European flag

Publicatieblad
van de Europese Unie

NL

Serie L


2024/207

22.2.2024

DEFINITIEVE VASTSTELLING (EU, Euratom) 2024/207

van de jaarlijkse begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2024

DE VOORZITTER VAN HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 314,

gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 106 bis,

gezien Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad van 14 december 2020 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie, en tot intrekking van Besluit 2014/335/EU, Euratom (1),

gezien Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (2),

gezien Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van de Raad van 17 december 2020 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027 (3),

gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 16 december 2020 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie betreffende begrotingsdiscipline, samenwerking in begrotingszaken en goed financieel beheer, alsmede betreffende nieuwe eigen middelen, met inbegrip van een routekaart voor de invoering van nieuwe eigen middelen (4),

gezien het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2024, goedgekeurd door de Commissie op 5 juli 2023,

gezien het standpunt inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2024, vastgesteld door de Raad op 5 september 2023 en toegezonden aan het Europees Parlement op 8 september 2023,

gezien nota van wijzigingen nr. 1/2024 bij het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2024, ingediend door de Commissie op 9 oktober 2023,

gezien de resolutie van het Europees Parlement van 18 oktober 2023 over het standpunt van de Raad inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2024,

gezien de door het Europees Parlement op 18 oktober 2023 aangenomen amendementen op het ontwerp van algemene begroting,

gezien de brief van de voorzitter van de Raad van 18 oktober 2023 waarin deze meedeelt dat de Raad niet alle door het Parlement aangenomen amendementen kan aanvaarden,

gezien de brief van 23 oktober 2023 aan de voorzitter van de Raad waarmee het bemiddelingscomité bijeen wordt geroepen,

gezien het feit dat het bemiddelingscomité overeenstemming heeft bereikt over een gemeenschappelijk ontwerp binnen de termijn van 21 dagen als bedoeld in artikel 314, lid 6, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

gezien de goedkeuring van het gemeenschappelijk ontwerp door de Raad op 20 november 2023,

gezien de goedkeuring van het gemeenschappelijk ontwerp door het Parlement op 22 november 2023,

gezien de artikelen 95 en 96 van het Reglement van het Europees Parlement,

CONSTATEERT:

Enig artikel

De procedure zoals vastgelegd in artikel 314 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is afgesloten en de jaarlijkse begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2024 is definitief vastgesteld.

Gedaan te Straatsburg, 22 november 2023.

De voorzitter

R. METSOLA


(1)   PB L 424 van 15.12.2020, blz. 1.

(2)   PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1.

(3)   PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 11.

(4)   PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 28.


In dit begrotingsdocument zijn, tenzij anders vermeld, de bedragen uitgedrukt in euro.

Begrotingstoelichtingen zijn alleen uitvoerbaar voor zover zij de werkingssfeer van een bestaande rechtsgrond niet veranderen of uitbreiden, geen afbreuk doen aan de bestuurlijke autonomie van instellingen en met de beschikbare middelen kunnen worden gefinancierd.

INHOUD

ALGEMENE UITGAVENSTAAT

INLEIDING TOT DE JAARLIJKSE BEGROTING VAN DE UNIE 12
OVERZICHTSTABELLEN VAN DE BEGROTING 2024 OVEREENKOMSTIG HET MFK 2021-2027 14
OVERZICHTSTABEL VAN DE PERSONEELSFORMATIES VAN INSTELLINGEN EN ORGANEN VAN DE UNIE 33
OVERZICHT VAN DE GEBOUWEN PER INSTELLING VAN DE UNIE 35

ALGEMENE STAAT VAN ONTVANGSTEN

A. FINANCIERING VAN DE JAARLIJKSE BEGROTING VAN DE UNIE 44
B. ALGEMENE STAAT VAN ONTVANGSTEN PER BEGROTINGSONDERDEEL 53

STAAT VAN ONTVANGSTEN EN UITGAVEN PER AFDELING

AFDELING I: EUROPEES PARLEMENT 164
— STAAT VAN ONTVANGSTEN 165
— STAAT VAN UITGAVEN 177
— PERSONEEL 254
AFDELING II: EUROPESE RAAD EN RAAD 256
— STAAT VAN ONTVANGSTEN 257
— STAAT VAN UITGAVEN 270
— PERSONEEL 322
AFDELING III: COMMISSION 324
— STAAT VAN ONTVANGSTEN 325
— STAAT VAN UITGAVEN 392
— PERSONEEL 1183
BIJLAGEN: 1236
— BUREAUS 1237
— PROEFPROJECTEN EN VOORBEREIDENDE ACTIES 1395
— OVERIGE BIJLAGEN 1638
AFDELING IV: HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE UNIE 1702
— STAAT VAN ONTVANGSTEN 1703
— STAAT VAN UITGAVEN 1713
— PERSONEEL 1755
AFDELING V: EUROPESE REKENKAMER 1757
— STAAT VAN ONTVANGSTEN 1758
— STAAT VAN UITGAVEN 1768
— PERSONEEL 1805
AFDELING VI: EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ 1807
— STAAT VAN ONTVANGSTEN 1808
— STAAT VAN UITGAVEN 1818
— PERSONEEL 1862
AFDELING VII: EUROPEES COMITÉ VAN DE REGIO’S 1863
— STAAT VAN ONTVANGSTEN 1864
— STAAT VAN UITGAVEN 1874
— PERSONEEL 1915
AFDELING VIII: EUROPESE OMBUDSMAN 1916
— STAAT VAN ONTVANGSTEN 1917
— STAAT VAN UITGAVEN 1930
— PERSONEEL 1966
AFDELING IX: EUROPESE TOEZICHTHOUDER VOOR GEGEVENSBESCHERMING 1967
— ONTVANGSTEN 1968
— STAAT VAN UITGAVEN 1978
— PERSONEEL 2019
AFDELING X: EUROPESE DIENST VOOR EXTERN OPTREDEN 2021
— STAAT VAN ONTVANGSTEN 2022
— STAAT VAN UITGAVEN 2035
— PERSONEEL 2087

INHOUD

ALGEMENE UITGAVENSTAAT

INLEIDING TOT DE JAARLIJKSE BEGROTING VAN DE UNIE 12
OVERZICHTSTABELLEN VAN DE BEGROTING 2024 OVEREENKOMSTIG HET MFK 2021-2027 14
OVERZICHTSTABEL VAN DE PERSONEELSFORMATIES VAN INSTELLINGEN EN ORGANEN VAN DE UNIE 33
OVERZICHT VAN DE GEBOUWEN PER INSTELLING VAN DE UNIE 35

ALGEMENE STAAT VAN ONTVANGSTEN

A. FINANCIERING VAN DE JAARLIJKSE BEGROTING VAN DE UNIE 44
INLEIDING 44
BEREKENING VAN DE FINANCIERING VAN DE BEGROTING 45
B. ALGEMENE STAAT VAN ONTVANGSTEN PER BEGROTINGSONDERDEEL 53

— TITEL 1:

EIGEN MIDDELEN 54

— TITEL 2:

OVERSCHOTTEN, SALDI EN AANPASSINGEN 66

— TITEL 3:

ONTVANGSTEN VAN ADMINISTRATIEVE AARD 83

— TITEL 4:

FINANCIËLE ONTVANGSTEN, ACHTERSTANDSRENTE EN BOETEN 106

— TITEL 5:

BEGROTINGSGARANTIES, OPGENOMEN EN VERSTREKTE LENINGEN 117

— TITEL 6:

ONTVANGSTEN, BIJDRAGEN EN RESTITUTIES IN VERBAND MET UNIEBELEID 126

STAAT VAN ONTVANGSTEN EN UITGAVEN PER AFDELING

AFDELING I: EUROPEES PARLEMENT 164
— STAAT VAN ONTVANGSTEN 165

— TITEL 3:

ADMINISTRATIEVE ONTVANGSTEN 166

— TITEL 4:

FINANCIËLE ONTVANGSTEN, ACHTERSTANDSRENTE EN BOETEN 173

— TITEL 6:

ONTVANGSTEN, BIJDRAGEN EN TERUGBETALINGEN IN VERBAND MET BELEID VAN DE UNIE 175
— STAAT VAN UITGAVEN 177

— TITEL 1:

AAN DE INSTELLING VERBONDEN PERSONEN 179

— TITEL 2:

GEBOUWEN, MEUBILAIR, MATERIEEL EN DIVERSE HUISHOUDELIJKE UITGAVEN 206

— TITEL 3:

UITGAVEN VOORTVLOEIEND UIT DE ALGEMENE TAKEN VAN DE INSTELLING 223

— TITEL 4:

UITGAVEN VOORTVLOEIEND UIT SPECIALE TAKEN VAN DE INSTELLING 242

— TITEL 5:

AUTORITEIT VOOR EUROPESE POLITIEKE PARTIJEN EN EUROPESE POLITIEKE STICHTINGEN EN VAN HET COMITE VAN ONAFHANKELIJKE VOORAANSTAANDE PERSONEN 248

— TITEL 10:

OVERIGE UITGAVEN 251
— PERSONEEL 254
AFDELING II: EUROPESE RAAD EN RAAD 256
— STAAT VAN ONTVANGSTEN 257

— TITEL 3:

ADMINISTRATIEVE ONTVANGSTEN 258

— TITEL 4:

FINANCIËLE ONTVANGSTEN, ACHTERSTANDSRENTE EN BOETEN 265

— TITEL 6:

ONTVANGSTEN, BIJDRAGEN EN RESTITUTIES IN VERBAND MET UNIEBELEID 268
— STAAT VAN UITGAVEN 270

— TITEL 1:

AAN DE INSTELLINGEN VERBONDEN PERSONEN 271

— TITEL 2:

GEBOUWEN, MATERIEEL EN OPERATIONELE UITGAVEN 298

— TITEL 10:

OVERIGE UITGAVEN 320
— PERSONEEL 322
AFDELING III: COMMISSION 324
— STAAT VAN ONTVANGSTEN 325

— TITEL 3:

ADMINISTRATIEVE ONTVANGSTEN 326

— TITEL 4:

FINANCIËLE ONTVANGSTEN, ACHTERSTANDSRENTE EN BOETEN 336

— TITEL 5:

BEGROTINGSGARANTIES, OPGENOMEN EN VERSTREKTE LENINGEN 346

— TITEL 6:

ONTVANGSTEN, BIJDRAGEN EN RESTITUTIES IN VERBAND MET UNIEBELEID 354
ALGEMENE SAMENVATTING VAN DE KREDIETEN (2024 EN 2023) EN VAN DE UITVOERING (2022) 392

— TITEL 01:

ONDERZOEK EN INNOVATIE 395

— TITEL 02:

EUROPESE STRATEGISCHE INVESTERINGEN 467

— TITEL 03:

EENGEMAAKTE MARKT 529

— TITEL 04:

RUIMTEVAART 592

— TITEL 05:

REGIONALE ONTWIKKELING EN COHESIE 607

— TITEL 06:

HERSTEL EN VEERKRACHT 647

— TITEL 07:

INVESTEREN IN MENSEN, SOCIALE COHESIE EN WAARDEN 684

— TITEL 08:

LANDBOUW EN MARITIEM BELEID 775

— TITEL 09:

MILIEU EN KLIMAATACTIE 833

— TITEL 10:

MIGRATIE 859

— TITEL 11:

GRENSBEHEER 872

— TITEL 12:

VEILIGHEID 892

— TITEL 13:

DEFENSIE 921

— TITEL 14:

EXTERN OPTREDEN 944

— TITEL 15:

PRETOETREDINGSSTEUN 1027

— TITEL 16:

UITGAVEN BUITEN DE IN HET MEERJARIG FINANCIEEL KADER VASTGESTELDE JAARLIJKSE MAXIMA 1039

— TITEL 20:

ADMINISTRATIEVE UITGAVEN VAN DE EUROPESE COMMISSIE 1063

— TITEL 21:

EUROPESE SCHOLEN EN PENSIOENEN 1158

— TITEL 30:

