kan er beter gebruik worden gemaakt van in lidstaten beschikbare gegevens

29

Het is nodig dat hoogwaardige gegevens over arbeidsmobiliteitsstromen en -patronen worden verzameld om de besluitvorming te ondersteunen met betrekking tot arbeidsmobiliteit op zowel nationaal als EU-niveau.

30

De arbeidskrachtenenquête bevat de meeste enquêtegegevens over huishoudens inzake arbeidsparticipatie van personen boven de 15 jaar. De arbeidskrachtenenquête is de belangrijkste gegevensbron die de Commissie gebruikt om patronen in de arbeidsmobiliteit te monitoren11. Het jaarlijks verslag over de arbeidsmobiliteit is voornamelijk gebaseerd op gegevens uit de arbeidskrachtenenquête en verschaft geaggregeerde gegevens over voorraden en jaarlijkse stromen. Elk jaar wordt in het verslag ook ingezoomd op specifieke thema’s. Voor 2016 ging het onder meer om grenswerkers en remigratie.

31

Wat het monitoren van de arbeidsmobiliteit betreft, kent de arbeidskrachtenenquête enkele beperkingen, die door de Commissie worden onderkend12:

  • beantwoording van de enquête is slechts in twaalf lidstaten verplicht en bekend is dat een hoog percentage van de buitenlanders deze niet beantwoordt, met name wegens taalproblemen;
  • in veel lidstaten kan het voorkomen dat pas aangekomen buitenlanders en kortverbandwerkers buiten de enquête vallen, aangezien onder de arbeidskrachtenenquête uitsluitend mensen vallen die één jaar of langer zijn gebleven, wat overigens in overeenstemming is met internationale aanbevelingen voor enquêtes;
  • de geringe steekproefomvang in veel landen beperkt de mogelijkheid om de gegevens per nationaliteit te analyseren.
32

In 2005 constateerde de Commissie dat het nodig is de informatie over arbeidsmobiliteitsstromen tussen EU-lidstaten te verbeteren, evenals de arbeidskrachtenenquête. De Commissie brengt een jaarlijks compendium uit met relevante gegevensbronnen die in de lidstaten beschikbaar zijn. In 2016 meldden nagenoeg alle landen dat zij gecentraliseerd gegevens verzamelen over EU-burgers uit andere landen die werknemer of geregistreerde werkzoekende zijn. Sommige ODA’s verzamelen gegevens waarmee het individuele 'profiel’ van EU-werknemers wordt beschreven, zoals het Duitse systeem, dat informatie bevat over: het beroep, het soort verrichte werk en de opleiding van de werknemer. Het bleek echter problematisch om dergelijke gegevens te gebruiken vanwege het gebrek aan vergelijkbaarheid tussen lidstaten.

33

In 2010 startte de Commissie het project “Monitoring labour market developments in Europe”. Het had als doel, actuele informatie over vacatures te verzamelen, en zou ook dienen als instrument voor vroegtijdige waarschuwing tegen knelpunten en slechte aansluiting op arbeidsmarkten in de EU. Door beperkingen ten aanzien van de gegevens, zoals de beperkte beschikbaarheid van vergelijkbare gegevens over vacatures per lidstaat, was dit doel moeilijk te bereiken. Dit streefdoel werd ook genoemd in de Eures-verordening van 201613, die voorschrijft dat in nationale werkprogramma's van de lidstaten rekening wordt gehouden met de gegevens over mobiliteitsstromen en -patronen, met de analyse van gegevens over bestaande en voorspelde arbeidstekorten en -overschotten. Het verslag van 201614 van de Commissie bevat details over het onderzoek naar arbeidstekorten en -overschotten en onderzoekt de mogelijkheden om deze tekorten en overschotten in de verschillende landen elkaar te laten compenseren.

34

Wij constateerden dat de lidstaten zich in verschillende fasen bevinden wat betreft de kwaliteit en diepgang van informatie over onevenwichtigheden op het gebied van vaardigheden en werk en de omvang daarvan. Van de bezochte lidstaten produceren Duitsland en het VK gegevens die verder gaan dan hetgeen de Commissie kan bieden, en zij zouden dit bilateraal met de ODA’s van andere lidstaten kunnen delen (zie tekstvak 5). In het verslag van 2016 van de Commissie wordt ook de noodzaak onderkend om de verzameling van dergelijke gegevens in alle lidstaten te verbeteren. Voor dat onderzoek konden slechts 13 van de 26 ODA’s die gegevens indienden, informatie verstrekken over de omvang van de tekorten en overschotten op hun nationale arbeidsmarkten. Op het moment waarop onze controle werd afgesloten, blijft een uitvoerige evaluatie van vaardigheden en arbeidstekorten en -overschotten in de lidstaten 'werk in uitvoering’.

Tekstvak 5

Voorbeelden van vaardigheden met betrekking tot gegevensverwerking en onevenwichtigheden op de arbeidsmarkt binnen lidstaten

Duitse “Fachkräfteengpassanalyse” - een gedetailleerd overzicht van tekorten op de arbeidsmarkt voor gespecialiseerd personeel per regio en economische sector

De Duitse openbare dienst voor arbeidsvoorziening produceert een analyse van te voorziene tekorten aan gespecialiseerd personeel (“Fachkräfte” in het Duits), uitgesplitst per economische sector en regio. Dit initiatief werd genomen tegen de achtergrond van demografische veranderingen in Duitsland, het lage werkloosheidscijfer en de toenemende problemen rond het aanwerven van gespecialiseerd personeel. Het tekort wordt afgemeten aan blijvende (niet vervulde) vacatures, het regionale werkloosheidscijfer en de verhouding tussen het aantal werklozen en het aantal vacatures. Zo biedt het verslag voor de specifieke kwalificatie van mechatronica en specialisten op automatiseringsgebied het volgende overzicht:

Gespecialiseerd personeel voor mechatronica en automatisering, december 2016

Administratieve grenzen © EuroGraphics.

Gegevensbron: Statistieken van het federale arbeidsbureau.

De Duitse openbare dienst voor arbeidsvoorziening deelt dergelijke gegevens bilateraal met andere ODA’s om het proces van aanwerving van specialisten uit die andere lidstaat te verbeteren, maar gegevens worden verzameld noch vastgelegd op EU-niveau.

… en het Verenigd Koninkrijk verschaft meer gedetailleerde informatie over tekorten aan vaardigheden, met inbegrip van te verwachten minimumlonen

In het Verenigd Koninkrijk stelt het departement voor werk en pensioen een lijst op inzake vaardigheden waaraan een tekort heerst voor de instroom. De lijst bestrijkt het gehele Verenigd Koninkrijk (er is een aparte lijst voor Schotland) en bevat de vacatures en specifieke gegevens over de baan, alsmede het te verwachten minimumloon. De lijst is algemeen toegankelijk en wordt met andere lidstaten gedeeld15.

Deel II - Tekortkomingen in de opzet en monitoring van door de EU gefinancierde acties ter bevordering van de arbeidsmobiliteit

35

In dit deel van het verslag wordt de doeltreffendheid van de EU-financiering ter bevordering van de arbeidsmobiliteit geëvalueerd. De voor die doeleinden beschikbare programma’s zijn het ESF en het EaSI-programma. Wij analyseerden de financiële toewijzingen van beide fondsen en de complementariteit van de ESF-doelstellingen en die van EaSI. Voorts onderzochten wij of die programma’s doeltreffend zijn ter ondersteuning van de arbeidsmobiliteit, en hoe dergelijke activiteiten worden gemonitord.

36

Met betrekking tot de EaSI-Eures-activiteiten evalueerden wij twee van de elementen ervan: Eures-projecten die beheerd worden door grensoverschrijdende partnerschappen, uit het oogpunt van de opzet en de monitoring van de prestaties ervan, alsmede het portaal voor beroepsmobiliteit van Eures, en met name de doeltreffendheid ervan in het samenbrengen van werkzoekenden en vacatures.

Totale EU-financiering gericht op arbeidsmobiliteit is onbekend en complementariteit van middelen is niet gewaarborgd

37

Waar EU-fondsen worden ingezet voor een belangrijke prioriteit als arbeidsmobiliteit, dient de Commissie ervoor te zorgen dat de financiering kan worden geïdentificeerd en gemonitord. Waar diverse EU-fondsen beschikbaar zijn, moet worden gewaarborgd dat deze complementair zijn.

38

Figuur 5 bevat een financiële vergelijking van EU-programma’s die relevant zijn voor arbeidsmobiliteit. Het ESF is potentieel het belangrijkste instrument ter ondersteuning van de werkgelegenheid, waarvan de arbeidsmobiliteit deel uitmaakt. In het kader van een van de thematische doelstellingen van het ESF, de doelstelling “Bevordering van duurzame en kwalitatief hoogstaande werkgelegenheid en ondersteuning van arbeidsmobiliteit” (de zogeheten thematische doelstelling 8) en de daaraan gerelateerde investeringsprioriteit “modernisering van arbeidsmarktinstanties, inclusief arbeidsmobiliteit” (de zogeheten IP 7), kunnen lidstaten activiteiten programmeren die verband houden met arbeidsmobiliteit. Het is te zien dat de ESF-financiering in het kader van thematische doelstelling 8 met een bedrag van 27,5 miljard euro dat beschikbaar is voor de lidstaten, aanmerkelijk hoger is dan het EaSI-programma met 919 miljoen euro, en met name de Eures-pijler ervan met 165 miljoen euro, die ook wordt ingezet voor het aanpakken van kwesties op het gebied van arbeidsmobiliteit.

Figuur 5

Vergelijking van respectieve financieringsstromen die kunnen worden gebruikt ter ondersteuning van de arbeidsmobiliteit

Bron: ERK.

39

In het kader van de huidige programmeringsperiode 2014-2020 voor het ESF konden de lidstaten hun nationale activiteiten met betrekking tot Eures (zoals personeels- en IT-kosten bij de deelnemende ODA’s) plannen, evenals de ontwikkeling van specifieke mobiliteitsregelingen en -strategieën op lokaal, regionaal, nationaal en grensoverschrijdend niveau met gebruikmaking van het ESF. De Commissie presenteerde in 2013 haar nieuwe aanpak aan de lidstaten; daarbij wees zij nadrukkelijk op de doelstelling dat arbeidsmarkten beter gaan functioneren door verbeterde transnationale geografische mobiliteit van werknemers16.

40

Tijdens de goedkeuring van de operationele programma’s van het ESF in 2013-2014 monitorde de Commissie niet in hoeverre lidstaten daadwerkelijk op arbeidsmobiliteit gerichte acties programmeerden. In september 2015, na de goedkeuring van de onderliggende operationele programma’s van het ESF, stuurde de Commissie in een poging dergelijke informatie te verzamelen, een enquête naar de lidstaten. Zij wilde zo aan gegevens komen over het volume van het geplande budget binnen het ESF voor arbeidsmobiliteit binnen de EU en voor Eures-acties. Slechts 15 lidstaten hebben deze echter beantwoord. Twaalf hiervan verklaarden dat zij de Eures-diensten via het ESF zouden ondersteunen. Inzake de hieraan toegewezen financiële middelen concludeerde de beoordelaar van de enquête dat het vanwege de sterk uiteenlopende antwoorden en de enorme heterogeniteit wat betreft het aangeven van de uitgaven per jaar of in totaal, niet mogelijk is om de van de 15 landen ontvangen gegevensreeks te vergelijken. tekstvak 6 geeft aan op welke manieren afzonderlijke lidstaten het ESF voor dergelijke doeleinden gebruiken.

Tekstvak 6

Voorbeelden van ESF-activiteiten die gericht zijn op arbeidsmobiliteit in de lidstaten, en het respectieve financiële belang ervan

Portugal

Met het programma worden acties ondersteund die rechtstreeks gericht zijn op werkzoekenden of werkgevers, met name in verband met informatie, advies en ondersteuning voor plaatsing en aanwerving aan ingezetenen of werkgevers die in een andere lidstaat willen werken of aanwerven.

Hiertoe programmeerde Portugal 2,16 miljoen euro voor de periode 2014-2020, ofwel 0,02 % van het totale ESF-budget voor die periode (EU- en nationale financiering), te weten 8,9 miljard euro.

Ierland

Ierland ondersteunt werkzoekenden door middel van banenbeurzen, het stimuleren van Europese vacatures op Jobsireland, het Eures-portal en de Facebook-pagina van Eures. Werkgevers zouden banenbeurzen kunnen organiseren, hun vacatures op Jobsireland en het Eures-portal kunnen zetten, en kregen ondersteuning bij buitenlandse aanwervingsevenementen.

Hiertoe programmeerde Ierland 2,7 miljoen euro voor de periode 2014-2020, ofwel 0,28 % van het totale ESF-budget voor die periode (EU- en nationale financiering), te weten 948 miljoen euro.

