02015R2447 — NL — 11.03.2024 — 012.001
Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2447 VAN DE COMMISSIE van 24 november 2015 (PB L 343 van 29.12.2015, blz. 558) |
Gewijzigd bij:
Gerectificeerd bij:
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2447 VAN DE COMMISSIE
van 24 november 2015
houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie
TITEL I
ALGEMENE BEPALINGEN
HOOFDSTUK 1
Toepassingsgebied van de douanewetgeving, missie van de douane en definities
Artikel 1
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
1) |
handbagage : in het geval van luchtvervoer, de bagage die de natuurlijke persoon meeneemt in en uit de cabine van het vliegtuig; |
2) |
douanekantoor van aanbrenging : het douanekantoor dat bevoegd is voor de plaats waar de goederen worden aangebracht; |
3) |
ruimbagage : in het geval van luchtvervoer, de bagage die in de luchthaven van vertrek is ingecheckt en die voor de natuurlijke persoon noch gedurende de vlucht, noch bij een eventuele tussenstop toegankelijk is; |
4) |
identieke goederen : in de context van de douanewaarde, in hetzelfde land geproduceerde goederen die in alle opzichten hetzelfde zijn, met inbegrip van de materiële kenmerken, kwaliteit en reputatie. Geringe verschillen in uiterlijk zijn geen beletsel om goederen die voor het overige aan de definitie voldoen als identiek aan te merken; |
5) |
internationale EU-luchthaven : een EU-luchthaven waar, na toestemming van de douaneautoriteit, het luchtvaartverkeer met gebieden buiten het douanegebied van de Unie afgewikkeld mag worden; |
6) |
vlucht binnen de Unie : de verplaatsing van een luchtvaartuig tussen twee EU-luchthavens, zonder tussenstop, voor zover deze verplaatsing noch is begonnen, noch eindigt op een niet-EU-luchthaven; |
7) |
hoofdveredelingsproducten : de veredelingsproducten waarvoor de vergunning voor actieve veredeling is verleend; |
8) |
marketingactiviteiten : in de context van de douanewaarde, alle activiteiten die verband houden met reclame voor, vermarkting van en promotie van de betrokken goederen, en alle activiteiten die verband houden met de voor de goederen verstrekte waarborgen en garanties; |
9) |
secundaire veredelingsproducten : andere veredelingsproducten dan de hoofdveredelingsproducten, die onvermijdelijk als bijproduct van de veredeling ontstaan; |
10) |
zaken- of sportvliegtuig : particuliere luchtvaartuigen die bestemd zijn voor reizen waarvan het traject vrij wordt bepaald door de gebruikers; |
11) |
publiek douane-entrepot type III : een douane-entrepot dat door de douaneautoriteiten wordt beheerd; |
12) |
vaste transportinrichting : technisch middel voor het ononderbroken transport van goederen zoals elektriciteit, gas en olie; |
13) |
douanekantoor van doorgang :
a)
het douanekantoor dat bevoegd is voor de plaats van uitgang uit het douanegebied van de Unie wanneer de goederen dat douanegebied tijdens het douanevervoer verlaten via een grens met een grondgebied buiten het douanegebied van de Unie dat geen land betreft dat deelneemt aan het gemeenschappelijk douanevervoer;
b)
het douanekantoor dat bevoegd is voor de plaats van binnenkomst in het douanegebied van de Unie wanneer de goederen tijdens het douanevervoer een grondgebied buiten het douanegebied van de Unie hebben overschreden; |
14) |
soortgelijke goederen : in de context van de douanewaarde, in hetzelfde land geproduceerde goederen die, hoewel zij niet in alle opzichten hetzelfde zijn, gelijke kenmerken vertonen en gelijksoortige bestanddelen bevatten waardoor zij dezelfde functies kunnen vervullen en in de handel onderling vervangbaar kunnen zijn: de kwaliteit van de goederen, de reputatie ervan en de aanwezigheid van een fabrieks- of handelsmerk zijn factoren die onder meer in aanmerking moeten worden genomen om vast te stellen of goederen soortgelijk zijn. |
HOOFDSTUK 2
Rechten en plichten van personen in het kader van de douanewetgeving
Artikel 2
Formaten en codes voor gemeenschappelijke gegevensvereisten
(Artikel 6, lid 2, van het wetboek)
▼M7 —————
▼M10 —————
Artikel 3
Veiligheid van elektronische systemen
(Artikel 16, lid 1, van het wetboek)
Artikel 4
Opslag van gegevens
(Artikel 16, lid 1, van het wetboek)
Alle door de relevante elektronische systemen gevalideerde gegevens worden ten minste drie jaar bewaard vanaf het einde van het jaar waarin deze gegevens gevalideerd zijn, tenzij anders bepaald.
Artikel 5
Beschikbaarheid van elektronische systemen
(Artikel 16, lid 1, van het wetboek)
De elektronische systemen zijn permanent beschikbaar. Deze verplichting is echter niet van toepassing:
in specifieke gevallen aangaande het gebruik van de elektronische systemen vastgesteld in de in lid 1 bedoelde overeenkomsten of, bij gebrek aan deze overeenkomsten, op nationaal niveau;
in geval van overmacht.
Artikel 6
Bevoegde douaneautoriteit
(Artikel 9 van het wetboek)
De voor de registratie verantwoordelijke douaneautoriteiten zijn de autoriteiten die door de lidstaten zijn aangewezen. De lidstaten delen de naam en het adres van deze autoriteiten aan de Commissie mee. De Commissie publiceert deze informatie op het internet.
Artikel 7
Elektronisch systeem voor het EORI-nummer
(Artikel 16 van het wetboek)
De bevoegde douaneautoriteit stelt de informatie via dit systeem beschikbaar wanneer er nieuwe EORI-nummers worden toegewezen of er wijzigingen zijn in de gegevens die zijn opgeslagen ten aanzien van reeds afgegeven registraties.
▼M10 —————
Artikel 8
Algemene procedure voor het recht om te worden gehoord
(Artikel 22, lid 6, van het wetboek)
De in artikel 22, lid 6, eerste alinea, van het wetboek bedoelde mededeling:
bevat een verwijzing naar de documenten en de informatie waarop de douaneautoriteiten voornemens zijn hun beschikking te baseren;
vermeldt de termijn waarbinnen de betrokkene zijn standpunt kenbaar kan maken en deze termijn vangt aan op de datum waarop hij deze mededeling ontvangt of wordt geacht te hebben ontvangen;
bevat een verwijzing naar het recht van de betrokkene op toegang tot de documenten en informatie zoals bedoeld onder a), overeenkomstig de toepasselijke bepalingen.
Artikel 9
Specifieke procedure voor het recht om te worden gehoord
(Artikel 22, lid 6, van het wetboek)
De douaneautoriteiten kunnen de in artikel 22, lid 6, eerste alinea, van het wetboek bedoelde mededeling doen als onderdeel van het verificatie- of controleproces wanneer zij voornemens zijn een beschikking te nemen op basis van een van de volgende zaken:
de resultaten van een verificatie na het aanbrengen van de goederen;
de resultaten van een verificatie van de douaneaangifte zoals bedoeld in artikel 191 van het wetboek;
de resultaten van de controle na vrijgave zoals bedoeld in artikel 48 van het wetboek, wanneer de goederen zich nog steeds onder douanetoezicht bevinden;
de resultaten van een verificatie van het bewijs van de douanestatus van Uniegoederen of, in voorkomend geval, de resultaten van de verificatie van de aanvraag voor de registratie van dergelijk bewijs of voor de goedkeuring van dergelijk bewijs;
de afgifte van een bewijs van oorsprong door de douaneautoriteiten;
de resultaten van de controle van goederen waarvoor geen summiere aangifte, aangifte tot tijdelijke opslag, aangifte tot wederuitvoer of douaneaangifte is ingediend.
Wanneer een mededeling is gedaan overeenkomstig lid 1, kan de betrokkene:
onmiddellijk zijn standpunt kenbaar maken via dezelfde middelen als deze die zijn gebruikt voor de mededeling in overeenstemming met artikel 9 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 of
om een mededeling vragen overeenkomstig artikel 8 behalve in de gevallen als bedoeld in lid 1, onder f).
De betrokkene wordt door de douaneautoriteiten over deze twee opties geïnformeerd.
Artikel 10
Elektronische systemen voor beschikkingen
(Artikel 16, lid 1, van het wetboek)
De bevoegde douaneautoriteit stelt de informatie zo snel als mogelijk en ten laatste binnen zeven dagen nadat zij deze informatie heeft verkregen, ter beschikking via het systeem.
Artikel 11
Aangewezen douaneautoriteit om aanvragen in ontvangst te nemen
(Artikel 22, lid 1, derde alinea, van het wetboek)
De lidstaten delen de Commissie een lijst mee van de in artikel 22, lid 1, derde alinea, van het wetboek bedoelde douaneautoriteiten die voor het in ontvangst nemen van aanvragen zijn aangewezen. De lidstaten delen de Commissie ook alle latere wijzigingen aan deze lijst mee.
Artikel 12
Aanvaarding van de aanvraag
(Artikel 22, lid 2, van het wetboek)
Wanneer de aanvrager de door de douaneautoriteiten gevraagde informatie niet binnen de door de hen gestelde termijn verstrekt, wordt de aanvraag niet aanvaard en wordt de aanvrager hiervan in kennis gesteld.
Artikel 13
Opslag van informatie betreffende beschikkingen
(Artikel 23, lid 5, van het wetboek)
De beschikkingsbevoegde douaneautoriteit bewaart alle gegevens en onderliggende informatie waarop zij zich bij het nemen van de beschikking heeft gebaseerd, tot tenminste drie jaar na de einddatum van de geldigheid van de beschikking.
Artikel 14
Raadpleging tussen de douaneautoriteiten
(Artikel 22 van het wetboek)
Wanneer de geraadpleegde douaneautoriteit na het in de eerste alinea bedoelde onderzoek vaststelt dat de aanvrager niet aan een of meer voorwaarden en criteria voldoet om een gunstige beschikking te kunnen nemen, bezorgt zij haar resultaten, naar behoren gedocumenteerd en met argumenten onderbouwd, aan de beschikkingsbevoegde douaneautoriteit.
De overeenkomstig lid 1 vastgestelde raadplegingstermijn kan in elk van de volgende gevallen door de beschikkingsbevoegde douaneautoriteit worden verlengd:
wanneer gelet op de aard van de te verrichten onderzoeken de geraadpleegde autoriteit om meer tijd verzoekt;
wanneer de aanvrager aanpassingen uitvoert om te garanderen dat wordt voldaan aan de voorwaarden en criteria zoals bedoeld in lid 1, en deze meedeelt aan de beschikkingsbevoegde douaneautoriteit, die de geraadpleegde douaneautoriteit daarvan vervolgens in kennis stelt.
Artikel 15
Intrekking van een gunstige beschikking
(Artikel 28 van het wetboek)
Een overeenkomstig artikel 16, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 geschorste beschikking wordt door de beschikkingsbevoegde douaneautoriteit in gevallen zoals bedoeld in artikel 16, lid 1, onder b) en c), van die verordening ingetrokken wanneer de houder van de beschikking binnen de voorgeschreven termijn niet de noodzakelijke maatregelen neemt om aan de voorwaarden in de beschikking te voldoen, of er niet in slaagt om de verplichtingen uit hoofde van deze beschikking na te komen.
Artikel 16
Aanvraag voor een beschikking betreffende een bindende inlichting
(Artikel 22, lid 1, van het wetboek)
Wanneer de douaneautoriteit die de kennisgeving ontvangt over informatie beschikt die zij relevant acht voor de behandeling van de aanvraag, zendt zij deze informatie zo snel mogelijk aan de douaneautoriteit waar de aanvraag is ingediend, en in ieder geval binnen 30 dagen na de datum van de kennisgeving.
Artikel 17
Samenhang met bestaande BTI-beschikkingen
(Artikel 22, lid 3, van het wetboek)
Om erop toe te zien dat de BTI-beschikking die zij voornemens is af te geven, samenhangt met reeds afgegeven BTI-beschikkingen, raadpleegt de beschikkingsbevoegde douaneautoriteit het in artikel 21 bedoelde elektronische systeem en worden deze raadplegingen bijgehouden.
Artikel 18
Mededeling van BOI-beschikkingen
(Artikel 6, lid 3, van het wetboek)
Artikel 19
Uitwisseling van gegevens betreffende BOI-beschikkingen
(Artikel 23, lid 5, van het wetboek)
Artikel 20
Toezicht op beschikkingen betreffende bindende inlichtingen
(Artikel 23, lid 5, van het wetboek)
Wanneer douaneformaliteiten worden vervuld door of voor rekening van de houder van een beschikking inzake een bindende inlichting voor goederen die door die beschikking worden gedekt, wordt dit in de douaneaangifte vermeld door het referentienummer van de beschikking te vermelden.
Artikel 21
Elektronisch systeem betreffende BTI
(Artikel 16, lid 1, en artikel 23, lid 5, van het wetboek)
De bevoegde douaneautoriteit stelt de informatie onmiddellijk en uiterlijk binnen zeven dagen nadat de autoriteit kennis heeft genomen van de informatie via dit systeem beschikbaar.
Aanvullend op de in lid 1 bedoelde informatie:
bevat het in artikel 55 van deze verordening bedoelde toezicht gegevens die relevant zijn voor het toezicht op het gebruik van BTI-beschikkingen;
geeft de douaneautoriteit die de aanvraag heeft ontvangen en de BTI-beschikking heeft genomen via het in lid 1 bedoelde systeem door wanneer een periode van verlengd gebruik van de BTI-beschikking is toegekend, waarbij de einddatum van de periode van verlengd gebruik en hoeveelheden van de goederen waarop deze periode van toepassing is, worden vermeld.
Artikel 22
Verlengd gebruik van beschikkingen betreffende bindende inlichtingen
(Artikel 34, lid 9, van het wetboek)
Het gebruik van een beschikking waarvoor om een periode van verlengd gebruik is verleend, wordt beëindigd zodra deze hoeveelheden zijn bereikt.
Op basis van het in artikel 55 bedoelde toezicht, informeert de Commissie de lidstaten zodra deze hoeveelheden zijn bereikt.
Artikel 23
Acties om de juiste en uniforme tariefindeling of oorsprongsbepaling te garanderen
(Artikel 34, lid 10, van het wetboek)
In overeenstemming met artikel 34, lid 10, onder a), van het wetboek stelt de Commissie de douaneautoriteiten onmiddellijk in kennis van de schorsing ten aanzien van het afgeven van BTI- en BOI-beschikkingen wanneer:
de Commissie onjuiste of niet-uniforme beschikkingen heeft vastgesteld;
de douaneautoriteiten gevallen aan de Commissie hebben voorgelegd waarin het niet lukte om binnen de maximumtermijn van 90 dagen hun meningsverschillen over de juiste en uniforme indeling of oorsprongsbepaling op te lossen.
Vanaf de datum waarop de Commissie de douaneautoriteiten in kennis heeft gesteld van de schorsing totdat de juiste en uniforme indeling of oorsprongsbepaling is gegarandeerd, zal er geen beschikking betreffende bindende inlichtingen worden afgegeven voor goederen die onder a) of b) vallen.
Voor de toepassing van de leden 1, 2 en 3, worden de BOI-beschikkingen als niet-uniform beschouwd wanneer zij een verschillende oorsprong toekennen aan goederen die:
onder dezelfde tariefpost vallen en waarvan de oorsprong volgens dezelfde oorsprongsregels is vastgesteld en
onder identieke voorwaarden zijn verkregen volgens hetzelfde fabricageprocédé en equivalente materialen, met name aangaande de vraag of zij al dan niet van oorsprong zijn.
Artikel 24
Naleving
(Artikel 39, onder a), van het wetboek)
Aan het criterium in artikel 39, onder a), van het wetboek wordt geacht te zijn voldaan indien:
geen besluit is genomen door een administratieve of rechterlijke instantie waarin wordt geconcludeerd ►C4 dat een van de onder b) beschreven personen in de laatste drie jaar ernstige of herhaalde overtredingen van de douanewetgeving of de belastingvoorschriften heeft begaan ◄ in verband met zijn of haar economische activiteit, en
geen van de volgende personen een strafblad met zware misdrijven heeft in verband met zijn of haar economische activiteit, inclusief de economische activiteit van de aanvrager, indien van toepassing:
de aanvrager;
de werknemer(s) die verantwoordelijk is (zijn) voor de douanezaken van de aanvrager, en
de perso(o)n(en) die verantwoordelijk is (zijn) voor de aanvrager of die zeggenschap heeft (hebben) over de leiding van het bedrijf.
Artikel 25
Deugdelijke handels- en vervoersadministratie
(Artikel 39, onder b), van het wetboek)
Het in artikel 39, onder b), van het wetboek vastgelegde criterium wordt geacht te zijn vervuld als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
de aanvrager voert een boekhouding die in overeenstemming is met de algemeen aanvaarde boekhoudkundige beginselen van de lidstaat waar de boekhouding wordt gevoerd, de douane in staat stelt bedrijfscontroles te verrichten en voorziet in een historische gegevensregistratie die een controlespoor vormt vanaf het moment van gegevensinvoer;
de administratie voor douanedoeleinden van de aanvrager wordt geïntegreerd in het boekhoudsysteem van de aanvrager of maakt het mogelijk dat kruiscontroles van de gegevens met het boekhoudsysteem kunnen worden verricht;
de aanvrager verleent de douane fysieke toegang tot zijn boekhoudsystemen en, in voorkomend geval, zijn handels- en vervoersadministratie;
de aanvrager verleent de douane elektronische toegang tot zijn boekhoudsystemen en, in voorkomend geval, tot zijn handels- en vervoersadministratie wanneer deze systemen of administratie elektronisch worden gehouden;
de aanvrager beschikt over een logistiek systeem dat een onderscheid maakt tussen Unie- en niet-Uniegoederen en, in voorkomend geval, aangeeft waar zij zich bevinden;
de aanvrager beschikt over een administratieve organisatie die in overeenstemming is met het soort en de omvang van de bedrijfsactiviteiten en geschikt is voor het beheer van de goederenstroom, en over een systeem van interne controles waarmee fouten kunnen worden voorkomen, opgespoord en rechtgezet en onrechtmatige of frauduleuze transacties kunnen worden voorkomen en opgespoord;
de aanvrager beschikt, indien van toepassing, over toereikende procedures voor het omgaan met certificaten en vergunningen die hem zijn verleend in overeenstemming met handelspolitieke maatregelen of maatregelen in verband met de handel in landbouwproducten;
de aanvrager beschikt over toereikende procedures om zijn administratie en gegevens te archiveren en zich te beschermen tegen gegevensverlies;
de aanvrager draagt er zorg voor dat relevante werknemers de opdracht hebben om de douaneautoriteiten kennis te geven van eventuele nalevingsproblemen en stelt procedures voor de kennisgeving van dergelijke problemen aan de douaneautoriteiten vast;
de aanvrager beschikt over passende veiligheidsmaatregelen om het binnendringen van onbevoegden in zijn computersysteem te voorkomen en zijn documentatie te beschermen;
de aanvrager beschikt, indien van toepassing, over toereikende procedures voor het omgaan met invoer- en uitvoervergunningen in verband met verboden en beperkingen, waaronder maatregelen om een onderscheid te maken tussen goederen die zijn onderworpen aan verboden of beperkingen en andere goederen, en maatregelen om toe te zien op de naleving van deze verboden en beperkingen.
Artikel 26
Financiële solvabiliteit
(Artikel 39, onder c), van het wetboek)
Aan het criterium zoals bepaald in artikel 39, onder c), van het wetboek wordt geacht te zijn voldaan wanneer de aanvrager voldoet aan het volgende:
de aanvrager is niet verwikkeld in een faillissementsprocedure;
gedurende de afgelopen drie jaar voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft de aanvrager voldaan aan zijn financiële verplichtingen met betrekking tot de betaling van douanerechten en alle andere rechten, belastingen of heffingen die op of in verband met de invoer of uitvoer van goederen worden geheven;
de aanvrager toont aan de hand van de bescheiden en gegevens die beschikbaar zijn voor de afgelopen drie jaar voorafgaand aan de indiening van de aanvraag aan dat hij over voldoende financiële draagkracht beschikt om aan zijn verplichtingen te voldoen en zijn verbintenissen na te komen met betrekking tot het soort en de omvang van de bedrijfsactiviteiten, daaronder begrepen dat zijn nettoactiva niet negatief zijn, tenzij deze kunnen worden gedekt.
Artikel 27
Praktische vakbekwaamheid of beroepskwalificaties
(Artikel 39, onder d), van het wetboek)
Aan het criterium zoals bepaald in artikel 39, onder d), van het wetboek wordt geacht te zijn voldaan indien aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:
de aanvrager of de persoon die verantwoordelijk is voor de douanezaken van de aanvrager voldoet aan de volgende praktische vakbekwaamheid:
een aangetoonde praktijkervaring van minimaal drie jaar in douanezaken;
een kwaliteitsnorm voor douanezaken die door een Europese normalisatieorganisatie is aangenomen;
de aanvrager of de persoon die verantwoordelijk is voor de douanezaken van de aanvrager heeft met succes een opleiding over douanewetgeving doorlopen die consistent is met en relevant is voor de mate van zijn betrokkenheid bij douanegerelateerde activiteiten en die wordt verstrekt door een van de volgende entiteiten:
een douaneautoriteit van een lidstaat;
een onderwijsinstelling die door de douaneautoriteiten of door een voor beroepsopleiding verantwoordelijk orgaan van een lidstaat is erkend om een dergelijke kwalificatie te verstrekken;
een beroepsorganisatie of handelsvereniging die door de douaneautoriteiten van een lidstaat is erkend of in de Unie is geaccrediteerd om een dergelijke kwalificatie te verstrekken.
Artikel 28
Veiligheidsnormen
(Artikel 39, onder e), van het wetboek)
Aan het criterium zoals bepaald in artikel 39, onder e), van het wetboek wordt geacht te zijn voldaan indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
de gebouwen die voor de met de AEOS-vergunning samenhangende activiteiten worden gebruikt, bieden bescherming tegen onrechtmatig binnendringen en zijn gemaakt van materialen die verhinderen dat onbevoegden zich hiertoe onrechtmatig toegang kunnen verschaffen;
er zijn passende maatregelen genomen om onrechtmatige toegang tot kantoren, verzendingsruimten, los- en laadkades, los- en laaddekken en andere relevante plaatsen te voorkomen;
er zijn maatregelen genomen om onder meer het onrechtmatig toevoegen of omwisselen, het verkeerd behandelen van goederen of andere manipulaties van de goederen bij het laden, lossen, de op- en overslag te voorkomen;
de aanvrager heeft maatregelen genomen om zijn handelspartners duidelijk te identificeren en er via de uitvoering van passende contractuele regelingen of andere passende maatregelen in overeenstemming met het bedrijfsmodel van de aanvrager voor te zorgen dat deze handelspartners de veiligheid van de internationale toeleveringsketen garanderen;
de aanvrager onderwerpt sollicitanten voor veiligheidsgevoelige functies aan veiligheidsonderzoeken, voor zover de nationale wetgeving dit toestaat, en verricht regelmatige achtergrondcontroles bij huidige werknemers in dergelijke functies wanneer de omstandigheden dit rechtvaardigen;
de aanvrager heeft passende veiligheidsprocedures genomen voor eventuele gecontracteerde externe dienstverleners;
de aanvrager zorgt ervoor dat personeel met veiligheidsgerelateerde verantwoordelijkheden regelmatig deelneemt aan programma’s om hen bewuster te maken van deze veiligheidskwesties;
de aanvrager heeft een contactpersoon aangewezen die bevoegd is voor veiligheidsgerelateerde kwesties.
Er wordt geacht aan de criteria te zijn voldaan wanneer is vastgesteld dat de criteria voor de afgifte van dat certificaat identiek of gelijkwaardig zijn aan de criteria zoals bepaald in artikel 39, onder e), van het wetboek.
De criteria worden geacht te zijn vervuld wanneer de aanvrager houder is van een veiligheidscertificaat dat is afgegeven door een derde land waarmee de Unie een overeenkomst heeft gesloten die voorziet in de erkenning van dat certificaat.
Artikel 29
Beoordeling van de criteria
(Artikel 22 van het wetboek)
Wanneer de aanvrager een groot aantal bedrijfsruimten bezit en de toepasselijke termijn voor het vaststellen van de beschikking niet lang genoeg is om alle bedrijfsruimten te onderzoeken, kan de douaneautoriteit besluiten slechts een representatief deel van deze bedrijfsruimten te onderzoeken indien zij van oordeel is dat de aanvrager op al zijn bedrijfsruimten dezelfde veiligheidsnormen toepast en dezelfde gemeenschappelijke normen en procedures toepast op de administratie van al zijn bedrijfsruimten.
Artikel 30
Elektronisch systeem voor de AEO-status
(Artikel 16, lid 1, van het wetboek)
Voor de uitwisseling van informatie in het kader van aanvragen en beschikkingen betreffende AEO-vergunningen wordt een op EU-niveau geharmoniseerde interface voor bedrijven gebruikt die in onderling overleg door de Commissie en de lidstaten is ontworpen.
De bevoegde douaneautoriteit kan in voorkomend geval, met name wanneer de AEO-status de grondslag voor het verlenen van goedkeuring, vergunningen of faciliteiten in het kader van andere Uniewetgeving betreft, de bevoegde nationale autoriteit die verantwoordelijk is voor de beveiliging van de burgerluchtvaart toegang verlenen tot het in lid 1 bedoelde elektronische systeem. De toegang is gerelateerd aan de volgende informatie:
de AEOS-vergunningen, inclusief de naam van de vergunninghouder en, in voorkomend geval, de wijziging, intrekking of schorsing van de status van geautoriseerd marktdeelnemer en de redenen daarvoor;
elke herbeoordeling van AEO-vergunningen en de resultaten daarvan.