RESERVES 1174
— PERSONEEL 1183

Bijlagen

BUREAUS 1237
PUBLICATIEBUREAU 1238
— ONTVANGSTEN 1239
— UITGAVEN 1244
EUROPEES BUREAU VOOR PERSONEELSSELECTIE 1267
— ONTVANGSTEN 1268
— UITGAVEN 1273
BUREAU VOOR BEHEER EN AFWIKKELING VAN DE INDIVIDUELE RECHTEN 1295
— ONTVANGSTEN 1296
— UITGAVEN 1301
BUREAU VOOR INFRASTRUCTUUR EN LOGISTIEK — BRUSSEL 1319
— ONTVANGSTEN 1320
— UITGAVEN 1325
BUREAU VOOR INFRASTRUCTUUR EN LOGISTIEK — LUXEMBURG 1344
— ONTVANGSTEN 1345
— UITGAVEN 1350
EUROPEES BUREAU VOOR FRAUDEBESTRIJDING (OLAF) 1369
— ONTVANGSTEN 1370
— UITGAVEN 1375
PROEFPROJECTEN EN VOORBEREIDENDE ACTIES 1395
PROEFPROJECTEN 1396
— UITGAVEN 1397
VOORBEREIDENDE ACTIES 1540
— UITGAVEN 1541
OVERIGE BIJLAGEN 1638
EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE 1639
LIJST VAN VOOR KANDIDAAT-LIDSTATEN OPENGESTELDE BEGROTINGSONDERDELEN EN IN VOORKOMEND GEVAL VAN POTENTIËLE KANDIDATEN VAN DE WESTELIJKE BALKAN EN BEPAALDE PARTNERLANDEN 1654
EXTERNE BESTEMMINGSONTVANGSTEN UIT HOOFDE VAN HET HERSTELINSTRUMENT VOOR DE EUROPESE UNIE 1657
OPGENOMEN EN VERSTREKTE LENINGEN — DOOR DE UNIEBEGROTING GEGARANDEERDE OPGENOMEN EN VERSTREKTE LENINGEN (TER INDICATIE) 1661
WIJZIGINGEN IN DE NOMENCLATUUR 1691
AFDELING IV: HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE UNIE 1702
— STAAT VAN ONTVANGSTEN 1703

— TITEL 3:

ADMINISTRATIEVE ONTVANGSTEN 1704

— TITEL 4:

FINANCIËLE ONTVANGSTEN, ACHTERSTANDSRENTE EN BOETEN 1711
— STAAT VAN UITGAVEN 1713

— TITEL 1:

AAN DE INSTELLING VERBONDEN PERSONEN 1715

— TITEL 2:

GEBOUWEN, MEUBILAIR, MATERIEEL EN DIVERSE HUISHOUDELIJKE UITGAVEN 1735

— TITEL 3:

UITGAVEN VOORTVLOEIEND UIT SPECIFIEKE TAKEN VAN DE INSTELLING 1751

— TITEL 10:

OVERIGE UITGAVEN 1753
— PERSONEEL 1755
AFDELING V: EUROPESE REKENKAMER 1757
— STAAT VAN ONTVANGSTEN 1758

— TITEL 3:

ADMINISTRATIEVE ONTVANGSTEN 1759

— TITEL 4:

FINANCIËLE ONTVANGSTEN, ACHTERSTANDSRENTE EN BOETEN 1766
— STAAT VAN UITGAVEN 1768

— TITEL 1:

AAN DE INSTELLING VERBONDEN PERSONEN 1769

— TITEL 2:

GEBOUWEN, ROERENDE GOEDEREN, MATERIEEL EN DIVERSE HUISHOUDELIJKE UITGAVEN 1787

— TITEL 10:

OVERIGE UITGAVEN 1803
— PERSONEEL 1805
AFDELING VI: EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ 1807
— STAAT VAN ONTVANGSTEN 1808

— TITEL 3:

ADMINISTRATIEVE ONTVANGSTEN 1809

— TITEL 4:

FINANCIËLE ONTVANGSTEN, ACHTERSTANDSRENTE EN BOETEN 1816
— STAAT VAN UITGAVEN 1818

— TITEL 1:

AAN DE INSTELLING VERBONDEN PERSONEN 1819

— TITEL 2:

GEBOUWEN, MEUBILAIR, MATERIEEL EN DIVERSE HUISHOUDELIJKE UITGAVEN 1839

— TITEL 10:

OVERIGE UITGAVEN 1860
— PERSONEEL 1862
AFDELING VII: EUROPEES COMITÉ VAN DE REGIO’S 1863
— STAAT VAN ONTVANGSTEN 1864

— TITEL 3:

ADMINISTRATIEVE ONTVANGSTEN 1865

— TITEL 4:

FINANCIËLE ONTVANGSTEN, ACHTERSTANDSRENTE EN BOETEN 1872
— STAAT VAN UITGAVEN 1874

— TITEL 1:

AAN DE INSTELLING VERBONDEN PERSONEN 1875

— TITEL 2:

GEBOUWEN, MEUBILAIR, MATERIEEL EN DIVERSE HUISHOUDELIJKE UITGAVEN 1894

— TITEL 10:

OVERIGE UITGAVEN 1913
— PERSONEEL 1915
AFDELING VIII: EUROPESE OMBUDSMAN 1916
— STAAT VAN ONTVANGSTEN 1917

— TITEL 3:

ADMINISTRATIEVE ONTVANGSTEN 1918

— TITEL 4:

FINANCIËLE ONTVANGSTEN, ACHTERSTANDSRENTE EN BOETEN 1926

— TITEL 6:

ONTVANGSTEN, BIJDRAGEN EN TERUGBETALINGEN IN VERBAND MET BELEID VAN DE UNIE 1928
— STAAT VAN UITGAVEN 1930

— TITEL 1:

UITGAVEN BETREFFENDE DE AAN DE INSTELLING VERBONDEN PERSONEN 1932

— TITEL 2:

GEBOUWEN, MEUBILAIR, UITRUSTING EN DIVERSE HUISHOUDELIJKE UITGAVEN 1947

— TITEL 3:

UITGAVEN VOORTVLOEIEND UIT DE ALGEMENE TAKEN VAN DE INSTELLING 1956

— TITEL 10:

OVERIGE UITGAVEN 1964
— PERSONEEL 1966
AFDELING IX: EUROPESE TOEZICHTHOUDER VOOR GEGEVENSBESCHERMING 1967
— ONTVANGSTEN 1968

— TITEL 3:

ADMINISTRATIEVE ONTVANGSTEN 1969

— TITEL 4:

FINANCIËLE ONTVANGSTEN, ACHTERSTANDSRENTE EN BOETEN 1976
— STAAT VAN UITGAVEN 1978

— TITEL 1:

AAN DE INSTELLING VERBONDEN PERSONEN 1979

— TITEL 2:

GEBOUWEN, MATERIEEL EN UITGAVEN IN VERBAND MET DE WERKING VAN DE INSTELLING 1995

— TITEL 3:

EUROPEES COMITÉ VOOR GEGEVENSBESCHERMING 2001

— TITEL 10:

OVERIGE UITGAVEN 2017
— PERSONEEL 2019
AFDELING X: EUROPESE DIENST VOOR EXTERN OPTREDEN 2021
— STAAT VAN ONTVANGSTEN 2022

— TITEL 3:

ADMINISTRATIEVE ONTVANGSTEN 2023

— TITEL 4:

FINANCIËLE ONTVANGSTEN, ACHTERSTANDSRENTE EN BOETEN 2031

— TITEL 6:

ONTVANGSTEN, BIJDRAGEN EN RESTITUTIES IN VERBAND MET UNIEBELEID 2033
— STAAT VAN UITGAVEN 2035

— TITEL 1:

PERSONEEL OP DE HOOFDZETEL 2036

— TITEL 2:

GEBOUWEN, MATERIEEL EN OPERATIONELE UITGAVEN VOOR DE DIENSTEN IN BRUSSEL 2053

— TITEL 3:

DELEGATIES 2076

— TITEL 10:

OVERIGE UITGAVEN 2085
— PERSONEEL 2087

ALGEMENE UITGAVENSTAAT

INLEIDING TOT DE JAARLIJKSE BEGROTING VAN DE UNIE

De jaarlijkse begroting van de Unie (hierna “de begroting” genoemd), als beschreven in het zesde deel, titel II, hoofdstuk 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), is het besluit waarbij voor elk begrotingsjaar alle noodzakelijk geachte ontvangsten en uitgaven van de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie worden geraamd en goedgekeurd.

Bij de opstelling en de uitvoering van de begroting moeten het eenheids-, het begrotingswaarachtigheids-, het jaarperiodiciteits-, het evenwichts-, het rekeneenheids-, het universaliteits- en het specialiteitsbeginsel, het beginsel van goed financieel beheer en het transparantiebeginsel in acht worden genomen.

Het eenheidsbeginsel en het begrotingswaarachtigheidsbeginsel houden in dat alle ontvangsten en uitgaven van de Unie, voor zover die ten laste van de begroting komen, in één enkel document moeten worden opgenomen.

Het jaarperiodiciteitsbeginsel impliceert dat de begroting per begrotingsjaar wordt vastgesteld en dat zowel de vastleggings- als de betalingskredieten van een bepaald begrotingsjaar in beginsel in datzelfde begrotingsjaar moeten worden besteed.

Volgens het evenwichtsbeginsel moeten de ontvangstenramingen voor het begrotingsjaar gelijk zijn aan de betalingskredieten voor dit begrotingsjaar; een lening aangaan om een eventueel begrotingstekort te dekken, strookt niet met het stelsel van eigen middelen en is dus niet toegestaan.

Volgens het rekeneenheidsbeginsel wordt de begroting in euro opgesteld, uitgevoerd en onderworpen aan rekening en verantwoording.

Het universaliteitsbeginsel houdt in dat de gezamenlijke ontvangsten ter dekking van de gezamenlijke betalingskredieten dienen, behoudens bepaalde ontvangsten die bestemd zijn voor de financiering van bepaalde specifieke uitgaven. De ontvangsten en de uitgaven moeten in hun geheel in de begroting worden opgenomen en mogen niet met elkaar worden gecompenseerd.

Het specialiteitsbeginsel houdt in dat ieder krediet een bepaalde bestemming heeft en voor een bepaald doel wordt gebruikt, zodat geen verwarring met andere kredieten mogelijk is.

De definitie van het beginsel van goed financieel beheer is gebaseerd op de beginselen van zuinigheid, efficiëntie en doeltreffendheid.

Het transparantiebeginsel zorgt ervoor dat er betrouwbare informatie wordt gegeven over de uitvoering van de begroting en over de boekhouding.

De begroting omvat ontvangsten en uitgaven per afdeling, met één afdeling voor elk van de instellingen van de Unie in de zin van artikel 2, punt 67, van het Financieel Reglement. De aan alle instellingen van de Unie gemeenschappelijke ontvangsten (eigen middelen, overschotten, saldi en aanpassingen) worden gepresenteerd in een afzonderlijke afdeling “Totale ontvangsten”.

Overeenkomstig artikel 47 van het Financieel Reglement worden de ontvangsten van de Commissie en de uitgaven en ontvangsten van de overige instellingen van de Unie ingedeeld al naar hun aard of bestemming. De afdeling van de begroting betreffende de Commissie wordt ingericht met een indeling naar de bestemming van de uitgaven met het oog op een betere doorzichtigheid van het begrotingsbeheer ten aanzien van de doelstellingen goed financieel beheer en met name efficiëntie en doeltreffendheid.

Aan de uitgavenzijde bevat de begroting gesplitste kredieten, die aanleiding geven tot vastleggingskredieten en betalingskredieten, en niet-gesplitste kredieten. Vastleggingskredieten dekken de totale kosten van de juridische verbintenissen die tijdens het begrotingsjaar worden aangegaan en betalingskredieten dekken de betalingen die voortvloeien uit de uitvoering van de juridische verbintenissen die in het begrotingsjaar of voorgaande begrotingsjaren zijn aangegaan.