41

Binnen de opzet van het ESF is de arbeidsmobiliteit in de EU niet als afzonderlijke investeringsprioriteit omschreven17, en evenmin op andere wijze geoormerkt. Bijgevolg kunnen de huidige ESF-budgetten die in de 28 lidstaten aan Eures-acties of arbeidsmobiliteit zijn toegewezen, niet worden vastgesteld, waardoor het onmogelijk is erachter te komen welke financiering voor welke doeleinden is gebruikt.

42

Wij hebben de operationele programma’s van het ESF voor de bezochte lidstaten doorgelicht en waren niet in staat vast te stellen welke bedragen waren uitgetrokken voor de ondersteuning van arbeidsmobiliteit. Naar aanleiding van de evaluatie en onze bezoeken aan lidstaten stelden wij vast dat de programmering van acties op het gebied van arbeidsmobiliteit in het kader van het ESF voor hen geen prioriteit was. In Roemenië lag de nadruk op het stimuleren van remigratie omdat de constante uitstroom van werknemers uit Roemenië had geleid tot tekorten in cruciale sectoren van de economie (zie tekstvak 7).

Tekstvak 7

Arbeidsmobiliteit aanpakken met ESF-financiering in de vijf bezochte lidstaten

Bezochte lidstaat Is het huidige ESF gericht op arbeidsmobiliteit binnen de EU?
Duitsland Nee
ESF-financiering is gericht op de integratie van jongeren, langdurig werklozen en migranten op de arbeidsmarkt
Luxemburg Nee
Het ESF is gericht op werklozen boven 45 jaar en op de integratie van werklozen onder 30 jaar op de arbeidsmarkt.
Polen In beperkte mate, bijv. de betaling van een verhuisvergoeding aan jongeren die naar een andere lidstaat verhuizen
Roemenië In beperkte mate, om de remigratie naar Roemenië te stimuleren door middel van de verstrekking van individuele leningen
Verenigd Koninkrijk Nee
Er wordt voorrang gegeven aan die groepen die nadelen ondervinden op de arbeidsmarkt, waaronder jongeren, gehandicapten en personen met lage kwalificaties en weinig vaardigheden
43

De onderliggende verordening met de horizontale regels voor alle Europese structuur- en investeringsfondsen (“ESIF”, waartoe ook het ESF behoort)18 schrijft voor dat er sprake moet zijn van coördinatie en complementariteit tussen de verschillende ESI- en andere EU-fondsen. De onderliggende EaSI-verordening schrijft ook voor dat de activiteiten in het kader van het EaSI-programma “consistent zijn met en een aanvulling vormen op andere acties van de Unie, zoals de Europese structuur en investeringsfondsen (ESIF)”19. Zoals weergegeven in figuur 6, hebben het EaSI-programma en het ESF evenwel betrekking op acties die sterk overeenkomen en zijn gericht op vergelijkbare doelstellingen met betrekking tot arbeidsmobiliteit. Beide fondsen pakken arbeidsmobiliteit op een transnationaal niveau aan of kunnen dat doen, en in het kader van beide fondsen is voorzien in specifieke maatregelen ter bevordering van de mobiliteit, waaronder de ondersteuning van samenwerking van relevante instellingen.

Figuur 6

Vergelijking van overlappende ESF- en EaSI-doelstellingen op het gebied van arbeidsmobiliteit

Bron: ERK.

Grensoverschrijdende partnerschappen vergemakkelijken arbeidsmobiliteit, maar er bestaan tekortkomingen in de opzet van GP-projecten en de verslaglegging over de doeltreffendheid

44

Grensoverschrijdende partnerschappen in het kader van de Eures-as van het EaSI-programma zijn gericht op arbeidsmobiliteit. Zij omvatten partners uit minimaal twee deelnemende lidstaten (of geassocieerde landen), doorgaans de nationale ODA, maar ook andere actoren zoals werkgeverorganisaties, vakbonden of andere regionale verenigingen. In het kader van de Eures-as van het EaSI kunnen GP’s jaarlijkse projectfinanciering aanvragen voor hun activiteiten. In tekstvak 8 wordt een voorbeeld gegeven van een GP-project dat werd gefinancierd in het kader van de Eures-as van het EaSI.

Tekstvak 8

Het grensoverschrijdend project Oberrhein - een voorbeeld van een reeds lang bestaande en succesvolle samenwerking

Bron: http://www.interreg-oberrhein.eu/ablage/.

Het GP Eures-T Oberrhein werd in 1999 opgericht en bestrijkt de regio’s Baden en Südpfalz (DE), Elzas (FR) en de kantons Aargau, Bazel, Bazel-stad, Jura en Solothurn (CH). Dagelijks steken ongeveer 93 300 forensen de grenzen ervan over, het op één na hoogste aantal grensarbeiders in de EU.

De samenwerking tussen de openbare diensten voor arbeidsvoorziening, vakbonden en werkgeverorganisaties van alle drie de landen wordt grensarbeid vergemakkelijkt.

Het project van het grensoverschrijdend partnerschap Oberrhein dat wij onderzochten, werd gedeeltelijk gefinancierd in het kader van de Eures-as van het EaSI en was gericht op acht van de tien doelstellingen die waren opgenomen in de jaarlijkse oproep tot het indienen van voorstellen die door de Commissie werd gepubliceerd (projecten moeten gericht zij op minimaal vijf doelstellingen om in aanmerking te komen).

Doelstelling 4 – Onestopshop is een succesvolle maatregel in Oberrhein: hier zijn drie Eures-adviseurs aan toegewezen, die telefonisch en per e-mail kunnen worden bereikt en die antwoord geven op de vragen van werkzoekenden. In 2016 werden er 2 271 verzoeken gericht tot deze dienst.

In het kader van Doelstelling 5 moeten GP’s innovatieve diensten opzetten en uitvoeren. In het geval van GP Oberrhein gebeurde dit in de vorm van de ondersteuning van grensoverschrijdende stages, in het bijzonder stages bij een Duits bedrijf voor jonge Franse werkzoekenden.

Bij weinig projecten zijn de beoogde kwantitatieve resultaten in de aanvraagfase bepaald
45

We evalueerden 23 GP-projecten (elf uit 2015 en twaalf uit 201620); bijlage II bevat onze projectbeoordeling. Wij constateerden dat de activiteiten die werden gefinancierd en door de Commissie werden goedgekeurd in het kader van een jaarlijks proces, vaak een herhaling van de activiteiten van het voorgaande jaar betroffen. De meest voorkomende activiteiten waren het organiseren van conferenties en banenmarkten, workshops, cursussen cv schrijven en taalcursussen. Innovatievere oplossingen omvatten het gebruik van sociale media (Facebook, Linkedin, Twitter) of het leggen van contacten met universiteiten. Dergelijke innovatieve oplossingen worden zelden geprogrammeerd.

46

Wij constateerden dat er in 21 projectaanvragen een kwalitatieve situatiebeschrijving werd gegeven, zoals een beschrijving van de mobiliteitsstromen en de reden voor grensoverschrijdende mobiliteit in de regio. Er was echter slechts bij negen projecten een kwantitatieve uitgangswaarde vastgesteld met de aantallen op basis waarvan de vorderingen kunnen worden gemeten (zie figuur 7). Elk jaar waren er nog eens vier projecten waarbij statistieken werden verstrekt die hadden kunnen worden gebruikt als kwantitatieve uitgangswaarde waaraan de vorderingen konden worden afgemeten, maar die werden niet voor dit doel benut.

Figuur 7

Het bestaan van uitgangswaarden waaraan de vorderingen kunnen worden afgemeten

NB: Een kwantitatieve uitgangswaarde betreft een situatie waaraan de projectresultaten kunnen worden afgemeten.

Een kwalitatieve uitgangswaarde vermeldt alleen een beschrijving van de situatie in het grensgebied, maar kan niet worden gebruikt voor het meten van de vooruitgang.

Bron: ERK.

47

In de subsidieovereenkomst voor projecten is opgenomen dat informatie moet worden verzameld en ingediend over de output en resultaten van de acties. Desondanks stelden wij bij onze evaluatie vast dat er slechts bij 16 van de 23 geselecteerde projecten outputstreefdoelen waren vastgesteld (bijv. het aantal deelnemers aan banenmarkten die werden georganiseerd in het kader van het GP-project) en dat er bij slechts negen projecten resultaten waren vastgesteld (meestal het beoogde aantal geslaagde arbeidsbemiddelingspogingen). Bij sommige projecten bestond er geen duidelijk verband tussen de output en de resultaten, aangezien er outputstreefdoelen waren bepaald maar er geen verwachte resultaten waren vastgesteld. Wij stelden van 2015 op 2016 evenwel een verbetering vast met betrekking tot het bepalen van resultaatstreefdoelen: in 2015 omvatte slechts 18 % van de projecten een resultaatstreefdoel maar in 2016 was dit gestegen tot 58 %.

48

In tekstvak 9 worden de uiteenlopende praktijken gepresenteerd binnen de projecten die wij beoordeelden, wat betreft de opzet en de prestatiemonitoring ervan.

Tekstvak 9

Goede en slechte praktijken bij de 23 Eures-projecten in het kader van GP’s

Van een slechte praktijk

Bij het merendeel van de projecten werd alleen de output bepaald. Zo werd bij EURADRIA, een project voor grensoverschrijdende samenwerking tussen Italië, Slovenië en Kroatië, geen kwantitatieve uitgangswaarde (huidige stand) bepaald, noch een streefdoel voor het resultaat (d.w.z. geslaagde arbeidsbemiddelingspogingen), en de resultaten van het project (geslaagde bemiddelingspogingen, gevonden banen) werden ook niet gemeten. In het kader van het project werden echter wel cijfers verstrekt over de output, zoals het aantal deelnemers aan conferenties of workshops.

… tot een goede praktijk

Bij een aantal kleinere projecten voor grensoverschrijdende samenwerking, bijvoorbeeld die tussen Denemarken en Zweden (Oresund), worden meer beoogde acties vastgesteld en kunnen cijfers worden gegeven over uitgangswaarden, streefdoelen en resultaten van het project met betrekking tot het aantal geslaagde arbeidsmiddelingspogingen.

Het is met het EaSI-monitoringsysteem niet mogelijk de werkelijke resultaten van GP-projecten op programmaniveau samen te voegen
49

De Commissie monitort de activiteiten in het kader van GP-projecten aan de hand van een standaardrapportageformulier, dat elke projectcoördinator moet invullen. Het verslag bevat een kwalitatief en kwantitatief deel. In het kwantitatieve deel worden geen gegevens verzameld over de output of resultaten op het gebied van arbeidsmobiliteit. Veel projectcoördinatoren gebruiken het kwalitatieve deel van het verslag om de output en soms de resultaten te vermelden, maar omdat dit niet verplicht is, ontbreekt het aan coherentie en consistentie, waardoor het moeilijk is om de output en resultaten samen te voegen.

50

In 2016 voerde de Commissie een aanvullend verslagleggingsmodel in voor GP-projecten. Voor het nieuwe model zijn gegevens nodig die, zoals we hebben geconstateerd voor de bezochte projecten, niet terug te vinden waren vanwege voor het eerst gevraagde statistische classificaties. Verder zijn bepaalde bijkomende gegevens waarom wordt gevraagd in het nieuwe model, niet afkomstig van het GP-project zelf, maar van de maandelijkse vragenlijst die de Commissie aan alle Eures-adviseurs in de EU richt. Dit vermindert de betrouwbaarheid van de verslaglegging over afzonderlijke projecten, aangezien de gegevens niet afkomstig zijn uit projectactiviteiten. Al met al moeten de maatregelen die zijn genomen om de monitoring achteraf te verbeteren, verder worden verfijnd.

De Commissie wil van het Eures-portaal voor arbeidsmobiliteit een waarlijk Europees arbeidsbemiddelings- en aanwervingsinstrument maken, maar dat wordt nog een hele uitdaging

51

Via het Eures-portaal kunnen werkzoekenden informatie vinden over de arbeidsmarkten in andere lidstaten en hebben zij toegang tot vacatures uit alle EU- en EVA-landen die op het Eures-portaal voor arbeidsmobiliteit staan. Werkgevers kunnen ook het gebruiken om hun vacatures kenbaar te maken aan werkzoekenden in andere landen. Het portaal wordt door de Commissie onderhouden21.

De dekking van de beschikbare banen door het Eures-portaal voor arbeidsmobiliteit is laag
52

In haar voorstel voor de hervorming van Eures in 2016 (Verordening (EU) 2016/589) verklaarde de Commissie: “Om het vrij verkeer van werknemers te bevorderen, dienen alle vacatures die via een ODA of andere EURES-leden (…) openbaar worden gemaakt, op het EURES-portaal te worden gepubliceerd”. Een van de belangrijkste beperkingen van Eures die de Commissie in 2014 constateerde, was dat niet alle vacatures toegankelijk waren op EU-niveau.