De voor de beveiliging van de burgerluchtvaart verantwoordelijke nationale autoriteiten die de betreffende informatie behandelen, gebruiken deze uitsluitend voor de toepassing van de relevante programma’s voor erkende agenten of bekende afzenders en nemen passende technische en organisatorische maatregelen om de beveiliging van deze informatie te waarborgen.
Artikel 31
Raadplegingsprocedure en uitwisseling van informatie tussen douaneautoriteiten
(Artikel 22 van het wetboek)
De in lid 1 bedoelde raadpleging is verplicht, wanneer:
de aanvraag voor de AEO-status overeenkomstig artikel 12, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 is ingediend bij de douaneautoriteit van de plaats waar de hoofdboekhouding voor douanedoeleinden van de aanvrager zich bevindt of waar deze toegankelijk is;
de aanvraag voor de AEO-status overeenkomstig artikel 27 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 bij de douaneautoriteiten van de lidstaat is ingediend waar de aanvrager een vaste inrichting heeft en waar de informatie over zijn algemene logistieke beheersactiviteiten in de Unie wordt bewaard of toegankelijk is;
een deel van de administratie en documentatie die van belang is voor de aanvraag van de AEO-status in een andere lidstaat wordt bijgehouden dan de lidstaat van de beschikkingsbevoegde douaneautoriteit;
de aanvrager van de AEO-status een opslagruimte of andere douanegerelateerde activiteiten heeft in een andere lidstaat dan de lidstaat van de bevoegde douaneautoriteit.
Artikel 32
Afwijzing van een aanvraag
(Artikel 22 van het wetboek)
De afwijzing van een AEO-aanvraag is niet van invloed op de huidige gunstige beschikkingen die ten aanzien van de aanvrager in overeenstemming met de douanewetgeving zijn gegeven, tenzij de toekenning van deze gunstige beschikkingen gebaseerd is op de vervulling van de AEO-criteria waarvan tijdens de beoordeling van de AEO-aanvraag is gebleken dat hier niet aan is voldaan.
Artikel 33
Combinatie van beide soorten vergunningen
(Artikel 38, lid 3, van het wetboek)
Wanneer een aanvrager zowel op een AEOC- als een AEOS-vergunning recht heeft, geeft de beschikkingsbevoegde douaneautoriteit één gecombineerde vergunning af.
Artikel 34
Intrekking van een vergunning
(Artikel 28 van het wetboek)
Wanneer dezelfde persoon zowel een AOES als een AOEC is en artikel 28 van het wetboek of artikel 15 van deze verordening van toepassing is wegens de niet-naleving van de voorwaarden in artikel 39, onder e), van het wetboek, wordt de AEOS-vergunning ingetrokken en blijft de AEOC-vergunning geldig.
Artikel 35
Toezicht
(Artikel 23, lid 5, van het wetboek)
Wanneer de AEOS een erkend agent of bekende afzender is zoals gedefinieerd in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 300/2008 en voldoet aan de in Verordening (EU) nr. 185/2010 vastgestelde vereisten, stelt de bevoegde douaneautoriteit de voor de beveiliging van de burgerluchtvaart verantwoordelijke bevoegde nationale autoriteit onmiddellijk ten minste de volgende haar ter beschikking staande informatie met betrekking tot de AEO-status ter beschikking:
de AEOS-vergunning, inclusief de naam van de vergunninghouder en, in voorkomend geval, de wijziging, intrekking of schorsing van de status van geautoriseerd marktdeelnemer en de redenen daarvoor;
informatie over de vraag of de betreffende locatie door de douaneautoriteiten is bezocht, de datum van het laatste bezoek en of het bezoek plaatsvond met het oog op de vergunningsprocedure, herbeoordeling of monitoring;
elke herbeoordeling van de AEOS-vergunning en de resultaten daarvan.
De nationale douaneautoriteiten stellen in overleg met de voor de beveiliging van de burgerluchtvaart verantwoordelijke bevoegde nationale autoriteit nadere voorwaarden vast voor de uitwisseling van informatie die niet onder het in artikel 30 van deze verordening bedoelde elektronische systeem valt.
De voor de beveiliging van de burgerluchtvaart verantwoordelijke nationale autoriteiten die de betreffende informatie behandelen, gebruiken deze uitsluitend voor de toepassing van de relevante programma’s voor erkende agenten of bekende afzenders en nemen passende technische en organisatorische maatregelen om de beveiliging van de informatie te waarborgen.
Artikel 36
Elektronisch systeem voor risicobeheer en douanecontroles
(Artikel 16, lid 1, van het wetboek)
Artikel 37
Transitvluchten
(Artikel 49 van het wetboek)
De handbagage en ruimbagage worden onderworpen aan de voorschriften die gelden voor de bagage van personen die uit derde landen aankomen, tenzij de persoon die deze bagage vervoert bewijst dat de goederen erin de status van Uniegoederen bezitten.
De handbagage kan aan controles worden onderworpen op de laatste internationale EU-luchthaven waar het luchtvaartuig een tussenstop maakt om de douanestatus van de Uniegoederen te verzekeren.
Artikel 38
Transitvluchten in zaken- en sportvliegtuigen
(Artikel 49 van het wetboek)
Douanecontroles en -formaliteiten die van toepassing zijn op de bagage van personen aan boord van een zaken- of sportvliegtuig worden op de volgende luchthavens verricht:
op de eerste internationale EU-luchthaven wat betreft vluchten vanaf een niet-EU-luchthaven, wanneer het luchtvaartuig na een tussenstop op een EU-luchthaven doorvliegt naar een andere EU-luchthaven;
op de laatste internationale EU-luchthaven wat betreft vluchten vanaf een EU-luchthaven, wanneer het luchtvaartuig na een tussenstop op een EU-luchthaven doorvliegt naar een niet-EU-luchthaven.
Artikel 39
Inkomende transfervluchten
(Artikel 49 van het wetboek)
Douanecontroles en -formaliteiten die van toepassing zijn op de ruimbagage kunnen, in uitzonderlijke gevallen en in aanvulling op de controles en formaliteiten zoals bedoeld in de eerste alinea, worden verricht op de eerste internationale EU-luchthaven wanneer een dergelijke extra controle na controle van de handbagage nodig blijkt te zijn.
Aanvullende douanecontroles en -formaliteiten die van toepassing zijn op de handbagage kunnen op de luchthaven van aankomst van een vlucht binnen de Unie uitsluitend in uitzonderlijke gevallen worden verricht, wanneer dergelijke extra controles na controle van de ruimbagage nodig blijken te zijn.
Artikel 40
Uitgaande transfervluchten
(Artikel 49 van het wetboek)
Douanecontroles en -formaliteiten die van toepassing zijn op de ruimbagage kunnen, in uitzonderlijke gevallen en in aanvulling op de controles en formaliteiten zoals bedoeld in de eerste alinea, worden verricht op de laatste internationale EU-luchthaven wanneer een dergelijke extra controle na controle van de handbagage nodig blijkt te zijn.
Aanvullende douanecontroles en -formaliteiten die van toepassing zijn op de handbagage kunnen op de luchthaven van vertrek van een vlucht binnen de Unie uitsluitend in uitzonderlijke gevallen worden verricht, wanneer dergelijke extra controles na controle van de ruimbagage nodig blijken te zijn.
Artikel 41
Overladen in een sport- of zakenvliegtuig
(Artikel 49 van het wetboek)
Artikel 42
Overbrengingen tussen luchthavens op het grondgebied van dezelfde lidstaat
(Artikel 49 van het wetboek)
De douaneautoriteiten kunnen op de internationale EU-luchthaven waar de ruimbagage wordt overgeladen controles verrichten op het volgende:
bagage die van een niet-EU-luchthaven komt en op een internationale EU-luchthaven wordt overgeladen in een luchtvaartuig dat een internationale EU-luchthaven die op hetzelfde nationale grondgebied is gelegen, tot bestemming heeft;
bagage die op een internationale EU-luchthaven aan boord van een luchtvaartuig wordt gebracht om op een andere internationale EU-luchthaven die op hetzelfde nationale grondgebied is gelegen, te worden overgeladen op een luchtvaartuig dat een niet-EU-luchthaven tot bestemming heeft.
Artikel 43
Maatregelen ter voorkoming van illegale omwisseling
(Artikel 49 van het wetboek)
De lidstaten dragen er zorg voor dat:
bij aankomst op een internationale EU-luchthaven waar de douanecontroles zullen worden verricht, toezicht wordt gehouden op de omwisseling van goederen in de handbagage voordat deze controles op die bagage hebben plaatsgevonden;
bij vertrek op een internationale EU-luchthaven waar de douanecontroles zullen worden verricht, toezicht wordt gehouden op de omwisseling van goederen in de handbagage nadat deze controles op die bagage hebben plaatsgevonden;
bij aankomst op een internationale EU-luchthaven waar de douanecontroles zullen worden verricht, voorzieningen zijn getroffen om de omwisseling van goederen in de ruimbagage te verhinderen voordat deze controles op die bagage hebben plaatsgevonden;
bij vertrek van een internationale EU-luchthaven waar de douanecontroles zullen worden verricht, voorzieningen zijn getroffen om de omwisseling van goederen in de ruimbagage te verhinderen nadat deze controles op de ruimbagage hebben plaatsgevonden.
Artikel 44
Het bagage-etiket
(Artikel 49 van het wetboek)
De in een EU-luchthaven geregistreerde ruimbagage wordt als zodanig gekenmerkt door een etiket dat op de bagage wordt aangebracht. Een voorbeeld van het etiket en de technische kenmerken ervan zijn in bijlage 12-03 opgenomen.
Artikel 45
Lijst van internationale EU-luchthavens
(Artikel 49 van het wetboek)
Elke lidstaat verstrekt de Commissie een lijst van zijn internationale EU-luchthavens en informeert de Commissie over wijzigingen in deze lijst.
Artikel 46
Pleziervaartuigen
(Artikel 49 van het wetboek)
Douanecontroles en -formaliteiten die van toepassing zijn op de bagage van personen aan boord van pleziervaartuigen, worden verricht op alle havens in de Unie die worden aangedaan, ongeacht de plaats van herkomst of bestemming van het vaartuig. Een pleziervaartuig is een pleziervaartuig volgens de definitie in Richtlijn 94/25/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 6 ).
Artikel 47
Overbrengingen op zee
(Artikel 49 van het wetboek)
Douanecontroles en -formaliteiten die van toepassing zijn op de bagage van personen die gebruikmaken van een door één enkel vaartuig uitgevoerde scheepvaartdienst die een aantal opeenvolgende trajecten omvat en die is begonnen of eindigt of die een tussenstop maakt in een niet-EU-haven, worden verricht in de EU-haven waar deze bagage wordt in- of uitgeladen.
HOOFDSTUK 3
Valutaomrekening
Artikel 48
Bepalingen betreffende wisselkoersen
(Artikel 53 van het wetboek)
De toe te passen wisselkoers is de meest recente koers die door de Europese Centrale Bank is vastgesteld voorafgaand aan de voorlaatste dag van de maand en is gedurende de volledige daaropvolgende maand van toepassing.
Wanneer de aan het begin van de maand geldende koers echter meer dan 5 % afwijkt van de koers die door de Europese Centrale Bank is vastgesteld vóór de 15e van diezelfde maand, is de laatstgenoemde koers van toepassing vanaf de 15e tot het einde van de betreffende maand.
Het na bedoelde omrekening verkregen bedrag kan door de lidstaten op de dichtstbijzijnde decimalen naar boven of naar beneden worden afgerond.
TITEL II
FACTOREN DIE TEN GRONDSLAG LIGGEN AAN DE TOEPASSING VAN INVOER- OF UITVOERRECHTEN EN ANDERE MAATREGELEN WAARAAN HET GOEDERENVERKEER IS ONDERWORPEN
HOOFDSTUK 1
Gemeenschappelijk douanetarief en tariefindeling van goederen
Artikel 49
Algemene regels betreffende het uniforme beheer van tariefcontingenten
(Artikel 56, lid 4, van het wetboek)
Artikel 50
Verantwoordelijkheden van de douaneautoriteiten van de lidstaten voor het uniforme beheer van tariefcontingenten
(Artikel 56, lid 4, van het wetboek)
Artikel 51
Toewijzing van hoeveelheden in het kader van de tariefcontingenten
(Artikel 56, lid 4, van het wetboek)
De Commissie houdt bij elke toewijzing rekening met alle niet beantwoorde aanvragen om tariefcontingenten toe te passen op basis van douaneaangiften die zijn aanvaard tot en met de tweede werkdag voorafgaand aan de dag van toewijzing en die door de douaneautoriteiten zijn doorgestuurd naar het systeem zoals bedoeld in artikel 54 van deze verordening.
Artikel 52
Annulering van aanvragen en terugstortingen van ongebruikte toegewezen hoeveelheden in het kader van de tariefcontingenten
(Artikel 56, lid 4, van het wetboek)
Wanneer de Commissie de gevraagde hoeveelheid al heeft toegewezen op basis van een ongeldige douaneaangifte, stort de douaneautoriteit de toegewezen hoeveelheid onmiddellijk terug naar het elektronische systeem zoals bedoeld in artikel 54 van deze verordening.
Artikel 53
De kritieke status van tariefcontingenten
(Artikel 56, lid 4, van het wetboek)
In afwijking van lid 1 wordt een tariefcontingent in een van de volgende gevallen vanaf de dag van de opening ervan als kritiek beschouwd:
het tariefcontingent wordt voor minder dan drie maanden geopend;
in de afgelopen twee jaar zijn geen tariefcontingenten geopend voor dezelfde producten van dezelfde oorsprong en met een gelijkwaardige geldigheidsduur („gelijkwaardige tariefcontingenten”);
een in de afgelopen twee jaar geopend gelijkwaardig tariefcontingent was op de laatste dag van de derde maand van de vastgestelde duur van het contingent uitgeput of had een grotere aanvankelijke omvang dan het betrokken tariefcontingent.
Artikel 54
Elektronisch systeem voor het beheer van tariefcontingenten
(Artikel 16, lid 1, en artikel 56, lid 4, van het wetboek)
Voor het beheer van tariefcontingenten wordt een elektronisch systeem gebruikt dat overeenkomstig artikel 16, lid 1, van het wetboek voor deze doeleinden is opgezet ten behoeve van:
de uitwisseling van informatie tussen de douaneautoriteiten en de Commissie in het kader van aanvragen om tariefcontingenten toe te passen en terug te storten en in het kader van de status van tariefcontingenten en de opslag van deze informatie;
het beheer door de Commissie van de aanvragen om tariefcontingenten toe te passen en terug te storten;
de uitwisseling van informatie tussen de douaneautoriteiten en de Commissie betreffende de toewijzing van de hoeveelheden in het kader van de tariefcontingenten en de opslag van deze informatie;
de registratie van eventuele verdere gebeurtenissen of handelingen die van invloed kunnen zijn op de oorspronkelijke opnemingen of terugstortingen van tariefcontingenten of de toewijzing ervan.
Artikel 55
Algemene regels betreffende het toezicht op het in het vrije verkeer brengen of de uitvoer van goederen
(Artikel 56, lid 5, van het wetboek)
Vanaf de in artikel 4, lid 1, vierde alinea van Richtlijn (EU) 2017/2455 vastgestelde datum is de lijst van gegevens die door de Commissie kunnen worden vereist, opgenomen in bijlage 21-03 bij deze verordening.
Wanneer de goederen overeenkomstig artikel 194, lid 1, van het wetboek zijn vrijgegeven, voorzien de douaneautoriteiten de Commissie onmiddellijk van de gegevens.
De douaneautoriteiten voeren deze gegevens onmiddellijk in het in artikel 56 van deze verordening bedoelde elektronische systeem in.
In afwijking van lid 1 kan de Commissie de volgende lijsten van gegevens verlangen voor het toezicht bij het in het vrije verkeer brengen:
de lijst van gegevens in bijlage 21-02 bij deze verordening, tot de datum waarop de upgrade van de nationale invoersystemen zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2151 ( 8 ) van de Commissie wordt uitgerold;
de lijst van gegevens in bijlage 21-01 bij deze verordening, tot de laatste datum van de uitroltermijn van de eerste fase van het DWU-systeem Gecentraliseerde inklaring, zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2151.
In afwijking van lid 1 kan de Commissie met het oog op toezicht bij de uitvoer de lijst van gegevens in bijlage 21-01 of bijlage 21-02 bij deze verordening verlangen, tot de laatste datum van de uitroltermijn van het geautomatiseerd uitvoersysteem, zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2151.
Artikel 56
Elektronisch systeem voor het toezicht op het in het vrije verkeer brengen of de uitvoer van goederen
(Artikel 16, lid 1, en artikel 56, lid 5, van het wetboek)
Voor het toezicht op het in het vrije verkeer brengen of de uitvoer van goederen wordt een elektronisch systeem gebruikt dat overeenkomstig artikel 16, lid 1, van het wetboek is opgezet voor de verzending en opslag van de volgende informatie:
toezichtsgegevens over het in het vrije verkeer brengen of de uitvoer van goederen;
informatie die de in het elektronische systeem ingevoerde en opgeslagen toezichtsgegevens over het in het vrije verkeer brengen of de uitvoer van goederen kan actualiseren.
HOOFDSTUK 2
Oorsprong van goederen
Artikel 57
Certificaat van oorsprong voor producten waarvoor bijzondere, niet-preferentiële invoerregelingen gelden
(Artikel 61, leden 1 en 2, van het wetboek)
Verwijzingen in bijzondere, niet-preferentiële invoerregelingen naar certificaten van oorsprong die zijn afgegeven overeenkomstig de artikelen 55 tot en met 65 van Verordening (EEG) nr. 2454/93, worden geacht verwijzingen te zijn naar de in dit artikel bedoelde certificaten van oorsprong.
De instanties van afgifte bewaren van elk afgegeven certificaat van oorsprong een kopie.
De instanties van afgifte kunnen een in lid 1 bedoeld certificaat van oorsprong slechts achteraf afgeven wanneer zij er zeker van zijn dat de gegevens in de aanvraag van de exporteur overeenstemmen met die in het desbetreffende dossier.
Artikel 58
Het verstrekken van informatie over administratieve samenwerking met betrekking tot bijzondere, niet-preferentiële invoerregelingen
(Artikel 61 van het wetboek)
Met het oog op het instellen van deze procedure van administratieve samenwerking, sturen de betrokken derde landen de Commissie het volgende:
de namen en adressen van de instanties van afgifte en modellen van de door deze instanties gebruikte stempels;
de namen en adressen van de overheidsinstanties die belast zijn met de behandeling van de in artikel 59 van deze verordening bedoelde verzoeken om controle achteraf van de certificaten van oorsprong.
Bovengenoemde informatie wordt door de Commissie aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten doorgegeven.
Artikel 59
De controle achteraf van de certificaten van oorsprong voor producten waarvoor bijzondere, niet-preferentiële invoerregelingen gelden
(Artikel 61 van het wetboek)
Daartoe sturen de douaneautoriteiten het certificaat van oorsprong of een kopie daarvan terug naar de in artikel 58, lid 1, onder b), van deze verordening bedoelde autoriteit. Indien de aangifte vergezeld ging van een factuur, wordt deze of een kopie daarvan bij het terug te sturen certificaat van oorsprong gevoegd.
De douaneautoriteiten vermelden, in voorkomend geval, de redenen voor de controle achteraf en verstrekken alle inlichtingen die zij bezitten die het vermoeden hebben doen rijzen dat de gegevens op het certificaat van oorsprong onjuist zijn of dat het certificaat van oorsprong niet echt is.
Wanneer er binnen zes maanden na het verzenden van een verzoek in overeenstemming met lid 2 geen antwoord is ontvangen, passen de douaneautoriteiten de bijzondere, niet-preferentiële regeling voor de betrokken producten niet toe.
Artikel 60
Voor de toepassing van deze afdeling gelden de definities van artikel 37 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446.
Artikel 61
Leveranciersverklaringen en het gebruik ervan
(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)
Voor elke zending van goederen wordt een afzonderlijke leveranciersverklaring opgesteld, behalve in de gevallen zoals bedoeld in artikel 62 van deze verordening.
De leveranciers vermelden welk rechtskader is gebruikt om de oorsprong van de goederen vast te stellen. Indien geen rechtskader is vermeld, wordt er standaard van uitgegaan dat in de leveranciersverklaring de PEM-conventie is gebruikt om de oorsprong van de goederen vast te stellen.
In het kader van de handel tussen de overeenkomstsluitende partijen bij de PEM-conventie mag de exporteur de leveranciersverklaringen gebruiken als bewijsstuk bij de aanvraag voor de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer of bij de opstelling van een oorsprongsverklaring overeenkomstig de overgangsregels van oorsprong ( 10 ) die naast de oorsprongsregels van de PEM-conventie gelden, indien:
de leveranciersverklaringen de oorsprong vermelden overeenkomstig de oorsprongsregels van de PEM-conventie voor producten die onder de hoofdstukken 1, 3 en 16 (voor verwerkte visserijproducten) en 25 tot en met 97 van het geharmoniseerd systeem zijn ingedeeld, en
er geen toepassing van cumulatie plaatsvindt met overeenkomstsluitende partijen bij de PEM-conventie die uitsluitend de PEM-conventie toepassen.
De exporteur doet het nodige om te waarborgen dat de voorwaarden voor de afgifte of de opstelling van een bewijs van oorsprong overeenkomstig een bepaalde reeks oorsprongsregels zijn vervuld.
Artikel 62
Langlopende leveranciersverklaring
(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)
De leveranciers vermelden welk rechtskader is gebruikt om de oorsprong van de goederen vast te stellen. Indien geen rechtskader is vermeld, wordt er standaard van uitgegaan dat in de leveranciersverklaring de PEM-conventie is gebruikt om de oorsprong van de goederen vast te stellen.
In het kader van de handel tussen de overeenkomstsluitende partijen bij de PEM-conventie mag de exporteur de leveranciersverklaringen gebruiken als bewijsstuk bij de aanvraag voor de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer of bij de opstelling van een oorsprongsverklaring overeenkomstig de overgangsregels van oorsprong die naast de PEM-conventie gelden, indien:
de leveranciersverklaringen de oorsprong vermelden overeenkomstig de oorsprongsregels van de PEM-conventie voor producten die onder de hoofdstukken 1, 3 en 16 (voor verwerkte visserijproducten) en 25 tot en met 97 van het geharmoniseerd systeem zijn ingedeeld, en
er geen toepassing van cumulatie plaatsvindt met overeenkomstsluitende partijen bij de PEM-conventie die uitsluitend de PEM-conventie toepassen.
De exporteur doet het nodige om te waarborgen dat de voorwaarden voor de afgifte of de opstelling van een bewijs van oorsprong overeenkomstig een bepaalde reeks oorsprongsregels zijn vervuld.
Een langlopende leveranciersverklaring wordt opgesteld voor zendingen die binnen een bepaalde periode worden verzonden, en bevat drie datums:
de datum waarop de verklaring is opgesteld (datum van opstelling);
de datum waarop de periode van start gaat (begindatum) — deze mag niet meer dan twaalf maanden vóór of niet meer dan zes maanden na de datum van opstelling liggen;
de datum waarop de periode afloopt (einddatum) — deze mag niet meer dan 24 maanden na de startdatum liggen.
Artikel 63
De opstelling van leveranciersverklaringen
(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)
Artikel 64
Afgifte van het inlichtingenblad INF 4
(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)
Artikel 65
Administratieve samenwerking tussen de lidstaten
(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)
De douaneautoriteiten verlenen elkaar bijstand bij het controleren van de juistheid van de informatie in de leveranciersverklaringen.
Artikel 66
Controle van de leveranciersverklaringen
(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)
Artikel 67
Vergunning toegelaten exporteur
(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)
Artikel 68
Registratie van exporteurs buiten het kader van het SAP-stelsel van de Unie
(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)
▼M2 —————
▼M2 —————
Artikel 69
Vervanging van oorsprongsdocumenten die buiten het kader van het SAP-stelsel van de Unie zijn afgegeven of opgesteld
(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)
Het in lid 1 bedoelde vervangende oorsprongsdocument mag in dezelfde vorm als het oorspronkelijke oorsprongsdocument of in de vorm van een vervangend attest van oorsprong dat mutatis mutandis is opgesteld overeenkomstig artikel 101 en bijlage 22-20, worden afgegeven of opgesteld door een van de volgende personen:
een toegelaten of in de Unie geregistreerde exporteur die de goederen wederverzendt;
een wederverzender van de goederen in de Unie wanneer de totale waarde van de producten van oorsprong in de op te splitsen oorspronkelijke zending niet hoger is dan de toepasselijke drempelwaarde;
een wederverzender van de goederen in de Unie wanneer de totale waarde van de producten van oorsprong in de op te splitsen oorspronkelijke zending hoger is dan de toepasselijke drempelwaarde, en de wederverzender een kopie van het oorspronkelijke oorsprongsdocument bij het vervangende oorsprongsdocument voegt.
Wanneer de vervanging van het oorspronkelijke oorsprongsdocument niet mogelijk is overeenkomstig de eerste alinea, mag het in lid 1 bedoelde vervangende oorsprongsdocument door het douanekantoor waar de goederen onder toezicht zijn geplaatst, worden afgegeven in de vorm van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1.
Het douanekantoor dat wordt verzocht het vervangend certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 af te geven, vermeldt op het oorspronkelijke oorsprongsdocument of op een bijlage daarbij het gewicht, het aantal, de aard van de wederverzonden producten en het land van bestemming, evenals het nummer (de nummers) van het overeenkomstige vervangingscertificaat of de overeenkomstige vervangingscertificaten. Dit douanekantoor bewaart het oorspronkelijke oorsprongsdocument ten minste drie jaar.