Voor 2024 belopen de in de begroting goedgekeurde uitgaven in totaal 189 385 440 186 EUR aan vastleggingskredieten en 142 630 300 039 EUR aan betalingskredieten, hetgeen neerkomt op een verschil van respectievelijk 1,6 % en –13,7 % ten opzichte van de begroting 2023 (met inbegrip van gewijzigde begrotingen).

Overeenkomstig artikel 312 van het VWEU voldoet de begroting aan de maxima voor 2024 van het meerjarig financieel kader (MFK) voor de periode 2021-2027 overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van de Raad van 17 december 2020 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027 (PB L 433I van 22.12.2020, blz. 11). In dit verband zijn in deze afdeling (“Algemene staat van uitgaven”) twee overzichtstabellen opgenomen die de begroting volgens de structuur van de MFK-rubrieken presenteren, zowel op geaggregeerd niveau als op het niveau van clusters en programma’s.

Voorts bevat deze afdeling de overzichtstabel van de personeelsformatieposten van alle instellingen (en organen) van de Unie en de overzichtstabel van gebouwen.

OVERZICHTSTABELLEN VAN DE BEGROTING 2024 OVEREENKOMSTIG HET MFK 2021-2027

1.   MFK-MAXIMA VOOR DE BEGROTING 2024

De maxima voor vastleggings- en betalingskredieten in het MFK (1) worden weergegeven in de onderstaande tabel:

Rubriek

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Totaal

 

VASTLEGGINGSKREDIETEN

1.

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

20 919

21 878

21 727

21 598

21 272

21 847

22 077

151 318

2.

Cohesie, veerkracht en waarden

6 364

67 806

70 137

73 289

74 993

66 536

70 283

429 408

 

2a. Economische, sociale en territoriale samenhang

1 769

61 345

62 939

64 683

66 479

56 725

58 639

372 579

 

2b. Veerkracht en waarden

4 595

6 461

7 198

8 606

8 514

9 811

11 644

56 829

3.

Natuurlijke hulpbronnen en milieu

56 841

56 965

57 295

57 449

57 558

57 332

57 557

400 997

 

waarvan: Marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

40 368

40 639

40 693

40 603

40 665

40 691

40 651

284 310

4.

Migratie en grensbeheer

1 791

3 360

3 814

4 020

4 387

4 315

4 465

26 152

5.

Veiligheid en defensie

1 696

1 896

1 946

2 004

2 243

2 435

2 705

14 925

6.

Nabuurschap en internationaal beleid

16 247

16 802

16 329

15 830

15 304

14 754

15 331

110 597

7.

Europees openbaar bestuur

10 635

11 058

11 419

11 773

12 124

12 506

12 959

82 474

 

waarvan: Administratieve uitgaven van de instellingen

8 216

8 528

8 772

9 006

9 219

9 464

9 786

62 991

 

TOTAAL VASTLEGGINGEN

114 493

179 765

182 667

185 963

187 881

179 725

185 377

1 215 871

 

 

TOTAAL BETALINGEN

163 496

166 534

168 575

170 543

173 654

177 126

180 668

1 200 596

(Maxima van het meerjarig financieel kader in miljoen EUR, in lopende prijzen)

2.   OVERZICHT VAN DE BEGROTING 2024 PER MFK-RUBRIEK (TOTAAL)

 

Begroting

Begroting

Verschil

Verschil

2024

2023 (1)

2024 - 2023

2024 / 2023

(1)

(2)

(1 - 2)

(1 / 2)

VK

BK

VK

BK

VK

BK

VK

BK

1.

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

21 493 372 987

20 827 967 003

21 415 056 589

20 190 331 790

78 316 398

637 635 213

0,4 %

3,2 %

Maximum

21 598 000 000

 

21 727 000 000

 

 

 

 

 

waarvan onder flexibiliteitsinstrumenten

 

 

 

 

 

 

 

 

waarvan onder enkelvoudig marge-instrument (artikel 11, lid 1, punt a))

 

 

 

 

 

 

 

 

waarvan onder enkelvoudig marge-instrument (artikel 11, lid 1, punt c))

 

 

 

 

 

 

 

 

Marge

104 627 013

 

311 943 411

 

 

 

 

 

2.

Cohesie, veerkracht en waarden

74 560 690 949

33 715 996 204

70 586 704 063

56 327 891 508

3 973 986 886

-22 611 895 304

5,6 %

–40,1 %

Maximum

73 289 000 000

 

70 137 000 000

 

 

 

 

 

waarvan onder flexibiliteitsinstrumenten

1 289 495 333

 

182 220 073

 

 

 

 

 

waarvan onder enkelvoudig marge-instrument (artikel 11, lid 1, punt a))

 

 

280 000 000

 

 

 

 

 

waarvan onder enkelvoudig marge-instrument (artikel 11, lid 1, punt c))

 

 

 

 

 

 

 

 

Marge

17 804 384

 

12 516 010

 

 

 

 

 

2a.

Economische, sociale en territoriale samenhang

64 665 195 616

24 155 654 152

62 926 483 990

49 143 689 338

1 738 711 626

-24 988 035 186

2,8 %

–50,8 %

Maximum

64 683 000 000

 

62 939 000 000

 

 

 

 

 

waarvan onder flexibiliteitsinstrumenten

 

 

 

 

 

 

 

 

waarvan onder enkelvoudig marge-instrument (artikel 11, lid 1, punt a))

 

 

 

 

 

 

 

 

waarvan onder enkelvoudig marge-instrument (artikel 11, lid 1, punt c))

 

 

 

 

 

 

 

 

Marge

17 804 384

 

12 516 010

 

 

 

 

 

2b.

Veerkracht en waarden

9 895 495 333

9 560 342 052

7 660 220 073

7 184 202 170

2 235 275 260

2 376 139 882

29,2 %

33,1 %

Maximum

8 606 000 000

 

7 198 000 000

 

 

 

 

 

waarvan onder flexibiliteitsinstrumenten

1 289 495 333

 

182 220 073

 

 

 

 

 

waarvan onder enkelvoudig marge-instrument (artikel 11, lid 1, punt a))

 

 

280 000 000

 

 

 

 

 

waarvan onder enkelvoudig marge-instrument (artikel 11, lid 1, punt c))

 

 

 

 

 

 

 

 

Marge

 

 

 

 

 

 

 

 

3.

Natuurlijke hulpbronnen en milieu

57 338 630 839

54 151 402 941

57 218 143 225

56 747 545 265

120 487 614

-2 596 142 324

0,2 %

–4,6 %

Maximum

57 449 000 000

 

57 295 000 000

 

 

 

 

 

waarvan onder flexibiliteitsinstrumenten

 

 

 

 

 

 

 

 

waarvan onder enkelvoudig marge-instrument (artikel 11, lid 1, punt a))

 

 

 

 

 

 

 

 

waarvan onder enkelvoudig marge-instrument (artikel 11, lid 1, punt c))

 

 

 

 

 

 

 

 

Marge

110 369 161

 

76 856 775

 

 

 

 

 

 

waarvan: Marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

40 517 278 000

40 505 482 213

40 692 211 000

40 698 181 356

- 174 933 000

- 192 699 143

–0,4 %

–0,5 %

 

ELGF-submaximum

41 649 000 000

 

41 518 000 000

 

 

 

 

 

 

Afrondingsverschil uitgesloten voor de berekening van de submarge

722 000

 

789 000

 

 

 

 

 

 

Netto-overdracht tussen ELGF en Elfpo

-1 046 000 000

 

- 825 000 000

 

 

 

 

 

 

Nettosaldo dat voor uitgaven uit het ELGF beschikbaar is

40 602 278 000

 

40 692 211 000

 

 

 

 

 

 

Aangepast ELGF-submaximum gecorrigeerd door overdrachten tussen ELGF en Elfpo

40 603 000 000

 

40 693 000 000

 

 

 

 

 

 

ELGF-submarge

85 722 000

 

789 000

 

 

 

 

 

 

ELGF-submarge (exclusief afrondingsverschil)

85 000 000

 

 

 

 

 

 

 

4.

Migratie en grensbeheer

3 892 705 671

3 248 967 443

3 727 311 518

2 779 380 252

165 394 153

469 587 191

4,4 %

16,9 %

Maximum

4 020 000 000

 

3 814 000 000

 

 

 

 

 

waarvan onder flexibiliteitsinstrumenten

 

 

 

 

 

 

 

 

waarvan onder enkelvoudig marge-instrument (artikel 11, lid 1, punt a))

 

 

 

 

 

 

 

 

waarvan onder enkelvoudig marge-instrument (artikel 11, lid 1, punt c))

 

 

 

 

 

 

 

 

Marge

127 294 329

 

86 688 482

 

 

 

 

 

5.

Veiligheid en defensie

2 321 177 926

2 035 413 531

2 116 636 829

1 137 374 612

204 541 097

898 038 919

9,7 %

79,0 %

Maximum

2 004 000 000

 

1 946 000 000

 

 

 

 

 

waarvan onder flexibiliteitsinstrumenten

317 177 926

 

170 636 829

 

 

 

 

 

waarvan onder enkelvoudig marge-instrument (artikel 11, lid 1, punt a))

 

 

 

 

 

 

 

 

waarvan onder enkelvoudig marge-instrument (artikel 11, lid 1, punt c))

 

 

 

 

 

 

 

 

Marge

 

 

 

 

 

 

 

 

6.

Nabuurschap en internationaal beleid

16 230 000 000

15 291 157 313

17 211 879 478

13 994 937 845

- 981 879 478

1 296 219 468

–5,7 %

9,3 %

Maximum

15 830 000 000

 

16 329 000 000

 

 

 

 

 

waarvan onder flexibiliteitsinstrumenten

28 828 204

 

882 879 478

 

 

 

 

 

waarvan onder enkelvoudig marge-instrument (artikel 11, lid 1, punt a))

371 171 796

 

 

 

 

 

 

 

waarvan onder enkelvoudig marge-instrument (artikel 11, lid 1, punt c))

 

 

 

 

 

 

 

 

Marge

 

 

 

 

 

 

 

 

7.

Europees openbaar bestuur

11 988 000 603

11 988 000 603

11 345 719 501

11 345 719 501

642 281 102

642 281 102

5,7 %

5,7 %

Maximum

11 773 000 000

 

11 419 000 000

 

 

 

 

 

waarvan onder flexibiliteitsinstrumenten

 

 

 

 

 

 

 

 

waarvan onder enkelvoudig marge-instrument (artikel 11, lid 1, punt a))

215 000 603

 

 

 

 

 

 

 

waarvan onder enkelvoudig marge-instrument (artikel 11, lid 1, punt c))

 

 

 

 

 

 

 

 

Marge

 

 

73 280 499

 

 

 

 

 

 

waarvan: Administratieve uitgaven van de instellingen

9 175 375 841

9 175 375 841

8 720 412 899

8 720 412 899

454 962 942

454 962 942

5,2 %

5,2 %

 

Submaximum

9 006 000 000

 

8 772 000 000

 

 

 

 

 

waarvan onder flexibiliteitsinstrumenten

0

 

0

 

 

 

 

 

waarvan onder enkelvoudig marge-instrument (artikel 11, lid 1, punt a))

169 375 841

 

0

 

 

 

 

 

waarvan onder enkelvoudig marge-instrument (artikel 11, lid 1, punt c))

0

 

0

 

 

 

 

 

 

Submarge

 

 

51 587 101

 

 

 

 

 

Kredieten voor rubrieken

187 824 578 975

141 258 905 038

183 621 451 203

162 523 180 773

4 203 127 772

-21 264 275 735

2,3 %

–13,1 %

 

waarvan onder flexibiliteitsinstrument

1 635 501 463

1 734 392 297

1 235 736 380

948 114 733

 

 

 

 

 

Maximum

185 963 000 000

170 543 000 000

182 667 000 000

168 575 000 000

 

 

 

 

waarvan onder enkelvoudig marge-instrument (artikel 11, lid 1, punt a))

586 172 399

 

280 000 000

 

 

 

 

 

waarvan onder enkelvoudig marge-instrument (artikel 11, lid 1, punt c))

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Marge

360 094 887

31 018 487 259

561 285 177

6 999 933 960

 

 

 

 

Kredieten als % van het bni

1,06 %

0,80 %

1,08 %

0,96 %

 

 

 

 

 

Thematische speciale instrumenten

1 560 861 211

1 371 395 001

2 855 153 029

2 679 794 000

-1 294 291 818

-1 308 398 999

–45,3 %

–48,8 %

Totaal kredieten

189 385 440 186

142 630 300 039

186 476 604 232

165 202 974 773

2 908 835 954

-22 572 674 734

1,6 %

–13,7 %

Kredieten als % van het bni

1,07 %

0,80 %

1,10 %

0,97 %

 

 

 

 

(1) De begroting 2023 omvat de gewijzigde begrotingen nrs. 1 tot en met 4/2023.