53

Uit de door de nationale coördinatiebureaus verstrekte enquêtegegevens blijkt dat in elf lidstaten meer dan 90 % van de ODA-vacatures in 2016 ook op het Eures-portaal voor arbeidsmobiliteit werd geplaatst. Zoals is aangegeven in figuur 8 plaatsten vier lidstaten daarentegen minder dan 20 % daarvan. In totaal werd een aanzienlijk aandeel van de nationale ODA-vacatures niet op het Eures-portaal voor arbeidsmobiliteit geplaatst.

Figuur 8

Het percentage van nationale ODA-vacatures dat in 2016 werd geplaatst op het Eures-portaal

NB: De gegevens zijn afkomstig van de NCB’s van de lidstaten die onze enquête hebben beantwoord. De gegevens waren niet beschikbaar voor Ierland, Duitsland, Spanje, Polen en Roemenië. Sommige NCB’s gaven aan dat er technische problemen waren, zoals de dubbele registratie van vacatures in nationale databanken, bijvoorbeeld wanneer een in te vullen vacature in meerdere kennisgevingen wordt gepubliceerd. Dit kan ook van invloed zijn op de betrouwbaarheid van de gerapporteerde gegevens.

Bron: ERK.

54

Wij analyseerden de door de NCB’s verstrekte enquêtegegevens om het aandeel van op Eures bekendgemaakte nationale ODA-vacatures tussen 2015 en 2016 te vergelijken. Voor 13 lidstaten is het aandeel gelijk gebleven of toegenomen, maar voor 9 lidstaten is het aandeel afgenomen. Aan de hand van de gegevens in figuur 9 kan worden ingeschat dat het aandeel van de ODA-vacatures die op het Eures-portaal voor arbeidsmobiliteit werden geplaatst tussen 2015 en 2016 met 15 % afnam.

Figuur 9

Verandering in het aandeel van op het Eures-portaal bekendgemaakte nationale ODA-vacatures tussen 2015 en 2016

NB: De gegevens zijn afkomstig van de NCB’s van de lidstaten die onze enquête hebben beantwoord. De gegevens waren niet beschikbaar voor Ierland, Duitsland, Spanje, Polen en Roemenië. Sommige NCB’s gaven aan dat er technische problemen waren, zoals de dubbele registratie van vacatures in nationale databanken, bijvoorbeeld wanneer een in te vullen vacature in meerdere kennisgevingen wordt gepubliceerd. Dit kan van invloed zijn op de betrouwbaarheid van de gerapporteerde gegevens.

Bron: ERK.

55

Verordening (EU) 2016/589 stond de lidstaten ook toe werkgevers de mogelijkheid te bieden om een vacature niet op het Eures-portaal voor arbeidsmobiliteit te publiceren, “meer bepaald wanneer de werkgever, nadat hij een objectieve beoordeling heeft gemaakt van de functie-eisen (te weten de nodige specifieke vaardigheden en competenties om het werk naar behoren te verrichten), zijn besluit de vacature niet te publiceren, uitsluitend met die redenen motiveert”. In de lidstaten die wij hebben bezocht, vormt dit de voornaamste reden waarom het aantal vacatures op Eures significant lager is dan op nationale banenportalen van ODA’s. Werkgevers kunnen simpelweg kiezen om hun vacatures niet op Eures te publiceren zonder dat ze dat verder hoeven te rechtvaardigen.

56

Maar zelfs als de ODA’s alle vacatures in hun speciale nationale database zouden publiceren op het Eures-portaal voor arbeidsmobiliteit, dan nog zou dit slechts een klein deel uitmaken van alle vacatures op de arbeidsmarkt. Zo maken de vacatures in de nationale ODA-database in Luxemburg slechts 18 % uit van het totale aantal jaarlijkse aanwervingen op de arbeidsmarkt. De vacatures van Luxemburgse werkgevers die op het Eures-portaal voor arbeidsmobiliteit werden geplaatst, maken slechts 4 % uit van deze jaarlijkse aanwervingen.

57

In een recente enquête22 onder degenen die minimaal een van de elf verschillende EU-websites voor burgers met betrekking tot vaardigheden en werkgelegenheid gebruikten, gaf slechts 36 % van de gebruikers aan dat zij zeer waarschijnlijk Eures zouden gebruiken bij het zoeken naar werk in een ander land. Naast deze feedback van eindgebruikers gaven 10 van de 27 NCB’s die onze vragenlijst beantwoordden aan dat zij Eures minder doeltreffend achten dan hun eigen ODA-systeem als arbeidsbemiddelingsportaal voor werkzoekenden of als banenportaal voor werkgevers.

Er bestaan lacunes in de informatie die aan werkzoekenden wordt verstrekt over gepubliceerde vacatures
58

Wij probeerden te begrijpen met welke praktische problemen werkzoekenden te maken krijgen wanneer zij gebruikmaken van het Eures-portaal en wij analyseerden vacatures aan de hand van bepaalde benchmarks die wij altijd nuttig achten bij het zoeken naar werk. Wij kozen twee beroepen: elektrotechnisch ingenieur en zorgverlener. In totaal selecteerden wij 50 willekeurige vacatures voor elk van deze beroepen uit negen landen die geplaatst waren op Eures, voor een evaluatie. Uit de evaluatie bleek dat er nog steeds aanzienlijke mogelijkheden zijn om de voor werkzoekenden beschikbare informatie te verbeteren. Zo werd in 39 vacatures geen sollicitatietermijn vermeld, in 28 werd geen informatie over het vereiste opleidingsniveau verschaft, in 26 was het voor de functie vereiste kwalificatieniveau niet beschreven, in 44 werd zelfs de startdatum van de gepubliceerde baan niet vermeld, in 33 ontbrak de informatie over het aantal werkuren per week en in 35 ontbraken nadere gegevens over het salaris.

De monitoring van het aantal geslaagde arbeidsbemiddelingspogingen via het Eures-netwerk is onbetrouwbaar, hoewel dit een essentiële prestatie-indicator voor het EaSI is

59

Het meten van het aantal geslaagde arbeidsbemiddelingspogingen waarbij het Eures-netwerk van het EaSI is gebruikt, is een maatstaf voor de doeltreffendheid ervan. Volgens de Commissie leidde de steun van Eures-adviseurs in 2016 ertoe dat er 28 934 maal een baan werd gevonden. Dit cijfer staat voor de 3,7 % van de keren dat er contact is geweest tussen werkzoekenden en een Eures-adviseur waardoor werk werd gevonden.

60

De Commissie verzamelt dergelijke gegevens door de Eures-adviseurs maandelijks rechtstreeks een vragenlijst toe te sturen. Er bestaan problemen met de nauwkeurigheid van de gegevens: gemiddeld stuurt 60 % van de adviseurs een antwoord terug en hun feedback is gebaseerd op individuele schattingen, die niet verder worden bevestigd. Toen wij tijdens onze bezoeken gesprekken voerden met de NCB’s, konden die de cijfers die de Commissie hanteert in openbare monitoringdocumenten vaak niet bevestigen. Om betrouwbaarder gegevens te verzamelen teneinde de prestaties van Eures-activiteiten in het kader van het EaSI te kunnen meten, werd er bij de hervorming van Eures in 2016 ook bepaald dat de Commissie gedetailleerde specificaties voor de gegevensverzameling en -analyse voor monitoring en evaluatie van de werking van het Eures-netwerk moest voorstellen23.

61

Slechts 3 van de 27 nationale NCB's die onze vragenlijst hadden ingevuld en teruggestuurd, verklaarden dat zij in staat waren de geslaagde bemiddelingspogingen te meten. De twee grootste uitdagingen hierbij zijn:

  • werkgevers kunnen vacatures intrekken zonder te melden of erin is voorzien door een “Eures”-werkzoekende (21 lidstaten verklaarden dit);
  • er vindt geen systematische follow-up plaats van op Eures geplaatste vacatures (zo worden vacatures gesloten na een bepaalde standaardtijd) (16 lidstaten).

Zowel het NCB in het VK als dat in Duitsland meten deze indicator niet langer voor hun eigen vacaturedatabase, maar zouden de doeltreffendheid liever meten aan de hand van een uitkomstindicator zoals het werkloosheidscijfer. De Commissie herziet momenteel het Eures-prestatiemetingssysteem, inclusief de prestatie-indicatoren daarvan, maar is van plan de indicator inzake het aantal geslaagde arbeidsbemiddelingspogingen te behouden. Wil deze betrouwbaar zijn, dan moeten aan de bovengenoemde uitdagingen het hoofd worden geboden.

Conclusies en aanbevelingen

62

In het algemeen concluderen wij dat de Europese Commissie verscheidene instrumenten heeft ingevoerd om het vrije verkeer van werknemers te waarborgen. Deze kunnen echter worden verbeterd. Verder kunnen door de EU gefinancierde acties ter bevordering van de arbeidsmobiliteit in het kader van het ESF niet worden geïdentificeerd of kan de doeltreffendheid daarvan niet adequaat worden gemonitord wat het EaSI-programma betreft.

63

De Commissie voorziet in een aantal instrumenten om werknemers te informeren over hun rechten. Het is echter niet bekend in hoeverre de burgers deze instrumenten kennen. Werknemers kunnen gevallen van discriminatie in strijd met het vrije verkeer via allerlei kanalen melden, maar er bestaat geen volledig beeld van dergelijke gevallen. Andere beperkingen van het vrije verkeer blijven bestaan, ondanks acties die door de Commissie zijn ondernomen (zie de paragrafen 14-28).

64

De arbeidskrachtenenquête (AKE) vormt het voornaamste instrument van de Commissie voor de verzameling van gegevens over arbeidsmobiliteit, maar deze biedt geen volledig beeld van de stromen en patronen in de arbeidsmobiliteit. Er bestaan betere gegevens in de lidstaten, maar de inspanningen om vergelijkbare gegevens te verzamelen op het niveau van de hele EU, ter bevordering van de arbeidsmobiliteit, blijft “werk in uitvoering” (zie de paragrafen 29-34).

65

Er kan EU-financiering worden verstrekt ter ondersteuning van de arbeidsmobiliteit in het kader van het ESF en het EaSI-programma. Doordat de respectieve doelstellingen op elkaar lijken, is het lastig om ze complementair te maken. De Commissie weet niet hoe het ESF door alle lidstaten wordt gebruikt ter ondersteuning van de arbeidsmobiliteit. Het EaSI-monitoringkader vertoont een aantal tekortkomingen. De financiering die in het kader van het EaSI-programma is besteed, heeft weinig impact gehad wat betreft het geregistreerde aantal geslaagde arbeidsbemiddelingspogingen in vergelijking met het aantal migranten (zie de paragrafen 35-50).

66

Het Eures-portaal zal alleen een waarlijk Europees arbeidsbemiddelingsinstrument worden als tekortkomingen zoals het lage percentage van daarop gepubliceerde vacatures worden verholpen (zie de paragrafen 51-60).

67

Wij bevelen dus het volgende aan:

Aanbeveling 1 – Meet in hoeverre EU-burgers bekend zijn met de bestaande instrumenten voor het verstrekken van informatie over het vrije verkeer van werknemers en het melden van discriminatie

  1. De Commissie moet meten in welke mate burgers Eures, Uw Europa en Solvit kennen.
  2. Zodra de mate van bekendheid gekend is, kunnen de Commissie en de lidstaten deze gegevens gebruiken voor een doelgerichte inzet en de bevordering van deze instrumenten.

Streefdatum voor de uitvoering: juli 2018.

Aanbeveling 2 – Maak beter gebruik van de beschikbare informatie om vast te stellen welke vormen van discriminatie in strijd met het vrije verkeer voorkomen

De Commissie moet meer gebruik maken van de gemakkelijk toegankelijke gegevens in de lidstaten om een betere indicatie te kunnen geven van de aspecten ten aanzien waarvan gediscrimineerd wordt en hoe dit verschilt tussen de lidstaten. Met behulp van dergelijke informatie kunnen doelgerichtere acties tegen discriminatie worden ondernomen.

Streefdatum voor de uitvoering: December 2018.

Aanbeveling 3 – Verbeter de verzameling en het gebruik van gegevens over patronen en stromen in de arbeidsmobiliteit en over onevenwichtigheden op de arbeidsmarkt

De Commissie moet met de lidstaten de verzameling van gegevens over arbeidsmobiliteit en de vergelijkbaarheid daarvan verbeteren, namelijk het type werknemers dat migreert, en het potentieel om met arbeidsmobiliteit onevenwichtigheden op de arbeidsmarkt te verhelpen.