Artikel 69 bis
Preferentiële oorsprong van veredelingsproducten verkregen uit goederen die van preferentiële oorsprong zijn
(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)
Lid 1 is niet van toepassing in de volgende gevallen:
de veredeling betreft ook andere dan de in lid 1 bedoelde niet-Uniegoederen, met inbegrip van goederen van preferentiële oorsprong in het kader van een andere preferentiële regeling;
de veredelingsproducten zijn verkregen uit equivalente goederen als bedoeld in artikel 223 van het wetboek;
de douaneautoriteiten hebben toestemming gegeven voor de tijdelijke wederuitvoer van de goederen voor verdere veredeling overeenkomstig artikel 258 van het wetboek.
Artikel 70
Verplichting tot administratieve samenwerking in het kader van het REX-systeem
(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)
Voor de goede werking van het SAP-stelsel zijn de begunstigde landen verplicht:
de administratieve structuren en systemen op te zetten en in stand te houden die nodig zijn voor de toepassing en het beheer in dat land van de in deze onderafdeling en de onderverdelingen 3 tot en met 9 van deze afdeling en de onderverdelingen 2 en 3 van titel II, hoofdstuk 1, afdeling 2 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 beschreven regels en procedures, zo nodig met inbegrip van regelingen voor de toepassing van cumulatie;
erop toe te zien dat hun bevoegde autoriteiten met de Commissie en de douaneautoriteiten van de lidstaten samenwerken.
De in lid 1, onder b), bedoelde samenwerking bestaat uit:
het verlenen van alle nodige bijstand, op verzoek van de Commissie, bij het toezicht van de Commissie op het beheer van het SAP-stelsel in het betrokken land, met inbegrip van controles ter plaatse door de Commissie of de douaneautoriteiten van de lidstaten;
het controleren, onverminderd de artikelen 108 en 109 van deze verordening, van de oorsprong van producten en nagaan of deze voldoen aan de andere voorwaarden van deze onderafdeling, onderverdelingen 3 tot en met 9 van deze afdeling en de onderafdelingen 2 en van titel II, hoofdstuk 1, afdeling 2 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446, met inbegrip van controles ter plaatse indien de Commissie of de douaneautoriteiten van de lidstaten hierom in het kader van onderzoeken naar de oorsprong verzoeken.
Artikel 71
Procedures en methoden van administratieve samenwerking van toepassing op de uitvoer met behulp van certificaten van oorsprong, formulier A, en factuurverklaringen
(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)
Elk begunstigd land past het volgende toe of zorgt ervoor dat dit wordt toegepast:
de in onderafdeling 2 van titel II, hoofdstuk 1, afdeling 2 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 opgenomen oorsprongsregels voor de uit te voeren producten;
de voorschriften voor het invullen en de afgifte van certificaten van oorsprong, formulier A;
de bepalingen voor het gebruik van factuurverklaringen, op te stellen in overeenstemming met de vereisten in bijlage 22-09;
de in artikel 73 van deze verordening opgenomen bepalingen betreffende verplichtingen van kennisgevingen;
de in artikel 64, lid 6, van het wetboek opgenomen bepalingen betreffende afwijkingen.
De bevoegde autoriteiten van de begunstigde landen werken met name op de volgende gebieden samen met de Commissie en de lidstaten:
het verlenen van alle nodige bijstand, op verzoek van de Commissie, bij het toezicht van de Commissie op het beheer van het SAP-stelsel in het betrokken land, met inbegrip van controles ter plaatse door de Commissie of de douaneautoriteiten van de lidstaten;
het controleren, onverminderd de artikelen 73 en 110 van deze verordening, van de oorsprong van producten en nagaan of deze voldoen aan de andere voorwaarden van deze onderafdeling, onderverdelingen 3 tot en met 9 van deze afdeling en de onderafdelingen 2 en 3 van titel II, hoofdstuk 1, afdeling 2 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446, met inbegrip van controles ter plaatse indien de Commissie of de douaneautoriteiten van de lidstaten hierom in het kader van onderzoeken naar de oorsprong verzoeken.
Artikel 72
Kennisgevingsverplichtingen die van toepassing zijn na de datum van toepassing van het systeem van geregistreerde exporteurs (REX)
(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)
De begunstigde landen stellen de Commissie in kennis van de namen en adressen en contactgegevens van de autoriteiten op hun grondgebied die:
deel uitmaken van de overheidsdiensten van het betrokken land of die namens de overheid daarvan optreden en die bevoegd zijn exporteurs te registreren in het REX-systeem, geregistreerde gegevens te wijzigen en bij te werken en registraties te schrappen;
deel uitmaken van de overheidsdiensten van het betrokken land en verantwoordelijk zijn voor de administratieve samenwerking met de Commissie en de douaneautoriteiten van de lidstaten als bedoeld in deze onderafdeling, onderverdelingen 3 tot en met 9 van deze afdeling en de onderafdelingen 2 en 3 van titel II, hoofdstuk 1, afdeling 2 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446.
Artikel 73
Kennisgevingsverplichtingen die van toepassing zijn tot de datum van toepassing van het systeem van geregistreerde exporteurs (REX)
(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)
De Commissie geeft deze gegevens door aan de douaneautoriteiten van de lidstaten. Wanneer deze gegevens als wijziging van al eerder meegedeelde gegevens worden toegezonden, deelt de Commissie de datum van ingang van de geldigheid van de nieuwe stempels mee volgens de aanwijzingen die de bevoegde overheidsinstanties van de begunstigde landen hebben verstrekt. Deze gegevens zijn voor de douane bestemd, maar de betrokken douaneautoriteiten kunnen bij het in het vrije verkeer brengen van goederen toestaan dat de importeur de specimens van de stempelafdrukken raadpleegt.
De begunstigde landen die de in de eerste alinea bedoelde gegevens al hebben verstrekt, zijn niet verplicht deze opnieuw te verstrekken, tenzij deze inmiddels zijn gewijzigd.
Artikel 74
Procedure voor de afgifte van een certificaat van oorsprong, formulier A
(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)
De bevoegde autoriteiten van de begunstigde landen stellen het certificaat van oorsprong, formulier A, aan de exporteur ter beschikking zodra de uitvoer heeft plaatsgevonden of het zeker is dat deze zal plaatsvinden. De bevoegde autoriteiten van de begunstigde landen kunnen echter tevens een certificaat van oorsprong, formulier A, afgeven na de uitvoer van de producten waarop dit betrekking heeft, indien:
dit door een vergissing, onopzettelijk verzuim of bijzondere omstandigheden niet bij de uitvoer is gebeurd of
ten genoegen van de bevoegde autoriteiten wordt aangetoond dat het certificaat van oorsprong, formulier A, is afgegeven, maar bij invoer om technische redenen niet is aanvaard of
de eindbestemming van de betrokken producten pas werd bepaald tijdens het vervoer of de opslag en na een mogelijke splitsing van een zending, overeenkomstig artikel 43 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446.
Artikel 75
Voorwaarden voor het opstellen van een factuurverklaring
(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)
De factuurverklaring kan slechts op de volgende voorwaarden worden gebruikt:
voor elke zending wordt één factuurverklaring opgesteld;
indien in het land van uitvoer al is gecontroleerd of de goederen die deel uitmaken van de zending, aan de voorwaarden voldoen om als product van oorsprong te worden beschouwd, mag de exporteur in de factuurverklaring van deze controle melding maken.
Artikel 76
Voorwaarden voor de afgifte van een certificaat van oorsprong, formulier A, in geval van cumulatie
(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)
Wanneer cumulatie op grond van artikel 53, 54, 55 of 56 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van toepassing is, gaan de bevoegde overheidsinstanties van het begunstigde land, waaraan wordt gevraagd certificaten van oorsprong, formulier A, af te geven voor producten bij de vervaardiging waarvan materialen zijn gebruikt van oorsprong uit een partij waarmee cumulatie mogelijk is, uit van het volgende:
bij bilaterale cumulatie: van het van de leverancier van de exporteur afkomstige bewijs van oorsprong dat overeenkomstig artikel 77 van deze verordening is afgegeven;
bij cumulatie met Noorwegen, Turkije en Zwitserland: van het van de leverancier van de exporteur afkomstige bewijs van oorsprong dat overeenkomstig de oorsprongsregels van Noorwegen, Turkije en Zwitserland, naargelang het geval, is afgegeven;
bij regionale cumulatie: van het van de leverancier van de exporteur afkomstige bewijs van oorsprong, namelijk een certificaat van oorsprong, formulier A, afgegeven met gebruikmaking van het formulier in bijlage 22-08 of, in voorkomend geval, een factuurverklaring, waarvan de tekst in bijlage 22-09;
bij uitgebreide cumulatie: van het van de leverancier van de exporteur afkomstige bewijs van oorsprong dat overeenkomstig de bepalingen van de vrijhandelsovereenkomst tussen de Unie en het betrokken land is afgegeven.
In de gevallen zoals bedoeld onder a), b), c) en d), van de eerste alinea, bevat vak 4 van het certificaat van oorsprong, formulier A, in voorkomend geval, de vermelding:
Artikel 77
Bewijs van Unie-oorsprongsstatus voor de toepassing van bilaterale cumulatie en toegelaten exporteur
(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)
Het bewijs dat producten van oorsprong uit de Unie zijn, wordt geleverd door:
een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, afgegeven met gebruikmaking van het formulier in bijlage 22-10, of
een factuurverklaring, waarvan de tekst is opgenomen in bijlage 22-09 ►M1 ————— ◄ . Factuurverklaringen kunnen worden opgesteld door elke exporteur voor zendingen die producten van oorsprong bevatten waarvan de totale waarde niet meer dan 6 000 EUR bedraagt en door toegelaten exporteurs van de Unie.
De douaneautoriteiten van de lidstaten kunnen elke in het douanegebied van de Unie gevestigde exporteur die, in het kader van de bilaterale cumulatie, vaak producten van oorsprong uit de Unie verzendt, vergunning verlenen factuurverklaringen op te stellen ongeacht de waarde van de betrokken producten, wanneer die exporteur (hierna „toegelaten exporteur” genoemd) ten genoegen van de douane alle nodige garanties biedt voor de controle op:
de oorsprong van de producten;
het voldoen aan de andere eisen die in die lidstaat van toepassing zijn.
Zij trekken de vergunning in de volgende gevallen in:
de toegelaten exporteur biedt niet langer de in lid 4 bedoelde garanties;
de toegelaten exporteur voldoet niet aan de in lid 5 bedoelde voorwaarden;
de toegelaten exporteur maakt op andere wijze een niet passend gebruik van de vergunning.
Artikel 78
Verplichting voor exporteurs om te worden geregistreerd en ontheffing daarvan
(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)
Het SAP-stelsel is in de volgende gevallen van toepassing:
voor goederen die voldoen aan de voorwaarden van deze afdeling, de onderafdelingen 3 tot en met 9 van deze afdeling en onderverdelingen 2 en 3 van titel II, hoofdstuk 1, afdeling 2 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 en zijn uitgevoerd door een geregistreerde exporteur;
voor zendingen bestaande uit een of meer colli die producten van oorsprong bevatten die zijn uitgevoerd door een willekeurige exporteur, wanneer de totale waarde van de producten van oorsprong niet hoger is dan 6 000 EUR.
Artikel 79
Registratieprocedure in de begunstigde landen en procedures bij uitvoer die van toepassing zijn gedurende de overgangsperiode tot het systeem van geregistreerde exporteurs van toepassing is
(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)
Wanneer het begunstigde land echter niet in staat is op die datum van start te gaan met de registratie, zal het de Commissie uiterlijk 1 juli 2016 schriftelijk ervan in kennis stellen dat het de registratie van exporteurs uitstelt tot 1 januari 2018 of 1 januari 2019.
Onverminderd artikel 94, lid 2, van deze verordening zijn de overeenkomstig de eerste alinea van dit lid afgegeven certificaten van oorsprong, formulier A, in de Unie als bewijs van oorsprong toegestaan indien zij zijn afgegeven vóór de datum van registratie van de betrokken exporteur.
De bevoegde autoriteiten van een begunstigd land die problemen ondervinden om het registratieproces binnen de bovengenoemde twaalf maanden te voltooien, kunnen de Commissie om verlenging van die periode vragen. Een dergelijke verlenging bedraagt niet meer dan zes maanden.
Exporteurs stellen, zodra zij zijn geregistreerd, vanaf de datum waarop hun registratie overeenkomstig artikel 86, lid 4, van deze verordening geldig is, attesten van oorsprong op voor producten van oorsprong die worden verzonden, wanneer de totale waarde ervan hoger is dan 6 000 EUR.
Artikel 80
Geregistreerde exporteur-databank: verplichtingen van de autoriteiten
(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)
De douaneautoriteiten van de lidstaten kennen na ontvangst van het ingevulde aanvraagformulier als bedoeld in bijlage 22-06A het nummer van geregistreerd exporteur onverwijld aan de exporteur of, in voorkomend geval, aan de wederverzender van goederen toe en voeren het nummer van geregistreerd exporteur, de registratiegegevens en de begindatum van geldigheid van de registratie geldig is, overeenkomstig artikel 86, lid 4, in het REX-systeem in.
De bevoegde autoriteiten van een begunstigd land of de douaneautoriteiten van een lidstaat stellen de exporteur of, in voorkomend geval, de wederverzender van goederen, in kennis van het nummer van geregistreerd exporteur dat aan deze exporteur of wederverzender van goederen is toegekend, en van de begindatum geldigheid van de registratie.
Artikel 81
Datum van toepassing van een aantal bepalingen
(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)
Artikel 82
Geregistreerde exporteur-databank: toegangsrechten tot de databank
(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)
De Commissie stelt met toestemming van de exporteur, die dit aangeeft door vak 6 in het formulier in bijlage 22-06 dan wel bijlage 22-06A, te ondertekenen, de volgende gegevens beschikbaar aan het publiek:
de naam van de geregistreerde exporteur zoals vermeld in vak 1 van het formulier in bijlage 22-06 dan wel bijlage 22-06A;
het adres van de plaats waar de geregistreerde exporteur is gevestigd zoals vermeld in vak 1 van het formulier in bijlage 22-06 dan wel bijlage 22-06A;
de contactgegevens zoals vermeld in vak 1 en vak 2 van het formulier in bijlage 22-06 dan wel bijlage 22-06A;
een indicatieve beschrijving van de goederen die in aanmerking komen voor preferentiële behandeling, inclusief een indicatieve lijst van posten of hoofdstukken van het geharmoniseerde systeem, zoals vermeld in vak 4 van het formulier in bijlage 22-06 dan wel bijlage 22-06A;
het EORI-nummer van de geregistreerde exporteur zoals vermeld in vak 1 van het formulier in bijlage 22-06A, of het TIN-nummer (identificatienummer handelaar) van de geregistreerde exporteur als vermeld in vak 1 van het formulier in bijlage 22-06;
of de geregistreerde exporteur een handelaar of een producent is zoals vermeld in vak 3 van het formulier in bijlage 22-06 dan wel bijlage 22-06A.
De weigering om vak 6 te ondertekenen, is geen reden de registratie van de exporteur te weigeren.
De Commissie maakt de volgende gegevens altijd publiekelijk toegankelijk:
het nummer van geregistreerde exporteur;
de datum van registratie van de geregistreerde exporteur;
de datum vanaf wanneer de registratie geldig is;
de datum van de intrekking van de registratie, in voorkomend geval;
informatie of de registratie ook van toepassing is op uitvoer naar Noorwegen, Turkije of Zwitserland;
de datum van de laatste synchronisatie tussen het REX-systeem en de openbare website.
Artikel 83
Geregistreerde exporteur-databank: gegevensbescherming
(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)
Aan de geregistreerde exporteurs wordt de in artikel 11, lid 1, onder a) tot en met e), van Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad ( 12 ) of de in artikel 10 van Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 13 ) bedoelde informatie verstrekt. Daarnaast wordt eveneens de volgende informatie aan hen verstrekt:
informatie over de rechtsgrondslag van de verwerkingen waarvoor de gegevens bestemd zijn;
de bewaringstermijn.
Deze informatie wordt aan de geregistreerde exporteurs verstrekt via een kennisgeving bij de in bijlage 22-06 ►M2 dan wel bijlage 22-06A ◄ vermelde aanvraag tot registratie als geregistreerde exporteur.
De Commissie wordt voor de verwerking van alle gegevens als een gezamenlijk voor de verwerking verantwoordelijke beschouwd om te garanderen dat de geregistreerde exporteur zijn rechten kan laten gelden.
Wanneer een geregistreerde exporteur een dergelijk verzoek bij de Commissie indient zonder een poging te hebben gedaan zijn rechten bij de voor de gegevens verantwoordelijke te doen gelden, stuurt de Commissie dat verzoek door naar de voor de gegevens van de geregistreerde exporteur verantwoordelijke.
Wanneer de geregistreerde exporteur er niet in slaagt zijn rechten te doen gelden bij de voor de gegevens verantwoordelijke, dient de geregistreerde exporteur een dergelijk verzoek in bij de Commissie, die dan als voor de gegevens verantwoordelijke optreedt. De Commissie mag de gegevens rectificeren, wissen of blokkeren.
Zij wisselen, elk binnen de grenzen van hun eigen bevoegdheden, relevante informatie uit, staan elkaar bij in de uitvoering van controles en inspecties, behandelen problemen bij de uitlegging of toepassing van deze verordening, buigen zich over problemen bij de uitoefening van het onafhankelijk toezicht of bij de uitoefening van de rechten van betrokkenen, stellen geharmoniseerde voorstellen voor gemeenschappelijke oplossingen voor problemen op en bevorderen het bewustzijn over gegevensbeschermingsrechten, zulks naar behoefte.
Artikel 84
Kennisgevingsverplichtingen die van toepassing zijn op de lidstaten voor de invoering van het systeem van geregistreerde exporteurs (REX)
(Artikel 64, lid 3, van het wetboek)
De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de namen en adressen en contactgegevens van hun douaneautoriteiten die:
bevoegd zijn exporteurs en wederverzenders van goederen in het REX-systeem te registreren, geregistreerde gegevens te wijzigen en bij te werken en de registratie te schrappen;
verantwoordelijk zijn voor de administratieve samenwerking met de bevoegde douaneautoriteiten van de begunstigde landen zoals bedoeld in deze onderafdeling, onderverdelingen 3 tot en met 9 van deze afdeling en de onderafdelingen 2 en 3 van titel II, hoofdstuk 1, afdeling 2 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446.
De kennisgeving wordt uiterlijk 30 september 2016 naar de Commissie verzonden.
De lidstaten delen de Commissie onmiddellijk de wijzigingen mee die zich in de in de eerste alinea bedoelde gegevens voordoen.
Artikel 85
Registratieprocedure in de lidstaten en procedures bij uitvoer die van toepassing zijn gedurende de overgangsperiode tot het systeem van geregistreerde exporteurs van toepassing is
(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)
Toegelaten exporteurs in lidstaten die nog niet zijn geregistreerd, kunnen tot en met 31 december 2017 factuurverklaringen opstellen met het oog op cumulatie op grond van artikel 53 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446.
Exporteurs stellen, zodra zij zijn geregistreerd, vanaf de datum waarop hun registratie overeenkomstig artikel 86, lid 4, van deze verordening geldig is, attesten van oorsprong op voor producten van oorsprong die worden verzonden wanneer de totale waarde ervan hoger is dan 6 000 EUR.
Artikel 86
Aanvraag tot registratie als geregistreerde exporteur
(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)
De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het formulier in bijlage 22-06.
De bevoegde autoriteiten van het begunstigde land kennen de exporteur voor de uitvoer in het kader van de SAP-stelsels van de Unie, Noorwegen en Zwitserland, een nummer van geregistreerde exporteur toe, voor zover deze landen het land waarin de registratie heeft plaatsgevonden, als begunstigd land hebben erkend.
De eerste en de tweede alinea zijn van overeenkomstige toepassing voor de uitvoer in het kader van het SAP-stelsel van Turkije zodra dat land het REX-systeem begint toe te passen. De Commissie maakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (C-reeks) de datum bekend waarop Turkije dit stelsel begint toe te passen.
Artikel 87
Systeem van geregistreerde exporteurs: bekendmakingsvereiste
(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)
De Commissie maakt op haar website de datum bekend waarop de begunstigde landen het REX-systeem gaan toepassen. De Commissie werkt de informatie bij.
Artikel 88
Automatische registratie van exporteurs voor een land dat een begunstigd land van het SAP-stelsel van de Unie wordt
(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)
Wanneer een land aan de lijst met begunstigde landen in bijlage II bij Verordening (EU) nr. 978/2012 wordt toegevoegd, activeert de Commissie voor haar SAP-stelsel automatisch de registratie van alle in dat land geregistreerde exporteurs, op voorwaarde dat de registratiegegevens van de exporteurs in het REX-systeem beschikbaar zijn en ten minste geldig zijn voor het SAP-stelsel van Noorwegen, Zwitserland of Turkije.
In dit geval hoeft een exporteur die al is geregistreerd voor ten minste het SAP-stelsel van Noorwegen, Zwitserland of Turkije, geen aanvraag in te dienen bij zijn bevoegde autoriteiten om voor het SAP-stelsel van de Unie te worden geregistreerd.
Artikel 89
De bevoegde autoriteiten in een begunstigd land of de douaneautoriteiten in een lidstaat trekken de registratie in indien de geregistreerde exporteur:
niet meer bestaat;
niet langer voldoet aan de voorwaarden voor de uitvoer van goederen in het kader van het SAP-stelsel;
de bevoegde autoriteit van het begunstigde land of de douaneautoriteiten van de lidstaat ervan in kennis heeft gesteld dat hij niet langer voornemens is goederen in het kader van het SAP-stelsel uit te voeren;
met opzet of uit nalatigheid een attest van oorsprong opstelt of laat opstellen dat onjuiste informatie bevat en leidt tot het ten onrechte verkrijgen van een preferentiële behandeling.
Artikel 90
Automatische intrekking van registraties wanneer een land van de lijst van begunstigde landen is geschrapt
(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)
Artikel 91
Verplichtingen van exporteurs
(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)
Exporteurs en geregistreerde exporteurs voldoen aan de volgende verplichtingen:
zij voeren een passende boekhouding met betrekking tot de vervaardiging en levering van goederen die voor preferentiële behandeling in aanmerking komen;
zij bewaren alle bewijsstukken in verband met de materialen die zij bij de vervaardiging gebruiken;
zij bewaren alle douanedocumenten in verband met de materialen die zij bij de vervaardiging gebruiken;
zij bewaren ten minste drie jaar vanaf het einde van het kalenderjaar waarin het attest van oorsprong werd opgesteld, of langer indien het nationale recht dit vereist, administratie in verband met:
de attesten van oorsprong die zij hebben opgesteld;
de rekeningen in verband met de van oorsprong zijnde en niet van oorsprong zijnde materialen, vervaardiging en voorraden.
Deze administratie en deze attesten van oorsprong kunnen in elektronisch formaat worden bewaard, zolang het aan de hand daarvan mogelijk is de materialen die bij de vervaardiging van de uitgevoerde producten zijn gebruikt te traceren en hun oorsprong te bevestigen.
Artikel 92
Algemene bepalingen betreffende het attest van oorsprong
(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)
Wanneer de betrokken producten worden beschouwd als van oorsprong uit het begunstigde land van uitvoer of uit een ander begunstigd land in overeenstemming met artikel 55, lid 4, tweede alinea, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 of artikel 55, lid 6, tweede alinea, van die verordening, wordt het attest van oorsprong opgesteld door de exporteur in het begunstigde land van uitvoer.
▼M1 —————
Wanneer een zending overeenkomstig artikel 43 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 wordt gesplitst en op voorwaarde dat de in de eerste alinea genoemde uiterste termijn van twee jaar wordt nagekomen, kan het attest van oorsprong achteraf door de exporteur van het land van uitvoer van de producten worden opgesteld. Dit is van overeenkomstige toepassing indien de splitsing van een zending plaatsvindt in een ander begunstigd land of in Noorwegen, Zwitserland of Turkije.
Het kan op elk handelsdocument worden opgesteld waaruit de identiteit van de betrokken exporteur blijkt en waaruit blijkt om welke goederen het gaat.
De exporteur is niet verplicht het attest van oorsprong te ondertekenen.
De leden 1, 2, en 3 zijn van overeenkomstige toepassing op:
attesten van oorsprong die in de Unie zijn opgesteld in het kader van bilaterale cumulatie als bedoeld in artikel 53 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446;
attesten van oorsprong van goederen die zijn uitgevoerd naar een begunstigd land van de SAP-stelsels van Noorwegen, Zwitserland of Turkije in het kader van cumulatie met materialen van oorsprong uit de Unie.
Artikel 93
Attest van oorsprong in het geval van cumulatie
(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)
In dit geval bevat het door de exporteur opgestelde attest van oorsprong de vermelding „extended cumulation with country x”, „cumul étendu avec le pays x” of „Acumulación ampliada con el país x”.
Artikel 94
Indiening en geldigheid van certificaten van oorsprong, formulier A, of factuurverklaringen en verlate overlegging daarvan
(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)
Bewijzen van oorsprong die na het verstrijken van hun geldigheidsduur bij de douaneautoriteiten van het land van invoer worden ingediend, kunnen met het oog op de toepassing van de tariefpreferenties worden aanvaard wanneer de verlate indiening het gevolg is van buitengewone omstandigheden.
In andere gevallen van verlate overlegging kunnen de douaneautoriteiten van het land van invoer de bewijzen van oorsprong aanvaarden wanneer de producten vóór het verstrijken van de termijn bij de douane zijn aangebracht.
Artikel 95
Vervanging van certificaten van oorsprong, formulier A, en factuurverklaringen
(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)
Het douanekantoor controleert dat het vervangingscertificaat in overeenstemming is met het oorspronkelijke bewijs van oorsprong.