(vastleggingskredieten (VK) en betalingskredieten (BK) in EUR in lopende prijzen)

3.   OVERZICHT VAN DE BEGROTING 2024 PER MFK-RUBRIEK (PER CLUSTER EN PER PROGRAMMA)

 

Begroting

Begroting

Verschil

Verschil

2024

2023 (1)

2024 - 2023

2024 / 2023

(1)

(2)

(1 - 2)

(1 / 2)

VK

BK

VK

BK

VK

BK

VK

BK

1.

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

21 493 372 987

20 827 967 003

21 415 056 589

20 190 331 790

78 316 398

637 635 213

0,4 %

3,2 %

 

waarvan onder flexibiliteitsinstrumenten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

waarvan onder enkelvoudig marge-instrument (artikel 11, lid 1, punt a))

 

 

 

 

 

 

 

 

 

waarvan onder enkelvoudig marge-instrument (artikel 11, lid 1, punt c))

 

 

 

 

 

 

 

 

Maximum

21 598 000 000

 

21 727 000 000

 

 

 

 

 

Marge

104 627 013

 

311 943 411

 

 

 

 

 

 

Cluster 01 - Onderzoek en innovatie

13 639 104 033

12 701 370 884

13 296 916 265

12 592 550 089

342 187 768

108 820 795

2,6 %

0,9 %

 

Horizon Europa

12 897 088 532

11 832 765 189

12 432 890 425

11 893 369 694

464 198 107

-60 604 505

3,7 %

–0,5 %

 

Euratom-programma voor onderzoek en opleiding

281 235 603

332 554 884

276 477 488

274 291 070

4 758 115

58 263 814

1,7 %

21,2 %

 

Internationale thermonucleaire experimentele reactor (ITER)

436 299 898

509 170 726

559 848 352

407 228 782

- 123 548 454

101 941 944

–22,1 %

25,0 %

 

Andere maatregelen

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

 

 

– 100,0 %

– 100,0 %

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

24 480 000

26 880 085

27 700 000

17 660 543

-3 220 000

9 219 542

–11,6 %

52,2 %

 

Cluster 02 - Europese strategische investeringen

4 594 967 505

4 756 129 370

4 902 744 853

4 390 650 864

- 307 777 348

365 478 506

–6,3 %

8,3 %

 

InvestEU-fonds

347 546 000

346 692 531

340 742 000

389 842 211

6 804 000

-43 149 680

2,0 %

–11,1 %

 

Connecting Europe Facility (CEF) – Vervoer

1 757 250 201

2 118 768 416

1 852 540 197

1 943 486 490

-95 289 996

175 281 926

–5,1 %

9,0 %

 

Connecting Europe Facility (CEF) – Energie

885 407 256

741 385 344

856 401 939

720 857 670

29 005 317

20 527 674

3,4 %

2,8 %

 

Connecting Europe Facility (CEF) – Digitaal

87 128 042

151 240 642

289 076 945

230 032 761

- 201 948 903

-78 792 119

–69,9 %

–34,3 %

 

Programma Digitaal Europa

1 265 908 188

1 149 659 667

1 326 928 895

856 118 126

-61 020 707

293 541 541

–4,6 %

34,3 %

 

Gedecentraliseerde agentschappen

213 446 135

213 446 135

205 418 565

205 418 565

8 027 570

8 027 570

3,9 %

3,9 %

 

Andere maatregelen

p.m.

p.m.

3 500 000

3 500 000

-3 500 000

-3 500 000

– 100,0 %

– 100,0 %

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

13 790 000

14 416 635

4 125 000

17 645 041

9 665 000

-3 228 406

234,3 %

–18,3 %

 

Op grond van de prerogatieven van de Commissie en specifieke aan de Commissie verleende bevoegdheden gefinancierde acties

24 491 683

20 520 000

24 011 312

23 750 000

480 371

-3 230 000

2,0 %

–13,6 %

 

Cluster 03 - Eengemaakte markt

958 228 104

914 955 904

939 232 234

943 158 600

18 995 870

-28 202 696

2,0 %

–3,0 %

 

Programma voor de eengemaakte markt (incl. MKB)

602 250 000

601 245 738

602 820 090

615 260 036

- 570 090

-14 014 298

–0,1 %

–2,3 %

 

EU-fraudebestrijdingsprogramma

25 505 999

23 211 637

24 850 000

26 370 516

655 999

-3 158 879

2,6 %

–12,0 %

 

Samenwerking op fiscaal gebied (Fiscalis)

38 432 232

30 437 501

37 678 659

36 170 000

753 573

-5 732 499

2,0 %

–15,8 %

 

Ssamenwerking op douanegebied (Douane)

135 714 000

104 838 141

133 053 000

119 860 000

2 661 000

-15 021 859

2,0 %

–12,5 %

 

Gedecentraliseerde agentschappen

135 565 873

135 565 873

125 630 485

125 630 485

9 935 388

9 935 388

7,9 %

7,9 %

 

Andere maatregelen

9 000 000

9 000 000

9 700 000

9 700 000

- 700 000

- 700 000

–7,2 %

–7,2 %

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

11 760 000

10 657 014

5 500 000

10 167 563

6 260 000

489 451

113,8 %

4,8 %

 

Cluster 04 - Ruimtevaart

2 301 073 345

2 455 510 845

2 276 163 237

2 263 972 237

24 910 108

191 538 608

1,1 %

8,5 %

 

Europees ruimtevaartprogramma

2 088 270 000

2 182 600 000

2 045 101 000

2 090 660 000

43 169 000

91 940 000

2,1 %

4,4 %

 

Beveiligde connectiviteit van de Unie

117 350 000

190 200 000

156 300 000

98 550 000

-38 950 000

91 650 000

–24,9 %

93,0 %

 

Gedecentraliseerde agentschappen

78 463 345

78 463 345

74 762 237

74 762 237

3 701 108

3 701 108

5,0 %

5,0 %

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

16 990 000

4 247 500

 

 

16 990 000

4 247 500

0

0

2.

Cohesie, veerkracht en waarden

74 560 690 949

33 715 996 204

70 586 704 063

56 327 891 508

3 973 986 886

-22 611 895 304

5,6 %

–40,1 %

 

waarvan onder flexibiliteitsinstrumenten

1 289 495 333

 

182 220 073

 

 

 

 

 

 

waarvan onder enkelvoudig marge-instrument (artikel 11, lid 1, punt a))

 

 

280 000 000

 

 

 

 

 

 

waarvan onder enkelvoudig marge-instrument (artikel 11, lid 1, punt c))

 

 

 

 

 

 

 

 

Maximum

73 289 000 000

 

70 137 000 000

 

 

 

 

 

Marge

17 804 384

 

12 516 010

 

 

 

 

 

2a.

Economische, sociale en territoriale samenhang

64 665 195 616

24 155 654 152

62 926 483 990

49 143 689 338

1 738 711 626

-24 988 035 186

2,8 %

–50,8 %

 

waarvan onder flexibiliteitsinstrumenten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

waarvan onder enkelvoudig marge-instrument (artikel 11, lid 1, punt a))

 

 

 

 

 

 

 

 

 

waarvan onder enkelvoudig marge-instrument (artikel 11, lid 1, punt c))

 

 

 

 

 

 

 

 

Maximum

64 683 000 000

 

62 939 000 000

 

 

 

 

 

Marge

17 804 384

 

12 516 010

 

 

 

 

 

 

Cluster 05 - Regionale ontwikkeling en cohesie

47 882 433 364

17 300 048 145

46 151 987 499

36 771 174 159

1 730 445 865

-19 471 126 014

3,7 %

–53,0 %

 

Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO)

39 434 466 155

13 079 405 451

38 392 573 227

26 233 345 530

1 041 892 928

-13 153 940 079

2,7 %

–50,1 %

 

Cohesiefonds (CF)

8 447 967 209

4 215 982 694

7 755 914 272

10 532 718 629

692 052 937

-6 316 735 935

8,9 %

–60,0 %

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

p.m.

4 660 000

3 500 000

5 110 000

-3 500 000

- 450 000

– 100,0 %

–8,8 %

 

Cluster 07 - Investeren in mensen, sociale cohesie en waarden

16 782 762 252

6 855 606 007

16 774 496 491

12 372 515 179

8 265 761

-5 516 909 172

0,0 %

–44,6 %

 

Europees Sociaal Fonds (ESF)

16 782 762 252

6 855 606 007

16 774 496 491

12 372 515 179

8 265 761

-5 516 909 172

0,0 %

–44,6 %

2b.

Veerkracht en waarden

9 895 495 333

9 560 342 052

7 660 220 073

7 184 202 170

2 235 275 260

2 376 139 882

0,0 %

0,0 %

 

waarvan onder flexibiliteitsinstrumenten

1 289 495 333

 

182 220 073

 

 

 

 

 

 

waarvan onder enkelvoudig marge-instrument (artikel 11, lid 1, punt a))

 

 

280 000 000

 

 

 

 

 

 

waarvan onder enkelvoudig marge-instrument (artikel 11, lid 1, punt c))

 

 

 

 

 

 

 

 

Maximum

8 606 000 000

 

7 198 000 000

 

 

 

 

 

Marge

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Cluster 05 - Regionale ontwikkeling en cohesie

34 285 980

31 969 879

33 613 010

36 873 475

672 970

-4 903 596

2,0 %

–13,3 %

 

Steun voor de Turks-Cypriotische gemeenschap

34 285 980

31 969 879

33 613 010

36 873 475

672 970

-4 903 596

2,0 %

–13,3 %

 

Cluster 06 - Herstel en veerkracht

4 719 865 703

4 653 961 893

2 637 868 591

2 640 836 067

2 081 997 112

2 013 125 826

78,9 %

76,2 %

 

Herstel- en veerkrachtfaciliteit en instrument voor technische ondersteuning

123 486 392

104 735 800

121 065 192

114 966 000

2 421 200

-10 230 200

2,0 %

–8,9 %

 

Bescherming van de euro tegen valsemunterij (programma Pericles IV)

884 755

983 192

867 060

1 205 570

17 695

- 222 378

2,0 %

–18,4 %

 

Financieringskosten van het herstelinstrument voor de Europese Unie (EURI)

3 340 000 000

3 340 000 000

1 315 775 000

1 315 775 000

2 024 225 000

2 024 225 000

153,8 %

153,8 %

 

Mechanisme voor civiele bescherming van de Unie (rescEU)

240 311 354

259 908 000

188 005 975

312 019 857

52 305 379

-52 111 857

27,8 %

–16,7 %

 

EU4Health

753 792 242

689 068 410

739 250 309

626 841 615

14 541 933

62 226 795

2,0 %

9,9 %

 

Instrument voor noodhulp binnen de Unie (ESI)

p.m.

1 999 028

p.m.