Op basis van deze analyses moeten dan doelgericht worden opgetreden om onevenwichtigheden op het gebied van vaardigheden en werk aan te pakken. Dit moet op tijd voor de volgende programmeringsperiode zijn ontwikkeld zodat de lidstaten dit kunnen gebruiken bij hun besluit over financieringstoewijzing voor Europese programma’s, zoals het ESF.

Streefdatum voor de uitvoering: maart 2020.

Aanbeveling 4 – Verbeter de opzet van EU-financiering die is gericht op arbeidsmobiliteit

Momenteel wordt arbeidsmobiliteit specifiek aangepakt in het kader van het ESF en het EaSI-programma. De Commissie moet beoordelen hoe de opzet van EU-financiering kan worden verbeterd om te zorgen voor complementariteit en betere prestatiemonitoring van EU-financiering.

Streefdatum voor de uitvoering: maart 2020 (in het kader van het nieuwe meerjarig financieel kader).

Aanbeveling 5 – Verbeter de monitoring van de doeltreffendheid van de Eures-as van het EaSI, in het bijzonder met betrekking tot geslaagde arbeidsbemiddelingspogingen

  1. De Commissie moet haar monitoringkader voor GP-projecten in het kader van de Eures-as van het EaSI verfijnen, zodat er een duidelijk verband wordt gelegd tussen streefdoelen, output en resultaten op het moment van de aanvraag, waardoor de verslaglegging van de monitoring aan het einde van het project en de samenvoeging van GP-resultaten op programmaniveau zullen verbeteren.
  2. De Commissie moet het systeem voor prestatiemeting voor de Eures-as van het EaSI versterken door de lidstaten gedetailleerde specificaties voor gegevensverzameling en -analyse te verstrekken, op basis waarvan de lidstaten moeten zorgen voor de verzameling van betrouwbare gegevens over Eures-activiteiten, en met name over geslaagde arbeidsbemiddelingspogingen.

Streefdatum voor de uitvoering: juli 2018.

Aanbeveling 6 – Pak de beperkingen van het Eures-portaal voor arbeidsmobiliteit aan

De lidstaten moeten de bestaande beperkingen aanpakken van het Eures-portaal voor arbeidsmobiliteit om er uiterlijk in 2018 een “waarlijk Europees arbeidsbemiddelings- en aanwervingsinstrument” van te maken. Dit kan worden bereikt door:

  1. te zorgen dat een groter aandeel van de ODA-vacatures op Eures worden geplaatst, wat betekent dat de lidstaten de kwestie moeten aanpakken onder welke voorwaarden werkgevers mogen besluiten om hun vacatures niet op Eures te zetten;
  2. de kwaliteit van de kennisgevingen van vacature te verbeteren, wat inhoudt dat de ODA’s van de lidstaten moeten zorgen dat alleen kennisgevingen van vacature met informatie van goede kwaliteit op het Eures-portaal voor arbeidsmobiliteit worden gezet, zoals de sollicitatietermijn, het soort aangeboden baan, nadere gegevens over het salaris en de locatie van de baan. Wanneer dergelijke informatie wordt verschaft, zal dit tot betere resultaten leiden voor zowel werkzoekenden als werkgevers.

Streefdatum voor de uitvoering: juli 2019.

Dit verslag werd door kamer II, onder leiding van mevrouw Iliana IVANOVA, lid van de Rekenkamer, vastgesteld te Luxemburg op haar vergadering van 24 januari 2018.

Voor de Rekenkamer

Klaus-Heiner LEHNE
President

Bijlagen

Bijlage I

Overzicht van onze beoordeling van de maatregelen die de Commissie heeft getroffen ten aanzien van belemmeringen voor arbeidsmobiliteit

Belemmeringen Verant-woordelijk-heden Heeft de Commissie maatregelen genomen? Wat waren de belangrijkste elementen van de maatregel van de Commissie? Is de belemmering voor arbeidsmobiliteit doeltreffend aangepakt vanuit het oogpunt van de werknemer? Toelichting op onze beoordeling
Gebrek aan informatie over de wettelijke rechten in verband met het vrije verkeer van werknemers Europese Commissie J De Commissie heeft de volgende instrumenten ingevoerd:
Uw Europa
Eures
Solvit
J1 Uw Europa en Eures bieden een goede basis voor het verkrijgen van informatie over individuele rechten en nationale arbeidsmarkten.
Solvit is een degelijk systeem voor klachten tegen oneerlijke behandeling door nationale overheidsinstanties en via Uw Europa - Advies kan contact worden opgenomen met een juridisch deskundige.
Ontoereikende informatie over de mogelijkheden op de arbeidsmarkt Europese Commissie en lidstaten J De Commissie beheert het Eures-portaal voor arbeidsmobiliteit in samenwerking met de nationale ODA’s.
Op 13 december 2016 presenteerde de Commissie een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de EU-regels betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels. Het doel is de bestaande regels te moderniseren om te waarborgen dat zij eerlijk, duidelijk en gemakkelijker te handhaven zijn, en zo te zorgen voor meer transparantie en rechtszekerheid op meerdere gebieden van coördinatie van sociale zekerheid. Het voorstel van de Commissie is ter bespreking voorgelegd aan het Europees Parlement en Raad.
Niet volledig aangepakt De verzameling vacatures op het Eures-portaal voor arbeidsmobiliteit is nog steeds onvolledig, omdat het niet alle vacatures bevat die bij nationale ODA’s toegankelijk zijn.
Eures-vacatures die worden geüpload van nationale ODA-portalen zijn vaak onvolledig, waardoor de waarde ervan voor werknemers die geïnteresseerd zijn in een baan in het buitenland, beperkt is.
Verschillen in sociale zekerheid Europese Commissie en lidstaten J Verordening (EG) nr. 883/2004 en de bijbehorende uitvoeringsverordening betreffen de volgende hoofdaspecten:
  • uitbreiding van de gebieden van sociale zekerheid die onder de verordening vallen tot wettelijke stelsels voor vervroegd pensioen.
  • versterking van het algemene beginsel van gelijke behandeling en van het beginsel van exporteerbaarheid van uitkeringen;
  • invoering van het beginsel van goed bestuur: instellingen van de lidstaten zijn verplicht om samen te werken en elkaar onderlinge bijstand te verlenen ten behoeve van de burger;
  • invoering van een speciaal systeem (Electronic Exchange of Social Security Information – EESSI) dat de veilige elektronische uitwisseling van gegevens tussen de nationale instellingen mogelijk zal maken; in juli 2017 bracht de Europese Commissie de software voor deze elektronische uitwisseling uit. De lidstaten hebben nu twee jaar om hun nationale systemen te verbinden zodat een volledig elektronische gegevensuitwisseling mogelijk wordt ten behoeve van de coördinatie van de sociale zekerheid.

Richtlijn 2014/50/EU betreffende de verwerving en het behoud van aanvullende pensioenrechten werd vastgesteld op 16 april 2014. Hierbij worden minimumvereisten vastgesteld voor de bescherming van de pensioenrechten van mobiele werknemers.
De Commissie stelde in december 2016, als onderdeel van haar arbeidsmobiliteitspakket, een herziening voor van Verordening 883/2004 en Uitvoeringsverordening 987/2009. De herziening is erop gericht de betaling van uitkeringen beter te koppelen aan de lidstaat die de sociale bijdragen heeft geïnd, om het stelsel eerlijker en billijker te maken.
Niet volledig aangepakt De lidstaten leggen momenteel meer nadruk op aanvullende vormen van pensioeninkomen in aanvulling op de nationale basispensioenregelingen. Richtlijn 98/49/EG betreffende de bescherming van de rechten op aanvullend pensioen van werknemers en zelfstandigen heeft geen betrekking op de “meeneembaarheid” van aanvullende pensioenen, d.w.z. de mogelijkheid om dergelijke pensioenrechten over te dragen bij de migratie naar een andere lidstaat (hetgeen echter wel mogelijk is bij nationale pensioenregelingen).
Dat deze aanvullende pensioenen niet kunnen worden meegenomen, kan werknemers sterk ontmoedigen om te migreren.
Met de recente Richtlijn 2014/50/EU wordt beoogd dit aan te pakken. De richtlijn betreft minimumvereisten ter vergroting van de mobiliteit van werknemers tussen de lidstaten door het verbeteren van de verwerving en het behoud van aanvullende pensioenrechten. De lidstaten moeten deze richtlijn in mei 2018 hebben omgezet in nationale wetgeving.
Erkenning van academische en beroepsdiploma’s Europese Commissie en lidstaten J Automatische erkenning van universitaire diploma’s
Opstelling van een Europees kader voor gereglementeerde beroepen
De Europese beroepskaart (EPC) is een nieuw instrument om de erkenning te vergemakkelijken en is pas sinds 18 januari 2016 beschikbaar Op 30.6.2017 was voor de eerste golf beroepen de benutting van dit instrument als volgt: 3239 EPC-aanvragen geregistreerd en 1390 EPC’s verstrekt.
J

Wat betreft de erkenning van kwalificaties in gereglementeerde beroepen
In het verslag over arbeidsmobiliteit van 2016 wordt vastgesteld dat de erkenning van beroepsdiploma’s een belangrijke belemmering voor mobiliteit blijft.

De Commissie heeft een database opgezet met de gereglementeerde beroepen in de lidstaten, waarbij wordt aangegeven welke autoriteiten bevoegd zijn voor de erkenning van kwalificaties en diploma’s die hier toegang toe geven. Uit de controle is gebleken dat de erkenning van gereglementeerde diploma’s, mits naar behoren toegepast, goed werkt en dat veel ingediende aanvragen positief werden ontvangen.

De EPC kan worden uitgebreid tot andere mobiele beroepen die aan de criteria van de richtlijn betreffende de erkenning van beroepskwalificaties voldoen. Er is echter geen datum bepaald voor een dergelijke uitbreiding, die zal worden overwogen nadat meer praktische ervaring is opgedaan met het functioneren ervan en die afhangt van de raadpleging van alle betrokkenen, waaronder de autoriteiten van de lidstaten. De Commissie beoordeelt momenteel de ervaringen tijdens het eerste jaar waarin met de EPC werd gewerkt.
Niet volledig aangepakt

wat betreft de erkenning van beroepskwalificaties

1Aangezien de algemene bekendheid van het bestaan van deze systemen niet is gemeten, kan niet worden vastgesteld of alle werknemers die geïnteresseerd waren in werk in een andere lidstaat, deze instrumenten kenden.

Bijlage II

Overzicht van onze beoordeling van de 23 geëvalueerde GP-Eures-projecten in het kader van het EaSI

Naam project Deelnemende lidstaten Toegekende EU-subsidie (max.) Uitvoeringspercentage Doelstellingen Uitgangswaarde Streefdoelen Monitoring
Kwalitatief Kwantitatief Output Uitkomst Output Uitkomst
2015/0062 EURADRIA 2015 IT, SI, HR 193,159.97 82.95% 12345789 Ja Nee* Ja Nee Ja Nee
2015/0272 EURADRIA 2016 IT, SI 198,014.90 76.23% 123467 Ja Nee* Ja Nee Ja Nee
VS/2015/0096 Northen Ireland/ Rep of Ireland 2015 IE, UK 220,663.32 82.46% 1235789 Ja Nee* Ja Nee Nee Nee
VS/2015/0283 Northern Ireland/Rep of Ireland 2016 IE, UK 221,283.35 86.01% 12345689 Ja Nee* Ja Ja Nee Nee
VS/2015/0065 Galicia-North Portugal 2015 ES, PT 205,581.27 65.69% 124578 Ja Nee* Nee Nee Ja Ja
VS/2015/0279 Galicia-North Portugal 2016 ES, PT 233,254.30 69.11% 1234567810 Ja Nee* Nee Ja Ja Nee
VS/2015/0066 Bayern-Tschechien 2015 DE, CZ 335,107.34 68.98% 123478 Ja Ja Ja Nee Ja Nee
VS/2015/0284 Bayern-Tschechien 2016 DE, CZ 708,075.60 82.95% 123478 Ja Ja Ja Ja Ja Ja
VS/2015/0072 Oberrhein 2015 DE, FR, (SW) 485,053.56 76.22% 123478 Ja Nee Nee Nee Ja Ja
VS/2015/0314 Oberrhein 2016 DE, FR, (SW) 460,806.23 91.20% 12345678 Ja Nee Nee Ja Ja Nee
VS/2015/0068 Oresund 2015 DK, SE 198,172.19 84.70% 123489 Ja Ja Ja Ja Ja Ja
VS/2015/0278 Oresund 2016 DK, SE 195,512.96 80.97% 1234569 Ja Ja Ja Ja Ja Ja
VS/2015/0082 Scheldemond 2015 NL, BE 213,504.91 71.24% 123678 Nee Ja Ja Nee Ja Ja
VS/2015/0285 Scheldemond 2016 NL, BE 214,281.46 77.29% 123456789 Ja Ja Ja Nee Ja Ja
VS/2015/0084 ERW-ERMN-EMR 2015 DE, BE, NL 617,629.20 87.99% 1234578 Ja Nee Ja Nee Ja Ja
VS/2015/00281 ERW-ERMN-EMR 2016 DE, BE, NL 671,117.63 72.60% 123456789 Ja Nee Ja Nee Ja Ja
VS/2015/0095 Triregio 2015 DE, CZ, PL 216,130.78 85.32% 12345789 Ja Nee* Ja Nee Ja Nee
VS/2015/0266 Triregio 2016 DE, CZ, PL 261,093.85 77.22% 1234568910 Ja Nee* Ja Nee Ja Ja
VS/2015/0101 Grande Region 2015 FR, BE, DE, LU 600,000 100.00% 123478 Ja Ja Nee Nee Ja Ja
VS/2015/0277 Grande Region 2016 FR, BE, DE, LU 646,242.28 97.87% 123456789 Ja Ja Nee Nee Ja Nee
VS/2015/0111 Pannonia 2015 HU, AT 254,188.53 86.23% 123458 Nee Nee Ja Ja Ja Nee
VS/2015/0268 Pannonia 2016 HU, AT 278,728 98.04% 12345689 Ja Ja Nee Ja Nee Nee
VS/2015/0287 Beskydy 2016 CZ, PL, SK 272,124.90 43.58% 12345678910 Ja Nee Ja Ja Ja Nee

