ISSN 1831-5380
Siteplan | Juridische mededeling | Cookies | Veel voorkomende vragen | Contact | Pagina afdrukken

10.1. Leestekens

De belangrijkste algemene regels voor het gebruik van leestekens mogen bekend worden verondersteld. Bovendien zijn er veel handboeken met uitgebreide aanwijzingen hiervoor. Zie o.a. de lijst in hoofdstuk 11. Leestekens zijn bedoeld om een tekst leesbaarder te maken en kunnen, zoals in de volgende zinnen, essentieel zijn voor de juiste interpretatie:

De secretaresse vroeg mij nog eens langs te komen.
De secretaresse vroeg mij, nog eens langs te komen.
De secretaresse vroeg mij nog, eens langs te komen.
De secretaresse vroeg mij nog eens, langs te komen.

Voor de spaties bij interpunctie, zie punt 6.4.

10.1.1. Komma

Als vuistregel geldt dat een komma gewenst is waar een korte pauze in de zin valt en noodzakelijk indien een goed begrip van de zin dat vereist. Belangrijk is daarbij dat de betekenis sterk kan worden beïnvloed door het al dan niet plaatsen van een komma:

We gingen op reis met de kinderen, die het leuk vonden.
(Alle kinderen gingen op reis en vonden het leuk.)
We gingen op reis met de kinderen die het leuk vonden.
(Sommige kinderen vonden het niet leuk en gingen dus niet mee op reis.)
Tussen twee opeenvolgende persoonsvormen komt altijd een komma, evenals tussen een voltooid deelwoord en een persoonsvorm die niet bij elkaar horen:
De kinderen die het leuk vonden, gingen mee op reis.
De kinderen die mee op reis waren gegaan, vonden het leuk.

Voor het gebruik van komma’s in verwijzingen naar wetgeving, zie punten 3.2.3 en 5.9.

10.1.2. Punt

Een punt is verplicht aan het einde van een zin, tenzij er een vraag- of uitroepteken of beletselteken staat. Daarnaast gelden de volgende regels:

voetnoten eindigen altijd met een punt;
een titel die slechts uit één zin bestaat, krijgt geen punt;
na een zin die eindigt met een afkorting met punt (bv. “enz.”), komt geen punt;
initiaal- en letterwoorden worden in de regel zonder punten geschreven (zie punt 10.4.2 en bijlage A4);
voor het gebruik van de punt bij citaten zie punt 5.10.

10.1.3. Puntkomma

De puntkomma wordt gebruikt in lopende tekst om mededelingen die nauw samenhangen, in één zin onder te brengen; de leespauze is hier langer dan bij een komma en korter dan bij een punt.

Ook kan de puntkomma worden gebruikt in opsommingen met (lange) delen op nieuwe regels (zie punt 5.7).

Omwille van de leesbaarheid is het soms beter om een lange zin op te splitsen. Wegens de meertaligheid geldt in wetgeving dat in de artikelen in alle taalversies hetzelfde aantal zinnen moet worden aangehouden. Daarom kan in die gevallen zo nodig de puntkomma worden gebruikt voor het splitsen van lange zinnen.

10.1.4. Dubbelepunt

Een dubbelepunt wordt geschreven vóór een opsomming, aanhaling, toelichting of verklaring:

Er zijn maar twee soorten mensen: goede en slechte.
We vonden hem erg vervelend: hij praatte te veel.
Toen riep hij: “Zo wens ik het niet!"

Na een dubbelepunt komt geen hoofdletter behalve in de volgende gevallen:

na de dubbelepunt volgt een aanhaling:
Toen riep hij: “Zo wens ik het niet!”
na de dubbelepunt volgen meerdere volzinnen die eindigen met een punt;
na de dubbelepunt van “NB” (in EU-teksten wordt NB gevolgd door een dubbelepunt), “Opmerking” en “Bron”:
NB:
Deze aanwijzingen gelden voor EU-teksten.
Bron: Renkema, J., Schrijfwijzer, Boom, Amsterdam, 2015.

10.1.5. Ronde haakjes

Ronde haakjes worden gebruikt voor niet strikt noodzakelijke, maar verklarende toevoegingen bij de tekst. Zo kan een afkorting bij eerste vermelding tussen haakjes worden geplaatst zonder de formule “hierna X genoemd”:

In een rapport van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) …

Een variant of een keuzemogelijkheid kan ook tussen haakjes worden geplaatst:

We zijn op zoek naar een student(e) als keukenhulp.

In wetgeving dienen varianten tussen haakjes te worden vermeden. We schrijven daarom:

In dat geval kan de organisatie of kunnen de organisaties een …

10.1.6. Vierkante haken

Om aan te geven dat een gedeelte van een citaat is weggelaten, plaatsen we het beletselteken (Alt 0133 of Ctrl-Alt-punt (.)) tussen vierkante haken […] (zie punt 5.10).

10.1.7. Aanhalingstekens

Dubbele aanhalingstekens worden gebruikt om citaten of woorden met een speciale status aan te duiden.

In een bibliografie staat de titel van een artikel tussen aanhalingstekens. Titels van publicaties worden cursief en zonder aanhalingstekens gezet.

Zie ook de punten 4.2.3 (richtlijnen voor het tikken), 5.5.4 (bibliografie) en 5.10 (interpunctie in citaten).

10.1.8. Gedachtestreepje

Het gedachtestreepje (—) kan worden gebruikt in plaats van komma’s of haakjes om een tussengevoegd deel van een zin duidelijk te laten uitkomen; er staat dan telkens een spatie voor en na het streepje:

De voorzieningen voor het overheidspersoneel zullen — in goed overleg met de betrokken organisaties — worden uitgebreid.

Een te veelvuldig gebruik van gedachtestreepjes in een zin is echter af te raden. Wanneer de zin eindigt met het tussenvoegsel, valt het tweede gedachtestreepje weg.

Vermijd in wetteksten het gebruik van het gedachtestreepje.

10.1.9. Schuine streep

a)

De schuine streep geeft seizoenen of schooljaren aan:

het verkoopseizoen 1996/1997

Het gaat hierbij om perioden die een gedeelte van het eerste en van het tweede jaar beslaan.

Wanneer we verwijzen naar een periode van twee volledige jaren of een periode van meer dan twee jaar, verbinden we de jaartallen door een koppelteken:

het programma 1992-1993 (van 1 januari 1992 tot en met 31 december 1993)
de periode 1993-1996
b)

De schuine streep wordt eveneens gebruikt in de betekenis “tegen” tussen de verschillende partijen in de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie en om in concentratiezaken de betrokken ondernemingen te vermelden:

Zaak […] Commissie/Duitsland
Zaak […] Varta/Bosch

Zie voor nadere regels voor de verwijzing naar de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie punt 5.9.3 (Verwijzingen naar de jurisprudentie).

c)
Ten slotte wordt de schuine streep gebruikt wanneer de lezer mag kiezen (man/vrouw, ja/neen), als breukstreep (3/4), in de betekenis “per” (100 km/h), als aanduiding voor een afdeling (Belastingdienst/Ondernemingen) en in afkortingen (t/m voor “tot en met”, p/a voor “per adres”).
Laatste bijwerking: 29.1.2024
Bovenkant pagina
Vorige paginaVolgende pagina