5 878 000

 

-3 878 972

 

–66,0 %

 

Gedecentraliseerde agentschappen

249 293 189

245 467 463

260 905 055

253 150 025

-11 611 866

-7 682 562

–4,5 %

–3,0 %

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

 

 

 

 

 

Op grond van de prerogatieven van de Commissie en specifieke aan de Commissie verleende bevoegdheden gefinancierde acties

12 097 771

11 800 000

12 000 000

11 000 000

97 771

800 000

0,8 %

7,3 %

 

Cluster 07 - Investeren in mensen, sociale cohesie en waarden

5 141 343 650

4 874 410 280

4 988 738 472

4 506 492 628

152 605 178

367 917 652

3,1 %

8,2 %

 

Werkgelegenheid en sociale innovatie

93 500 000

85 000 000

93 500 000

95 200 000

0

-10 200 000

0

–10,7 %

 

Erasmus+

3 796 131 530

3 522 138 893

3 668 525 437

3 291 597 196

127 606 093

230 541 697

3,5 %

7,0 %

 

Europees Solidariteitskorps (ESC)

144 020 247

138 675 374

144 196 320

124 118 124

- 176 073

14 557 250

–0,1 %

11,7 %

 

Creatief Europa

334 788 132

365 763 754

332 790 321

312 462 192

1 997 811

53 301 562

0,6 %

17,1 %

 

Justitie

41 791 000

38 516 968

42 225 000

39 817 603

- 434 000

-1 300 635

–1,0 %

–3,3 %

 

Burgers, gelijkheid, rechten en waarden

219 462 993

225 564 096

215 282 092

156 569 755

4 180 901

68 994 341

1,9 %

44,1 %

 

Gedecentraliseerde agentschappen en Europees openbaar ministerie (EPPO)

294 845 169

286 083 169

271 478 848

266 290 848

23 366 321

19 792 321

8,6 %

7,4 %

 

Andere maatregelen

7 900 000

7 000 000

7 900 000

6 000 000

0

1 000 000

0

16,7 %

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

25 827 500

38 714 440

31 590 500

46 974 582

-5 763 000

-8 260 142

–18,2 %

–17,6 %

 

Op grond van de prerogatieven van de Commissie en specifieke aan de Commissie verleende bevoegdheden gefinancierde acties

183 077 079

166 953 586

181 249 954

167 462 328

1 827 125

- 508 742

1,0 %

–0,3 %

3.

Natuurlijke hulpbronnen en milieu

57 338 630 839

54 151 402 941

57 218 143 225

56 747 545 265

120 487 614

-2 596 142 324

0,2 %

–4,6 %

 

waarvan onder flexibiliteitsinstrumenten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

waarvan onder enkelvoudig marge-instrument (artikel 11, lid 1, punt a))

 

 

 

 

 

 

 

 

 

waarvan onder enkelvoudig marge-instrument (artikel 11, lid 1, punt c))

 

 

 

 

 

 

 

 

Maximum

57 449 000 000

 

57 295 000 000

 

 

 

 

 

Marge

110 369 161

 

76 856 775

 

 

 

 

 

 

waarvan: Marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

40 517 278 000

40 505 482 213

40 692 211 000

40 698 181 356

- 174 933 000

- 192 699 143

–0,4 %

–0,5 %

 

ELGF-submaximum

41 649 000 000

 

41 518 000 000

 

 

 

 

 

 

Afrondingsverschil uitgesloten voor de berekening van de submarge

722 000

 

789 000

 

 

 

 

 

 

Netto-overdracht tussen ELGF en Elfpo

-1 046 000 000

 

- 825 000 000

 

 

 

 

 

 

Nettosaldo dat voor uitgaven uit het ELGF beschikbaar is

40 602 278 000

 

40 692 211 000

 

 

 

 

 

 

Aangepast ELGF-submaximum gecorrigeerd door overdrachten tussen ELGF en Elfpo

40 603 000 000

 

40 693 000 000

 

 

 

 

 

 

ELGF-submarge

85 722 000

 

789 000

 

 

 

 

 

 

ELGF-submarge (exclusief afrondingsverschil)

85 000 000

 

 

 

 

 

 

 

 

Cluster 08 - Landbouw en maritiem beleid

54 943 979 402

53 455 283 942

54 877 501 540

56 148 976 403

66 477 862

-2 693 692 461

0,1 %

–4,8 %

 

Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF)

40 517 278 000

40 505 482 213

40 692 211 000

40 698 181 356

- 174 933 000

- 192 699 143

–0,4 %

–0,5 %

 

Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO)

13 155 810 194

11 991 887 000

12 934 676 920

14 402 190 175

221 133 274

-2 410 303 175

1,7 %

–16,7 %

 

Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur (EFMZVA)

1 069 715 576

780 643 502

1 102 824 579

888 605 509

-33 109 003

- 107 962 007

–3,0 %

–12,1 %

 

Partnerschapsovereenkomsten inzake duurzame visserij (PODV) en Regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB)

162 781 754

142 628 754

116 753 754

126 378 754

46 028 000

16 250 000

39,4 %

12,9 %

 

Gedecentraliseerde agentschappen

29 853 878

29 853 878

29 535 287

29 535 287

318 591

318 591

1,1 %

1,1 %

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

8 540 000

4 788 595

1 500 000

4 085 322

7 040 000

703 273

469,3 %

17,2 %

 

Cluster 09 - Milieu en klimaatactie

2 394 651 437

696 118 999

2 340 641 685

598 568 862

54 009 752

97 550 137

2,3 %

16,3 %

 

Programma voor het milieu en klimaatactie (LIFE)

764 949 659

571 375 575

758 424 884

525 592 771

6 524 775

45 782 804

0,9 %

8,7 %

 

Fonds voor een rechtvaardige transitie

1 489 859 854

3 257 816

1 466 200 981

2 800 000

23 658 873

457 816

1,6 %

16,4 %

 

Leenfaciliteit voor de overheidssector in het kader van het mechanisme voor een rechtvaardige transitie (JTM)

50 000 000

35 000 000

50 000 000

p.m.

 

35 000 000

 

 

 

Gedecentraliseerde agentschappen

67 601 924

67 601 924

56 665 820

56 665 820

10 936 104

10 936 104

19,3 %

19,3 %

 

Op grond van de prerogatieven van de Commissie en specifieke aan de Commissie verleende bevoegdheden gefinancierde acties

16 240 000

7 362 000

4 150 000

1 565 679

12 090 000

5 796 321

291,3 %

370,2 %

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

6 000 000

11 521 684

5 200 000

11 944 592

800 000

- 422 908

15,4 %

–3,5 %

4.

Migratie en grensbeheer

3 892 705 671

3 248 967 443

3 727 311 518

2 779 380 252

165 394 153

469 587 191

4,4 %

16,9 %

Maximum

4 020 000 000

 

3 814 000 000

 

 

 

 

 

 

waarvan onder flexibiliteitsinstrumenten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

waarvan onder enkelvoudig marge-instrument (artikel 11, lid 1, punt a))

 

 

 

 

 

 

 

 

 

waarvan onder enkelvoudig marge-instrument (artikel 11, lid 1, punt c))

 

 

 

 

 

 

 

 

Marge

127 294 329

 

86 688 482

 

 

 

 

 

 

Cluster 10 - Migratie

1 677 316 429

1 528 174 176

1 626 790 540

1 243 088 787

50 525 889

285 085 389

3,1 %

22,9 %

 

Fonds voor asiel, migratie en integratie (AMIF)

1 508 215 253

1 359 073 000

1 454 621 253

1 070 919 500

53 594 000

288 153 500

3,7 %

26,9 %

 

Gedecentraliseerde agentschappen

169 101 176

169 101 176

172 169 287

172 169 287

-3 068 111

-3 068 111

–1,8 %

–1,8 %

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

 

 

 

 

 

Cluster 11 - Grensbeheer

2 215 389 242

1 720 793 267

2 100 520 978

1 536 291 465

114 868 264

184 501 802

5,5 %

12,0 %

 

Fonds voor geïntegreerd grensbeheer (IBMF) - Instrument voor grensbeheer en visa (BMVI)

1 023 132 303

523 607 000

956 798 303

396 992 752

66 334 000

126 614 248

6,9 %

31,9 %

 

Fonds voor geïntegreerd grensbeheer (IBMF) - Instrument voor financiële steun voor douanecontroleapparatuur (CCEi)

143 773 000

156 731 000

140 953 000

71 779 570

2 820 000

84 951 430

2,0 %

118,4 %

 

Gedecentraliseerde agentschappen

1 048 483 939

1 040 455 267

1 002 769 675

1 067 519 143

45 714 264

-27 063 876

4,6 %

–2,5 %

5.

Veiligheid en defensie

2 321 177 926

2 035 413 531

2 116 636 829

1 137 374 612

204 541 097

898 038 919

9,7 %

79,0 %

Maximum

2 004 000 000

 

1 946 000 000

 

 

 

 

 

 

waarvan onder flexibiliteitsinstrumenten

317 177 926

 

170 636 829

 

 

 

 

 

 

waarvan onder enkelvoudig marge-instrument (artikel 11, lid 1, punt a))

 

 

 

 

 

 

 

 

 

waarvan onder enkelvoudig marge-instrument (artikel 11, lid 1, punt c))

 

 

 

 

 

 

 

 

Marge

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Cluster 12 - Veiligheid

732 811 177

734 358 335

688 722 828

559 037 952

44 088 349

175 320 383

6,4 %

31,4 %

 

Fonds voor interne veiligheid

321 885 754

237 580 000

309 857 754

195 470 000

12 028 000

42 110 000

3,9 %

21,5 %

 

Ontmanteling van nucleaire installaties (Litouwen)

74 600 000

151 940 000

68 800 000

60 000 000

5 800 000

91 940 000

8,4 %

153,2 %

 

Nucleaire veiligheid en ontmanteling (incl. voor Bulgarije en Slowakije)

62 324 124

71 764 000

57 239 458

53 156 000

5 084 666

18 608 000

8,9 %

35,0 %

 

Gedecentraliseerde agentschappen

251 139 541

251 139 541

230 411 952

230 411 952

20 727 589

20 727 589

9,0 %

9,0 %

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

p.m.

1 200 000

p.m.

800 000

 

400 000

 

50,0 %

 

Op grond van de prerogatieven van de Commissie en specifieke aan de Commissie verleende bevoegdheden gefinancierde acties

22 861 758

20 734 794

22 413 664

19 200 000

448 094

1 534 794

2,0 %

8,0 %

 

Cluster 13 - Defensie

1 588 366 749

1 301 055 196

1 427 914 001

578 336 660

160 452 748

722 718 536

11,2 %

125,0 %

 

Europees Defensiefonds (Research)

218 204 072

210 847 700

319 253 621

164 146 640

- 101 049 549

46 701 060

–31,7 %

28,5 %

 

Europees Defensiefonds (Non-Research)

419 823 000

539 500 000

626 447 000

250 100 000

- 206 624 000

289 400 000

–33,0 %

115,7 %

 

Militaire mobiliteit

251 367 376

261 726 496

295 185 681

131 715 020

-43 818 305

130 011 476

–14,8 %

98,7 %

 

Beveiligde connectiviteit van de Unie

96 000 000

110 000 000

30 000 000

30 000 000

66 000 000

80 000 000

220,0 %

266,7 %

 

Kortetermijninstrument voor gemeenschappelijke aanbestedingen op defensiegebied

259 972 301

100 000 000

0

0

259 972 301

100 000 000

0

0

 

Instrument voor de versterking van de defensie-industrie

343 000 000

78 500 000

157 027 699

1 000 000

185 972 301

77 500 000

118,4 %

7 750,0 %

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

p.m.

481 000

p.m.

1 375 000

 

- 894 000

 

–65,0 %

6.