NB:

Doelstellingen: laten de nummers zien van de geselecteerde activiteiten: (1) Klantendiensten verleend aan werknemers (2) Klantendiensten verleend aan werkgevers (3) Vergemakkelijking van arbeidsbemiddeling (4) Onestopshop (5) Opzetten en uitvoeren van innovatieve diensten (6) Monitoren van geslaagde arbeidsbemiddelingspogingen (7) Monitoring van mobiliteit (8) Versterking van GP-samenwerking (9) Specifieke arbeidsbemiddelingsprojecten (bijv. kleine en middelgrote ondernemingen) (10) Oprichting van nieuwe bijstandsinstanties.

* NEE betekent dat er wel statistieken zijn die kunnen worden gebruikt als kwantitatieve uitgangswaarde maar die niet op consistente wijze worden benut (geen follow-up).

Antwoorden van de Commissie

Samenvatting

I

In 2018 viert de EU de vijftigste verjaardag van de oprichtingsverordening van het vrije verkeer van werknemers. Hoewel er sinds 1968 veel vooruitgang is geboekt op het gebied van Europese arbeidsmobiliteit, zoals blijkt uit de cijfers genoemd door de Europese Rekenkamer, is het volgens de Commissie toch noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de EU-voorschriften en -instrumenten op een eerlijke, eenvoudige en efficiënte wijze worden gehandhaafd. De Commissie heeft daarom in haar werkprogramma voor 2018 voorgesteld om een Europese arbeidsautoriteit op te richten. Dit speciaal verslag van de Rekenkamer bevat een nuttige analyse en aanbevelingen ter zake.

III

De communicatiestrategieën en -activiteiten voor alle relevante instrumenten en hulpmiddelen omvatten bewustmakingsactiviteiten. De Commissie is van mening dat er over het algemeen adequaat wordt toegezien op de doeltreffendheid van acties ter bevordering van de arbeidsmobiliteit die in het kader van het programma van de Europese Unie voor werkgelegenheid en sociale innovatie (EaSI) worden gefinancierd.

IV

De Commissie erkent dat bepaalde belemmeringen voor mobiliteit blijven bestaan. Daarom houdt de Commissie mobiliteit hoog op de agenda door de voornaamste wetgeving en instrumenten te versterken en ook ambitieuze nieuwe initiatieven te presenteren.

V

De Commissie heeft om deze reden specifieke bepalingen ter zake opgenomen in haar voorstel voor een Eures-verordening. Alle lidstaten zouden nu aan de analyse moeten bijdragen in overeenstemming met artikel 30 van Verordening (EU) 2016/589. De Commissie verwacht dat de beschikbaarheid en de kwaliteit van de gegevens over arbeidstekorten en -overschotten hierdoor na verloop van tijd zullen verbeteren.

VI

Voor het Europees Sociaal Fonds (ESF) zijn al 18 investeringsprioriteiten vastgesteld. Veel van de "sectorale" investeringsprioriteiten zijn erop gericht mensen aan een (betere) baan te helpen en te zorgen voor eerlijkere levenskansen voor iedereen. Een dergelijke ondersteuning verbetert voor iedere werknemer de kansen om een baan te vinden daar waar hij/zij nodig is, in zijn/haar regio/lidstaat of daarbuiten. Daarnaast moeten lidstaten en regio's ook de zogeheten criteria voor thematische concentratie in acht nemen (zie artikel 4 van Verordening (EU) nr. 1304/2013). Een extra investeringsprioriteit zou deze focus kunnen afzwakken.

VII

De Commissie geeft toe dat er een grotere synergie kan worden bereikt en zij streeft ernaar de resultaten van haar programma's te verbeteren en ook transparanter te maken door middel van een verbeterd monitoringsysteem.

VIII

Het standaardrapportageformulier voor het definitieve technische uitvoeringsverslag bevat in het kwantitatieve deel een onderdeel dat betrekking heeft op de output van de steun. Hierin wordt het aantal informatie- en adviesverstrekkingen, geslaagde arbeidsbemiddelingspogingen en wervingsdiensten ingevoerd. Dit is een van de indicatoren en deze heeft specifiek betrekking op diensten die doorgaans door grensoverschrijdende partnerschappen worden verleend. Er is dus een duidelijke basis voor een coherente verslaglegging tijdens de duur van het programma.

Daarnaast leggen projectcoördinatoren hun resultaten gewoonlijk meer in detail uit in het kwalitatieve deel van het verslag. Hierin worden de door het grensoverschrijdende partnerschap bereikte kwantitatieve indicatoren aangegeven en toegelicht, zoals het aantal gecreëerde stageplaatsen. Deze indicatoren worden vervolgens verspreid en meegedeeld via monitoringverslagen over projecten en organisaties die in het kader van het EaSI zijn gefinancierd. Deze verslagen zijn beschikbaar op EUROPA (momenteel zeven voor het publiek beschikbare delen; het volgende deel is in voorbereiding).

IX

Dit percentage zal naar verwachting stijgen bij de volledige tenuitvoerlegging van Verordening (EU) 2016/589.

De Commissie wijst erop dat het de verantwoordelijkheid van de gegevensbeheerders van nationale banenportalen is om de intrinsieke en technische kwaliteit van de gegevens op dit gebied te waarborgen, zoals aangegeven in Verordening (EU) 2016/589. Binnen het door deze verordening vastgestelde kader is het de Commissie door nationale gegevensaanbieders toegestaan om gegevens in nationale banenportalen op te vragen. De Commissie is echter niet gemachtigd om hun gegevens te corrigeren of te wijzigen. Wanneer zij technische afwijkingen, incidenten of verouderde gegevens opspoort, zal zij dit aan de betrokken nationale gegevensaanbieder melden en de gegevensaanbieders verzoeken de nodige maatregelen te treffen. Dit mandaat om abnormaliteiten te melden strekt zich niet uit tot het leveren van commentaar op de intrinsieke kwaliteit (inhoud) van vacaturegegevens.

X

De Commissie onderstreept dat de rol van Eures-medewerkers erin bestaat werknemers informatie te verstrekken, bijstand te verlenen en hen te assisteren met matching- en plaatsingsactiviteiten. Contacten met werknemers die informatie aanvragen of specifieke vragen hebben, om hen hiermee te helpen, gelden eveneens als waardevolle steun aan de doelgroep.

De mate waarin een plaatsing succesvol is, moet worden gemeten aan de hand van het aantal specifieke verzoeken om arbeidsbemiddeling. De plaatsingspercentages kunnen variëren naar gelang de doelgroep (hoeveelheid ervaring en passende vaardigheden) en de aard van de vacature (al dan niet moeilijk te vervullen). Daarom heeft de Commissie geen streefdoelen of referentiewaarden vastgesteld voor wat in het algemeen een succesvol plaatsingspercentage is.

XI
  1. De Commissie aanvaardt deze aanbeveling en benadrukt dat zij al maatregelen treft om het gebruik van bestaande instrumenten te bevorderen.
  2. De Commissie aanvaardt deze aanbeveling.

    Het werk van de geplande Europese arbeidsautoriteit (zie antwoord op paragraaf I) zal het voor de Commissie gemakkelijker maken om meer gebruik te maken van dergelijke informatie.

  3. De Commissie merkt op dat deze aanbeveling deels is gericht tot de lidstaten.

    De Commissie aanvaardt de aanbeveling, voor zover deze haar aangaat. Zij benadrukt verder dat zij al maatregelen treft om het gebruik van bestaande instrumenten te vergroten.

  4. De Commissie aanvaardt de aanbeveling, in die zin dat zij wil bekijken hoe de opzet van EU-financiering die is gericht op arbeidsmobiliteit in het algemeen kan worden verbeterd in het kader van de voorbereiding van het volgende meerjarig financieel kader.
XII

(e)De Commissie merkt op dat deze aanbeveling is gericht tot de lidstaten.

(f)De Commissie merkt op dat deze aanbeveling is gericht tot de lidstaten.

De Commissie zal zich blijven inzetten voor het aanpakken van de beperkingen en daarbij rekening houden met de voorstellen van de Rekenkamer door nauwlettender toe te zien op de toepassing van de bepaling inzake de opt-out van werkgevers en door de lidstaten te ondersteunen bij hun inspanningen om de algemene kwaliteit van de te plaatsen vacatures te verbeteren.

Inleiding

08

De wetgever besloot in 2017 de drempels tussen de drie pijlers van het EaSI-programma te herzien en introduceerde meer flexibiliteit en de mogelijkheid van aanvullende financiering voor de Eures-pijler.

Opmerkingen

18

Het Eures-portaal voor beroepsmobiliteit was in 2017 de meest bezochte site van het domein europa.eu (peildatum 4 december 2017) met 14,12 miljoen bezoeken en 46,2 miljoen views. De Commissie begrijpt dat de twee factoren die de Rekenkamer noemt (internetzoekopdrachten of toeval), zeer doeltreffend blijken. De Commissie is eveneens van mening dat dit resultaat getuigt van efficiënte bewustmakingsactiviteiten door de vaste partners.

30

De arbeidskrachtenenquête is de voornaamste bron, omdat zij een geharmoniseerde enquête is die een betekenisvolle vergelijking tussen deelnemende landen mogelijk maakt. De verstrekte gegevens (naar staatsburgerschap of geboorteland) worden geaggregeerd tot een niveau dat moet voldoen aan de betrouwbaarheidscriteria van de steekproefenquêtes.

De Commissie benadrukt dat de arbeidskrachtenenquête van grote waarde is voor de analyse van arbeidsmobiliteit (en migratie) binnen de EU. Deze waarde van de arbeidskrachtenenquête wordt wereldwijd erkend door academici en beleidsonderzoekers. De enquête wordt op brede schaal gebruikt om vragen over mobiliteit, migratie, enzovoorts, binnen de EU te beantwoorden.

31

De door de Rekenkamer gesignaleerde beperkingen in de arbeidskrachtenenquête worden door het statistisch systeem gestaag aangepakt. Daarbij moet echter worden opgemerkt dat de arbeidskrachtenenquête niet speciaal gericht is op mobiele personen en migranten binnen de EU, maar op de gehele bevolking.

Eerste streepje: de lidstaten proberen de participatie van buitenlanders aan te moedigen en passen methoden toe voor de correctie van non-respons. Zo gebruiken sommige landen de nationaliteit bij de correctie van non-respons en bij hun wegingsprocedure. Vragenlijsten en interviews worden vaak ook in andere talen aangeboden.

De lidstaten en Eurostat werken samen aan het verhogen van de algemene respons.

Tweede streepje: hoewel de twaalfmaandenregel leidt tot onderwaardering van zeer recente migratie en van kortverbandwerkers en seizoenwerkers, zorgt deze voor een meer consistent totaalbeeld van de arbeidsmarkt, ook voor buitenlanders.

Derde streepje: het algemene doel is een voldoende grote steekproef te verkrijgen die het mogelijk maakt een grote verscheidenheid aan arbeidsmarktkenmerken en -gedragingen te analyseren per staatsburgerschap en/of geboorteland, op een betrouwbaar niveau. Dit geldt vaak voor de grotere lidstaten en in West-Europa, maar niet voor alle landen of regio's.