Artikel 96
Invoer in deelzendingen met behulp van certificaten van oorsprong, formulier A, of factuurverklaringen
(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)
Op verzoek van de importeur en op de door de douaneautoriteiten van de lidstaat van invoer gestelde voorwaarden mag één enkel bewijs van oorsprong bij de douaneautoriteiten worden ingediend bij de invoer van de eerste zending, wanneer de goederen:
in het kader van regelmatige en voortdurende transacties die een aanzienlijke handelswaarde vertegenwoordigen, worden ingevoerd;
het voorwerp van eenzelfde koopcontract vormen, waarbij de partijen in het land van uitvoer of in de lidsta(a)ten zijn gevestigd;
onder dezelfde achtcijfercode van de gecombineerde nomenclatuur zijn ingedeeld;
van eenzelfde exporteur afkomstig zijn, voor eenzelfde importeur zijn bestemd en waarvoor de invoerformaliteiten bij hetzelfde douanekantoor van dezelfde lidstaat worden vervuld.
Deze procedure is van toepassing gedurende een door de bevoegde douaneautoriteiten vastgestelde periode.
Artikel 97
Vrijstellingen van de verplichting om een certificaat van oorsprong, formulier A, of een factuurverklaring over te leggen
(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)
Producten die in kleine zendingen door particulieren aan particulieren worden verzonden of die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers worden toegelaten als producten van oorsprong die voor SAP-tariefpreferenties in aanmerking komen zonder dat een certificaat van oorsprong, formulier A, of een factuurverklaring hoeft te worden overgelegd, voor zover
deze producten:
goederen zijn waaraan elk handelskarakter ontbreekt;
volgens een verklaring aan de voorwaarden voldoen om voor het stelsel in aanmerking te komen;
er geen twijfel bestaat aan de juistheid van de onder a), ii), bedoelde verklaring.
Onder invoer waaraan elk handelskarakter ontbreekt wordt verstaan:
incidentele invoer;
de invoer bestaat uitsluitend uit producten voor het persoonlijk gebruik van de ontvangers, de reizigers of de leden van hun gezin;
uit de aard en de hoeveelheid van de producten blijkt dat deze geen commerciële doeleinden dienen.
Artikel 98
Verschillen en vormfouten in certificaten van oorsprong, formulier A, of factuurverklaringen
(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)
Artikel 99
Geldigheid van het attest van oorsprong
(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)
Een enkel attest van oorsprong kan betrekking hebben op verschillende zendingen indien de goederen aan de volgende voorwaarden voldoen:
zij zijn niet-gemonteerd of gedemonteerd aangebracht in de zin van algemene regel 2 a) voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem;
zij zijn ingedeeld onder de afdelingen XVI of XVII of post 7308 of 9406 van het geharmoniseerde systeem, en
zij zijn bedoeld om in deelzendingen te worden ingevoerd.
Artikel 100
Toelaatbaarheid van het attest van oorsprong
(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)
Importeurs kunnen, verwijzend naar een attest van oorsprong, uitsluitend aanspraak maken op het SAP-stelsel als de goederen zijn uitgevoerd op of na de datum waarop het begunstigde land waaruit de goederen zijn uitgevoerd van start is gegaan met de registratie van exporteurs overeenkomstig artikel 79 van deze verordening.
Wanneer een land wordt toegelaten of opnieuw wordt toegelaten als begunstigde van het stelsel van algemene preferenties voor de in Verordening (EU) nr. 978/2012 bedoelde producten, komen de goederen van oorsprong uit dat land voor de voordelen van dit stelsel in aanmerking op voorwaarde dat zij uit het begunstigde land zijn uitgevoerd op of na de datum waarop dit begunstigde land begonnen is met de toepassing van het systeem van geregistreerde exporteurs zoals bedoeld in artikel 70, lid 3 van deze verordening.
Artikel 101
Vervanging van attesten van oorsprong
(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)
Het vervangende attest wordt in overeenstemming met de eisen in bijlage 22-20 opgesteld.
Vervangende attesten van oorsprong mogen alleen worden opgesteld als het oorspronkelijke attest van oorsprong overeenkomstig de artikelen 92, 93, 99 en 100 van deze verordening en bijlage 22-07 is opgesteld.
Niet geregistreerde wederverzenders kunnen echter vervangende attesten van oorsprong opstellen wanneer de totale waarde van de producten van oorsprong in de op te splitsen oorspronkelijke zending hoger is dan 6 000 EUR, indien zij een kopie van het in het begunstigde land opgestelde oorspronkelijke attest van oorsprong bijvoegen.
Artikel 102
Algemene beginselen en door de aangever te treffen voorzorgsmaatregelen
(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)
Voordat goederen voor het vrije verkeer worden aangegeven, ziet de aangever erop toe dat zij in overeenstemming zijn met de voorschriften in deze onderafdeling, onderverdelingen 3 tot en met 9 van deze afdeling en de onderafdelingen 2 en 3 van titel II, hoofdstuk 1, afdeling 2 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446, met name door:
op de openbare website na te gaan of de exporteur in het REX-systeem is opgenomen, wanneer de totale waarde van de producten van oorsprong in de zending hoger is dan 6 000 EUR, en
te controleren dat het attest van oorsprong in overeenstemming met bijlage 22-07 ►M1 ————— ◄ is opgesteld.
Artikel 103
Vrijstellingen van de verplichting om een attest van oorsprong over te leggen
(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)
Voor de volgende producten hoeft geen attest van oorsprong te worden opgesteld en overgelegd:
producten die door particulieren in kleine colli aan particulieren worden gezonden en waarvan de totale waarde niet meer dan 500 EUR bedraagt;
producten die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers en waarvan de totale waarde niet meer dan 1 200 EUR bedraagt.
De in lid 1 bedoelde producten voldoen aan de volgende voorwaarden:
het gaat om invoer waaraan elk handelskarakter ontbreekt;
verklaard wordt dat zij aan de voorwaarden voldoen om voor het SAP-stelsel in aanmerking te komen;
er is geen twijfel aan de juistheid van de onder b) bedoelde verklaring.
Voor de doeleinden van lid 2, onder a), wordt verstaan onder invoer waaraan elk handelskarakter ontbreekt:
incidentele invoer;
de invoer bestaat uitsluitend uit producten voor het persoonlijk gebruik van de ontvangers, de reizigers of de leden van hun gezin;
uit de aard en de hoeveelheid van de producten blijkt dat deze geen commerciële doeleinden dienen.
Artikel 104
Verschillen en vormfouten in attesten van oorsprong: verlate indiening van attesten van oorsprong
(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)
Artikel 105
Invoer in deelzendingen met behulp van attesten van oorsprong
(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)
Artikel 106
Schorsing van de toepassing van de preferentie
(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)
De douaneautoriteiten kunnen de toepassing van de preferentiële tariefmaatregel voor de duur van de in artikel 109 van deze verordening bedoelde controle schorsen, wanneer:
de door de aangever verstrekte informatie niet voldoende is om de oorsprong van de producten of de naleving van de voorwaarden van artikel 42 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 of van artikel 43 van die verordening te bevestigen;
de aangever niet antwoordt binnen de termijn voor het verstrekken van de in lid 1 bedoelde informatie.
Artikel 107
Weigering om de tariefpreferentie toe te kennen
(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)
De douaneautoriteiten van de lidstaat van invoer weigeren tariefpreferenties toe te kennen zonder verplicht te zijn aanvullende bewijsstukken op te vragen of een verzoek om controle naar het begunstigde land te zenden, wanneer:
de aangebrachte goederen niet dezelfde zijn als die waarop het attest van oorsprong betrekking heeft;
de aangever geen attest van oorsprong voor de betrokken producten overlegt, indien dit vereist is;
onverminderd artikel 78, lid 1, onder b), en artikel 79, lid 3, van deze verordening het attest van oorsprong dat in het bezit van de aangever is, niet is opgesteld door een exporteur die in het begunstigde land is geregistreerd;
het attest van oorsprong niet in overeenstemming met bijlage 22-07 is opgesteld;
niet aan de voorwaarden van artikel 43 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 is voldaan.
De douaneautoriteiten van de lidstaat van invoer weigeren tariefpreferenties toe te kennen na het verzenden van een verzoek om controle in de zin van artikel 109 aan de bevoegde douaneautoriteiten van het begunstigde land, wanneer zij:
het antwoord hebben ontvangen dat de exporteur niet bevoegd was het attest van oorsprong op te stellen;
het antwoord hebben ontvangen dat de betrokken producten niet van oorsprong zijn uit een begunstigd land of dat niet is voldaan aan de voorwaarden van artikel 42 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446;
gegronde redenen hebben om te twijfelen ◄ aan de geldigheid van het door de aangever opgestelde attest van oorsprong of de juistheid van de door de aangever verstrekte informatie over de werkelijke oorsprong van de betrokken producten, wanneer zij om controle hebben verzocht en aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:
zij hebben binnen de in artikel 109 van deze verordening bedoelde termijn geen antwoord ontvangen of
zij hebben een antwoord ontvangen dat de in het verzoek gestelde vragen niet afdoende beantwoordt.
Artikel 108
Verplichtingen van de bevoegde autoriteiten die verband houden met de controle van de oorsprong na de datum van toepassing van het systeem van geregistreerde exporteurs
(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)
Om erop toe te zien dat aan de oorsprongsregels is voldaan, verrichten de bevoegde autoriteiten van het begunstigde land:
controles van de oorsprong van de producten op verzoek van de douaneautoriteiten van de lidstaten;
regelmatige controles bij exporteurs op eigen initiatief.
De eerste alinea is van overeenkomstige toepassing op verzoeken aan de autoriteiten van Noorwegen en Zwitserland voor de controle van op hun grondgebied opgestelde vervangende attesten van oorsprong, waarbij deze autoriteiten wordt verzocht contact op te nemen met de bevoegde autoriteiten in het begunstigde land.
Uitgebreide cumulatie op grond van artikel 56 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 is uitsluitend toegestaan indien een land waarmee de Unie een vrijhandelsovereenkomst heeft gesloten het begunstigde land op dezelfde wijze bijstand verleent in het kader van administratieve samenwerking als het de douaneautoriteiten van de lidstaten bijstand zou verlenen op grond van de desbetreffende bepalingen van die vrijhandelsovereenkomst.
Artikel 109
Controle achteraf van attesten van oorsprong en vervangende attesten van oorsprong
(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)
Wanneer de douaneautoriteiten van een lidstaat om de medewerking verzoeken van de bevoegde autoriteiten van een begunstigd land om de geldigheid van attesten van oorsprong of de oorsprong van producten, of beide, te controleren, vermelden zij in hun verzoek, indien van toepassing, ►C2 de reden waarom zij gegronde twijfel hebben over de geldigheid van het attest van oorsprong of over de oorsprong van de producten. ◄
Een kopie van het attest van oorsprong of het vervangende attest van oorsprong en eventuele aanvullende gegevens of documenten die erop wijzen dat de gegevens op dat attest of dat vervangende attest onjuist zijn, kunnen ter ondersteuning van het verzoek om controle worden toegezonden.
De verzoekende lidstaat stelt een termijn van zes maanden vast voor de mededeling van de resultaten van de controle, met ingang van de datum van het verzoek om controle: in het geval van verzoeken aan Noorwegen en Zwitserland om een controle van een vervangend attest van oorsprong dat op hun grondgebied is opgesteld aan de hand van een attest van oorsprong dat in een begunstigd land is opgesteld, bedraagt de termijn echter acht maanden.
Artikel 110
Controle achteraf van certificaten van oorsprong, formulier A, en factuurverklaringen
(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)
Indien de douaneautoriteiten van de lidstaten besluiten de tariefpreferenties in afwachting van de resultaten van de controle niet toe te kennen, bieden zij de importeur aan de producten vrij te geven onder voorbehoud van de noodzakelijk geachte conservatoire maatregelen.
Artikel 111
Controle achteraf van oorsprongsbewijzen voor producten die de oorsprong door cumulatie hebben verkregen
(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)
De artikelen 73 en 110 van deze verordening zijn ook van toepassing tussen landen van dezelfde regionale groep bij het verstrekken van informatie aan de Commissie of de douaneautoriteiten van de lidstaten en het uitvoeren van controles achteraf van de certificaten van oorsprong, formulier A, of de factuurverklaringen die overeenkomstig de regels inzake de regionale cumulatie van de oorsprong zijn afgegeven.
Artikel 112
Ceuta en Melilla
(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)
Artikel 113
Algemene eisen
(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)
Producten van oorsprong uit een van de begunstigde landen of gebieden komen voor de in artikel 59 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 bedoelde tariefpreferenties in aanmerking op vertoon van:
een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, afgegeven met gebruikmaking van het formulier in bijlage 22-10 of
in de in artikel 119, lid 1, bedoelde gevallen, een verklaring van de exporteur, waarvan de tekst in bijlage 22-13 is opgenomen, op een factuur, pakbon of een ander handelsdocument waarin de producten voldoende duidelijk zijn omschreven om ze te kunnen identificeren (hierna „factuurverklaring” genoemd).
Vak 7 van de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 of de factuurverklaringen bevat de vermelding „Autonomous trade measures” of „Mesures commerciales autonomes”.
Artikel 114
Procedure voor de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1
(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)
Producten van oorsprong in de zin van titel II, hoofdstuk 1, afdeling 2, onderafdeling 4 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 komen bij invoer in de Unie in aanmerking voor de in artikel 59 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 bedoelde tariefpreferenties, voor zover zij rechtstreeks naar de Unie zijn vervoerd in de zin van artikel 69 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446, op vertoon van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 dat door de douaneautoriteiten is afgegeven dan wel door andere bevoegde overheidsinstanties van een begunstigd land of gebied, op voorwaarde dat het begunstigde land of gebied:
de Commissie de bij artikel 124 van deze verordening vereiste informatie heeft verstrekt en
de Unie bijstand verleent door aan de douaneautoriteiten van de lidstaten de mogelijkheid te bieden de echtheid van het document of de juistheid van de inlichtingen omtrent de werkelijke oorsprong van de betrokken producten na te gaan.
De aanvragen voor certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 worden ten minste drie jaar vanaf het einde van het jaar waarin het certificaat inzake goederenverkeer is afgegeven door de bevoegde autoriteiten van het begunstigde land of gebied van uitvoer of de lidstaat bewaard.
De exporteur verbindt zich ertoe op verzoek van de bevoegde autoriteiten alle bijkomende bewijsstukken over te leggen die deze noodzakelijk achten om de juistheid na te gaan van de oorsprong van de producten die voor tariefpreferenties in aanmerking komen, en elke controle door deze autoriteiten van zijn boekhouding te aanvaarden, alsmede dat zij de omstandigheden onderzoeken waaronder deze producten zijn verkregen.
Artikel 115
Invoer in deelzendingen
(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)
Wanneer, op verzoek van de importeur en op de door de douaneautoriteiten van het land van invoer vastgestelde voorwaarden, niet-gemonteerde of gedemonteerde producten in de zin van algemene regel 2 a) voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem, vallende onder de afdelingen XVI of XVII of de posten 7308 of 9406 van het geharmoniseerde systeem, in deelzendingen worden ingevoerd, wordt één enkel bewijs van oorsprong bij de douaneautoriteiten ingediend bij de invoer van de eerste deelzending.
Artikel 116
Indiening van het bewijs van oorsprong
(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)
De bewijzen van oorsprong worden op de bij artikel 163 van het wetboek voorgeschreven wijze bij de douaneautoriteiten van de lidstaat van invoer ingediend. Deze autoriteiten kunnen een vertaling van het bewijs van oorsprong verlangen. Zij kunnen daarnaast eisen dat de invoeraangifte vergezeld gaat van een verklaring van de importeur dat de producten aan de voorwaarden voor de toepassing van deze onderafdeling voldoen.
Artikel 117
Afgifte achteraf van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1
(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)
In afwijking van artikel 114, lid 10, kan het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 bij wijze van uitzondering na de uitvoer van de goederen waarop het betrekking heeft, worden afgegeven indien aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:
het is op het moment van uitvoer niet afgegeven door een vergissing, onopzettelijk verzuim of bijzondere omstandigheden;
het is ten genoegen van de bevoegde overheidsinstanties aangetoond dat een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 is afgegeven, maar het is bij de invoer om technische redenen niet aanvaard.
Op achteraf afgegeven certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 moet een van de volgende vermeldingen worden aangebracht:
Artikel 118
Afgifte van een duplicaat van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1
(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)
Op het aldus afgegeven certificaat wordt een van de volgende vermeldingen aangebracht:
Artikel 119
Voorwaarden voor het opstellen van een factuurverklaring
(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)
De factuurverklaring kan worden opgesteld door:
een toegelaten exporteur van de Unie in de zin van artikel 120 van deze verordening;
iedere exporteur, voor elke zending bestaande uit een of meer colli die producten van oorsprong bevatten waarvan de totale waarde niet meer dan 6 000 EUR bedraagt, mits de in artikel 114, lid 1, van deze verordening bedoelde bijstand ook op deze procedure van toepassing is.
Voor de in lid 1, onder b), bedoelde gevallen is het gebruik van een factuurverklaring aan de volgende bijzondere voorwaarden onderworpen:
voor elke zending wordt een factuurverklaring opgesteld;
indien in het land van uitvoer al is gecontroleerd of de goederen die deel uitmaken van de zending aan de voorwaarden voldoen om als product van oorsprong te worden beschouwd, mag de exporteur in de factuurverklaring van deze controle melding maken.
Het bepaalde in de eerste alinea stelt de exporteur, in voorkomend geval, niet vrij van de vervulling van andere in de douane- of postwetgeving voorgeschreven formaliteiten.
Artikel 120
Toegelaten exporteur
(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)
Artikel 121
Geldigheid van het bewijs van oorsprong
(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)
Op verzoek van de importeur en op de door de douaneautoriteiten van de lidstaat van invoer gestelde voorwaarden mag één enkel bewijs van oorsprong bij de douaneautoriteiten worden ingediend bij de invoer van de eerste zending, wanneer de goederen aan de volgende voorwaarden voldoen:
zij worden ingevoerd in het kader van regelmatige en voortdurende handelsstromen die een aanzienlijke handelswaarde vertegenwoordigen;
zij vormen het voorwerp van eenzelfde koopcontract, waarbij de partijen in het land van uitvoer of in de Unie zijn gevestigd;
zij zijn ingedeeld onder dezelfde achtcijfercode van de gecombineerde nomenclatuur;
zij zijn van eenzelfde exporteur afkomstig, voor eenzelfde importeur bestemd en onderworpen aan invoerformaliteiten bij hetzelfde douanekantoor in de Unie.
Deze procedure is van toepassing op de door de bevoegde douaneautoriteiten vastgestelde hoeveelheden en gedurende een door deze autoriteiten vastgestelde periode. Die periode kan in geen geval langer dan drie maanden zijn.
Artikel 122
Vrijstellingen van het bewijs van oorsprong
(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)
Verder mag de totale waarde van de producten niet meer bedragen dan 500 EUR voor kleine zendingen of 1 200 EUR voor producten die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers.
Artikel 123
Verschillen en vormfouten
(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)
Geringe verschillen tussen de gegevens op een bewijs van oorsprong en de gegevens op de documenten die voor het vervullen van de invoerformaliteiten bij het douanekantoor worden ingediend, maken het bewijs van oorsprong niet automatisch nietig en ongeldig indien blijkt dat het document wel degelijk met de aangebrachte producten overeenstemt.
Kennelijke vormfouten, zoals typefouten op een bewijs van oorsprong, leiden er niet toe dat dit document wordt geweigerd indien deze fouten niet van dien aard zijn dat zij twijfel doen rijzen over de juistheid van de gegevens in dat document.
Artikel 124
Administratieve samenwerking
(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)
Artikel 125
Controle van de bewijzen van oorsprong
(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)
Indien de douaneautoriteiten van de lidstaat van invoer besluiten de in artikel 59 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 bedoelde tariefpreferenties in afwachting van de resultaten van de controle niet toe te kennen, bieden zij de importeur aan de producten vrij te geven onder voorbehoud van de noodzakelijk geachte conservatoire maatregelen.
Artikel 126
Ceuta en Melilla
(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)
HOOFDSTUK 3
Douanewaarde van goederen
Artikel 127
Algemene bepalingen
(Artikel 70, lid 3, onder d), van het wetboek)
Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden twee personen geacht te zijn verbonden indien aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:
zij zijn functionaris of directeur in de onderneming van de andere persoon;
zij worden door de wettelijke bepalingen erkend als in zaken verbonden;
zij zijn werkgever en werknemer;
een derde partij bezit, heeft zeggenschap over, of houdt direct of indirect 5 % of meer van het stemgerechtigde uitstaande kapitaal of de aandelen van beiden;
één van hen heeft direct of indirect zeggenschap over de ander;
een derde persoon heeft direct of indirect zeggenschap over beiden;
beiden hebben direct of indirect zeggenschap over een derde persoon;
zij behoren tot dezelfde familie.
Artikel 128
Transactiewaarde
(Artikel 70, lid 1, van het wetboek)
Artikel 129
Werkelijk betaalde of te betalen prijs
(Artikel 70, leden 1 en 2 van het wetboek)
De werkelijk betaalde of te betalen prijs in de zin van artikel 70, leden 1 en 2, van het wetboek, omvat alle betalingen die als voorwaarde voor de verkoop van de ingevoerde goederen door de koper aan een van de volgende personen zijn of moeten worden verricht:
de verkoper;
een derde partij ten behoeve van de verkoper;
een derde partij die verbonden is met de verkoper;
een derde partij wanneer de betaling aan die partij gedaan is om te voldoen aan de verplichting van de verkoper.
Betalingen kunnen door middel van kredietbrieven of verhandelbaar papier worden verricht en zowel direct als indirect geschieden.
Artikel 130
Kortingen
(Artikel 70, leden 1 en 2, van het wetboek)
Artikel 131
Gedeeltelijke levering
(Artikel 70, lid 1, van het wetboek)
Artikel 132
Prijsaanpassingen voor gebrekkige goederen
(Artikel 70, lid 1, van het wetboek)
Een aanpassing, door de verkoper ten gunste van de koper, van de werkelijk voor de goederen betaalde of te betalen prijs kan voor het bepalen van de douanewaarde overeenkomstig artikel 70, lid 1 van het wetboek in aanmerking worden genomen wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan:
de goederen vertoonden gebreken op het tijdstip van aanvaarding van de douaneaangifte voor het vrije verkeer;
de verkoper heeft de prijs aangepast om het gebrek te compenseren om zo te voldoen aan:
een contractuele verplichting die is aangegaan vóór de aanvaarding van de douaneaangifte;
een wettelijke verplichting die op de goederen van toepassing is.
▼M4 —————
Artikel 133
Beoordeling van de voorwaarden en prestaties
(Artikel 70, lid 3, onder b), van het wetboek)
Wanneer de verkoop of de prijs van ingevoerde goederen is onderworpen aan een voorwaarde of prestatie waarvan de waarde kan worden bepaald in verband met de te waarderen goederen, wordt deze waarde beschouwd als een deel van de werkelijk betaalde of te bepalen prijs, tenzij deze voorwaarden of prestaties verband houden met:
een activiteit zoals bedoeld in artikel 129, lid 2, van deze verordening;
een element van de douanewaarde krachtens artikel 71 van het wetboek.
Artikel 134
Transacties tussen verbonden personen
(Artikel 70, lid 3, onder d), van het wetboek)
De goederen worden echter in overeenstemming met artikel 70, lid 1, van het wetboek gewaardeerd wanneer de aangever aantoont dat de aangegeven transactiewaarde een van de volgende testwaarden, die op hetzelfde of nagenoeg hetzelfde tijdstip zijn bepaald, zeer dicht benadert:
de transactiewaarde van identieke of soortgelijke goederen bij verkopen tussen kopers en verkopers die in geen enkel bijzonder geval onderling verbonden zijn, voor uitvoer naar het douanegebied van de Unie;
de douanewaarde van identieke of soortgelijke goederen, zoals bepaald overeenkomstig artikel 74, lid 2, onder c), van het wetboek;
de douanewaarde van identieke of soortgelijke goederen, zoals bepaald overeenkomstig artikel 74, lid 2, onder d), van het wetboek.
Bij de vaststelling van de waarde van identieke of soortgelijke goederen zoals bedoeld in lid 2 wordt rekening gehouden met de volgende elementen:
aantoonbare verschillen in handelsniveaus;
hoeveelheidsniveaus;
de in artikel 71, lid 1, van het wetboek genoemde elementen;
de kosten die de verkoper bij verkopen aan een niet met hem verbonden koper draagt, wanneer hij die kosten bij verkopen aan een wel met hem verbonden koper niet draagt.
Artikel 135
Voor de productie van de ingevoerde goederen gebruikte goederen en diensten
(Artikel 71, lid 1, onder b), van het wetboek)
Wanneer deze goederen of diensten worden voortgebracht door de koper of door een met hem verbonden persoon, wordt de waarde ervan gevormd door de kosten van de voortbrenging.
Artikel 136
Royalty’s en licentierechten
(Artikel 71, lid 1, onder c), van het wetboek)
De royalty’s en licentierechten worden geacht te zijn betaald als voorwaarde voor de verkoop van de ingevoerde goederen, wanneer aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:
de verkoper of een met hem verbonden persoon verlangt deze betaling van de koper;
de betaling door de koper is gedaan om te voldoen aan de verplichting van de verkoper, in overeenstemming met contractuele verplichtingen;
de goederen kunnen niet worden verkocht aan of aangekocht door de koper zonder betaling van royalty’s of licentierechten aan een licentiegever.