Nabuurschap en internationaal beleid

16 230 000 000

15 291 157 313

17 211 879 478

13 994 937 845

- 981 879 478

1 296 219 468

–5,7 %

9,3 %

waarvan onder flexibiliteitsinstrumenten

28 828 204

 

882 879 478

 

 

 

 

 

Maximum

15 830 000 000

 

16 329 000 000

 

 

 

 

 

 

waarvan onder enkelvoudig marge-instrument (artikel 11, lid 1, punt a))

371 171 796

 

 

 

 

 

 

 

 

waarvan onder enkelvoudig marge-instrument (artikel 11, lid 1, punt c))

 

 

 

 

 

 

 

 

Marge

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Cluster 14 - Extern optreden

14 113 539 967

13 316 536 039

14 680 808 005

11 404 310 319

- 567 268 038

1 912 225 720

–3,9 %

16,8 %

 

Instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking – Europa als wereldspeler

11 523 889 314

10 763 801 966

12 250 770 313

8 943 716 018

- 726 880 999

1 820 085 948

–5,9 %

20,4 %

 

Europees instrument voor internationale samenwerking op het gebied van nucleaire veiligheid (INSC)

41 760 000

27 068 969

39 930 000

32 103 655

1 830 000

-5 034 686

4,6 %

–15,7 %

 

Humanitaire hulp (HUMA)

1 910 704 480

1 897 373 786

1 776 863 917

1 834 235 450

133 840 563

63 138 336

7,5 %

3,4 %

 

Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB)

384 663 881

384 663 881

371 816 857

380 600 000

12 847 024

4 063 881

3,5 %

1,1 %

 

Landen en gebieden overzee (LGO)

71 429 001

71 642 133

70 028 000

59 274 188

1 401 001

1 401 001

2,0 %

2,0 %

 

Macrofinanciële bijstand plus Oekraïne (MFB+)

5 000 000

5 000 000

0

0

5 000 000

5 000 000

0

0

 

Andere maatregelen

81 346 602

81 346 602

78 429 424

61 598 845

2 917 178

19 747 757

3,7 %

32,1 %

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

 

 

 

 

 

Op grond van de prerogatieven van de Commissie en specifieke aan de Commissie verleende bevoegdheden gefinancierde acties

94 746 689

85 638 702

92 969 494

92 782 163

1 777 195

-7 143 461

1,9 %

–7,7 %

 

Cluster 15 - Pretoetredingssteun

2 116 460 033

1 974 621 274

2 531 071 473

2 590 627 526

- 414 611 440

- 616 006 252

–16,4 %

–23,8 %

 

Pretoetredingssteun (IPA III)

2 116 460 033

1 974 621 274

2 531 071 473

2 590 627 526

- 414 611 440

- 616 006 252

–16,4 %

–23,8 %

7.

Europees openbaar bestuur

11 988 000 603

11 988 000 603

11 345 719 501

11 345 719 501

642 281 102

642 281 102

5,7 %

5,7 %

Maximum

11 773 000 000

 

11 419 000 000

 

 

 

 

 

 

waarvan onder flexibiliteitsinstrumenten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

waarvan onder enkelvoudig marge-instrument (artikel 11, lid 1, punt a))

215 000 603

 

 

 

 

 

 

 

 

waarvan onder enkelvoudig marge-instrument (artikel 11, lid 1, punt c))

 

 

 

 

 

 

 

 

Marge

 

 

73 280 499

 

 

 

 

 

 

waarvan: Administratieve uitgaven van de instellingen

9 175 375 841

9 175 375 841

8 720 412 899

8 720 412 899

454 962 942

454 962 942

5,2 %

5,2 %

 

Submaximum

9 006 000 000

 

8 772 000 000

 

 

 

 

 

 

waarvan onder flexibiliteitsinstrumenten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

waarvan onder enkelvoudig marge-instrument (artikel 11, lid 1, punt a))

169 375 841

 

 

 

 

 

 

 

 

waarvan onder enkelvoudig marge-instrument (artikel 11, lid 1, punt c))

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Marge

 

 

51 587 101

 

 

 

 

 

 

Pensioenen

2 565 464 000

2 565 464 000

2 391 095 000

2 391 095 000

174 369 000

174 369 000

7,3 %

7,3 %

 

Pensioenen personeelsleden

2 515 034 000

2 515 034 000

2 344 846 000

2 344 846 000

170 188 000

170 188 000

7,3 %

7,3 %

 

Pensioenen van voormalige leden - Instellingen

50 430 000

50 430 000

46 249 000

46 249 000

4 181 000

4 181 000

9,0 %

9,0 %

 

Europese scholen

247 160 762

247 160 762

234 211 602

234 211 602

12 949 160

12 949 160

5,5 %

5,5 %

 

Europees Parlement

837 738

837 738

795 000

795 000

42 738

42 738

5,4 %

5,4 %

 

Commissie

246 057 330

246 057 330

233 168 126

233 168 126

12 889 204

12 889 204

5,5 %

5,5 %

 

Hof van Justitie van de Europese Unie

55 000

55 000

48 000

48 000

7 000

7 000

14,6 %

14,6 %

 

Europese Ombudsman

175 694

175 694

167 676

167 676

8 018

8 018

4,8 %

4,8 %

 

Europese Dienst voor extern optreden

35 000

35 000

32 800

32 800

2 200

2 200

6,7 %

6,7 %

 

Administratieve uitgaven van de instellingen

9 175 375 841

9 175 375 841

8 720 412 899

8 720 412 899

454 962 942

454 962 942

5,2 %

5,2 %

 

Europees Parlement

2 382 263 574

2 382 263 574

2 246 339 550

2 246 339 550

135 924 024

135 924 024

6,1 %

6,1 %

 

Europese Raad en Raad

676 881 123

676 881 123

647 908 757

647 908 757

28 972 366

28 972 366

4,5 %

4,5 %

 

Commissie

4 221 841 225

4 221 841 225

4 032 059 702

4 032 059 702

189 781 523

189 781 523

4,7 %

4,7 %

 

Hof van Justitie van de Europese Unie

503 782 531

503 782 531

485 977 796

485 977 796

17 804 735

17 804 735

3,7 %

3,7 %

 

Europese Rekenkamer

185 655 890

185 655 890

175 059 922

175 059 922

10 595 968

10 595 968

6,1 %

6,1 %

 

Europees Economisch en Sociaal Comité

164 945 524

164 945 524

158 767 970

158 767 970

6 177 554

6 177 554

3,9 %

3,9 %

 

Europees Comité van de Regio's

121 878 345

121 878 345

116 675 392

116 675 392

5 202 953

5 202 953

4,5 %

4,5 %

 

Europese Ombudsman

13 667 466

13 667 466

13 044 771

13 044 771

622 695

622 695

4,8 %

4,8 %

 

Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

24 329 460

24 329 460

22 711 559

22 711 559

1 617 901

1 617 901

7,1 %

7,1 %

 

Europese Dienst voor extern optreden

880 130 703

880 130 703

821 867 480

821 867 480

58 263 223

58 263 223

7,1 %

7,1 %

Kredieten voor rubrieken

187 824 578 975

141 258 905 038

183 621 451 203

162 523 180 773

4 203 127 772

-21 264 275 735

2,3 %

–13,1 %

 

Maximum

185 963 000 000

170 543 000 000

182 667 000 000

168 575 000 000

 

 

 

 

 

waarvan onder flexibiliteitsinstrument

1 635 501 463

1 734 392 297

1 235 736 380

948 114 733

 

 

 

 

waarvan onder enkelvoudig marge-instrument (artikel 11, lid 1, punt a))

586 172 399

 

280 000 000

 

 

 

 

 

waarvan onder enkelvoudig marge-instrument (artikel 11, lid 1, punt c))

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Marge

360 094 887

31 018 487 259

561 285 177

6 999 933 960

 

 

 

 

Kredieten als % van het bni

1,06 %

0,80 %

1,08 %

0,96 %

 

 

 

 

 

Thematische speciale instrumenten

1 560 861 211

1 371 395 001

2 855 153 029

2 679 794 000

-1 294 291 818

-1 308 398 999

–45,3 %

–48,8 %

 

Reserve voor solidariteit en noodhulp (SEAR)

1 351 395 001

1 351 395 001

1 324 897 000

1 324 897 000

26 498 001

26 498 001

2,0 %

2,0 %

 

Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG)

209 466 210

20 000 000

205 359 029

30 000 000

4 107 181

-10 000 000

2,0 %

–33,3 %

 

Brexitaanpassingsreserve (BAR)

p.m.

p.m.

1 324 897 000

1 324 897 000

-1 324 897 000

-1 324 897 000

– 100,0 %

– 100,0 %

Totaal kredieten

189 385 440 186

142 630 300 039

186 476 604 232

165 202 974 773

2 908 835 954

-22 572 674 734

1,6 %

–13,7 %

Kredieten als % van het bni

1,07 %

0,80 %

1,10 %

0,97 %

 

 

 

 

(1) De begroting 2023 omvat de gewijzigde begrotingen nrs. 1 tot en met 4/2023.

(vastleggingskredieten (VK) en betalingskredieten (BK) in EUR in lopende prijzen)

OVERZICHTSTABEL VAN DE PERSONEELSFORMATIES VAN INSTELLINGEN EN ORGANEN VAN DE UNIE

Instelling

Begroting 2024

Begroting 2023  (2)

Vaste ambten

Tijdelijke ambten

Totaal

Vaste ambten

Tijdelijke ambten

Totaal

Europees Parlement

5 551

1 372

6 923

5 558

1 365

6 923

Europese Raad en Raad

2 993

36

3 029

2 994

35

3 029

Commissie

22 986

391

23 377

23 011

404

23 415

Administratie

18 392

365

18 757

18 382

375

18 757

Onderzoek en innovatie — Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek

1 660

 

1 660

1 683

 

1 683

Onderzoek en ontwikkeling — Werkzaamheden onder contract

1 366

6

1 372

1 368

5

1 373

Publicatiebureau

576

5

581

576

5

581

Europees Bureau voor personeelsselectie

108

1

109

108

1

109

Bureau voor het beheer en de afwikkeling van de individuele rechten

163

 

163

163

 

163

Bureau voor Infrastructuur en logistiek — Brussel

303

1

304

315

1

316

Bureau voor Infrastructuur en logistiek — Luxemburg

115

 

115

117

 

117

Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF)

303

13

316

299

17

316

Hof van Justitie van de Europese Unie

1 548

566

2 114

1 549

565

2 114

Europese Rekenkamer

687

195

882

687

195

882

Europees Economisch en Sociaal Comité

624

46

670

628

43

671

Europees Comité van de Regio's

437

59

496

437

59

496

Europese Ombudsman

44

31

75

43

32

75

Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

89

 

89

89

 

89

Europese Dienst voor extern optreden

1 752

 

1 752

1 752

1

1 753

Totaal

36 711

2 696

39 407

36 748

2 699

39 447


Door de Unie opgerichte organen met rechtspersoonlijkheid

Begroting 2024

Begroting 2023  (3)

Vaste ambten

Tijdelijke ambten

Totaal

Vaste ambten

Tijdelijke ambten

Totaal

Gedecentraliseerde agentschappen

86

8 285

8 371

87

7 873

7 960

Europese gemeenschappelijke ondernemingen

43

272

315

45

270

315

Europees Instituut voor innovatie en technologie

 

45

45

 

45

45

Uitvoerende agentschappen

 

890

890

 

876

876

Totaal

129

9 492

9 621

132

9 064

9 196

OVERZICHT VAN DE GEBOUWEN PER INSTELLING VAN DE UNIE

Instellingen

Huurpanden  (4)

Onroerendgoedbezit  (5)

Kredieten 2024

Kredieten 2023

Afdeling I

Europees Parlement

34 357 000

19 170 000

1 199 057 273

Afdeling II

Europese Raad en Raad

444 000

444 000

389 271 490

Afdeling III

Commissie:

334 426 425

333 778 671

1 275 638 130,24

 

Zetels (Brussel en Luxemburg)

247 391 000

248 246 000

1 042 618 147,45

 

Onderzoeksbijdrage aan de centrale diensten

21 130 880

21 076 398

 

Bureaus in de Unie

11 552 000

10 195 000

27 293 329,95

 

Kantoren van het directoraat „Audits en analyses inzake gezondheid en voedsel” in Grange

85 000

85 000

7 517 135,43

 

Delegaties van de Unie (6)

25 742 000

21 826 500

 

Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek

1 691 545

1 443 373

198 209 517,41

 

Bureau voor publicaties van de Europese Unie

8 006 000

12 942 400

 

Europees Bureau voor fraudebestrijding

5 832 000

5 696 000

 

Europees Bureau voor personeelsselectie

1 660 000

1 402 000

 

Bureau beheer en afwikkeling van de individuele rechten

2 660 000

2 378 000

 