Als de arbeidskrachtenenquête in bepaalde landen en regio's geen betrouwbare uitsplitsing naar staatsburgerschap en/of geboorteland biedt, kan dit erop wijzen dat het verschijnsel van mobiliteit en migratie binnen de EU in die landen zeldzaam of verwaarloosbaar is.

32

De Commissie gebruikt in eerste instantie geharmoniseerde gegevens van Eurostat (voornamelijk demografische gegevens en gegevens uit de arbeidskrachtenenquête) voor het analyseren van arbeidsmobiliteitsstromen. De Commissie maakt gebruik van het genoemde compendium dat met de lidstaten wordt samengesteld, indien er behoefte bestaat aan een meer gedetailleerde analyse.

Hoewel zij niet door Eurostat zijn geharmoniseerd, kunnen deze aanvullende gegevensbronnen van grote waarde zijn in bepaalde gevallen waarin geen andere betrouwbare of vergelijkbare gegevens beschikbaar zijn. Dit was bijvoorbeeld het geval bij het verslag van 2015 over de werking van de overgangsregelingen betreffende het vrije verkeer van werknemers uit Kroatië.

Naast de nationale gegevensverzameling over sociale zekerheid, is er op EU-niveau een uitgebreide gegevensverzameling opgezet met betrekking tot de coördinatie van de sociale zekerheid tussen de lidstaten (zie artikel 91 van Verordening (EG) nr. 987/2009) om de werking van de Europese coördinatieregels voor de sociale zekerheid te beoordelen.

34

De Commissie benadrukt dat zij bepalingen ter zake in haar voorstel voor een Eures-verordening heeft opgenomen, speciaal met het doel om de verzameling van gegevens over arbeidstekorten of -overschotten te verbeteren. Alle lidstaten zouden nu aan de analyse moeten bijdragen in overeenstemming met artikel 30 van Verordening (EU) 2016/589. De Commissie verwacht dat hierdoor na verloop van tijd meer gegevens beschikbaar zullen zijn.

40

De Commissie koos ervoor een eenmalige enquête onder de lidstaten te houden in 2015, toen de meeste lidstaten hun programmering hadden afgerond; dit was om vast te stellen in welke mate op arbeidsmobiliteit gerichte acties waren geprogrammeerd in het kader van het ESF. Hoewel zij niet stelselmatig toezicht hield op de voortgang van deze acties, koos de Commissie er verder voor om de lidstaten te ondersteunen door op 17 en 18 november 2015 een Eures-ESF-evenement te organiseren om gelegenheid te bieden tot wederzijds leren en netwerken. Het evenement bracht ESF-beheerders en projectmanagers voor arbeidsmobiliteit binnen de EU en aan Eures gerelateerde projecten bijeen om goede praktijken vast te stellen. Tijdens het evenement werden mogelijkheden binnen het ESF voor het ontplooien van Eures-activiteiten onder de aandacht gebracht; ook werd aangegeven dat enkele lidstaten iets nieuws hebben ontwikkeld op het gebied van diensten.

41

Voor het Europees Sociaal Fonds (ESF) zijn al 18 investeringsprioriteiten vastgesteld. Veel van de "sectorale" investeringsprioriteiten zijn erop gericht mensen aan een (betere) baan te helpen en te zorgen voor eerlijkere levenskansen voor iedereen. Een dergelijke ondersteuning verbetert voor iedere werknemer de kansen om een baan te vinden daar waar hij/zij nodig is, in zijn/haar regio/lidstaat of daarbuiten.

Daarnaast moeten lidstaten en regio's ook de zogeheten criteria voor thematische concentratie in acht nemen (zie artikel 4 van Verordening (EU) nr. 1304/2013). Een extra investeringsprioriteit zou deze focus kunnen afzwakken.

Gezamenlijk antwoord van de Commissie op de paragrafen 42 en 43

De Commissie meent dat het EaSI een aanvulling vormt op het ESF op het gebied van de Europa 2020-doelstelling werkgelegenheid en sociale inclusie vanwege het bevorderen van sociale innovatie. De belangrijkste programmalogica voor het bevorderen van sociale innovatie via het ESF lijkt op de aanpak van de EaSI-projecten: innovaties testen, evalueren en uiteindelijk opschalen.

Op het gebied van arbeidsmobiliteit en toegang tot de arbeidsmarkten is er sprake van complementariteit met het ESF. De EaSI-projecten zijn transnationaal van opzet, terwijl de ESF-acties worden uitgevoerd volgens de nationale regels van een lidstaat. ESF-acties zijn gericht op het ondersteunen van individuele werknemers op nationaal niveau (informatieverstrekking, verlening van diensten, actieve arbeidsmarktmaatregelen), terwijl het EaSI horizontale ondersteuning biedt voor de werking van het Europese banennetwerk (Eures) als geheel. Vanuit het EaSI worden ook projecten ondersteund waarmee specifieke doelgroepen in heel de EU kunnen worden bereikt volgens dezelfde regels; zo worden een gelijke behandeling en een programmalogica (d.w.z. gerichte mobiliteitsregelingen zoals voor jonge mobiele werknemers, Je eerste Eures-baan) gewaarborgd. De EaSI-financiering vormt dus met haar specifieke diensten een aanvulling op het meer algemene aanbod, op nationaal niveau, van informatie, bijstand en begeleiding aan werknemers die geïnteresseerd zijn in mobiliteit.

Zoals blijkt uit recent onderzoekswerk, zou het vereenvoudigen van enkele regels voor fondsen het potentieel van een dergelijke complementariteit en synergie tussen het EaSI en het ESF kunnen optimaliseren.

45

De Commissie erkent dat veel van de grensoverschrijdende projecten herhaalde activiteiten omvatten, omdat zij tegemoet willen komen aan de behoeften van de doelgroep op manieren die traditioneel aan individuen zijn voorbehouden. Om ook bij de verlening van diensten in grensoverschrijdende regio's innovatie te stimuleren, heeft de Commissie in de oproep tot het indienen van voorstellen voor 2016 een specifiek onderdeel opgenomen, gericht op aanvragen voor nieuwe vormen van of activiteiten voor grensoverschrijdende samenwerking/nieuwe grensoverschrijdende partnerschappen. Er werd één project geselecteerd voor dit onderdeel.

46

De Commissie erkent het belang van het gebruik van een kwantitatieve uitgangswaarde en kwantitatieve streefdoelen om vooruitgang te meten en zij benadrukt dat haar formulieren voor het presenteren van projectaanvragen en het rapporteren over resultaten erop gericht zijn het verstrekken van dergelijke gegevens te faciliteren.

47

De Commissie erkent het belang van het verband tussen de output en de resultaten, maar heeft ook oog voor de moeilijke taak van de projectbegunstigden om binnen het tijdsbestek van één jaar verslag uit te brengen over dergelijke verbanden. Daarom onderzoekt de Commissie of het niet beter is om een langere uitvoeringstermijn toe te staan voor projecten die zijn geselecteerd in het kader van oproepen tot het indienen van voorstellen op dit terrein.

Gezamenlijk antwoord van de Commissie op de paragrafen 49 en 50

Het huidige monitoringsysteem omvat de kernprestatie-indicatoren (KPI's) die grensoverschrijdende partnerschappen op programmaniveau helpen monitoren.

In het meest recente EaSI-monitoringverslag voor de periode 2015-20161 wordt de dekking van grensoverschrijdende partnerschappen aan de hand van enkele KPI's geanalyseerd. In 2018 zijn een evaluatie en een kritische analyse van het gehele systeem van KPI's voorzien, in het kader van de volgende overeenkomst voor de monitoring van de prestaties van het EaSI-programma.

Het standaardrapportageformulier voor het definitieve technische uitvoeringsverslag bevat in het kwantitatieve deel een onderdeel dat betrekking heeft op de output van de steun. Hierin wordt het aantal informatie- en adviesverstrekkingen, geslaagde arbeidsbemiddelingspogingen en wervingsdiensten ingevoerd. Dit is een van de indicatoren en deze heeft specifiek betrekking op diensten die doorgaans door grensoverschrijdende partnerschappen worden verleend. Er is dus een duidelijke basis voor een coherente verslaglegging tijdens de duur van het programma.

Daarnaast leggen projectcoördinatoren hun resultaten gewoonlijk meer in detail uit in het kwalitatieve deel van het verslag. Hierin worden de door het grensoverschrijdende partnerschap bereikte kwantitatieve indicatoren aangegeven en toegelicht, zoals het aantal gecreëerde stageplaatsen. Deze indicatoren worden vervolgens verspreid en meegedeeld via monitoringverslagen over projecten en organisaties die in het kader van het EaSI zijn gefinancierd. Deze verslagen zijn beschikbaar op EUROPA (momenteel zeven voor het publiek beschikbare delen; het volgende deel is in voorbereiding)2.

53

De Commissie merkt op dat het percentage van op het Eures-portaal beschikbaar gestelde nationale vacatures in hoge mate van de lidstaat afhangt. Dit percentage wordt jaarlijks gepresenteerd in het scorebord van de interne markt dat door de Commissie wordt gepubliceerd (zie http://ec.europa.eu/internal_market/scoreboard/)

Dit percentage zal naar verwachting stijgen bij de volledige tenuitvoerlegging van Verordening (EU) 2016/589, zoals hierboven aangegeven.

54

De Commissie erkent dat voor enkele lidstaten het aandeel mogelijk afneemt. De volledige tenuitvoerlegging van Verordening (EU) 2016/589 zou deze kwestie moeten oplossen.

55

Het opt-outmechanisme waar het Hof uitdrukkelijk naar verwijst, eist dat het verzoek daartoe "afdoende gemotiveerd is op grond van de voor de functie vereiste vaardigheden en competenties". De uitzondering moet dan ook gebaseerd zijn op objectieve redenen van een individuele werkgever en vereist toezicht van de gegevensaanbieder (openbare dienst voor arbeidsvoorziening of andere partij). De Commissie zal toezien op de juiste toepassing van deze bepaling.

56

De Commissie erkent dat het huidige transparantieniveau van de gegevens over vacatures niet alle vacatures op de arbeidsmarkt dekt.

Een van de voornaamste doelstellingen van de nieuwe Eures-verordening (Verordening (EU) 2016/589) is de transparantie bij de uitwisseling van gegevens onder Eures-leden en -partners te vergroten door alle vacatures die via de openbare diensten voor arbeidsvoorziening (ODA's) en andere Eures-leden en -partners voor het publiek beschikbaar zijn, op het Eures-portaal te laten bekendmaken. De basishandeling introduceert een algemene en uitputtende lijst van uitzonderingen voor het op EU-niveau delen van de gegevens die op nationaal niveau voor het publiek beschikbaar zijn. Dit houdt een wezenlijke verbetering in ten opzichte van het verleden, toen enkele landen de vacatures die betrekking hadden op overeenkomsten van bepaalde duur (minder dan zes maanden), bijvoorbeeld, niet ter beschikking stelden. Verder staat de verordening niet langer toe dat bij de ODA's op regionaal niveau beschikbare gegevens worden uitgesloten, omdat de verplichting betrekking heeft op alle openbaar gemaakte vacatures die door de ODA's worden beheerd.

Bovendien zouden de nationale systemen voor toelating (die de lidstaten overeenkomstig de verordening uiterlijk in mei 2018 moeten opzetten) andere organisaties binnen het netwerk moeten brengen, zoals diensten voor arbeidsvoorziening uit de derde of de private sector. Deze aanpak zou de publiek-private samenwerking voor de transparantie van nationale arbeidsmarkten en bijgevolg ook van de Europese arbeidsmarkt kunnen versterken.

Indien deze maatregelen adequaat worden toegepast, zou dit moeten leiden tot een aanzienlijke stijging van het aantal beschikbare vacatures en het wegwerken van het vastgestelde probleem in de komende jaren.

Het is moeilijk een schatting te maken van het totale (EU-)marktaandeel en het is passend om naar verschillende landen te kijken en naar diverse factoren die bepalend zijn voor de marktaandelen. Bij het vergelijken van cijfers van het Eures-portaal met het door Eurostat aangeleverde totale aantal vacatures in de landen verkregen de diensten van de Commissie verschillende resultaten (zie scorebord van de interne markt).

De percentages beschikbare vacatures in de ODA-databases hangen onder meer af van de taakopdracht van het bestuur van de ODA en het geboden kwaliteitsbeheer.

De Commissie is voornemens samen met de lidstaten hierop toe te zien binnen het kader van het prestatiemetingssysteem voor Eures dat in 2018 zal worden ingevoerd overeenkomstig artikel 90, lid 2, onder c), van de verordening.