Artikel 137
Plaats waar goederen het douanegebied van de Unie worden binnengebracht
(Artikel 71, lid 1, onder e), van het wetboek)
Voor de toepassing van artikel 71, lid 1, onder e), van het wetboek wordt verstaan onder de plaats waar goederen het douanegebied van de Unie worden binnengebracht:
voor over zee vervoerde goederen: de haven waar de goederen voor het eerst in het douanegebied van de Unie aankomen;
voor goederen die over zee worden vervoerd naar een van de Franse overzeese departementen die deel uitmaken van het douanegebied van de Unie en die rechtstreeks naar een ander deel van het douanegebied van de Unie worden vervoerd, of vice versa: de haven waarin de goederen het eerst aankomen in het douanegebied van de Unie, op voorwaarde dat zij daar worden gelost of overgeladen;
voor goederen die zonder overlading eerst over zee en daarna via de binnenwateren worden vervoerd: de eerste haven die voor de lossing in aanmerking komt;
voor goederen die per spoor, via binnenwateren of over de weg worden vervoerd: de plaats waar het douanekantoor van binnenkomst is gevestigd;
voor goederen die via andere wijzen van vervoer worden vervoerd: de plaats waar de grens van het douanegebied van de Unie wordt overschreden.
Wanneer niet is voldaan aan de in lid 1, onder b), en de leden 2 en 3 vermelde voorwaarden, wordt het volgende verstaan onder de plaats waar de goederen het douanegebied van de Unie worden binnengebracht:
voor over zee vervoerde goederen: de haven van lossing;
voor goederen die via ►M1 andere vervoerswijzen ◄ worden vervoerd: de in lid 1, onder c), d) of e), bedoelde plaats die is gelegen in dat deel van het douanegebied van de Unie waarvoor de goederen bestemd zijn.
Artikel 138
Vervoerskosten
(Artikel 71, lid 1, onder e), van het wetboek)
Artikel 139
Heffingen op postzendingen
(Artikel 70, lid 1, van het wetboek)
De portokosten tot de plaats van bestemming op met de post verzonden goederen dienen in de douanewaarde van deze goederen te worden opgenomen, met uitzondering van de bijkomende postale kosten, die eventueel in het douanegebied van de Unie worden geheven.
Artikel 140
Niet-aanvaarding van de aangegeven transactiewaarden
(Artikel 70, lid 1, van het wetboek)
Artikel 141
Douanewaarde van identieke of soortgelijke goederen
(Artikel 74, lid 2, onder a) en b), van het wetboek)
Wanneer een dergelijke verkoop niet voorhanden is, wordt de douanewaarde vastgesteld aan de hand van de transactiewaarde van identieke of soortgelijke goederen die op een verschillend handelsniveau of in verschillende hoeveelheden zijn verkocht. Deze transactiewaarde moet worden aangepast om rekening te houden met verschillen in handelsniveau en/of hoeveelheid.
Artikel 142
Aftrekmethode
(Artikel 74, lid 2, onder c), van het wetboek)
De volgende verkopen komen niet in aanmerking voor het vaststellen van de douanewaarde overeenkomstig artikel 74, lid 2, onder c), van het wetboek:
de verkoop van goederen op een ander handelsniveau dan het eerste handelsniveau na de invoer;
de verkoop aan verbonden personen;
de verkoop aan personen die, direct of indirect, gratis of tegen verminderde prijs, de goederen of diensten in artikel 71, lid 1, onder b), van het wetboek leveren om te worden gebruikt bij de productie en de verkoop voor uitvoer van de ingevoerde goederen;
de verkoop waarvan de hoeveelheden niet voldoende zijn om de eenheidsprijs vast te stellen.
Bij het vaststellen van de douanewaarde wordt het volgende afgetrokken van de in overeenstemming met de leden 1 tot en met 4 bedoelde eenheidsprijs:
hetzij de commissies die gewoonlijk worden betaald of overeengekomen, hetzij de gebruikelijke opslagen voor winst en algemene kosten (inclusief directe en indirecte kosten in verband met het verhandelen van de betrokken goederen) bij verkopen in het douanegebied van de Unie van ingevoerde goederen van dezelfde aard of met hetzelfde karakter, waaronder goederen worden verstaan van een groep of reeks van goederen die door een bepaalde industriesector worden geproduceerd;
de gebruikelijke kosten van vervoer en verzekering en aanverwante kosten, gemaakt in het douanegebied van de Unie;
rechten bij invoer en andere belastingen die in het douanegebied van de Unie moeten worden voldaan vanwege de invoer of de verkoop van de goederen.
Deze eenheidsprijzen mogen worden gebruikt om de douanewaarde vast te stellen van de ingevoerde goederen voor tijdvakken van 14 dagen. Elk tijdvak begint op een vrijdag.
De eenheidsprijzen worden als volgt berekend en medegedeeld:
na toepassing van de in lid 5 bedoelde aftrekken wordt een eenheidsprijs per 100 kg netto voor elke categorie goederen door de lidstaten aan de Commissie meegedeeld. De lidstaten mogen vaste bedragen vaststellen voor de in lid 5, onder b), bedoelde kosten die zij aan de Commissie meedelen;
het referentietijdvak voor de bepaling van de eenheidsprijzen is het voorafgaande tijdvak van 14 dagen dat eindigt op de donderdag voorafgaande aan de week waarin de nieuwe eenheidsprijzen moeten worden vastgesteld;
de lidstaten stellen de Commissie uiterlijk om 12.00 uur op de maandag van de week waarin zij door de Commissie worden bekendgemaakt in kennis van de eenheidsprijzen in euro. Wanneer die dag een feestdag is, geschiedt de mededeling op de voorafgaande werkdag. De eenheidsprijzen zijn slechts van toepassing indien deze kennisgeving door de Commissie bekend is gemaakt.
Artikel 143
Methode van de berekende waarde
(Artikel 74, lid 2, onder d), van het wetboek)
Artikel 144
Fall-backmethode
(Artikel 74, lid 3, van het wetboek)
Wanneer de douanewaarde niet met toepassing van lid 1 kan worden vastgesteld, worden andere passende methoden gebruikt. In dit geval wordt de douanewaarde niet vastgesteld op basis van een van de volgende zaken:
de verkoopprijs, in het douanegebied van de Unie, van goederen die in het douanegebied van de Unie zijn geproduceerd;
een stelsel waarbij de hoogste van de twee in aanmerking komende waarden voor de douanewaarde wordt gebruikt;
de prijs van goederen op de binnenlandse markt van het land van uitvoer;
de kosten van de productie, andere dan de berekende waarden die krachtens artikel 74, lid 2, onder d), van het wetboek voor identieke of soortgelijke goederen zijn vastgesteld;
prijzen voor uitvoer naar een derde land;
minimumdouanewaarden;
willekeurig vastgestelde of fictieve waarden.
Artikel 145
Bewijsstukken met betrekking tot de douanewaarde
(Artikel 163, lid 1, van het wetboek)
Als bewijsstuk is de factuur vereist die betrekking heeft op de aangegeven transactiewaarde.
Artikel 146
Valutaomrekening voor de vaststelling van de douanewaarde
(Artikel 53, lid 1, onder a), van het wetboek)
Overeenkomstig artikel 53, lid 1, onder a), van het wetboek worden de volgende wisselkoersen gebruikt voor de valutaomrekening om de douanewaarde vast te stellen:
de wisselkoers die de Europese Centrale Bank bekend heeft gemaakt voor de lidstaten die de euro als munt hebben;
de wisselkoers die bekend is gemaakt door de bevoegde nationale autoriteit of, wanneer de nationale autoriteit een particuliere bank heeft aangewezen om de wisselkoers bekend te maken, de koers die door deze particuliere bank bekend is gemaakt voor de lidstaten die de euro niet als munt hebben.
Wanneer op die dag geen wisselkoers bekend is gemaakt, geldt de meest recent gepubliceerde koers.
TITEL III
DOUANESCHULD EN ZEKERHEIDSTELLING
HOOFDSTUK 1
Zekerheidstelling voor een mogelijke of bestaande douaneschuld
Artikel 147
Elektronische systemen voor zekerheidstelling
(Artikel 16 van het wetboek)
Voor de uitwisseling en opslag van informatie over zekerheidstellingen die in meer dan één lidstaat kunnen worden gebruikt, wordt een elektronisch systeem gebruikt dat overeenkomstig artikel 16, lid 1, van het wetboek voor deze doeleinden is opgezet.
De eerste alinea van dit artikel is van toepassing met ingang van de datum van de uitrol van het DWU GUM-systeem zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU.
Artikel 148
Zekerheidstelling per aangifte voor een mogelijke douaneschuld
(Artikel 90, lid 1, tweede alinea, van het wetboek)
Artikel 149
Facultatieve zekerheidstelling
(Artikel 91 van het wetboek)
Wanneer de douaneautoriteiten besluiten een zekerheidstelling te verlangen die facultatief is, zijn de artikelen 150 tot en met 158 van deze verordening van toepassing.
Artikel 150
Zekerheidstelling in de vorm van een storting van contant geld
(Artikel 92, lid 1, onder a), van het wetboek)
Wanneer een zekerheid voor bijzondere regelingen of tijdelijke opslag wordt verlangd en in de vorm van een storting van contant geld als een zekerheid per aangifte wordt gesteld, wordt die zekerheid gesteld bij de douaneautoriteiten van de lidstaat waar de goederen onder de regeling of in tijdelijke opslag zijn geplaatst.
Wanneer een bijzondere regeling, anders dan de regeling bijzondere bestemming, is aangezuiverd of het toezicht op de bijzondere bestemming van goederen of de tijdelijke opslag regelmatig is beëindigd, wordt de zekerheid terugbetaald door de douaneautoriteit van de lidstaat waar zij werd gesteld.
Artikel 151
Zekerheidstelling in de vorm van een verbintenis van een borg
(Artikel 92, lid 1, onder b), en artikel 94 van het wetboek)
Artikel 152
Zekerheidstelling per aangifte in de vorm van een verbintenis van een borg
(Artikel 89 en artikel 92, lid 1, onder b), van het wetboek)
Artikel 153
Wederzijdse bijstand tussen douaneautoriteiten
(Artikel 92, lid 1, onder c), van het wetboek)
Wanneer een douaneschuld is ontstaan in een andere lidstaat dan de lidstaat die een zekerheid heeft aanvaard in één van de vormen zoals bedoeld in artikel 83, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 en die in meer dan één lidstaat kan worden gebruikt, draagt de lidstaat die de zekerheid heeft aanvaard aan de lidstaat waar de douaneschuld is ontstaan, op verzoek van laatstgenoemde, na het verstrijken van de betalingstermijn het bedrag van de invoer- of uitvoerrechten over binnen de grenzen van de aanvaarde zekerheid en van de niet-betaalde rechten.
Die overdracht geschiedt binnen een maand na ontvangst van het verzoek.
Artikel 154
Zekerheidsreferentienummer en toegangscode
(Artikel 89, lid 2, van het wetboek)
Wanneer een zekerheid per aangifte in meer dan één lidstaat kan worden gebruikt, verstrekt het douanekantoor van zekerheidstelling aan de persoon die de zekerheid heeft gesteld of, in het geval van een zekerheid met bewijs van zekerheidstelling, aan de borg de volgende gegevens:
een zekerheidsreferentienummer;
een toegangscode die betrekking heeft op het zekerheidsreferentienummer.
Wanneer een doorlopende zekerheid in meer dan één lidstaat kan worden gebruikt, verstrekt het douanekantoor van zekerheidstelling aan de persoon die de zekerheid heeft gesteld de volgende gegevens:
een zekerheidsreferentienummer voor elk deel van het te controleren referentiebedrag overeenkomstig artikel 157 van deze verordening;
een toegangscode die betrekking heeft op het zekerheidsreferentienummer.
Op verzoek van de persoon die de zekerheid heeft gesteld, wijst het douanekantoor van zekerheidstelling aan deze zekerheid één of meer aanvullende toegangscodes toe die door deze persoon of zijn vertegenwoordigers kunnen worden gebruikt.
Artikel 155
Referentiebedrag
(Artikel 90 van het wetboek)
Wanneer een doorlopende zekerheid moet worden gesteld voor invoer- of uitvoerrechten en andere heffingen waarvan het bedrag niet met zekerheid kan worden vastgesteld op het tijdstip waarop de zekerheidstelling wordt geëist of waarvan het bedrag in de tijd varieert, wordt het deel van het referentiebedrag dat deze rechten en heffingen dekt als volgt vastgesteld:
voor het deel dat de invoer- of uitvoerrechten en andere heffingen dekt die zijn ontstaan, komt het referentiebedrag overeen met het bedrag aan invoer- of uitvoerrechten en andere heffingen die verschuldigd worden;
voor het deel dat de invoer- of uitvoerrechten en andere heffingen dekt die kunnen ontstaan, komt het referentiebedrag overeen met het bedrag aan invoer- of uitvoerrechten en andere heffingen die in verband met elke douaneaangifte of aangifte tot tijdelijke opslag waarvoor de zekerheid wordt gesteld, verschuldigd kunnen worden in de periode tussen het plaatsen van de goederen onder de betrokken douaneregeling of in tijdelijke opslag en het tijdstip waarop deze regeling wordt aangezuiverd of het toezicht op de bijzondere bestemming van goederen of tijdelijke opslag is beëindigd.
Voor de toepassing van b) wordt rekening gehouden met de hoogste tarieven van invoer- of uitvoerrechten die op goederen van dezelfde soort van toepassing zijn en met de hoogste tarieven van andere heffingen die verschuldigd worden in verband met de invoer of uitvoer van goederen van dezelfde soort in de lidstaat van het douanekantoor van zekerheidstelling.
Wanneer het douanekantoor van zekerheidstelling niet beschikt over de gegevens die nodig zijn om overeenkomstig de eerste alinea het deel van het referentiebedrag vast te stellen, wordt dat bedrag op 10 000 EUR per aangifte vastgesteld.
Artikel 156
Toezicht op het referentiebedrag door de persoon die zekerheid moet stellen
(Artikel 89 van het wetboek)
De persoon die zekerheid moet stellen, zorgt ervoor dat het verschuldigde of mogelijk verschuldigde bedrag aan invoer- of uitvoerrechten en andere in verband met de invoer of uitvoer van goederen verschuldigde heffingen, wanneer deze door de zekerheid moeten worden gedekt, het referentiebedrag niet overschrijdt.
De persoon stelt het douanekantoor van zekerheidstelling in kennis wanneer het referentiebedrag niet langer voldoende is om zijn handelingen te dekken.
Artikel 157
Toezicht op het referentiebedrag door de douaneautoriteiten
(Artikel 89, lid 6, van het wetboek)
Artikel 158
Hoogte van de doorlopende zekerheid
(Artikel 95, leden 2 en 3, van het wetboek)
Artikel 159
Berekening voor de toepassing van gemeenschappelijk douanevervoer
(Artikel 89, lid 2, van het wetboek)
Voor de toepassing van de in artikel 148 en in artikel 155, lid 3, onder b), tweede alinea, van deze verordening bedoelde berekening worden in overeenstemming met de overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer ( 15 ) vervoerde Uniegoederen als niet-Uniegoederen behandeld.
Artikel 160
Zekerheidstelling per aangifte met bewijs van zekerheidstelling
(Artikel 92, lid 1, onder b), van het wetboek)
Het bewijs van deze verbintenis wordt opgesteld met behulp van het formulier in bijlage 32-02 en de bewijzen van zekerheidstelling worden opgesteld met behulp van het formulier in bijlage 32-06.
Elk bewijs van zekerheidstelling dekt een bedrag van 10 000 EUR waarvoor de borg aansprakelijk is.
De geldigheidsduur van een bewijs van zekerheidstelling is één jaar na de datum van afgifte.
Voor elk bewijs van zekerheidstelling deelt de borg aan de persoon die voornemens is als houder van de regeling op te treden, de volgende gegevens mee:
een zekerheidsreferentienummer;
een toegangscode die betrekking heeft op het zekerheidsreferentienummer.
De persoon die voornemens is als houder van de regeling op te treden, mag de toegangscode niet wijzigen.
Artikel 161
Intrekking en opzegging van een aangegane verbintenis bij zekerheidstelling per aangifte met bewijs van zekerheidstelling
(Artikel 92, lid 1, onder b), en artikel 94 van het wetboek)
De douaneautoriteit die verantwoordelijk is voor het betrokken douanekantoor van zekerheidstelling, voert in het elektronische systeem zoals bedoeld in artikel 273, lid 1, van deze verordening gegevens in met betrekking tot iedere intrekking of opzegging van een verbintenis die is aangegaan bij zekerheidstelling per aangifte met bewijs van zekerheidstelling, en de datum waarop deze van kracht wordt.
Vanaf de dag waarop de intrekking of opzegging van kracht wordt, kunnen eerder afgegeven bewijzen van zekerheidstelling per aangifte niet meer worden gebruikt om goederen onder de regeling Uniedouanevervoer te plaatsen.
Artikel 162
Doorlopende zekerheid
(Artikel 89, lid 5, en artikel 95 van het wetboek)
Artikel 163
Aansprakelijkheid van aansprakelijke organisaties bij TIR-operaties
(Artikel 226, lid 3, onder b), en artikel 227, lid 2, onder b), van het wetboek)
Voor de toepassing van artikel 8, leden 3 en 4, van de douaneovereenkomst inzake het internationale vervoer van goederen onder dekking van carnets TIR, met inbegrip van alle latere wijzigingen daarvan (TIR-overeenkomst), geldt dat wanneer een TIR-operatie in het douanegebied van de Unie plaatsvindt, elke in het douanegebied van de Unie gevestigde aansprakelijke organisatie aansprakelijk kan worden gesteld voor de betaling van het gewaarborgde bedrag voor de onder de TIR-operatie vervoerde betrokken goederen tot ten hoogste 100 000 EUR per TIR-carnet of een overeenkomstig bedrag berekend in een nationale munteenheid.
Artikel 164
Kennisgeving van niet-aanzuivering van een regeling aan aansprakelijke organisaties
(Artikel 226, lid 3, onder b) en c), en artikel 227, lid 2, onder b) en c), van het wetboek)
Een geldige kennisgeving van niet-aanzuivering van een regeling overeenkomstig de TIR-overeenkomst of de ATA-overeenkomst, of de overeenkomst van Istanbul, die de douaneautoriteiten van één lidstaat aan een aansprakelijke organisatie doen toekomen, geldt als een kennisgeving aan alle andere aansprakelijke organisaties in een andere lidstaat waarvan is vastgesteld dat deze aansprakelijk zijn voor de betaling van een bedrag aan invoer- of uitvoerrechten of andere heffingen.
HOOFDSTUK 2
Invordering, betaling, terugbetaling en kwijtschelding van het bedrag aan invoer- of uitvoerrechten
Artikel 165
Wederzijdse bijstand tussen douaneautoriteiten
(Artikel 101, lid 1, en artikel 102, lid 1, van het wetboek)
Wanneer een douaneschuld ontstaat, delen de douaneautoriteiten die bevoegd zijn voor de inning van het bedrag aan invoer- of uitvoerrechten dat overeenkomt met de douaneschuld, de overige betrokken douaneautoriteiten het volgende mee:
het feit dat een douaneschuld is ontstaan;
de maatregelen die zijn genomen om de verschuldigde bedragen bij de schuldenaar in te vorderen.
Artikel 166
Centralisatiekantoor voor ATA- of CPD-carnets
(Artikel 226, lid 3, onder c), van het wetboek)
Artikel 167
Invordering van andere heffingen in het kader van de regeling Uniedouanevervoer en bij het douanevervoer overeenkomstig de TIR-overeenkomst
(Artikel 226, lid 3, onder a) en b), van het wetboek)
Zodra de ontvangende autoriteiten het bewijs leveren dat zij deze bedragen hebben ingevorderd, betalen de verzendende autoriteiten de reeds ingevorderde andere heffingen terug of beëindigen zij de invorderingsprocedure.
Artikel 168
Kennisgeving van de invordering van rechten en andere heffingen onder de regeling Uniedouanevervoer en douanevervoer overeenkomstig de TIR-overeenkomst
(Artikel 226, lid 3, onder a), en b), van het wetboek)
Wanneer een douaneschuld ontstaat ten aanzien van goederen die onder de regeling Uniedouanevervoer of overeenkomstig de TIR-overeenkomst onder de regeling douanevervoer zijn geplaatst, stellen de voor de invordering bevoegde douaneautoriteiten het douanekantoor van vertrek in kennis van de invordering van de rechten en andere heffingen.
Artikel 169
Invordering van andere heffingen voor goederen die onder de regeling douanevervoer zijn geplaatst overeenkomstig de ATA-overeenkomst of de overeenkomst van Istanbul
(Artikel 226, lid 3, onder c), van het wetboek)
De ontvangende autoriteiten innen zo nodig bij de aansprakelijke organisatie waarmee zij verbonden zijn het bedrag aan verschuldigde rechten en heffingen volgens de tarieven van de lidstaat waarin deze autoriteiten zijn gevestigd.
Artikel 170
Invordering van andere heffingen voor goederen die onder de regeling tijdelijke invoer zijn geplaatst overeenkomstig de ATA-overeenkomst of de overeenkomst van Istanbul
(Artikel 226, lid 3, onder c), van het wetboek)
In geval van de invordering van andere heffingen voor goederen die onder de regeling tijdelijke invoer zijn geplaatst overeenkomstig de ATA-overeenkomst of de overeenkomst van Istanbul, is artikel 169 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 171
Betalingsvordering jegens een aansprakelijke organisatie in het kader van de regeling van de ATA-overeenkomst en de overeenkomst van Istanbul
(Artikel 98 van het wetboek)
Artikel 172
Aanvraag tot terugbetaling of kwijtschelding
(Artikel 22, lid 1, van het wetboek)
Aanvragen tot terugbetaling of kwijtschelding worden ingediend door de persoon die het bedrag aan invoer- of uitvoerrechten heeft voldaan of gehouden is dit te voldoen, of door eenieder die hem in zijn rechten en verplichtingen is opgevolgd.
Artikel 173
Aanbrenging van goederen als voorwaarde voor terugbetaling of kwijtschelding
(Artikel 116, lid 1, van het wetboek)
Voor terugbetaling of kwijtschelding is het aanbrengen van de goederen vereist. Wanneer de goederen niet bij de douaneautoriteiten kunnen worden aangebracht, gaat de beschikkingsbevoegde douaneautoriteit alleen over tot terugbetaling of kwijtschelding wanneer zij over bewijs beschikt dat de betrokken goederen de goederen zijn waarvoor om terugbetaling of kwijtschelding is verzocht.
Artikel 174
Beperking van de overbrenging van goederen
(Artikel 116, lid 1, van het wetboek)
Onverminderd artikel 176, lid 4, van deze verordening en totdat er over de aanvraag tot terugbetaling of kwijtschelding is beschikt, mogen de goederen waarvoor terugbetaling of kwijtschelding wordt gevraagd, niet naar een andere dan de in de aanvraag aangegeven plaats worden overgebracht, tenzij de aanvrager vooraf de in artikel 92, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 bedoelde douaneautoriteit informeert, die de beschikkingsbevoegde douaneautoriteit op de hoogte brengt.
Artikel 175
Wederzijdse bijstand tussen de douaneautoriteiten
(Artikel 22 en artikel 116, lid 1, van het wetboek)
Het verzoek om informatie dient vergezeld te gaan van de gegevens van de aanvraag en alle documenten die nodig zijn voor de douaneautoriteit van de lidstaat waar de goederen zich bevinden om de inlichtingen in te winnen of de gevraagde controles uit te voeren.
Binnen 30 dagen na de datum van ontvangst van het verzoek verkrijgt de douaneautoriteit van de lidstaat waar de goederen zich bevinden, de door de beschikkingsbevoegde douaneautoriteit gevraagde inlichtingen of verricht zij de door deze autoriteit gevraagde controles. Zij vult de verkregen resultaten in het relevante deel van het origineel van het in lid 1 bedoelde verzoek in en stuurt dat document naar de beschikkingsbevoegde douaneautoriteit terug, samen met alle in lid 1, tweede alinea, bedoelde documenten.
Wanneer de douaneautoriteit van de lidstaat waar de goederen zich bevinden, niet in staat is om de gevraagde inlichtingen te verkrijgen of de gevraagde controles te verrichten binnen de in de tweede alinea bedoelde termijn, stuurt zij het verzoek, na het van de passende aantekeningen te hebben voorzien, binnen 30 dagen na de datum van ontvangst van het verzoek terug.
Artikel 176
Vervulling van douaneformaliteiten
(Artikel 116, lid 1, van het wetboek)
Artikel 177
Formaliteiten in verband met de beschikking betreffende terugbetaling of kwijtschelding
(Artikel 116, lid 2, van het wetboek)
Artikel 178
Delen of onderdelen van een enkel artikel
(Artikel 116, lid 1, van het wetboek)
Wanneer de terugbetaling of kwijtschelding afhankelijk is van vernietiging van goederen, het afstaan van goederen aan de staat, plaatsing van goederen onder een bijzondere regeling of de regeling van uitvoer van goederen, maar de bijbehorende formaliteiten zijn alleen vervuld voor een of meer delen of onderdelen van deze goederen, bestaat het terug te betalen of kwijt te schelden bedrag uit het verschil tussen het bedrag aan invoer- of uitvoerrechten voor de goederen en het bedrag aan invoer- of uitvoerrechten dat op de resterende goederen zou zijn toegepast waarbij een douaneschuld zou zijn ontstaan, op de dag van plaatsing van die goederen.
Artikel 179
Resten en afval
(Artikel 116, lid 1, van het wetboek)
Wanneer de vernietiging van de goederen waartoe de beschikkingsbevoegde douaneautoriteit toestemming heeft verleend, resten of afvallen oplevert, dienen deze als niet-Uniegoederen te worden beschouwd zodra een beschikking tot terugbetaling of kwijtschelding is genomen.