Bureau voor infrastructuur en logistiek te Brussel

6 056 000

6 336 000

 

Bureau voor infrastructuur en logistiek te Luxemburg

2 620 000

2 152 000

Afdeling IV

Hof van Justitie van de Europese Unie

32 069 000

32 227 000

343 439 692,46  (7)

Afdeling V

Europese Rekenkamer

145 000

145 000

52 746 006,93

Afdeling VI

Europees Economisch en Sociaal Comité

15 634 345

15 270 849

73 518 764,84

Afdeling VII

Europees Comité van de Regio’s

12 415 864

11 313 513

45 852 476,63

Afdeling VIII

Europese Ombudsman

1 608 740

1 429 000

Afdeling IX

Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

2 644 000

2 300 000

1 707 818,32

Afdeling X

Europese Dienst voor extern optreden

152 631 540

126 701 100

351 444 891,30

 

hoofdzetel (Brussel)

31 263 200

30 425 100

 

 

delegaties van de Unie

121 368 340

96 276 000

 

 

Totaal

586 375 914

542 779 133

3 679 930 536,79


Instelling

Locatie

Jaar van verwerving

Nettoboekwaarde  (8)

Subtotaal

Totaal

Europees Parlement

Brussel

 

 

532 961 468

 

Paul-Henri Spaak

1993

65 941 654

 

 

Altiero Spinelli

1995

11 160 507

 

 

Willy Brandt

2007

40 846 753

 

 

József Antall

2008

63 398 165

 

 

Stefan Zweig

1999

35 716 692

 

 

Arendt

2006

18 035 968

 

 

Trier 1

2011

20 362 263

 

 

Huis van de Europese geschiedenis

2008

33 329 632

 

 

Wayenberg

2003

13 264 727

 

 

Remard

2010

13 794 167

 

 

Wiertz

2021

70 772 800

 

 

Montoyer 70

2012

13 466 581

 

 

Wilfried Martens

2016

132 871 560

 

 

Straatsburg

 

 

145 392 787

 

Louise Weiss

1998

52 713 562

 

 

Winston Churchill

2006

22 962 122

 

 

Salvador de Madariaga

2006

51 618 341

 

 

Pierre Pflimlin

2006

227 285

 

 

Václav Havel

2012

17 871 477

 

 

Luxemburg

 

 

484 044 416

 

Konrad Adenauer

2003

484 044 416

 

 

Bazoches

 

 

8 398 474

 

Jean Monnet-huis

1982

8 398 474

 

 

Bureaus in de Unie

 

 

21 631 382

 

Lissabon

1986

43 785

 

 

Athene

1991

1 169 846

 

 

Kopenhagen

2005

1 710 965

 

 

’s-Gravenhage

2006

2 915 470

 

 

Valletta

2006

1 452 619

 

 

Nicosia

2006

1 838 694

 

 

Wenen

2008

7 387 184

 

 

Boedapest

2010

2 520 219

 

 

Sofia

2013

2 592 600

 

 

Bureaus buiten de Unie

 

 

6 628 745

 

Londen

2008

6 628 745

 

Europese Raad en Raad

Brussel

 

 

389 271 490

 

Grond

 

73 297 651

 

 

Justus Lipsius

1995

13 795 605

 

 

Crèche

2006

4 910 146

 

 

Lex

2007

72 851 137

 

 

Europa

2016

224 416 951

 

Commissie

Brussel

 

 

866 791 144,82

 

Overijse

1997

568 652,00

 

 

Overijse

2015

5 377 512,70

 

 

Loi 130

1987

51 696 277,69

 

 

Breydel

1989

7 298 833,00

 

 

Clovis

1995

4 012 006,00

 

 

Sint-Michielswarande 1

1997

10 201 979,55

 

 

Belliard 232 (9)

1997

10 618 905,64

 

 

Demot 24 (9)

1997

19 880 828,68

 

 

Breydel II

1997

19 662 765,49

 

 

Beaulieu 29/31/33

1998

16 018 079,72

 

 

Charlemagne

1997

54 001 992,94

 

 

Demot 28 (9)

1999

16 115 733,47

 

 

Joseph II 99 (9)

1998

11 258 208,55

 

 

Loi 86

1998

24 344 469,27

 

 

Luxembourg 46 (10)

1999

23 280 079,16

 

 

Montoyer 59 (9)

1998

10 611 964,92

 

 

Froissart 101 (9)

2000

12 528 739,88

 

 

VM 18 (9)

2000

9 749 701,68

 

 

Joseph II 70 (9)

2000

23 571 106,23

 

 

Loi 41 (9)

2000

36 949 185,92

 

 

SC 11 (9)

2000

13 650 068,67

 

 

Joseph II 30 (11)

2000

17 971 339,81

 

 

Joseph II 54 (9)

2001

21 510 294,24

 

 

Joseph II 79 (9)

2002

22 432 830,56

 

 

VM2 (9)

2001

21 880 569,28

 

 

Palmerston

2002

4 024 689,34

 

 

SPA 3 (9)

2003

16 827 733,34

 

 

Berlaymont (9)

2004

202 514 752,05

 

 

CCAB (9)

2005

32 754 023,88

 

 

BU-25

2006

33 712 182,87

 

 

Cornet-Leman

2006

13 816 228,28

 

 

Madou

2006

71 522 048,10

 

 

WALI

2009

12 739 132,68

 

 

NOHE

2017

13 688 229,23

 

 

Luxemburg

 

 

175 827 002,63

 

Euroforum (9)

2004

45 611 737,41

 

 

Foyer européen

2009

7 058 347,09

 

 

CPE V

2012

16 059 355,59

 

 

Jean Monnet 2

2018

107 097 562,54

 

 

Bureaus in de Unie

 

 

27 293 329,95

 

Lissabon

1986

 

 

 

1993

 

 

Marseille

1991

 

 

 

1993

 

 

Milaan

1986

 

 

Kopenhagen

2005

1 877 384,30

 

 

Valletta

2007

1 561 114,28

 

 

Nicosia (Byron)

2006

1 919 962,61

 

 

’s-Gravenhage

2006

2 888 104,66

 

 

Londen (12)

2010

 

 

Boedapest

2010

3 648 784,10

 

 

Sofia

2021

4 046 580,00

 

 

Wenen

2021

11 351 400,00

 

 

Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek

 

 

198 209 517,41

 

Ispra

 

88 751 635,45

 

 

Geel

 

26 806 876,86

 

 

Karlsruhe

 

75 802 897,35

 

 

Petten

 

6 848 107,75

 

 

Kantoren van het directoraat „Audits en analyses inzake gezondheid en voedsel” in Grange

 

 

7 517 135,43

 

Grange (Ierland) (13)

2002

7 517 135,43

 

Hof van Justitie van de Europese Unie

Luxemburg

 

 

343 439 692,46

 

Bijgebouw “A” — Erasmus, Bijgebouw “B” — Thomas More en Bijgebouw “C” — Themis

2013

43 444 638,54

 

 

Complex van het nieuwe Paleis (het gerenoveerde oude Paleis, de Anneau, de twee Torens en de Galerij)

2008

163 349 643,67

 

 

Derde toren — Rocca

2019

117 614 481,48

 

 

Upgrade van het beveiligingssysteem

2022

19 030 928,78

 

Rekenkamer

Luxemburg

 

 

52 746 006,93

 

Grond

1990

760 443,00

 

 

Luxemburg (K1)

1990

2 244 027,74

 

 

Luxemburg (K2)

2004

12 169 376,22

 

 

Luxemburg (K3)

2009

37 572 159,97

 

Europees Economisch en Sociaal Comité (9)

Brussel

 

 

73 518 764,84

 

Montoyer 92-102

2001

18 578 323,39

 

 

Belliard 99-101

2001

43 862 665,17

 

 

Belliard 68-72

2004

0

 

 

Trier 74

2005

0

 

 

Belliard 93

2005

3 037 409,13

 

 

VMA 2

2001

8 040 367,15

 

Comité van de Regio’s

Brussel

 

 

45 852 476,63

 

Montoyer 92-102

2001

9 150 517,49

 

 

Belliard 99-101

2001

21 603 999,28

 

 

VM2 (9)

2022 (14)

12 060 550,73

 

 

Belliard 93

2005

3 037 409,13

 

Dienst voor extern optreden

Dienst voor extern optreden

 

 

351 444 891,30

 

Hoofdzetel Brussel (15)

2012

145 681 300,72

 

 

Delegaties van de Unie, waarvan:

 

205 763 590,58

 

 

Albanië (Tirana)

2015

1 184 323,20

 

 

Argentinië (Buenos Aires)

1992

227 531,75

 

 

 

2021

7 637 899,82

 

 

Australië (Canberra)

1983

 

 

 

1990

 

 

Barbados (Bridgetown)

2022

2 636 901,20

 

 

Benin (Cotonou)

1992

87 735,62

 

 

Botswana (Gaborone)

1982

50 866,95

 

 

 

1985

14 594,35

 

 

 

1986

5 912,85

 

 

 

1987

12 572,25

 

 

Brazilië (Brasilia)

1994

134 375,83

 

 

Burkina Faso (Ouagadougou)

1984

19 248,47

 

 

 

1997

40 484,00

 

 

Burundi (Bujumbura)

1982

36 584,40

 

 

 

1986

111 426,72

 

 

Kaapverdië (Praia)

1981

14 091,34

 

 

 

2015

908 097,72

 

 

Cambodja (Phnom Penh)

2005

299 143,97

 

 

Canada (Ottawa)

1977

64 132,79

 

 

Centraal-Afrikaanse Republiek (Bangui)

1983

65 707,89

 

 

Tsjaad (Ndjamena)

1991

11 965,76

 

 

China (Peking)

1995

950 569,34

 

 

Colombia (Bogota)

2018

4 457 959,53

 

 

Republiek Congo (Brazzaville)

1994

50 832,11

 

 

Costa Rica (San José)

1991

132 602,56

 

 

Ecuador (Quito)

2019

2 011 330,55

 

 

Eswatini (Mbabane)

1900

40 491,00

 

 

Gabon (Libreville)

1900

 

 

 

1996

87 232,66

 

 

Gambia (Banjul)

1989

22 778,48

 

 

Guinee-Bissau (Bissau)

1995

100 086,95

 

 

Haïti (Port-Au-Prince)

2012

1 399 504,20

 

 

 

2014

3 627 568,73

 

 

Ivoorkust (Abidjan)

1993

71 032,66

 

 

Japan (Tokio)

2006

34 008 178,59

 

 

 

2011

28 625 964,73

 

 

Kenia (Nairobi)

2005

328 031,55

 

 

Lesotho (Maseru)

1985

30 467,06

 

 

 

1985

 

 

 

1990

33 605,58

 

 

 

1991

138 135,41

 

 

 

2006

112 180,29

 

 

Madagaskar (Antananarivo)

1993

 

 

Malawi (Lilongwe)

1982

42 053,03

 

 

 

1988

 

 

 

1988

12 969,50

 

 

Mauritius (Port Louis)

1988

18 232,81

 

 

Mexico (Mexico)

1995

534 355,71

 

 

Marokko (Rabat)

1987

62 541,23

 

 

Mozambique (Maputo)

2008

667 433,83

 

 

 

2008

1 613 706,72

 

 

Namibië (Windhoek)

1992

21 990,89

 

 

 

1992

25 380,83

 

 

 

1992

40 462,24

 

 

 

1993

54 000,00

 

 

Nepal (Kathmandu)

2017

4 480 000,00

 

 

 

2017

407 333,33

 

 

Nieuw-Zeeland (Wellington)

2017

1 072 908,41

 

 

 

2017

605 023,53

 

 

Niger (Niamey)

1997

28 891,35

 

 

Nigeria (Abuja)

1992

172 211,40

 

 

 

2005

1 650 614,97

 

 

 

2012

2 438 020,83

 

 

OESO/Unesco (Parijs)

1990

1 236 105,57

 

 

 

1991

 

 

Papoea-Nieuw-Guinea (Port Moresby)

1982

48 274,53

 

 