Conclusies en aanbevelingen

62

De Commissie is van mening dat er over het algemeen adequaat kan worden toegezien op de doeltreffendheid van acties ter bevordering van de arbeidsmobiliteit die in het kader van het EaSI worden gefinancierd.

De Commissie wijst op de monitoringverslagen over 'Je eerste Eures-baan'-projecten binnen de Eures-pijler van het EaSI en op acties van de Commissie om toe te zien op de doeltreffendheid van EaSI-projecten in het algemeen. Het recente monitoringverslag over projecten en organisaties die vanuit het EaSI worden gefinancierd (deel 73) behandelt 15 projecten met financiering in het kader van de Eures-pijler van het EaSI. Hierbij gaat het om een grote verscheidenheid aan gegevens, zoals:

  • projectresultaten, gemeten effecten, verwezenlijkingen, geleerde lessen;
  • transnationale dimensie, verspreidingsstrategie;
  • Europese meerwaarde, duurzaamheidsmaatregelen;
  • maatregelen op het gebied van de gelijkheid van vrouwen en mannen;
  • informatie over de uitgevoerde activiteiten, projectcoördinator en -partners, website.
63

Uit cijfers komt een indrukwekkend gebruik van de bestaande instrumenten naar voren, in het bijzonder van het Eures-portaal voor beroepsmobiliteit. Er zijn meerdere kanalen voor het verkrijgen van informatie over arbeidsmobiliteit en het melden van belemmeringen. De Commissie is van oordeel dat één aanspreekpunt wenselijk zou zijn – en dit vormt ook de kern van haar komend voorstel tot oprichting van een Europese arbeidsautoriteit.

64

De Commissie benadrukt dat de arbeidskrachtenenquête van grote waarde is voor het analyseren van arbeidsmobiliteit (en migratie) binnen de EU. De waarde van de arbeidskrachtenenquête wordt wereldwijd erkend door academici en beleidsonderzoekers. De enquête wordt op grote schaal gebruikt om vragen over mobiliteit, migratie, enzovoorts, binnen de EU te beantwoorden.

65

De Commissie geeft toe dat er meer synergie kan worden bereikt en zij streeft ernaar de resultaten van haar programma's te verbeteren en ook transparanter te maken door middel van een verbeterd monitoringsysteem.

66

De Commissie meent dat de tekortkomingen waarnaar de Rekenkamer in deze paragraaf verwijst en andere tekortkomingen (zoals de beschikbaarheid van cv's) zullen moeten worden verholpen om van het Eures-portaal een echt Europees arbeidsbemiddelingsinstrument te maken.

67. Aanbeveling 1 - Meet in hoeverre EU-burgers bekend zijn met de bestaande instrumenten voor het verstrekken van informatie over het vrije verkeer van werknemers en het melden van discriminatie

Bewustmakingsactiviteiten onder EU-burgers en bedrijven (inclusief de doelgroep) maken deel uit van de communicatiestrategieën en -activiteiten voor alle relevante instrumenten en hulpmiddelen. De doeltreffendheid van deze activiteiten zullen ook worden gemeten via de (ex-post)evaluatie.

(a) De Commissie aanvaardt deze aanbeveling en benadrukt dat zij al maatregelen treft, met name om het gebruik van het portaal "Uw Europa" te bevorderen en om SOLVIT meer onder de aandacht te brengen, zoals aangegeven in het actieplan dat op 2 mei 2017 werd goedgekeurd.

De Commissie treft in dit verband maatregelen om de vindbaarheid van deze portalen te verbeteren, zoals zoekmachineoptimalisatie.

(b) De Commissie aanvaardt deze aanbeveling en benadrukt dat zij al maatregelen treft om het gebruik van bestaande instrumenten te bevorderen. Zij zullen evenwel worden beïnvloed door de bepalingen inzake de bevordering van de komende digitale toegangspoort; binnen het Europees Parlement en de Raad wordt momenteel over de betreffende verordening onderhandeld.

Streefdatum voor de uitvoering: de beoogde streefdatum voor de uitvoering hangt onder meer af van de lopende onderhandelingen over de verordening betreffende de oprichting van één digitale toegangspoort, alsook van het uitvoeringstraject van enkele van de initiatieven in het kader van het actieplan voor SOLVIT.

Aanbeveling 2 - Maak beter gebruik van de beschikbare informatie om vast te stellen welke vormen van discriminatie in strijd met het vrije verkeer voorkomen

De Commissie aanvaardt deze aanbeveling.

Het werk van de geplande Europese arbeidsautoriteit (zie antwoord op paragraaf I) zal het voor de Commissie gemakkelijker maken om meer gebruik te maken van dergelijke informatie.

De beoogde streefdatum voor de uitvoering (december 2018) hangt ook af van de voltooiing van de wetgevingsprocedure voor het voorstel voor een verordening tot oprichting van een Europese arbeidsautoriteit.

Aanbeveling 3 – Verbeter de verzameling en het gebruik van gegevens over patronen en stromen in de arbeidsmobiliteit en over onevenwichtigheden op de arbeidsmarkt

De Commissie merkt op dat deze aanbeveling deels is gericht tot de lidstaten.

De Commissie aanvaardt de aanbeveling, voor zover deze haar aangaat. Zij benadrukt verder dat zij al maatregelen hiertoe treft.

De noodzaak werd onderkend in haar voorstel voor een Eures-verordening, dat in 2014 werd gepresenteerd. Artikel 29 van de door het Europees Parlement en de Raad vastgestelde basishandeling, Verordening (EU) 2016/589, verwijst naar de noodzaak om de arbeidsmobiliteitsstromen en -patronen te monitoren en openbaar te maken en artikel 30 legt alle lidstaten de verplichting op om informatie te verstrekken over arbeidstekorten en arbeidsoverschotten op nationale en sectorale arbeidsmarkten, met bijzondere aandacht voor de meest kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt en voor de regio's waar de werkloosheid het hoogst is.

De Commissie werkt met de lidstaten samen om de beschikbare gegevens in het kader van de arbeidskrachtenenquête te verbeteren; verder werkt zij met de openbare diensten voor arbeidsvoorziening (ODA's) samen om het potentieel voor arbeidsmobiliteit vast te stellen.

Het doel van het verbeteren van de verzameling van gegevens over arbeidstekorten en -overschotten is deze directer te kunnen gebruiken bij de planning van matching- en wervingsactiviteiten voor Eures.

Aanbeveling 4 – Verbeter de opzet van EU-financiering die is gericht op arbeidsmobiliteit

De Commissie aanvaardt de aanbeveling, in die zin dat zij wil bekijken hoe de opzet van EU-financiering die is gericht op arbeidsmobiliteit in het algemeen kan worden verbeterd in het kader van de voorbereiding van het volgende meerjarig financieel kader.

De Commissie is momenteel bezig met het opstellen van het volgende meerjarig financieel kader en zij voert enkele studies uit om de situatie te beoordelingen wat betreft het ESF en het EaSI.

De Commissie is van oordeel dat de complementariteit bij de huidige regeling adequaat wordt gewaarborgd. De Commissie zal complementariteit centraal stellen in haar voorstel(len) voor de toekomst (na 2020).

Aanbeveling 5 – Verbeter de monitoring van de doeltreffendheid van de Eures-pijler van het EaSI, in het bijzonder met betrekking tot geslaagde arbeidsbemiddelingspogingen

(a) De Commissie aanvaardt deze aanbeveling en zij zal zich blijven inzetten voor het verbeteren van de monitoring van Eures, inclusief de resultaten van projecten die zijn gefinancierd in het kader van de Eures-pijler van het EaSI.

De Commissie zal nauw samenwerken met de projectbegunstigden om de aanlevering van gegevens voor dit doel in de verslagleggingsfase van de projecten te verbeteren.

(b) De Commissie merkt op dat deze aanbeveling deels is gericht tot de lidstaten. De Commissie aanvaardt de aanbeveling, voor zover deze haar aangaat.

In 2016 is de Commissie gestart met de voorbereidingen voor een prestatiemetingssysteem voor Eures overeenkomstig artikel 32 van Verordening (EU) 2016/589; dit is van kracht sinds 12 mei 2016. Het doel van de herziening is het verslagleggingssysteem voor Eures te verbeteren, met name met betrekking tot geslaagde arbeidsbemiddelingspogingen. De Commissie is voornemens een uitvoeringshandeling vast te stellen voor de uniforme gedetailleerde specificaties voor de gegevensverzameling en -analyse ter monitoring en evaluatie van de werking van het Eures-netwerk. De monitoringvereisten voor EaSI-projecten in het kader van de Eures-pijler zullen worden afgestemd op de vereisten van het prestatiemetingssysteem zodra dit is ingevoerd.

Aanbeveling 6 – Pak de beperkingen van het Eures-portaal voor beroepsmobiliteit aan

De Commissie merkt op dat deze aanbeveling is gericht tot de lidstaten.

  1. De Commissie merkt op dat deze aanbeveling is gericht tot de lidstaten.
  2. De Commissie merkt op dat deze aanbeveling is gericht tot de lidstaten.

De Commissie zal zich blijven inzetten voor het aanpakken van de beperkingen en daarbij rekening houden met de voorstellen van de Rekenkamer door nauwlettender toe te zien op de toepassing van de bepaling inzake de opt-out van werkgevers en door de lidstaten te ondersteunen bij hun inspanningen om de algemene kwaliteit van de te plaatsen vacatures te verbeteren

Woordenlijst en afkortingen

Actieve werknemer: eenieder die werkzaam of werkloos is (definitie volgens de EU-arbeidskrachtenenquête).

Arbeidskrachtenenquête (AKE): de EU-steekproefenquête van huishoudens die kwartaal- en jaargegevens biedt over de arbeidsparticipatie van mensen van 15 jaar en ouder.

Arbeidsmobiliteit (AM): het recht van alle EU-burgers op vrij verkeer voor werknemers, zoals omschreven in artikel 45 van het Verdrag betreffende de werking van de EU. Het omvat het recht van vrij verkeer en verblijf voor werknemers, het recht van binnenkomst en van verblijf van een familielid, en het recht om in een andere lidstaat te werken en op gelijke voet met de onderdanen van die lidstaat te worden behandeld. In sommige landen gelden beperkingen voor burgers van de nieuwe lidstaten.

Arbeidsmobiliteit op lange termijn: houdt in dat iemand verhuist om minimaal een jaar in een andere lidstaat te gaan werken.

De Europese structuur- en investeringsfondsen (ESIF): meer dan de helft van de EU-financiering wordt verstrekt via de vijf Europese structuur- en investeringsfondsen. Deze worden gezamenlijk beheerd door de Europese Commissie en de EU-lidstaten. Het doel van deze fondsen is te investeren in het scheppen van werkgelegenheid en een duurzame en gezonde Europese economie en een duurzaam en gezond Europees milieu.

Direct beheer: een methode waarbij de EU-begroting rechtstreeks door de diensten van de Commissie wordt uitgevoerd.

EU-28: alle 28 lidstaten van de Unie.

Europa 2020-strategie: de tienjarenstrategie van de Europese Unie voor groei en werkgelegenheid ging in 2010 van start en moest de voorwaarden scheppen voor slimme, duurzame en inclusieve groei.

Europees netwerk van sociale diensten (Eures): het Europese netwerk van arbeidsmarktorganisaties is erop gericht het vrije verkeer van werknemers binnen de Unie te vergemakkelijken. Het netwerk bestaat uit: het Europees Coördinatiebureau (ECO) en de nationale coördinatiebureaus (NCB’s), Eures-partners en geassocieerde Eures-partners. Via Eures, dat in 1993 in het leven werd geroepen, worden aanbiedingen van en aanvragen om werk uitgewisseld en wordt informatie verstrekt over levens- en arbeidsomstandigheden. Dit vindt plaats via een portaal voor arbeidsmobiliteit. Naast de lidstaten van de EU-28 nemen ook Noorwegen, IJsland, Liechtenstein en Zwitserland deel aan dit netwerk. In totaal zijn er meer dan 850 Eures-adviseurs actief binnen het netwerk. Zij bieden steun en advies.

Europees Sociaal Fonds (ESF): het Europees Sociaal Fonds beoogt de economische en sociale cohesie binnen de Europese Unie te versterken door werkgelegenheids- en arbeidskansen te verbeteren (voornamelijk door middel van opleidingsmaatregelen), een hoog werkgelegenheidsniveau te bevorderen en meer en betere banen te scheppen.

Europese beroepskaart (EPC:, European Professional Card): een elektronisch certificaat dat wordt uitgegeven via de eerste EU-brede, volledig online af te handelen procedure voor de erkenning van kwalificaties.