Artikel 180
Uitvoer of vernietiging zonder douanetoezicht
(Artikel 116, lid 1, van het wetboek)
In de gevallen zoals bedoeld in artikel 116, lid 1, tweede alinea, artikel 118 of artikel 120 van het wetboek, geschiedt, de terugbetaling of kwijtschelding op basis van artikel 120 van het wetboek, wanneer de uitvoer of vernietiging niet onder toezicht van de douaneautoriteiten heeft plaatsgevonden, onder de volgende voorwaarden:
de aanvrager dient bij de beschikkingsbevoegde douaneautoriteit bewijs in aan de hand waarvan wordt vastgesteld of de goederen, waarvoor om terugbetaling of kwijtschelding wordt gevraagd, aan één van de volgende voorwaarden voldoen:
de goederen zijn uit het douanegebied van de Unie uitgevoerd;
de goederen zijn vernietigd onder toezicht van autoriteiten of personen die gemachtigd zijn om deze vernietiging officieel vast te stellen;
de aanvrager geeft de beschikkingsbevoegde douaneautoriteit ieder document terug dat de Uniestatus van de betreffende goederen bevestigt of informatie bevat die deze Uniestatus bevestigt, en onder dekking waarvan genoemde goederen eventueel het douanegebied van de Unie hebben verlaten, of hij legt alle bewijsstukken over die deze autoriteit noodzakelijk acht om zich ervan te vergewissen dat het betrokken document later niet meer gebruikt kan worden in verband met het binnenbrengen van goederen in het douanegebied van de Unie.
Als bewijs dat de goederen waarvoor om terugbetaling of kwijtschelding wordt gevraagd uit het douanegebied van de Unie zijn uitgevoerd, worden de volgende documenten overgelegd:
de bevestiging van de uitgang zoals bedoeld in artikel 334 van deze verordening;
het origineel of een eensluidend gewaarmerkte kopie van de douaneaangifte voor de regeling die tot de douaneschuld leidt;
waar nodig, handels- of administratieve documenten met een volledige beschrijving van de goederen die waren gevoegd bij de douaneaangifte voor de genoemde regeling of de douaneaangifte tot uitvoer uit het douanegebied van de Unie of de douaneaangifte van de goederen in het derde land van bestemming.
Als bewijs dat de goederen waarvoor om terugbetaling of kwijtschelding wordt gevraagd, zijn vernietigd onder toezicht van autoriteiten of personen die gemachtigd zijn om deze vernietiging officieel vast te stellen, wordt een van de volgende documenten overgelegd:
een proces-verbaal of de verklaring van vernietiging afgegeven door de autoriteiten onder wiens toezicht de vernietiging van de goederen heeft plaatsgevonden, of een eensluidend gewaarmerkte kopie daarvan;
een certificaat opgesteld door de persoon die gemachtigd is de vernietiging vast te stellen, en gegevens waaruit deze machtiging blijkt.
Deze documenten bevatten een nauwkeurige beschrijving van de vernietigde goederen zodat aan de hand van een vergelijking van de gegevens in de douaneaangifte voor een douaneregeling die tot de douaneschuld leidt en de bewijsstukken blijkt dat de vernietigde goederen dezelfde zijn als de goederen die onder de genoemde regeling waren geplaatst.
Artikel 181
Aan de Commissie te verstrekken informatie
(Artikel 121, lid 4, van het wetboek)
Voor elk van de in dit artikel bedoelde gevallen, dient de volgende informatie te worden verstrekt:
het referentienummer van de douaneaangifte of van het document waarin de schuld wordt meegedeeld;
de datum van de douaneaangifte of van het document waarin de schuld wordt meegedeeld;
de aard van de beschikking;
de rechtsgrondslag voor de beschikking;
het bedrag en de valuta;
de bijzonderheden van het geval (inclusief een korte uiteenzetting van de redenen waarom de douaneautoriteiten van oordeel zijn dat aan de voorwaarden voor kwijtschelding/terugbetaling van de desbetreffende rechtsgrondslag is voldaan).
TITEL IV
HET BINNENBRENGEN VAN GOEDEREN IN HET DOUANEGEBIED VAN DE UNIE
HOOFDSTUK 1
Summiere aangifte bij binnenbrengen
Artikel 182
Elektronisch systeem voor summiere aangiften bij binnenbrengen
(Artikel 16 van het wetboek)
Een overeenkomstig artikel 16, lid 1, van het wetboek opgezet elektronisch systeem wordt gebruikt voor:
de indiening, verwerking en opslag van gegevens van de summiere aangiften bij binnenbrengen en andere informatie over die aangiften, die betrekking hebben op de douanerisicoanalyse voor veiligheidsdoeleinden, inclusief ter ondersteuning van de veiligheid van de luchtvaart, en op de maatregelen die op basis van de resultaten van die analyse moeten worden genomen;
de uitwisseling van informatie over de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen en de resultaten van de risicoanalyse van de summiere aangiften bij binnenbrengen, over andere informatie die nodig is om die risicoanalyse uit te voeren en over maatregelen die zijn genomen op basis van risicoanalyse, inclusief aanbevelingen over de controleplaatsen en de resultaten van die controles;
de uitwisseling van informatie voor het toezicht op en de evaluatie van de uitvoering van de gemeenschappelijke veiligheidsrisicocriteria en -normen en van de controlemaatregelen en prioritaire controlegebieden bedoeld in artikel 46, lid 3, van het wetboek.
De ontwikkeling en de releasedatums van de gefaseerde uitrol van het systeem zijn opgenomen in het project DWU Invoercontrolesysteem 2 (ICS2) in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2151 van de Commissie ( 16 ).
Artikel 183
Indiening van een summiere aangifte bij binnenbrengen
(Artikel 127, leden 4, 5 en 6 van het wetboek)
Wanneer geen van de ontheffingen van de verplichting tot indiening van een summiere aangifte bij binnenbrengen in artikel 104 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van toepassing is, worden de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen voor goederen die door de lucht worden vervoerd, als volgt verstrekt:
luchtvervoerders dienen een volledige summiere aangifte bij binnenbrengen in via het in artikel 182, lid 2, bedoelde elektronische systeem tot de datum die is vastgesteld overeenkomstig de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2151 voor release 2 van het in artikel 182, lid 1, van deze verordening bedoelde elektronische systeem;
koeriersdiensten dienen het volgende in:
postaanbieders dienen de in artikel 106, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 bedoelde minimale gegevensset in voor zendingen met een lidstaat als eindbestemming via het in artikel 182, lid 1, van deze verordening bedoelde elektronische systeem, vanaf de datum die is vastgesteld overeenkomstig de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2151 voor release 1 van dat systeem;
door indiening van een of meer gegevenssets via het in artikel 182, lid 1, van deze verordening bedoelde elektronische systeem, vanaf de datum die is vastgesteld overeenkomstig de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2151 voor de uitrol van release 2 van dat systeem;
Wanneer geen van de ontheffingen van de verplichting tot indiening van een summiere aangifte bij binnenbrengen in artikel 104 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van toepassing is, worden de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen voor goederen die over zee, over de binnenwateren, over de weg of per spoor worden vervoerd, als volgt verstrekt:
door indiening van de volledige summiere aangifte bij binnenbrengen via het in artikel 182, lid 2, bedoelde elektronische systeem, tot de datum die is vastgesteld overeenkomstig de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2151 voor de uitrol van release 3 van het in artikel 182, lid 1, van deze verordening bedoelde elektronische systeem;
door indiening van een of meer gegevenssets via het in artikel 182, lid 1, van deze verordening bedoelde elektronische systeem, vanaf de datum die is vastgesteld overeenkomstig de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2151 voor de uitrol van release 3 van dat systeem.
Artikel 184
Verplichting te informeren ten aanzien van de verstrekking van gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen door andere personen dan de vervoerder
(Artikel 127, lid 6, van het wetboek)
Wanneer de geadresseerde die is vermeld op het cognossement als iemand die geen onderliggende cognossementen heeft, de vereiste gegevens niet ter beschikking stelt aan de persoon die het cognossement afgeeft, vermeldt deze persoon de identiteit van de geadresseerde in de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen.
In het geval van een gezamenlijke ladingovereenkomst voor goederen stelt de persoon die het cognossement afgeeft, de persoon met wie hij deze overeenkomst sluit in kennis van de afgifte van dit cognossement.
In het geval van een gezamenlijke ladingovereenkomst voor goederen stelt de persoon die de luchtvrachtbrief afgeeft, de persoon met wie hij deze overeenkomst sluit in kennis van de afgifte van deze luchtvrachtbrief.
In het geval van een gezamenlijke ladingovereenkomst voor goederen stelt de persoon die de vrachtbrief afgeeft, de persoon met wie hij die overeenkomst heeft gesloten, in kennis van de afgifte van de vrachtbrief.
Artikel 185
Registratie van de summiere aangifte bij binnenbrengen
(Artikel 127, lid 1, van het wetboek)
Vanaf de datum die is vastgesteld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2151 als startdatum van de uitroltermijn van release 1 van het in artikel 182, lid 1, van deze verordening bedoelde elektronische systeem, wanneer de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen worden verstrekt door de indiening van ten minste de in artikel 106, leden 2 en 2 bis, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 bedoelde minimale gegevensset of door de indiening van meer dan één gegevensset:
registreren de douaneautoriteiten na ontvangst elke indiening van gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen;
stellen zij de persoon die de gegevensset heeft ingediend onmiddellijk van de registratie in kennis en
delen zij deze persoon de MRN mee van elke indiening, evenals de datum van registratie van elke indiening.
De douaneautoriteiten stellen de vervoerder onmiddellijk in kennis van de registratie, op voorwaarde dat de vervoerder heeft gevraagd in kennis te worden gesteld en toegang heeft tot de elektronische systemen zoals bedoeld in artikel 182 van deze verordening, in elk van de volgende gevallen:
wanneer de summiere aangifte bij binnenbrengen wordt ingediend door een persoon zoals bedoeld in artikel 127, lid 4, tweede alinea, van het wetboek;
wanneer gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen worden verstrekt in overeenstemming met artikel 127, lid 6, van het wetboek.
Artikel 186
Risicoanalyse en controles met betrekking tot de summiere aangiften bij binnenbrengen
(Artikel 46, leden 3 en 5, artikel 47, lid 2, en artikel 128 van het wetboek)
Onverminderd de eerste alinea wordt zo snel mogelijk na ontvangst van de minimale gegevensset van de summiere aangifte bij binnenbrengen als bedoeld in artikel 106, leden 2 en 2 bis, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 een eerste risicoanalyse uitgevoerd betreffende goederen die door de lucht in het douanegebied van de Unie worden gebracht.
Het douanekantoor van eerste binnenkomst voltooit de hoofdzakelijk voor veiligheidsdoeleinden verrichte risicoanalyse na de volgende uitwisseling van informatie via het in artikel 182, lid 1, bedoelde systeem:
Het douanekantoor van eerste binnenkomst stelt onmiddellijk na registratie de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen beschikbaar aan de douaneautoriteiten van de lidstaten die in deze gegevens zijn vermeld en aan de douaneautoriteiten van de andere lidstaten die in het systeem informatie hebben opgenomen over veiligheidsrisico’s die in overeenstemming zijn met de gegevens van die summiere aangifte bij binnenbrengen.
Binnen de in de artikelen 105 tot en met 109 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 vastgestelde termijnen, verrichten de onder a) van dit lid bedoelde douaneautoriteiten van de lidstaten een risicoanalyse hoofdzakelijk voor veiligheidsdoeleinden en indien zij een risico vaststellen, stellen zij de resultaten beschikbaar aan het douanekantoor van eerste binnenkomst.
Het douanekantoor van eerste binnenkomst houdt rekening met de informatie over de resultaten van de risicoanalyse die is verstrekt door de onder a) bedoelde douaneautoriteiten van de lidstaten, om de risicoanalyse te voltooien.
Het douanekantoor van eerste binnenkomst stelt de resultaten van de voltooide risicoanalyse beschikbaar aan de douaneautoriteiten van de lidstaten die aan de risicoanalyse hebben bijgedragen en aan diegenen die mogelijk betrokken zijn bij de overbrenging van de goederen.
Het douanekantoor van eerste binnenkomst stelt de volgende personen in kennis van de voltooiing van de risicoanalyse, op voorwaarde dat zij hebben gevraagd in kennis te worden gesteld en toegang hebben tot het elektronische systeem als bedoeld in artikel 182, lid 1:
de aangever of zijn of haar vertegenwoordiger;
de vervoerder, indien dit niet de aangever of zijn of haar vertegenwoordiger is.
Daartoe verzoekt het douanekantoor van eerste binnenkomst de indiener van de summiere aangifte bij binnenbrengen om deze informatie, of, indien van toepassing, de persoon die de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen heeft ingediend. Wanneer deze persoon niet de vervoerder is, stelt het douanekantoor van eerste binnenkomst de vervoerder in kennis, op voorwaarde dat de vervoerder heeft gevraagd in kennis te worden gesteld en toegang heeft tot het elektronische systeem zoals bedoeld in artikel 182, lid 1.
Het douanekantoor van eerste binnenkomst stelt de volgende personen in kennis, op voorwaarde dat zij toegang hebben tot het elektronische systeem als bedoeld in artikel 182, lid 1, van deze verordening:
de aangever of zijn of haar vertegenwoordiger;
de vervoerder, indien dit niet de aangever of zijn of haar vertegenwoordiger is.
Na deze kennisgeving verstrekt de indiener van de summiere aangifte bij binnenbrengen of, indien van toepassing, de persoon die de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen heeft ingediend, het douanekantoor van eerste binnenkomst de resultaten van die screening en alle andere bijbehorende relevante informatie. De risicoanalyse wordt pas voltooid nadat deze informatie is verstrekt.
Het douanekantoor van eerste binnenkomst stelt de volgende personen in kennis, op voorwaarde dat zij toegang hebben tot het elektronische systeem als bedoeld in artikel 182, lid 1, van deze verordening:
de aangever of zijn of haar vertegenwoordiger;
de vervoerder, indien dit niet de aangever of zijn of haar vertegenwoordiger is.
Die kennisgeving geschiedt onmiddellijk na de ontdekking van het desbetreffende risico en, in geval van in containers vervoerde goederen die over zee worden gebracht, als bedoeld in artikel 105, onder a), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446, uiterlijk 24 uur na ontvangst van de summiere aangifte bij binnenbrengen of, indien van toepassing, van de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen door de vervoerder.
Het douanekantoor van eerste binnenkomst stelt tevens onmiddellijk de douaneautoriteiten van alle lidstaten van die kennisgeving in kennis en stelt de relevante gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen aan hen beschikbaar.
Het douanekantoor dat bevoegd is voor de plaats die is aanbevolen als de meest geschikte plaats voor de controle, besluit over de controle en stelt de resultaten van dat besluit via het in artikel 182, lid 1, bedoelde elektronische systeem beschikbaar aan alle douanekantoren die mogelijk bij de overbrenging van de goederen zijn betrokken, ten laatste op het moment van het aanbrengen van de goederen bij het douanekantoor van eerste binnenkomst.
De risicoanalyse wordt ook uitgevoerd als de gegevens van de summiere aangifte voor binnenbrengen in overeenstemming met artikel 129 van het wetboek zijn gewijzigd. In dat geval wordt, onverminderd de in de derde alinea van lid 5 van dit artikel neergelegde termijn voor in containers vervoerde goederen die over zee worden gebracht, de risicoanalyse onmiddellijk na ontvangst van de gegevens voltooid, tenzij een risico wordt vastgesteld of een aanvullende risicoanalyse moet worden uitgevoerd.
Artikel 187
Overgangsbepalingen voor risicoanalyse
(Artikel 128 van het wetboek)
Wanneer een vaartuig of luchtvaartuig meer dan één haven of luchthaven aandoet in het douanegebied van de Unie, is het volgende van toepassing, op voorwaarde dat het zich tussen deze havens verplaatst zonder een haven of luchthaven buiten het douanegebied van de Unie aan te doen:
voor alle goederen die door het betreffende vaartuig of luchtvaartuig worden vervoerd, wordt een summiere aangifte bij binnenbrengen ingediend bij de eerste EU-haven of -luchthaven. De douaneautoriteiten van die haven of luchthaven voeren de risicoanalyse voor veiligheidsdoeleinden uit voor alle door het betreffende vaartuig of luchtvaartuig vervoerde goederen. Er kunnen aanvullende risicoanalyses voor die goederen worden uitgevoerd in de haven of luchthaven waar zij worden gelost;
in het geval van zendingen die een zodanige bedreiging vormen dat een onmiddellijk optreden is vereist, neemt het douanekantoor van de eerste haven of luchthaven van binnenkomst in de Unie verbodsmaatregelen en geeft het in ieder geval de resultaten van de risicoanalyse door aan de volgende havens of luchthavens;
bij de volgende havens of luchthavens in het douanegebied van de Unie is artikel 145 van het wetboek van toepassing op goederen die in die haven of luchthaven bij de douane worden aangebracht.
Artikel 188
Wijziging en ongeldigmaking van een summiere aangifte bij binnenbrengen
(Artikel 129, lid 1, van het wetboek)
Wanneer verschillende personen verzoeken om een wijziging of een ongeldigmaking van de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen, mogen elk van deze personen alleen verzoeken om een wijziging of ongeldigmaking van de gegevens die zij zelf hebben ingediend.
Wanneer de wijzigingen of de ongeldigmaking van de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen worden ingediend door een andere persoon dan de vervoerder, stellen de douaneautoriteiten ook de vervoerder in kennis, op voorwaarde dat de vervoerder heeft gevraagd in kennis te worden gesteld en toegang heeft tot het elektronische systeem zoals bedoeld in artikel 182, lid 1.
HOOFDSTUK 2
Aankomst van goederen
Artikel 189
Uitwijking van een zeeschip of luchtvaartuig dat het douanegebied van de Unie binnenkomt
(Artikel 133 van het wetboek)
De eerste alinea van dit artikel is niet van toepassing wanneer de goederen in overeenstemming met artikel 141 van het wetboek onder de regeling douanevervoer het douanegebied van de Unie zijn binnengebracht.
Artikel 190
Aanbrengen van goederen bij de douane
(Artikel 139 van het wetboek)
De douaneautoriteiten kunnen het gebruik van haven- of luchthavensystemen of andere beschikbare informatiemethoden voor het aanbrengen van goederen bij de douane toestaan.
Artikel 191
Raadplegingsprocedure tussen de douaneautoriteiten voorafgaand aan het verlenen van een vergunning voor opslagruimten voor tijdelijke opslag
(Artikel 22 van het wetboek)
Vóór de afgifte van de vergunning dient de beschikkingsbevoegde douaneautoriteit toestemming te verkrijgen van de geraadpleegde douaneautoriteiten.
Wanneer de bezwaren binnen deze termijn kenbaar worden gemaakt en er binnen 60 dagen na de datum waarop de ontwerpvergunning was meegedeeld, geen overeenstemming wordt bereikt tussen de geraadpleegde en raadplegende autoriteiten, wordt de vergunning alleen verleend voor het deel van de aanvraag waarop de bezwaren geen betrekking hadden.
Indien de geraadpleegde douaneautoriteiten geen bezwaren uiten binnen de termijn, worden zij geacht hun instemming te hebben gegeven.
Artikel 192
Wanneer een douaneaangifte wordt ingediend vóór de verwachte aanbrenging van de goederen bij de douane in overeenstemming met artikel 171 van het wetboek, kunnen de douaneautoriteiten deze aangifte als een aangifte tot tijdelijke opslag beschouwen.
Artikel 193
Overbrenging van goederen in tijdelijke opslag
(Artikel 148, lid 5, van het wetboek)
Wanneer de overbrenging plaatsvindt tussen opslagruimten voor tijdelijke opslag die onder de verantwoordelijkheid van verschillende douaneautoriteiten vallen, stelt de houder van de vergunning voor het beheer van de opslagruimten voor tijdelijke opslag vanwaaruit de goederen worden overgebracht:
de douaneautoriteit die belast is met het toezicht op de opslagruimte voor tijdelijke opslag vanwaaruit de goederen zullen worden overgebracht, in kennis van de beoogde overbrenging op de in de vergunning vastgestelde wijze alsook, bij aankomst van de goederen in de opslagruimten voor tijdelijke opslag van bestemming, van de voltooiing van de overbrenging op de in de vergunning vastgestelde wijze;
de houder van de vergunning voor de ruimten waarnaar de goederen zijn overgebracht, ervan in kennis dat de goederen zijn verzonden.
Wanneer de overbrenging plaatsvindt tussen opslagruimten voor tijdelijke opslag die onder de verantwoordelijkheid van verschillende douaneautoriteiten vallen, stelt de houder van de vergunning voor de ruimten waarnaar de goederen worden overgebracht:
de douaneautoriteiten die verantwoordelijk zijn voor deze ruimten, in kennis van de aankomst van de goederen, en
bij aankomst van de goederen in de opslagruimten voor tijdelijke opslag van bestemming, de houder van de vergunning van de opslagruimten voor tijdelijke opslag van vertrek daarvan in kennis.
TITEL V
ALGEMENE VOORSCHRIFTEN BETREFFENDE DOUANESTATUS, PLAATSING VAN GOEDEREN ONDER EEN DOUANEREGELING, VERIFICATIE, VRIJGAVE EN VERWIJDERING VAN GOEDEREN
HOOFDSTUK 1
Douanestatus van goederen
Artikel 194
Elektronisch systeem voor het bewijs van de douanestatus van Uniegoederen
(Artikel 16, lid 1, van het wetboek)
Voor de uitwisseling en de opslag van informatie over het bewijs van de douanestatus van Uniegoederen, zoals bedoeld in artikel 199, lid 1, onder b) en c), van deze verordening wordt een elektronisch systeem gebruikt dat is opgezet overeenkomstig artikel 16, lid 1, van het wetboek. Voor de uitwisseling van informatie over het bewijs van de douanestatus van Uniegoederen wordt een op EU-niveau geharmoniseerde interface voor bedrijven gebruikt die in onderling overleg door de Commissie en de lidstaten is ontworpen.
De eerste alinea van dit artikel is van toepassing vanaf de uitroldatum van het DWU Bewijs van Uniestatus-systeem zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU.
Artikel 195
Raadpleging van de bij de lijndienst betrokken lidstaten
(Artikel 22 van het wetboek)
Vóór de verlening van een vergunning zoals bedoeld in artikel 120 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 en na te hebben onderzocht of aan de in artikel 120, lid 2, van die gedelegeerde verordening vastgestelde voorwaarden voor de verlening van de vergunning is voldaan, raadpleegt de beschikkingsbevoegde douaneautoriteit de douaneautoriteiten van de bij de lijndienst bij toepassing van artikel 119, lid 2, onder b), van die gedelegeerde verordening betrokken lidstaten, alsmede de douaneautoriteiten van andere lidstaten waarvoor de aanvrager aangeeft plannen te hebben voor toekomstige lijndiensten, of voldaan wordt aan de voorwaarde van artikel 120, lid 2, onder b), van die gedelegeerde verordening.
De raadplegingstermijn bedraagt 15 dagen, te rekenen vanaf de datum van de mededeling door de douaneautoriteit die bevoegd is om te beschikken op de voorwaarden en criteria die door de geraadpleegde douaneautoriteiten moeten worden onderzocht.
Artikel 196
Registratie van vaartuigen en havens
(Artikel 22 van het wetboek)
In afwijking van de termijn neergelegd in artikel 10, eerste alinea, van deze verordening, maakt een douaneautoriteit de informatie die aan haar is verstrekt overeenkomstig artikel 121, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 openbaar via het in artikel 10 genoemde systeem, binnen één werkdag nadat deze informatie aan haar is verstrekt.
Tot de datum waarop het systeem DWU Douanebeschikkingen zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU wordt uitgerold, wordt de in de eerste alinea bedoelde informatie beschikbaar gesteld via het elektronische informatie- en communicatiesysteem voor lijndiensten.
Deze informatie is toegankelijk voor de autoriteiten die betrokken zijn bij de lijndienst waarvoor vergunning is verleend.
Artikel 197
Onvoorziene omstandigheden tijdens het vervoer in het kader van een lijndienst
(Artikel 155, lid 2, van het wetboek)
Wanneer een vaartuig dat geregistreerd is voor een lijndienst, als gevolg van onvoorziene omstandigheden goederen op zee overlaadt dan wel een haven buiten het douanegebied van de Unie, een haven die geen deel uitmaakt van de lijndienst of een vrije zone in een EU-haven aandoet of daar goederen lost of laadt, brengt de scheepvaartmaatschappij onverwijld de douaneautoriteiten van de volgende EU-havens die worden aangedaan, inclusief de autoriteiten langs de voorgenomen route van dat vaartuig, op de hoogte.
De datum waarop het vaartuig zijn activiteiten in de lijndienst hervat, wordt vooraf aan deze douaneautoriteiten meegedeeld.
Artikel 198
Verificatie van de voorwaarden voor lijndiensten
(Artikel 153 van het wetboek)
Deze autoriteiten treffen de nodige maatregelen. Totdat het systeem DWU Douanebeschikkingen zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU is uitgerold, wordt in plaats van het systeem zoals bedoeld in artikel 10 van deze verordening het elektronische informatie- en communicatiesysteem voor lijndiensten gebruikt.
Artikel 199
Bewijs van de douanestatus van Uniegoederen
(Artikel 153, lid 2, van het wetboek)
De volgende middelen dienen, naargelang het geval, te worden gebruikt om aan te tonen dat de goederen de douanestatus van Uniegoederen hebben:
de gegevens van de douaneaangifte van goederen die onder de regeling intern douanevervoer zijn geplaatst. In dat geval is artikel 119, lid 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 niet van toepassing;
in artikel 205 van deze verordening bedoelde T2L- of T2LF-gegevens;
het in artikel 206 van deze verordening bedoelde douanemanifest;
de in artikel 211 van deze verordening bedoelde factuur of het vervoersdocument;
het in artikel 213 van deze verordening bedoelde visserijlogboek, de aangifte van aanlanding, de aangifte van overlading en het volgsysteem voor vaartuigen, in voorkomend geval;
de in artikelen 207 tot en met 210 van deze verordening bedoelde bewijsmiddelen;
de in de artikelen 21, 26 en 34 van Richtlijn 2008/118/EG van de Raad ( 18 ) bedoelde gegevens van de accijnsaangifte;
het in artikel 290 van deze verordening bedoelde etiket.