Rwanda (Kigali)

1980

112 548,18

 

 

 

1982

71 627,45

 

 

Senegal (Dakar)

1900

 

 

 

2014

325 145,55

 

 

Salomonseilanden (Honiara)

1990

16 968,28

 

 

Somalië (Mogadishu)

2018

5 845 571,94

 

 

Zuid-Afrika (Pretoria)

1994

116 306,83

 

 

 

1994

92 468,94

 

 

 

1996

181 762,83

 

 

 

2019

2 631 924,94

 

 

Tanzania (Dar es Salaam)

2002

867 681,08

 

 

Uganda (Kampala)

1986

28 096,41

 

 

 

1986

 

 

 

1996

30 549,95

 

 

VN/NY (New York)

1987

253 001,13

 

 

Verenigd Koninkrijk (Londen)

2010

9 748 248,31

 

 

Verenigde Staten (Washington)

1997

367 320,30

 

 

 

2019

79 857 308,94

 

 

Zambia (Lusaka)

1982

43 366,60

 

 

Zimbabwe (Harare)

1990

73 859,06

 

 

 

 

75 174,27

 

ALGEMENE STAAT VAN ONTVANGSTEN

A.   FINANCIERING VAN DE JAARLIJKSE BEGROTING VAN DE UNIE

Inleiding

Volgens het evenwichtsbeginsel moeten de totale begrote ontvangsten van de Unie gelijk zijn aan de totale begrote uitgaven van de Unie. Bij de vaststelling van de eigenmiddelenbijdragen van de lidstaten wordt uitgegaan van het totale bedrag van de toegestane uitgaven (betalingskredieten). Een klein deel van dit bedrag wordt gedekt door andere ontvangsten (belastingen op de salarissen van personeel van de Unie, achterstandsrente, boeten en bijdragen van derde landen aan bepaalde programma’s enz.). Het resterende bedrag wordt gefinancierd door de eigenmiddelenbijdragen van de lidstaten.

De eigen middelen kunnen worden ingedeeld in de volgende categorieën:

traditionele eigen middelen, voornamelijk douanerechten, die namens de Unie worden geïnd door de lidstaten;

de eigen middelen op basis van de belasting over de toegevoegde waarde (btw): een klein percentage van de door elke lidstaat geïnde btw;

de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval: een klein bedrag berekend op het gewicht van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval dat in elke lidstaat wordt geproduceerd;

de eigen middelen op basis van het bruto nationaal inkomen (bni), die een aandeel vormen van het totale bni van de lidstaten. Met deze middelen wordt ervoor gezorgd dat ontvangsten en uitgaven altijd in evenwicht zijn. Met deze middelen worden alle uitgaven gefinancierd die niet door andere inkomstenbronnen worden gedekt, zodat de begrote ontvangsten en uitgaven altijd in evenwicht zijn.

De vaststelling van de eigen middelen gebeurt op grond van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad (16). Dat besluit is op 1 juni 2021 in werking getreden, met terugwerkende kracht tot 1 januari 2021, na ratificatie door alle lidstaten overeenkomstig hun nationale grondwettelijke bepalingen. Het definieert een nieuw stelsel van eigen middelen, dat de invoering van een nieuwe eigenmiddelencategorie omvat.

De begrotingsontvangsten bedragen in totaal 142 630 300 039 EUR. Het uniforme afroepingspercentage van de eigen middelen op basis van de btw bedraagt 0,30 % en dat van de eigen middelen op basis van het bni 0,4579 %. De begroting 2024 wordt voor 17,26 % gefinancierd met traditionele eigen middelen. De eigen middelen op basis van de btw vertegenwoordigen 16,56, de eigen middelen op basis van kunststof 4,97 % en de eigen middelen op basis van het bni 56,91 %. De diverse ontvangsten voor het begrotingsjaar 2024 worden geraamd op 6 131 117 988 EUR.

De eigen middelen die vereist zijn om de begroting 2024 te financieren, vertegenwoordigen 0,77 % van het totale bni van de Unie.

Het totale bedrag van de aan de Unie ter dekking van de jaarlijkse betalingskredieten toegewezen eigen middelen is niet hoger dan 1,40 % van de som van de bni’s van alle lidstaten (maximum van de eigen middelen). Dit maximum wordt tijdelijk met 0,6 procentpunten verhoogd, uitsluitend om alle verplichtingen van de Unie te dekken voor de toewijzing van de middelen die nodig zijn om de gevolgen van de COVID-19-crisis aan te pakken.

De uit eigen middelen als bedoeld in artikel 2 van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 te dekken kredieten omvatten de kosten in verband met de op de kapitaalmarkten in het kader van het herstelinstrument van de Europese Unie namens de Unie geleende middelen (17).

Aan de hand van de hiernavolgende tabellen kan de financiering van de begroting 2024 stap voor stap worden gevolgd.

Berekening van de financiering van de begroting

Toewijzing van middelen van de Unie om overeenkomstig artikel 311 VWEU de financiering van de jaarlijkse begroting van de Unie te waarborgen

Beschrijving van de ontvangsten

Begroting 2024

Begroting 2023 (18)

Verschil (in %)

Diverse ontvangsten (titels 3 t/m 6)

6 131 117 988

11 643 369 035

–47,34

Overschot van het vorige begrotingsjaar (hoofdstuk 2 0, artikel 2 0 0)

p.m.

2 519 010 950

Saldi en aanpassingen (hoofdstukken 2 1, 2 2, 2 3 en 2 4)

p.m.

p.m.

Totaal van de ontvangsten voor titels 2 t/m 6

6 131 117 988

14 162 379 985

–56,71

Nettobedrag van de douanerechten en de suikerheffingen (hoofdstukken 1 1 en 1 2)

24 620 400 000

23 730 100 000

+3,75

Eigen middelen uit de btw tegen uniform percentage (tabellen 1 en 2, hoofdstuk 1 3)

23 616 137 250

22 458 526 500

+5,15

Eigen middelen uit kunststof verpakkingsafval (tabel 3, hoofdstuk 17)

7 093 555 280

7 201 885 360

–1,50

Nog te financieren uit de aanvullende middelenbron (bni-middelen, tabel 4, hoofdstuk 1 4)

81 169 089 521

97 650 082 928

–16,88

Door de eigen middelen zoals bedoeld in artikel 2 van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 te dekken kredieten (19), (20)

136 499 182 051

151 040 594 788

–9,63

Totaal ontvangsten (21)

142 630 300 039

165 202 974 773

–13,66


TABEL 1

Berekening van de aftopping van de btw-grondslagen op grond van artikel 2, lid 1, punt b), van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053

Lidstaat

1 % van de niet-afgetopte btw-grondslag

1 % van het bruto nationaal inkomen

Aftoppingspercentage (in %)

1 % van het bruto nationaal inkomen (bni) × aftoppingspercentage

1 % van de afgetopte btw-grondslag (22)

Lidstaten met afgetopte btw-grondslag

 

(1)

(2)

(3)

(4)

(5)

(6)

België

2 458 073 000

6 053 077 000

50

3 026 538 500

2 458 073 000

 

Bulgarije

485 944 000

986 492 000

50

493 246 000

485 944 000

 

Tsjechië

1 381 193 000

3 303 904 000

50

1 651 952 000

1 381 193 000

 

Denemarken

1 644 830 000

4 024 834 000

50

2 012 417 000

1 644 830 000

 

Duitsland

18 671 727 000

44 177 819 000

50

22 088 909 500

18 671 727 000

 

Estland

198 069 000

411 271 000

50

205 635 500

198 069 000

 

Ierland

1 311 262 000

4 306 468 000

50

2 153 234 000

1 311 262 000

 

Griekenland

956 124 000

2 337 353 000

50

1 168 676 500

956 124 000

 

Spanje

7 177 495 000

14 907 594 000

50

7 453 797 000

7 177 495 000

 

Frankrijk

14 424 761 000

30 027 033 000

50

15 013 516 500

14 424 761 000

 

Kroatië

455 555 000

775 338 000

50

387 669 000

387 669 000

Kroatië

Italië

9 414 014 000

21 373 179 000

50

10 686 589 500

9 414 014 000

 

Cyprus

202 758 000

282 122 000

50

141 061 000

141 061 000

Cyprus

Letland

210 650 000

450 918 000

50

225 459 000

210 650 000

 

Litouwen

340 270 000

764 050 000

50

382 025 000

340 270 000

 

Luxemburg

439 386 000

583 760 000

50

291 880 000

291 880 000

Luxemburg

Hongarije

943 801 000

2 122 059 000

50

1 061 029 500

943 801 000

 

Malta

102 827 000

179 697 000

50

89 848 500

89 848 500

Malta

Nederland

4 872 698 000

10 430 238 000

50

5 215 119 000

4 872 698 000

 

Oostenrijk

2 373 455 000

5 082 933 000

50

2 541 466 500

2 373 455 000

 

Polen

4 023 815 000

7 884 404 000

50

3 942 202 000

3 942 202 000

Polen

Portugal

1 301 810 000

2 651 464 000

50

1 325 732 000

1 301 810 000

 

Roemenië

1 253 684 000

3 485 670 000

50

1 742 835 000

1 253 684 000

 

Slovenië

332 589 000

676 624 000

50

338 312 000

332 589 000

 

Slowakije

571 831 000

1 279 109 000

50

639 554 500

571 831 000

 

Finland

1 117 920 000

2 886 018 000

50

1 443 009 000

1 117 920 000

 

Zweden

2 425 597 000

5 831 366 000

50

2 915 683 000

2 425 597 000

 

Totaal

79 092 138 000

177 274 794 000

 

88 637 397 000

78 720 457 500

 


TABEL 2

Verdeling van de eigen middelen uit de btw op grond van artikel 2, lid 1, punt b), van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 (hoofdstuk 1 3)

Lidstaat

1 % van de afgetopte btw-grondslag

Uniform percentage van eigen middelen uit de btw (in %)

Eigen middelen op basis van de btw tegen uniform percentage

 

(1)

(2)

(3) = (1) × (2)

België

2 458 073 000

0,30

737 421 900

Bulgarije

485 944 000

0,30

145 783 200

Tsjechië

1 381 193 000

0,30

414 357 900

Denemarken

1 644 830 000

0,30

493 449 000

Duitsland

18 671 727 000

0,30

5 601 518 100

Estland

198 069 000

0,30

59 420 700

Ierland

1 311 262 000

0,30

393 378 600

Griekenland

956 124 000

0,30

286 837 200

Spanje

7 177 495 000

0,30

2 153 248 500

Frankrijk

14 424 761 000

0,30

4 327 428 300

Kroatië

387 669 000

0,30

116 300 700

Italië

9 414 014 000

0,30

2 824 204 200

Cyprus

141 061 000

0,30

42 318 300

Letland

210 650 000

0,30

63 195 000

Litouwen

340 270 000

0,30

102 081 000

Luxemburg

291 880 000

0,30

87 564 000

Hongarije

943 801 000

0,30

283 140 300

Malta

89 848 500

0,30

26 954 550

Nederland

4 872 698 000

0,30

1 461 809 400

Oostenrijk

2 373 455 000

0,30

712 036 500

Polen

3 942 202 000

0,30

1 182 660 600

Portugal

1 301 810 000

0,30

390 543 000

Roemenië

1 253 684 000

0,30

376 105 200

Slovenië

332 589 000

0,30

99 776 700

Slowakije

571 831 000

0,30

171 549 300

Finland

1 117 920 000

0,30

335 376 000

Zweden

2 425 597 000

0,30

727 679 100

Totaal

78 720 457 500

 

23 616 137 250


TABEL 3

Verdeling van de eigen middelen uit kunststof verpakkingsafval op grond van artikel 2, lid 1, punt c), van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 (hoofdstuk 1 7)

Lidstaat

Niet-gerecycled kunststof (kg)

Afdrachtpercentage per kg in EUR

Bruto-afdracht

Forfaitaire verlaging

Netto-afdracht

 

(1)

(2)

(3) = (1) × (2)

(4)

(5) = (3) – (4)

België

210 481 600