Europese Vrijhandelsassociatie (EVA): dit is de intergouvernementele organisatie van IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland die is opgericht ter bevordering van de vrije handel en economische samenwerking tussen de leden ervan binnen Europa en wereldwijd.

Gedeeld beheer: een methode om de EU-begroting uit te voeren waarbij de Europese Commissie de uitvoeringstaken delegeert aan de lidstaten, maar toch de budgettaire eindverantwoordelijkheid behoudt.

Grensarbeider: elke EU- of EVA-burger die in een ander EU- of EVA-land werkt dan het land waarin hij of zij verblijft.

Grensoverschrijdende partnerschappen (GP’s): zijn groepen Eures-leden en geassocieerde partners die financieel worden gesteund vanuit het EaSI. De groepen gaan een samenwerking voor de lange termijn aan tussen lidstaten om de mobiliteit van grensarbeiders te ondersteunen. Zij bestaan uit regionale of plaatselijke diensten voor arbeidsvoorziening, sociale partners en andere organisaties (zoals kamers van koophandel, verenigingen, universiteiten, lokale overheden, enz.) van minimaal twee naburige lidstaten.

Het recht van vrij verkeer: en verblijf voor EU-burgers werd in 1992 met het Verdrag van Maastricht ingevoerd. De geleidelijke afschaffing van de binnengrenzen in het kader van de Schengenovereenkomsten werd gevolgd door de vaststelling van Richtlijn 2004/38/EG betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf binnen de EU voor de burgers van de EU en hun familieleden. Dit recht moet worden onderscheiden van het vrij verkeer van werknemers.

Mobiele werknemers (“migranten”): burgers van de EU-28 die voor een lange periode of permanent verhuizen naar een andere lidstaat of een EVA-land dan het land van staatsburgerschap om daar een baan te zoeken of te integreren op de arbeidsmarkt.

Openbare diensten voor arbeidsvoorziening (ODA’s): die organisaties in de lidstaten die verantwoordelijk zijn voor het uitvoeren van het actief arbeidsmarktbeleid en het verlenen van diensten voor hoogwaardige arbeidsvoorziening in het openbaar belang. Ze kunnen onderdeel vormen van relevante ministeries, openbare organen of organisaties die onder het publiekrecht vallen.

Operationeel programma (OP): een programma waarin de prioriteiten en specifieke doelstellingen van een lidstaat worden beschreven, alsmede de benutting van de middelen (EU- en nationale openbare en particuliere cofinanciering) gedurende een bepaalde periode (in het algemeen zeven jaar) voor de financiering van projecten. Deze projecten moeten bijdragen tot een bepaald aantal doelstellingen die op EU-niveau zijn bepaald. OP’s kunnen financiering ontvangen uit het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO), het Cohesiefonds en het ESF. Een OP wordt opgesteld door de lidstaat en moet door de Commissie worden goedgekeurd voordat er betalingen uit de EU-begroting kunnen worden verricht.

Output: iets wat geproduceerd of bereikt wordt met de aan een interventie toegewezen middelen (bijv. opleidingscursussen voor werklozen, het aantal afvalwaterbehandelingsinstallaties of het aantal kilometers aangelegde weg).

Programmaperiode: het meerjarige kader waarbinnen de uitgaven in het kader van de structuurfondsen en het Cohesiefonds worden gepland en verricht.

Recente migranten: die werknemers die sinds maximaal tien jaar in een ander EU-land leven dan hun land van staatsburgerschap.

Remigratie: de migratie van burgers van de EU-28 naar hun land van staatsburgerschap vanuit een andere lidstaat.

Resultaat: de onmiddellijke gevolgen van het programma voor de ontvangers (bijv. stagiairs die werk hebben gevonden, afname van verontreinigende stoffen in behandeld afvalwater, daling van de reistijd, enz.).

Solvit: is het systeem van de Europese Commissie waarmee burgers een klacht kunnen indienen tegen oneerlijke regels of besluiten van overheidsdiensten van lidstaten.

Thematische doelstelling (TD): een doelstelling die dient te worden ondersteund door de Europese structuur- en investeringsfondsen. Thematische doelstellingen leggen een verband met strategische doelstellingen op EU-niveau.

Uitgangswaarde: uitgangswaarden zijn bedoeld om een referentiewaarde vast te stellen aan de hand waarvan vervolgens streefdoelen worden bepaald en beoordeeld.

Uw Europa: een website die wordt onderhouden door de Europese Commissie, met informatie, hulp en advies over EU-rechten voor EU-onderdanen en bedrijven in de EU (te weten reizen, werken, aankopen, financieringsmogelijkheden, zakendoen en procedures).

Werkende leeftijd: leeftijd tussen 15 en 64 (door Eurostat gebruikte indeling); opgemerkt wordt dat in publicaties zoals het verslag over de arbeidsmobiliteit de Commissie deze categorie aanpast tot de 20-64-jarigen, en dat is de definitie die wordt gehanteerd in dit verslag.

Werkgelegenheid en sociale innovatie (EaSI): een EU-programma waarvan de Eures-as gericht is op het ondersteunen van activiteiten om de vrijwillige geografische mobiliteit van werknemers op een eerlijke basis te stimuleren en bij te dragen aan een hoog niveau van hoogwaardige en duurzame werkgelegenheid.

Werknemer: deze term omvat zowel degenen die werk hebben als degenen die geregistreerd staan als werkzoekende of werkloze burgers.

Voetnoten

1 De andere drie vrijheden zijn het vrije verkeer van goederen, het vrije verkeer van kapitaal en het vrije verkeer van diensten. In tegenstelling tot bij het vrije verkeer van werknemers worden “gedetacheerde werknemers” door hun werkgever tijdelijk uitgezonden om een dienst in een andere lidstaat te verrichten. Gedetacheerde werknemers vallen dus onder het vrije verkeer van diensten en daarom heeft onze controle hierop geen betrekking.

2 COM(2010) 2020 definitief van 3.3.2010.

3 Artikel 162 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

4 Artikel 3 van Verordening (EU) nr. 1304/2013 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Sociaal Fonds (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 470).

5 Het deskundigenpanel bestond uit: een universitair onderzoeker gespecialiseerd in Europese arbeidsmobiliteit, een ervaren vakbondslid uit de “grote regio” rondom Luxemburg en een vertegenwoordiger van de groep Werkgevers van het Europees Economisch en Sociaal Comité.

6 http://europa.eu/youreurope/index.htm

7 https://ec.europa.eu/eures/public/nl/homepage.

8 Study on Impact of Branding for EU services for Skills and Qualifications, eindverslag, 17 maart 2017.

9 Richtlijn 2014/54/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende maatregelen om de uitoefening van de in de context van het vrije verkeer van werknemers aan werknemers verleende rechten te vergemakkelijken (PB L 128 van 30.4.2014, blz. 8).

10 COM(2013) 236 final van 26.4.2013 “Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende maatregelen om de uitoefening van de in de context van het vrije verkeer van werknemers aan werknemers verleende rechten te vergemakkelijken”.

11 De andere bronnen zijn demografische gegevens van Eurostat, gegevens van Eurobarometer, administratieve gegevens, gegevens van de OESO en nationale gegevens.

12 Tekortkomingen geïdentificeerd door de Commissie, zie “Compendium of data sources on EU citizens residing/working in other EU Member States”, december 2016.

13 Verordening (EU) 2016/589 van het Europees Parlement en de Raad van 13 april 2016 inzake een Europees netwerk van diensten voor arbeidsvoorziening (EURES), de toegang van werknemers tot mobiliteitsdiensten en de verdere integratie van de arbeidsmarkten en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 492/2011 en (EU) nr. 1296/2013 (PB L 107 van 22.4.2016, blz. 1).

14 Europese Commissie, “A comparison of shortage and surplus occupations based on analyses of data from the European Public Employment Services and Labour Force Surveys”, februari 2017.

15 Zie https://www.gov.uk/government/publications/tier-2-shortage-occupation-list.

16 Verordening (EU) nr. 1304/2013.

17 Europese Commissie, “The analysis of the outcome of the negotiations concerning the Partnership Agreements and ESF Operational Programmes, for the programming period 2014-2020”, september 2016.

18 Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

19 Artikel 7 van Verordening (EU) nr. 1296/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 betreffende een programma van de Europese Unie voor werkgelegenheid en sociale innovatie (EaSI) en tot wijziging van Besluit nr. 283/2010/EU tot instelling van een Europese Progress-microfinancieringsfaciliteit voor werkgelegenheid en sociale insluiting (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 238).

20 De financiering voor deze onderzochte GP-projecten beliep 3,5 miljoen euro in 2015 en 4,4 miljoen euro in 2016.

21 De kosten voor de ontwikkeling van dat portaal voor de vervulling van vacatures bedroegen 5 miljoen euro in 2016.

22 Study on Impact of Branding for EU services for Skills and Qualifications, eindverslag, 17 maart 2017.

23 Artikel 32 van Verordening (EU) nr. 2016/589..

 

1 http://ec.europa.eu/social/main.jsp?catId=738&pubId=8041&furtherPubs=yes

2 http://ec.europa.eu/social/main.jsp?catId=738&langId=nl&pubId=8047&furtherPubs=yes

3 http://ec.europa.eu/social/main.jsp?catId=738&langId=nl&pubId=8047&furtherPubs=yes.

Gebeurtenis Datum
Vaststelling controleplan ("APM")/begin van de controle 26.10.2016
Ontwerpverslag officieel verzonden aan de Commissie (of andere gecontroleerde) 17.11.2017
Vaststelling van het definitieve verslag na de contradictoire procedure 24.1.2018
Officiële antwoorden in alle talen ontvangen van de Commissie (of andere gecontroleerde) 6.2.2018

In de speciale verslagen van de ERK worden de resultaten van haar controles van EU-beleid en -programma’s of beheersthema’s met betrekking tot specifieke begrotingsterreinen uiteengezet. Bij haar selectie en opzet van deze controletaken zorgt de ERK ervoor dat deze een maximale impact hebben door rekening te houden met de risico’s voor de doelmatigheid of de naleving, de omvang van de betrokken inkomsten of uitgaven, de verwachte ontwikkelingen en de politieke en publieke belangstelling.

Deze doelmatigheidscontrole werd verricht door controlekamer II “Investeringen ten behoeve van cohesie, groei en inclusie”, die onder leiding staat van ERK-lid Iliana Ivanova. De controle werd geleid door ERK-lid George Pufan.

Contact

EUROPESE REKENKAMER
12, rue Alcide De Gasperi
1615 Luxemburg
LUXEMBURG

Tel. +352 4398-1
Inlichtingen: eca.europa.eu/nl/Pages/ContactForm.aspx
Website: eca.europa.eu
Twitter: @EUAuditors

Meer gegevens over de Europese Unie vindt u op internet via de Europaserver (http://europa.eu).

Luxemburg: Bureau voor publicaties van de Europese Unie, 2018

PDF ISBN 978-92-872-9286-5 ISSN 1977-575X doi:10.2865/44664 QJ-AB-18-003-NL-N
HTML ISBN 978-92-872-9276-6 ISSN 1977-575X doi:10.2865/33029 QJ-AB-18-003-NL-Q

© Europese Unie, 2018.

Voor iedere vorm van gebruik of reproductie van (beeld)materiaal dat niet onder het auteursrecht van de Europese Unie valt, dient rechtstreeks toestemming aan de auteursrechthebbende te worden gevraagd.

HOE NEEMT U CONTACT OP MET DE EU?

Kom langs
Er zijn honderden Europe Direct-informatiecentra overal in de Europese Unie. U vindt het adres van het dichtstbijzijnde informatiecentrum op: https://europa.eu/european-union/contact_nl

Bel of mail
Europe Direct is een dienst die uw vragen over de Europese Unie beantwoordt. U kunt met deze dienst contact opnemen door:

Waar vindt u informatie over de EU?

Online
Informatie over de Europese Unie in alle officiële talen van de EU is beschikbaar op de Europa-website op: http://europa.eu

EU-publicaties
U kunt publicaties van de EU downloaden of bestellen bij EU Bookshop op: https://publications.europa.eu/nl/web/general-publications/publications (sommige zijn gratis, andere niet). Als u meerdere exemplaren van gratis publicaties wenst, neem dan contact op met Europe Direct of uw plaatselijke informatiecentrum (zie http://europa.eu/contact).

EU-wetgeving en aanverwante documenten
Toegang tot juridische informatie van de EU, waaronder alle EU-wetgeving sinds 1951 in alle officiële talen, krijgt u op EUR-Lex op: http://eur-lex.europa.eu

Open data van de EU
Het opendataportaal van de EU (http://data.europa.eu/euodp) biedt toegang tot datasets uit de EU. Deze gegevens kunnen gratis worden gedownload en hergebruikt, zowel voor commerciële als voor niet-commerciële doeleinden.