Wanneer de in lid 1 bedoelde bewijsmiddelen worden gebruikt voor goederen met de douanestatus van Uniegoederen waarbij de verpakking niet de douanestatus van Uniegoederen heeft, bevat dit bewijsmiddel de volgende vermelding:
“N-verpakkingen — 98200”.
Wanneer in naar behoren gemotiveerde gevallen de in lid 1, punten b), c), en d) bedoelde bewijsmiddelen achteraf zijn afgegeven, bevatten zij de volgende vermelding:
“Achteraf afgegeven — 99210”.
De in de eerste alinea bedoelde bewijsmiddelen mogen alleen achteraf worden afgegeven vóór het verstrijken van de in artikel 103 van het wetboek vastgestelde termijnen voor de mededeling van de douaneschuld.
Artikel 200
Visering, registratie en gebruik van bepaalde bewijsmiddelen van de douanestatus van Uniegoederen
(Artikel 153, lid 2, van het wetboek)
Artikel 200 bis
Afgifte van bewijsmiddelen door een toegelaten afgever
(Artikel 153, lid 2, van het wetboek)
Artikel 201
Visering van een factuur
(Artikel 153, lid 2, van het wetboek)
Tot de datum waarop het systeem DWU Bewijs van Uniestatus zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU wordt uitgerold, wordt — indien de totale waarde van de Uniegoederen meer dan 15 000 EUR bedraagt — de factuur of het vervoersdocument zoals bedoeld in artikel 199, lid 3 van deze verordening, naar behoren ingevuld en ondertekend door de betrokkene, door het bevoegde douanekantoor geviseerd.
Artikel 202
Visering van T2L- of T2LF-documenten
(Artikel 153, lid 2, van het wetboek)
Tot de datum waarop het systeem DWU Bewijs van Uniestatus zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU wordt uitgerold, viseert het bevoegde douanekantoor, indien lidstaten hebben bepaald dat er andere middelen dan elektronischegegevensverwerkingstechnieken kunnen worden gebruikt, de T2L- of T2LF-documenten en, in voorkomend geval, de gebruikte aanvullende formulieren of ladingslijsten.
Artikel 203
Visering van het scheepvaartmanifest
(Artikel 153, lid 2, van het wetboek)
Tot de datum waarop het systeem DWU Bewijs van Uniestatus zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU wordt uitgerold, wordt op verzoek van de scheepvaartmaatschappij het door haar naar behoren ingevulde en ondertekende manifest door het bevoegde douanekantoor geviseerd.
Artikel 204
Toestemming „day-after”-manifest
(Artikel 153, lid 2, van het wetboek)
Tot de datum waarop het systeem DWU Bewijs van Uniestatus zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU wordt uitgerold, kunnen de douaneautoriteiten toestaan dat het in artikel 199, lid 2, bedoelde manifest aan de hand waarvan de douanestatus van Uniegoederen wordt aangetoond, uiterlijk op de dag na het vertrek van het vaartuig wordt opgesteld. Het manifest dient echter altijd te worden opgesteld vóór de aankomst van het vaartuig in de haven van bestemming.
Artikel 205
Bewijs van de douanestatus van Uniegoederen in de vorm van T2L- of T2LF-gegevens
(Artikel 153, lid 2, van het wetboek)
Wanneer de T2L- of T2LF-gegevens slechts voor een deel van de goederen worden gebruikt wanneer zij voor het eerst worden aangebracht om hun douanestatus als Uniegoederen vast te stellen, wordt voor het resterende deel van de goederen een nieuw bewijsmiddel vastgesteld overeenkomstig artikel 200 van deze verordening en artikel 128 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446.
Artikel 206
Bewijs van de douanestatus van Uniegoederen in de vorm van een douanemanifest
(Artikel 153, lid 2, van het wetboek)
Er kan uitsluitend een MRN aan een dergelijk manifest worden toegewezen wanneer het betrekking heeft op goederen met de douanestatus van Uniegoederen of goederen die op een vaartuig in een EU-haven worden geladen.
Artikel 207
Bewijs van de douanestatus van Uniegoederen op ATA- of TIR-carnets of formulieren 302
(Artikel 6, lid 3, en artikel 153, lid 2, van het wetboek)
In geval van een elektronisch NAVO-formulier 302 of een elektronisch EU-formulier 302 kan de houder van de regeling ook een van deze codes opnemen in de gegevens van het formulier 302. In dat geval verricht het kantoor van vertrek de waarmerking in elektronische vorm.
Artikel 208
Bewijs van de douanestatus van Uniegoederen voor gemotoriseerde wegvoertuigen
(Artikel 153, lid 2, van het wetboek)
Artikel 209
Bewijs van de douanestatus van Uniegoederen voor verpakkingen
(Artikel 153, lid 2, van het wetboek)
Artikel 210
Bewijs van de douanestatus van Uniegoederen voor goederen in de bagage van een passagier
(Artikel 153, lid 2, van het wetboek)
In geval van goederen in de bagage van een passagier die niet voor commerciële doeleinden zijn bestemd en tijdelijk het douanegebied van de Unie hebben verlaten en opnieuw zijn binnengekomen, wordt de douanestatus van Uniegoederen geacht te zijn bewezen wanneer de passagier aangeeft dat zij de douanestatus van Uniegoederen hebben en er geen twijfel bestaat over de juistheid van de aangifte.
Artikel 211
Het bewijs van de douanestatus van Uniegoederen voor goederen waarvan de waarde niet meer dan 15 000 EUR bedraagt
(Artikel 153, lid 2, van het wetboek)
In geval van goederen met de douanestatus van Uniegoederen waarvan de waarde niet meer dan 15 000 EUR bedraagt, kan de douanestatus van Uniegoederen worden bewezen door het overleggen van de factuur die of het vervoersdocument dat betrekking heeft op de goederen, op voorwaarde dat deze factuur of dit vervoersdocument alleen betrekking heeft op goederen die de douanestatus van Uniegoederen hebben.
Artikel 212
Verificatie van bewijsmiddelen en administratieve bijstand
(Artikel 153, lid 2, van het wetboek)
De douaneautoriteiten van de lidstaten verlenen elkaar bijstand bij het controleren van de echtheid en de juistheid van de in artikel 199 van deze verordening bedoelde bewijsmiddelen en bij het verifiëren of de informatie en documenten die overeenkomstig het bepaalde in deze titel en de artikelen 123 tot en met 133 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 zijn verstrekt, juist zijn en of de procedures die zijn aangewend om de douanestatus van de Uniegoederen aan te tonen, correct zijn toegepast.
Artikel 213
Bewijs van de douanestatus van Uniegoederen voor producten van de zeevisserij en uit deze producten verkregen goederen
(Artikel 153, lid 2, van het wetboek)
Wanneer producten en goederen als bedoeld in artikel 119, lid 1, onder d) en e), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 overeenkomstig artikel 129 van deze gedelegeerde verordening het douanegebied van de Unie worden binnengebracht, wordt de douanestatus van Uniegoederen bewezen door het overleggen van een visserijlogboek, de aangifte van aanlanding, de aangifte van overlading en het volgsysteem voor vaartuigen, naargelang het geval, zoals vereist in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad ( 19 ).
Desalniettemin kan de douaneautoriteit die verantwoordelijk is voor de EU-haven van lossing waarnaar deze producten en goederen rechtstreeks worden vervoerd door het EU-vissersvaartuig waarmee de producten zijn gevangen en dat, indien van toepassing, de producten heeft verwerkt, de douanestatus van Uniegoederen in een van de volgende gevallen bewezen achten:
er bestaat geen twijfel over de status van de producten en/of goederen;
het vissersvaartuig heeft een totale lengte van minder dan 10 meter.
Artikel 214
Producten van de zeevisserij en uit deze producten verkregen goederen die zijn overgeladen en vervoerd via een land of gebied dat geen deel uitmaakt van het douanegebied van de Unie
(Artikel 153, lid 2, van het wetboek)
Artikel 215
Bewijs van de douanestatus van Uniegoederen voor producten van de zeevisserij en andere producten, gewonnen of gevangen binnen het douanegebied van de Unie door schepen die de vlag van een derde land voeren
(Artikel 153, lid 2, van het wetboek)
Voor producten van de zeevisserij en andere producten, gewonnen of gevangen binnen het douanegebied van de Unie door schepen die de vlag van een derde land voeren, dient het bewijs van de douanestatus van Uniegoederen te worden geleverd met behulp van het visserijlogboek of een van de andere in artikel 199 van deze verordening bedoelde middelen.
HOOFDSTUK 2
Plaatsing van goederen onder een douaneregeling
Artikel 216
Elektronisch systeem voor het plaatsen van goederen onder een douaneregeling
(Artikel 16, lid 1, van het wetboek)
Voor de verwerking en uitwisseling van informatie in verband met het plaatsen van goederen onder een douaneregeling wordt een elektronisch systeem gebruikt dat overeenkomstig artikel 16, lid 1, van het wetboek voor deze doeleinden is opgezet.
De eerste alinea van dit artikel is van toepassing met ingang van de respectieve datums waarop de upgrade van de nationale invoersystemen plaatsvindt en de systemen DWU Bijzondere regelingen en DWU AES zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU worden uitgerold.
Artikel 217
Afgifte van ontvangst voor mondelinge aangiften
(Artikel 158, lid 2, van het wetboek)
Wanneer een douaneaangifte mondeling wordt gedaan in overeenstemming met artikel 135 of 137 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 voor goederen die aan rechten bij invoer of uitvoer of andere heffingen zijn onderworpen, geven de douaneautoriteiten een ontvangstbewijs af aan de betrokkene tegen betaling van het voor dat recht of die heffingen verschuldigde bedrag.
Dit ontvangstbewijs bevat ten minste de volgende gegevens:
een omschrijving van de goederen die voldoende nauwkeurig is om de goederen te kunnen identificeren;
de factuurwaarde of, indien deze niet beschikbaar is, de hoeveelheid van de goederen;
het bedrag van de rechten en andere geïnde heffingen;
de datum waarop het is afgegeven;
de naam van de autoriteit die het heeft afgegeven.
Artikel 218
Douaneformaliteiten die geacht worden te zijn verricht door een handeling als bedoeld in artikel 141, leden 1, 2, 4, 4 bis, 5, 6, 7 en 8, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446
(Artikel 6, lid 3, onder a), artikel 139, artikel 158, lid 2, artikel 172, artikel 194, en artikel 267 van het wetboek)
Voor de toepassing van de artikelen 138, 139 en 140 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 worden de volgende douaneformaliteiten, naargelang het geval, geacht te zijn verricht door een handeling als bedoeld in artikel 141, leden 1, 2, 4, 4 bis, 5, 6, 7 en 8, van die gedelegeerde verordening:
het vervoer van de goederen in overeenstemming met artikel 135 van het wetboek en het aanbrengen van de goederen bij de douane in overeenstemming met artikel 139 van het wetboek;
het aanbrengen van de goederen bij de douane in overeenstemming met artikel 267 van het wetboek;
het aanvaarden van de douaneaangifte door de douaneautoriteiten in overeenstemming met artikel 172 van het wetboek;
het vrijgeven van de goederen door de douaneautoriteiten in overeenstemming met artikel 194 van het wetboek.
Artikel 219
Gevallen waarin een douaneaangifte niet geacht wordt te zijn ingediend door een handeling als bedoeld in artikel 141 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446
(Artikel 6, lid 3, onder a), en artikel 158, lid 2, van het wetboek)
Wanneer bij een controle blijkt dat een handeling als bedoeld in artikel 141 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 is verricht zonder dat de inkomende of vertrekkende goederen goederen zijn als bedoeld in de artikelen 138, 139 en 140 van die gedelegeerde verordening, wordt de douaneaangifte voor die goederen geacht niet te zijn ingediend.
Artikel 220
Overgangsbepalingen voor goederen in postzendingen
(Artikel 158, lid 2, en de artikelen 172 en 194 van het wetboek)
De goederen die niet aan de geadresseerde ter beschikking zijn gesteld, worden geacht in tijdelijke opslag te zijn totdat zij worden vernietigd, wederuitgevoerd of anderszins verwijderd in overeenstemming met artikel 198 van het wetboek.
Artikel 220 bis
Procedureregels voor het gebruik van het NAVO-formulier 302 voor andere douaneregelingen dan douanevervoer
(Artikel 6, lid 3, en artikel 158, lid 2, van het wetboek)
Het douanekantoor dat is aangewezen door de lidstaat waar de militaire activiteit op het douanegebied van de Unie aanvangt, voorziet de NAVO-strijdkrachten op zijn grondgebied van NAVO-formulieren 302 die:
vooraf zijn gewaarmerkt met het stempel en de handtekening van een ambtenaar van dat kantoor;
zijn voorzien van een serienummer;
voorzien zijn van het volledige adres van dat aangewezen douanekantoor op het terugzendingsexemplaar van het NAVO-formulier 302.
Op het tijdstip van verzending van de goederen:
dienen de NAVO-strijdkrachten de gegevens van het NAVO-formulier 302 elektronisch in bij het aangewezen douanekantoor;
verklaren zij op het NAVO-formulier 302 dat de goederen onder hun toezicht worden vervoerd en waarmerken zij deze verklaring met hun handtekening, stempel en datum.
De andere exemplaren van het NAVO-formulier 302 begeleiden de zending naar de NAVO-strijdkrachten van bestemming, die deze bij aankomst van de goederen stempelen en ondertekenen.
Op het moment van aankomst van de goederen worden twee exemplaren van het formulier gegeven aan het douanekantoor dat is aangewezen als verantwoordelijk voor de douaneformaliteiten en -controles met betrekking tot de NAVO-strijdkrachten van bestemming.
Het aangewezen douanekantoor behoudt één exemplaar en stuurt het tweede exemplaar terug aan het douanekantoor dat verantwoordelijk is voor de douaneformaliteiten en -controles met betrekking tot de NAVO-strijdkrachten die de goederen verzenden of voor rekening waarvan de goederen worden verzonden.
Artikel 220 ter
Procedureregels voor het gebruik van het EU-formulier 302 voor andere douaneregelingen dan douanevervoer
(Artikel 6, lid 3, en artikel 158, lid 2, van het wetboek)
Het douanekantoor dat is aangewezen door de lidstaat waar de militaire activiteit op het douanegebied van de Unie aanvangt, voorziet de strijdkrachten van een lidstaat op zijn grondgebied van EU-formulieren 302 die:
vooraf zijn gewaarmerkt met het stempel en de handtekening van een ambtenaar van dat kantoor;
zijn voorzien van een serienummer;
voorzien zijn van het volledige adres van dat aangewezen douanekantoor op het terugzendingsexemplaar van het EU-formulier 302.
Op het tijdstip van verzending van de goederen:
dienen de strijdkrachten van de lidstaten de gegevens van het EU-formulier 302 elektronisch in bij het aangewezen douanekantoor;
verklaren zij op het EU-formulier 302 dat de goederen onder hun toezicht worden vervoerd en waarmerken zij deze verklaring met hun handtekening, stempel en datum.
De andere exemplaren van het EU-formulier 302 begeleiden de zending naar de strijdkrachten van de lidstaat van bestemming, die deze bij aankomst van de goederen stempelen en ondertekenen.
Op het moment van aankomst van de goederen worden twee exemplaren van het formulier gegeven aan het douanekantoor dat is aangewezen als verantwoordelijk voor de douaneformaliteiten en -controles met betrekking tot de strijdkrachten van de lidstaat van bestemming.
Het aangewezen douanekantoor behoudt één exemplaar en stuurt het tweede exemplaar terug aan het douanekantoor dat verantwoordelijk is voor de douaneformaliteiten en -controles met betrekking tot de strijdkrachten van de lidstaat die de goederen verzendt of voor rekening waarvan de goederen worden verzonden.
Artikel 221
Bevoegd douanekantoor voor het plaatsen van goederen onder een douaneregeling
(Artikel 159 van het wetboek)
De volgende douanekantoren zijn bevoegd om goederen onder de regeling uitvoer te plaatsen:
het douanekantoor dat verantwoordelijk is voor de plaats waar de exporteur is gevestigd;
het douanekantoor dat bevoegd is voor de plaats waar de goederen voor uitvoer worden verpakt of geladen;
een ander douanekantoor in de betrokken lidstaat dat om administratieve redenen bevoegd is voor de handelingen in kwestie.
Wanneer de waarde van de goederen niet hoger is dan 3 000 EUR per zending en per aangever en de goederen niet aan verboden of beperkingen zijn onderworpen, is naast de in de eerste alinea bedoelde douanekantoren ook het douanekantoor dat bevoegd is voor de plaats van uitgang van de goederen uit het douanegebied van de Unie, bevoegd om goederen onder de regeling uitvoer te plaatsen.
Wanneer sprake is van onderaanneming, is behalve de in de eerste en tweede alinea bedoelde douanekantoren ook het douanekantoor dat verantwoordelijk is voor de plaats waar de onderaannemer is gevestigd, bevoegd om de goederen onder de regeling uitvoer te plaatsen.
Wanneer de omstandigheden van een individueel geval dit rechtvaardigen, is ook een ander douanekantoor dat beter is gesitueerd om de goederen bij de douane aan te brengen, bevoegd om de goederen onder de regeling uitvoer te plaatsen.
De douaneautoriteit in elke lidstaat wijst het douanekantoor (of de douanekantoren) aan dat (die) verantwoordelijk is (zijn) voor de douaneformaliteiten en -controles met betrekking tot goederen die onder dekking van het EU-formulier 302 in het kader van militaire activiteiten worden vervoerd of gebruikt.
Artikel 222
Artikelen
(Artikel 162 van het wetboek)
Tenzij specifieke goederen die deel uitmaken van een zending aan verschillende maatregelen zijn onderworpen, worden goederen die deel uitmaken van een zending voor de toepassing van lid 1 beschouwd als één artikel wanneer aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:
zij moeten worden ingedeeld onder een enkele tariefonderverdeling;
zij zijn onderworpen aan een aanvraag voor vereenvoudiging in overeenstemming met artikel 177 van het wetboek.
Artikel 223
Beheer van tariefcontingenten in vereenvoudigde douaneaangiften
(Artikel 166 van het wetboek)
Artikel 224
Bewijsstukken voor vereenvoudigde aangiften
(Artikel 166 van het wetboek)
Wanneer goederen op basis van een vereenvoudigde aangifte onder een douaneregeling zijn geplaatst, worden de bewijsstukken als bedoeld in artikel 163, lid 2, van het wetboek, vóór vrijgave van de goederen aan de douaneautoriteiten verstrekt.
Artikel 225
Aanvullende aangifte
(Artikel 167, lid 4, van het wetboek)
In het geval van inschrijving in de administratie van de aangever overeenkomstig artikel 182 van het wetboek, wanneer de aanvullende aangifte een algemeen, periodiek of samenvattend karakter heeft en de marktdeelnemer gerechtigd is zelf het verschuldigde bedrag aan invoer- en uitvoerrechten te bepalen, kan deze vergunninghouder de aanvullende aangifte indienen of kunnen de douaneautoriteiten toestaan dat de aanvullende aangiften beschikbaar zijn via rechtstreekse elektronische toegang tot het systeem van de vergunninghouder.
Artikel 226
Masterreferentienummer (MRN)
(Artikel 172 van het wetboek)
Behalve in de gevallen waarin een douaneaangifte mondeling wordt gedaan dan wel via een handeling die wordt geacht een douaneaangifte te vormen, of indien de douaneaangifte geschiedt in de vorm van een inschrijving in de administratie van de aangever in overeenstemming met artikel 182 van het wetboek, stellen de douaneautoriteiten de aangever in kennis van de aanvaarding van de douaneaangifte en verstrekken zij hem een MRN voor deze aangifte en de datum van aanvaarding ervan.
Dit artikel is niet van toepassing tot de datums waarop de uitrol van de systemen AES en NCTS respectievelijk de upgrade van de nationale invoersystemen zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU heeft plaatsgevonden.
Artikel 227
Vóór de aanbrenging van de goederen ingediende douaneaangifte
Wanneer de douaneaangifte wordt ingediend overeenkomstig artikel 171 van het wetboek, verwerken de douaneautoriteiten de verstrekte gegevens vóór de aanbrenging van de goederen, met name met het oog op risicoanalyse.
Artikel 228
Goederen die onder verschillende tariefonderverdelingen vallen en onder een enkele onderverdeling worden aangegeven
(Artikel 177, lid 1, van het wetboek)
Het recht dat wordt aangerekend op de gehele zending, wordt gebaseerd op de tariefonderverdeling die is onderworpen aan het hoogste tarief van het ad-valoremrecht dat voortvloeit uit de omzetting als bedoeld in de eerste alinea.
Het recht dat wordt berekend over de gehele zending, wordt gebaseerd op de tariefonderverdeling is wordt onderworpen aan het hoogste tarief van het ad-valoremrecht, inclusief het ad-valoremrecht dat voortvloeit uit de omzetting als bedoeld in de eerste alinea.
Artikel 229
Raadplegingsprocedure tussen douaneautoriteiten in het geval van vergunningen voor gecentraliseerde vrijmaking
(Artikel 22 van het wetboek)
Uiterlijk 45 dagen na de datum van aanvaarding van de aanvraag stelt de beschikkingsbevoegde douaneautoriteit de andere betrokken douaneautoriteiten in kennis van:
de aanvraag en de ontwerpvergunning, inclusief de termijnen als bedoeld in artikel 231, leden 5 en 6, van deze verordening;
in voorkomend geval, een controleprogramma met vermelding van de specifieke controles die door de verschillende betrokken douaneautoriteiten moeten worden uitgevoerd als de vergunning eenmaal is verleend;
andere relevante informatie die noodzakelijk wordt geacht door de betrokken douaneautoriteiten.
Wanneer er bezwaren worden geuit en er binnen 90 dagen na de datum waarop kennis is gegeven van de ontwerpvergunning geen overeenstemming is bereikt, wordt de vergunning niet verleend voor de delen waarop de bezwaren betrekking hadden. Wanneer de geraadpleegde douaneautoriteiten geen bezwaren uiten binnen de voorgeschreven termijn, worden zij geacht hun instemming te hebben gegeven.
In afwijking van de tweede alinea van lid 3 van dit artikel kan de daarin genoemde termijn door de beschikkingsbevoegde douaneautoriteit met 30 dagen worden verlengd.
5. In afwijking van lid 2, onder b), van dit artikel wordt altijd kennis gegeven van het daarin genoemde controleprogramma tot de datum waarop het systeem DWU Douanebeschikkingen zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU wordt uitgerold.
Artikel 230
Verificatie van de vergunning
(Artikel 23, lid 5, van het wetboek)
Artikel 231
Douaneformaliteiten en -controles met betrekking tot gecentraliseerde vrijmaking
(Artikel 179, lid 4, van het wetboek)
De houder van de vergunning voor gecentraliseerde vrijmaking brengt de goederen aan bij het bevoegde douanekantoor dat in deze vergunning is vermeld door een van de volgende zaken in te dienen bij het controlekantoor:
een standaard douaneaangifte als bedoeld in artikel 162 van het wetboek;
een vereenvoudigde douaneaangifte als bedoeld in artikel 166 van het wetboek;
een kennisgeving van aanbrenging als bedoeld in artikel 234, lid 1, onder a), van deze verordening.
Wanneer het controlekantoor de douaneaangifte heeft aanvaard of de in lid 1, onder c), bedoelde kennisgeving heeft ontvangen:
verricht het de passende controles om de douaneaangifte of de kennisgeving van aanbrenging te verifiëren;
zendt het de douaneaangifte of de kennisgeving en de resultaten van de risicoanalyse onmiddellijk aan het douanekantoor van aanbrenging;
deelt het een van de volgende zaken mee aan het douanekantoor van aanbrenging:
dat de goederen voor de betreffende douaneregeling kunnen worden vrijgegeven;
dat douanecontroles vereist zijn in overeenstemming met artikel 179, lid 3, onder c), van het wetboek.
Voor goederen waarvoor een vergunning voor gecentraliseerde vrijmaking geldt, dient de vergunninghouder of de aangever in afwijking van lid 1 van dit artikel, tot de datums waarop respectievelijk de systemen CCI en AES zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU worden uitgerold:
de goederen aan te brengen op de plaatsen die in de vergunning zijn vastgesteld en overeenkomstig artikel 139 van het wetboek door de douaneautoriteiten zijn aangewezen of goedgekeurd, tenzij overeenkomstig artikel 182, lid 3, van het wetboek ontheffing is verleend van de verplichting om de goederen aan te brengen, en
een douaneaangifte in te dienen of de goederen in zijn administratie in te schrijven bij het in de vergunning vermelde douanekantoor.
Artikel 232
Gecentraliseerde vrijmaking waarbij meer dan één douaneautoriteit betrokken is
(Artikel 179 van het wetboek)
Het controlekantoor zendt het volgende naar het douanekantoor van aanbrenging:
elke wijziging of ongeldigmaking van de standaard douaneaangifte die zich heeft voorgedaan na de vrijgave van de goederen;
wanneer een aanvullende aangifte is ingediend, deze aangifte en elke wijziging of ongeldigmaking daarvan.
Artikel 233
Controleprogramma
(Artikel 23, lid 5, van het wetboek)
Artikel 234
Verplichtingen van de vergunninghouder die een douaneaangifte indient in de vorm van een inschrijving in de administratie van de aangever
(Artikel 182, lid 1, van het wetboek)
De vergunninghouder die een douaneaangifte indient in de vorm van een inschrijving in de administratie van de aangever:
brengt de goederen aan bij de douane, behalve wanneer artikel 182, lid 3, van het wetboek van toepassing is, en vermeldt de datum van de kennisgeving van aanbrenging in de administratie;
vermeldt ten minste de gegevens van een vereenvoudigde douaneaangifte en alle bewijsstukken in de administratie;
stelt op verzoek van het controlekantoor de gegevens van de in de administratie opgenomen douaneaangifte en eventuele bewijsstukken beschikbaar, tenzij de douaneautoriteiten toestaan dat de aangever rechtstreekse elektronische toegang tot die informatie in zijn administratie verschaft;
stelt aan het controlekantoor informatie beschikbaar over goederen die aan verboden en beperkingen zijn onderworpen;
voorziet het controlekantoor van bewijsstukken zoals bedoeld in artikel 163, lid 2, van het wetboek voordat de aangegeven goederen kunnen worden vrijgegeven;
zorgt ervoor, wanneer de ontheffing zoals bedoeld in artikel 182, lid 3, van het wetboek van toepassing is, dat de houder van de vergunning voor het beheer van de opslagruimten voor tijdelijke opslag over de noodzakelijke informatie beschikt om de beëindiging van de tijdelijke opslag te bewijzen;
dient de aanvullende aangifte in bij het controlekantoor op de wijze en binnen de termijn vastgesteld in de vergunning, tenzij ontheffing van de verplichting tot indiening van een aanvullende aangifte is verleend in overeenstemming met artikel 167, lid 2, van het wetboek.
De vergunning om een douaneaangifte in te dienen in de vorm van een inschrijving in de administratie van de aangever is niet van toepassing op de volgende aangiften:
douaneaangiften bestaande uit een aanvraag voor een vergunning voor een bijzondere regeling in overeenstemming met artikel 163 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446;
douaneaangiften die zijn ingediend in plaats van een summiere aangifte bij binnenbrengen in overeenstemming met artikel 130, lid 1, van het wetboek.
Wanneer het toezichthoudende douanekantoor overeenkomstig artikel 182, lid 3, derde alinea, van het wetboek verzoekt om goederen bij de douane aan te brengen omdat de douaneautoriteiten hebben vastgesteld dat er sprake is van een nieuw ernstig financieel risico of een andere specifieke situatie in verband met een vergunning voor het indienen van een douaneaangifte in de vorm van een inschrijving in de administratie van de aangever met ontheffing van de verplichting om de goederen aan te brengen, stelt het toezichthoudende douanekantoor de houder van een dergelijke vergunning in kennis van:
de specifieke termijn waarbinnen de goederen waarop deze situaties van toepassing zijn, bij de douane moeten worden aangebracht;
de verplichting om de datum van kennisgeving van aanbrenging in de administratie te vermelden; en
de verplichting om te voldoen aan lid 1, onder b) tot en met e), en g).
In deze situaties worden de goederen vrijgegeven overeenkomstig artikel 194 van het wetboek.
Artikel 235
Vrijgave van de goederen wanneer een douaneaangifte is ingediend in de vorm van een inschrijving in de administratie van de aangever
(Artikel 182 van het wetboek)
Artikel 236
Tariefcontingent
(Artikel 182 van het wetboek)
Artikel 237
Vaststelling van het bedrag aan verschuldigde invoer- of uitvoerrechten
(Artikel 185, lid 1, van het wetboek)
HOOFDSTUK 3
Artikel 238
Plaats en tijdstip van onderzoek van de goederen
(Artikel 189 van het wetboek)
Wanneer het bevoegde douanekantoor heeft besloten de goederen aan een onderzoek te onderwerpen in overeenstemming met artikel 188, onder c), van het wetboek, of monsters te nemen in overeenstemming met artikel 188, onder d), van het wetboek, wijst het hiervoor het tijdstip en de plaats aan en stelt het de aangever hiervan in kennis.
Op verzoek van de aangever kan het bevoegde douanekantoor een andere plaats aanwijzen dan een douanekantoor of een tijdstip buiten de officiële openingstijden van dat douanekantoor.
Artikel 239
Onderzoek van de goederen
(Artikelen 189 en 190 van het wetboek)
Wanneer de aangever bij het verstrijken van de termijn niet heeft voldaan aan de vereisten van de douaneautoriteiten, gaan de douaneautoriteiten over tot het onderzoek van de goederen voor risico en op kosten van de aangever. Indien nodig kunnen de douaneautoriteiten een beroep doen op de diensten van een deskundige die is aangewezen in overeenstemming met het recht van de betrokken lidstaat, voor zover er geen bepalingen in de Uniewetgeving gelden.
Artikel 240
Monsterneming
(Artikelen 189 en 190 van het wetboek)
Wanneer de aangever bij het verstrijken van de termijn niet heeft voldaan aan de vereisten van de douaneautoriteiten, gaan de douaneautoriteiten over tot het nemen van de monsters voor risico en op kosten van de aangever.
Artikel 241
Onderzoek van monsters
(Artikelen 189 en 190 van het wetboek)
Artikel 242
Teruggave of verwijdering van de genomen monsters
(Artikelen 189 en 190 van het wetboek)
De genomen monsters worden teruggegeven aan de aangever op diens verzoek, behalve in de volgende gevallen:
wanneer de monsters door de analyse of het onderzoek vernietigd zijn;
wanneer de monsters door de douaneautoriteiten moeten worden bewaard ten behoeve van een van de volgende zaken:
verder onderzoek;
beroeps- of rechtsprocedures.
Artikel 243
Resultaten van de verificatie van de douaneaangifte en van het onderzoek van de goederen
(Artikel 191 van het wetboek)
Wanneer slechts een gedeelte van de goederen is onderzocht, worden de onderzochte goederen geregistreerd.
Wanneer de aangever afwezig was, wordt zijn afwezigheid genoteerd.
Wanneer de resultaten van de verificatie van de douaneaangifte niet in overeenstemming zijn met gegevens in de aangifte, stellen de douaneautoriteiten vast en registreren zij met welke gegevens rekening moet worden gehouden met het oog op het volgende:
de berekening van het bedrag aan invoer- of uitvoerrechten en andere heffingen op de goederen;
de berekening van restituties of andere bedragen of financiële voordelen bij uitvoer in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid;
de toepassing van andere bepalingen van de douaneregeling waaronder de goederen zijn geplaatst.
Artikel 244
Zekerheidstelling
(Artikel 191 van het wetboek)
Wanneer de douaneautoriteiten van oordeel zijn dat de verificatie van de douaneaangifte kan leiden tot een hoger bedrag aan invoer- of uitvoerrechten of andere verschuldigde heffingen dan het bedrag dat voortvloeit uit de gegevens van de douaneaangifte, kunnen de goederen pas worden vrijgegeven bij een zekerheidstelling die het verschil dekt tussen het bedrag van de douaneaangifte en het bedrag dat uiteindelijk verschuldigd kan zijn.
De aangever heeft echter de mogelijkheid om in plaats van het stellen van deze zekerheid te verzoeken om de onmiddellijke mededeling van de douaneschuld die uiteindelijk op de betrokken goederen van toepassing kan zijn.
Artikel 245
Vrijgave van de goederen na verificatie
(Artikel 191 en artikel 194, lid 1, van het wetboek)
Artikel 246
Registratie en kennisgeving van de vrijgave van de goederen
(Artikel 22, lid 3, van het wetboek)
De douaneautoriteiten stellen de aangever van de vrijgave van de goederen in kennis en vermelden de vrijgave van de goederen voor de betrokken douaneregeling, waarbij ten minste de referentie van de douaneaangifte of de kennisgeving en de datum van vrijgave van de goederen wordt vermeld.
Artikel 247
Niet vrijgegeven goederen
(Artikel 22, lid 3, van het wetboek)
Hoofdstuk 4
Verwijdering van goederen
Artikel 248
Vernietiging van goederen
(Artikel 197 van het wetboek)
De douaneautoriteiten stellen de soort en de hoeveelheid van de na vernietiging van de goederen overblijvende resten en afvallen vast om douanerechten en andere heffingen te bepalen die van toepassing zijn op die resten en afvallen wanneer zij onder een douaneregeling zijn geplaatst of zijn wederuitgevoerd.
Artikel 249
Afstand van goederen
(Artikel 199 van het wetboek)
De douaneautoriteiten kunnen een verzoek om goederen aan de staat af te staan in overeenstemming met artikel 199 van het wetboek weigeren wanneer aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:
de goederen kunnen niet worden verkocht in het douanegebied van de Unie of de kosten voor deze verkoop zouden onevenredig zijn ten opzichte van de waarde van de goederen;
de goederen moeten worden vernietigd.
Artikel 250
Verkoop van goederen en andere door de douaneautoriteiten genomen maatregelen
(Artikel 198, lid 1, van het wetboek)
TITEL VI
IN HET VRIJE VERKEER BRENGEN EN VRIJSTELLING VAN INVOERRECHTEN
HOOFDSTUK 1
In het vrije verkeer brengen
Artikel 251
Weegcertificaten voor bananen
(Artikel 163, lid 1, van het wetboek)
In afwijking van lid 2 kunnen de douaneautoriteiten op verzoek van de aangever overeenkomstig ►M1 artikel 166 van het wetboek ◄ besluiten om zendingen verse bananen in het vrije verkeer te brengen met gebruikmaking van een voorlopige aangifte van het gewicht onder de volgende voorwaarden:
de vergunning verplicht de importeur de bananen in ongewijzigde staat vanuit dezelfde zending naar de in de vereenvoudigde aangifte bedoelde aangewezen erkende wegers te vervoeren, waar het juiste gewicht en de juiste waarde worden vastgesteld;
de aangever draagt de verantwoordelijkheid om het weegcertificaat binnen 10 kalenderdagen nadat de vereenvoudigde aangifte is aanvaard bij het douanekantoor in te dienen waar het in het vrije verkeer brengen plaatsvindt;
de aangever stelt een zekerheid zoals bedoeld in artikel 195, lid 1, van het wetboek.
Het voorlopige gewicht kan worden afgeleid uit een eerder weegcertificaat voor bananen van hetzelfde type en dezelfde oorsprong.
Artikel 252
Controle van de weging van verse bananen
(Artikel 188 van het wetboek)
De douanekantoren controleren tenminste 5 % van het totale aantal weegcertificaten dat elk jaar is overgelegd, hetzij door aanwezigheid bij de weging van representatieve steekproeven van de bananen door de marktdeelnemer die gerechtigd is om weegcertificaten voor bananen op te stellen, hetzij door eigen weging van deze steekproeven, overeenkomstig de in de punten 1, 2 en 3, van bijlage 61-03 bedoelde procedure.
HOOFDSTUK 2
Vrijstelling van invoerrechten
Artikel 253
Verplichte informatie
(Artikel 203, lid 6, van het wetboek)
De in lid 1 bedoelde informatie kan op een van de volgende manieren worden verstrekt:
toegang tot de relevante gegevens van de douaneaangifte of aangifte tot wederuitvoer op basis waarvan de terugkerende goederen oorspronkelijk uit het douanegebied van de Unie werden uitgevoerd of wederuitgevoerd;
een door het bevoegde douanekantoor gewaarmerkte afdruk van de douaneaangifte of aangifte tot wederuitvoer op basis waarvan de terugkerende goederen oorspronkelijk uit het douanegebied van de Unie werden uitgevoerd of wederuitgevoerd;
een door het bevoegde douanekantoor afgegeven document met de relevante gegevens van deze douaneaangifte of aangifte tot wederuitvoer;
een door de douaneautoriteiten afgegeven document waarin wordt verklaard dat de voorwaarden voor de vrijstelling van invoerrechten zijn vervuld (inlichtingenblad INF 3).
Artikel 254
Goederen die bij uitvoer in aanmerking kwamen voor maatregelen op grond van het gemeenschappelijk landbouwbeleid
(Artikel 203, lid 6, van het wetboek)
Een aangifte voor het vrije verkeer van terugkerende goederen waarvoor bij de uitvoer mogelijkerwijs formaliteiten zijn vervuld met het oog op het verkrijgen van restituties of andere bedragen die zijn ingesteld in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, moeten vergezeld gaan van de in artikel 253 van deze verordening bedoelde documenten en van een certificaat dat is opgesteld door de autoriteiten die in de lidstaat van uitvoer bevoegd zijn voor de toekenning van dergelijke restituties of bedragen.
Wanneer de douaneautoriteiten van het douanekantoor waar de goederen voor vrij verkeer zijn aangegeven, informatie bezitten waaruit blijkt dat er geen restitutie of ander bedrag in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid is toegekend en ook later niet zal worden toegekend, is het certificaat niet vereist.
Artikel 255
Afgifte inlichtingenblad INF 3
(Artikel 6, lid 3, onder a), en artikel 203, lid 6, van het wetboek)
Wanneer het mogelijk is dat de uitgevoerde goederen naar het douanegebied van de Unie zullen terugkeren via verschillende douanekantoren, kan de exporteur verzoeken om meerdere inlichtingenbladen INF3, waarbij elk blad betrekking heeft op een deel van de totale hoeveelheid van de uitgevoerde goederen.
De afgifte van het duplicaat wordt door het douanekantoor van uitvoer aangetekend op de kopie van het inlichtingenblad INF 3 dat dit kantoor bezit.
Artikel 256
Communicatie tussen autoriteiten
(Artikel 203, lid 6, van het wetboek)
Op verzoek van het douanekantoor waar de terugkerende goederen voor het vrije verkeer worden aangegeven, deelt het douanekantoor van uitvoer alle tot zijn beschikking staande informatie mee waaruit blijkt dat de voorwaarden voor de vrijstelling van invoerrechten voor deze goederen zijn vervuld.
Artikel 257
Vrijstelling van invoerrechten
(Artikel 208, lid 2, van het wetboek)
Het bewijs dat aan de voorwaarden van artikel 208, lid 1, van het wetboek is voldaan, kan worden verstrekt overeenkomstig de artikelen 213, 214 en 215, van deze verordening en de artikelen 130, 131, 132 en 133, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446, naargelang het geval.
TITEL VII
BIJZONDERE REGELINGEN
HOOFDSTUK 1
Algemene bepalingen
Artikel 258
Document ter staving van een mondelinge douaneaangifte voor tijdelijke invoer
(Artikel 22, lid 2, van het wetboek)
Wanneer een aanvraag voor een vergunning voor tijdelijke invoer is gebaseerd op een mondelinge douaneaangifte, legt de aangever het in artikel 165 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 bedoelde document ter staving in tweevoud over: één exemplaar wordt door de douaneautoriteiten geviseerd en aan de houder van de vergunning gegeven.
Artikel 259
Toets op de economische voorwaarden
(Artikel 28, lid 1, onder a), en artikel 211, lid 6, van het wetboek)
In de conclusies aangaande de toets op de economische voorwaarden kan worden gespecificeerd dat het onderzochte geval uniek is en daarom niet als een precedent kan dienen voor andere aanvragen of vergunningen.
Artikel 260
Raadplegingsprocedure tussen douaneautoriteiten
(Artikel 22 van het wetboek)
Wanneer er binnen deze termijn bezwaren worden geuit en er binnen 60 dagen na de datum waarop de ontwerpvergunning is meegedeeld geen overeenstemming is bereikt, wordt de vergunning niet verleend ten aanzien van die elementen waarop de bezwaren betrekking hadden.
Artikel 261
Gevallen waarin de raadplegingsprocedure niet is vereist
(Artikel 22 van het wetboek)
In de volgende gevallen geeft de bevoegde douaneautoriteit een beschikking op een aanvraag af zonder raadpleging van de andere betrokken douaneautoriteiten zoals bedoeld in artikel 260 van deze verordening:
een vergunning waarbij meer dan één lidstaat betrokken is, wordt:
vernieuwd,
gering gewijzigd,
geannuleerd,
geschorst,
ingetrokken;
twee of meer van de betrokken lidstaten hebben hierover overeenstemming bereikt;
de enige activiteit waarbij verschillende lidstaten betrokken zijn, is een handeling waarbij het douanekantoor van plaatsing en het douanekantoor van aanzuivering niet dezelfde zijn;
een aanvraag voor een vergunning voor tijdelijke invoer waarbij meer dan één lidstaat is betrokken, is gedaan op basis van een douaneaangifte op het standaardformulier.
In dergelijke gevallen stelt de douaneautoriteit die de beschikking heeft gegeven de gegevens van de vergunning aan de andere betrokken douaneautoriteiten ter beschikking.
In de volgende gevallen geeft de bevoegde douaneautoriteit een beschikking op een aanvraag af zonder raadpleging van de andere betrokken douaneautoriteiten zoals bedoeld in artikel 260 van deze verordening en zonder de gegevens van de vergunning aan de andere betrokken douaneautoriteiten ter beschikking te stellen in overeenstemming met lid 1:
wanneer een ATA- of CPD-carnet wordt gebruikt;
wanneer een vergunning voor tijdelijke invoer wordt verleend door vrijgave van de goederen voor de desbetreffende douaneregeling in overeenstemming met artikel 262 van deze verordening;
wanneer twee of meer van de betrokken lidstaten hierover overeenstemming hebben bereikt;
wanneer de enige activiteit waarbij verschillende lidstaten zijn betrokken, uit de overbrenging van goederen bestaat.
Artikel 262
Vergunning in de vorm van vrijgave van goederen
(Artikel 22, lid 1, van het wetboek)
Wanneer een aanvraag voor een vergunning is ingediend op basis van een douaneaangifte in overeenstemming met artikel 163, lid 1, of lid 5, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446, wordt de vergunning verleend door vrijgave van de goederen voor de desbetreffende douaneregeling.
Artikel 263
Bij een ander douanekantoor ingediende douaneaangifte
(Artikel 159, lid 3, van het wetboek)
De bevoegde autoriteit kan in uitzonderlijke gevallen toestaan dat de douaneaangifte wordt ingediend bij een douanekantoor dat niet in de vergunning is vermeld. In dat geval stelt de bevoegde douaneautoriteit het controlekantoor hiervan onverwijld in kennis.
Artikel 264
Aanzuivering van een bijzondere regeling
(Artikel 215 van het wetboek)
Wanneer de houder van de regeling geen bewijs over kan leggen dat aanvaardbaar is voor de douaneautoriteiten, wordt de hoeveelheid goederen die is vernietigd of verloren is gegaan vastgesteld door vergelijking met de hoeveelheid onder de regeling geplaatste goederen van dezelfde soort ten tijde van de vernietiging of het verlies.
Artikel 265
Aanzuiveringsafrekening
(Artikel 215 van het wetboek)
Het controlekantoor kan het door de vergunninghouder vastgestelde verschuldigde bedrag aan invoerrechten aanvaarden.
Artikel 266
Overdracht van rechten en plichten
(Artikel 218 van het wetboek)
De bevoegde douaneautoriteit beslist of een overdracht van rechten en plichten zoals bedoeld in artikel 218 van het wetboek kan plaatsvinden. Indien een dergelijke overdracht kan plaatsvinden, stelt de bevoegde douaneautoriteit de voorwaarden vast waaronder de overdracht is toegestaan.
Artikel 267
Verkeer van goederen onder een bijzondere regeling
(Artikel 219 van het wetboek)
Artikel 268
Formaliteiten voor het gebruik van equivalente goederen
(Artikel 223 van het wetboek)
Wanneer het onmogelijk is of slechts tegen buitensporige kosten mogelijk zou zijn om elk soort goederen te allen tijde vast te stellen, wordt in de boekhouding onderscheid gemaakt naar het soort goederen, de douanestatus en, indien van toepassing, de oorsprong van de goederen.
In de volgende gevallen staan de goederen die door equivalente goederen zijn vervangen, in het geval van bijzondere bestemming niet langer onder douanetoezicht:
de equivalente goederen zijn gebruikt voor de doeleinden die zijn vastgesteld voor de toepassing van de vrijstelling of het verlaagde recht;
de equivalente goederen worden uitgevoerd, vernietigd of afgestaan aan de staat;
de equivalente goederen zijn gebruikt voor andere doeleinden dan die welke zijn vastgesteld voor de toepassing van de vrijstelling of het verlaagde recht, en de toepasselijke invoerrechten zijn betaald.
Artikel 269
Status van equivalente goederen
(Artikel 223 van het wetboek)
Wanneer de onder de regeling actieve veredeling geplaatste goederen echter op de markt worden gebracht voordat de regeling is aangezuiverd, verandert de status ervan op het tijdstip dat zij op de markt worden gebracht. Wanneer wordt verwacht dat de equivalente goederen niet beschikbaar zullen zijn op het tijdstip waarop de goederen op de markt worden gebracht, kunnen de douaneautoriteiten op verzoek van de houder van de regeling bij wijze van uitzondering toestaan dat de equivalente goederen binnen een door hen vast te stellen redelijke termijn op een later tijdstip beschikbaar zullen zijn.
Wanneer de in te voeren goederen onder de regeling actieve veredeling worden geplaatst, worden zij tegelijkertijd Uniegoederen.
Artikel 270
Elektronisch systeem voor elektronische ATA-carnets
(Artikel 16, lid 1, van het wetboek)
Een elektronisch informatie- en communicatiesysteem (eATA Carnet System), opgezet overeenkomstig artikel 16, lid 1, van het wetboek, wordt gebruikt voor de verwerking, uitwisseling en opslag van informatie over elektronische ATA-carnets die op basis van artikel 21a van de overeenkomst van Istanbul zijn afgegeven. Informatie via dit systeem wordt onmiddellijk door de bevoegde douaneautoriteiten ter beschikking gesteld.
Artikel 271
Elektronisch systeem voor gestandaardiseerde inlichtingenuitwisseling
(Artikel 16, lid 1, van het wetboek)
Voor de gestandaardiseerde uitwisseling van inlichtingen (INF) in het kader van een van de volgende regelingen wordt een overeenkomstig artikel 16, lid 1, van het wetboek elektronisch informatie- en communicatiesysteem gebruikt:
actieve veredeling EX/IM of passieve veredeling EX/IM;
actieve veredeling IM/EX of passieve veredeling IM/EX, wanneer er meer dan één lidstaat bij betrokken is;
actieve veredeling IM/EX waarbij één lidstaat is betrokken en de verantwoordelijke douaneautoriteit zoals bedoeld in artikel 101, lid 1, van het wetboek om een INF heeft gevraagd.
Een dergelijk systeem wordt ook gebruikt voor het verwerken en opslaan van de relevante informatie. Wanneer een INF is vereist, wordt de informatie onmiddellijk door het controlekantoor via dit systeem beschikbaar gesteld. Wanneer een douaneaangifte, een aangifte tot wederuitvoer of een kennisgeving van wederuitvoer betrekking heeft op een INF, actualiseren de bevoegde douaneautoriteiten de INF onmiddellijk.
Het elektronische informatie- en communicatiesysteem wordt daarnaast gebruikt voor de gestandaardiseerde uitwisseling van inlichtingen met betrekking tot handelspolitieke maatregelen.
HOOFDSTUK 2
Douanevervoer
Artikel 272
Controles en formaliteiten voor goederen die het douanegebied van de Unie verlaten en weer binnenkomen
(Artikel 226, lid 3, onder b), c), e) en f), en artikel 227, lid 2, onder b), c), e) en f), van het wetboek)
Wanneer goederen bij het vervoer van de ene plaats naar een andere binnen het douanegebied van de Unie het douanegebied van de Unie verlaten en weer binnenkomen, worden de controles en formaliteiten die van toepassing zijn overeenkomstig de TIR-overeenkomst, de ATA-overeenkomst, de overeenkomst van Istanbul, het op 19 juni 1951 te Londen ondertekende verdrag tussen de staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten, of de Akten van de Wereldpostunie, verricht op de plaatsen waar de goederen het douanegebied van de Unie tijdelijk verlaten en waar zij dat douanegebied weer binnenkomen.
Artikel 273
Elektronisch systeem voor douanevervoer
(Artikel 16, lid 1, van het wetboek)
Artikel 274
TIR-operatie in bijzondere omstandigheden
(Artikel 6, lid 3, onder b), artikel 226, lid 3, onder b), en artikel 227, lid 2, onder b), van het wetboek)
De douaneautoriteiten aanvaarden een TIR-carnet zonder uitwisseling van de gegevens van het TIR-carnet voor de TIR-operatie in geval van een tijdelijke storing van:
het elektronische douanevervoersysteem;
het geautomatiseerde systeem dat wordt gebruikt door de houders van een TIR-carnet om de gegevens van het TIR-carnet met behulp van elektronischegegevensverwerkingstechnieken in te dienen;
de elektronische verbinding tussen het geautomatiseerde systeem dat wordt gebruikt door de houders van een TIR-carnet om de gegevens van het TIR-carnet met behulp van elektronischegegevensverwerkingstechnieken in te dienen en het elektronische douanevervoersysteem.
Voor het aanvaarden van TIR-carnets zonder uitwisseling van de gegevens van het TIR-carnet in geval van een tijdelijke storing als bedoeld onder b) of c) is de goedkeuring van de douaneautoriteiten vereist.
Artikel 275
Route voor het verkeer van goederen in het kader van een TIR-operatie
(Artikel 226, lid 3, onder b), en artikel 227, lid 2, onder b), van het wetboek)
Wanneer een route wordt voorgeschreven, vermeldt het douanekantoor in het elektronische douanevervoersysteem en op het TIR-carnet ten minste de lidstaten via welke de TIR-operatie plaatsvindt.
Artikel 276
Voor het verkeer van goederen in het kader van een TIR-operatie te vervullen formaliteiten bij het douanekantoor van vertrek of binnenkomst
(Artikel 226, lid 3, onder b), en artikel 227, lid 2, onder b), van het wetboek)
Het douanekantoor waar de gegevens van het TIR-carnet zijn ingediend, stelt een termijn vast waarbinnen de goederen bij het douanekantoor van bestemming of uitgang moeten worden aangebracht, waarbij met het volgende rekening wordt gehouden:
de route;
het vervoermiddel;