02014R1321 — NL — 18.05.2021 — 010.001


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

VERORDENING (EU) Nr. 1321/2014 VAN DE COMMISSIE

van 26 november 2014

betreffende de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten, -onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken betrokken organisaties en personen

(Herschikking)

(Voor de EER relevante tekst)

(PB L 362 van 17.12.2014, blz. 1)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

►M1

VERORDENING (EU) 2015/1088 VAN DE COMMISSIE van 3 juli 2015

  L 176

4

7.7.2015

►M2

VERORDENING (EU) 2015/1536 VAN DE COMMISSIE van 16 september 2015

  L 241

16

17.9.2015

 M3

VERORDENING (EU) 2017/334 VAN DE COMMISSIE van 27 februari 2017

  L 50

13

28.2.2017

 M4

VERORDENING (EU) 2018/750 VAN DE COMMISSIE van 22 mei 2018

  L 126

1

23.5.2018

►M5

VERORDENING (EU) 2018/1142 VAN DE COMMISSIE van 14 augustus 2018

  L 207

2

16.8.2018

►M6

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/1383 VAN DE COMMISSIE van 8 juli 2019

  L 228

1

4.9.2019

 M7

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/1384 VAN DE COMMISSIE van 24 juli 2019

  L 228

106

4.9.2019

►M8

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/270 VAN DE COMMISSIE van 25 februari 2020

  L 56

20

27.2.2020

►M9

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/1159 VAN DE COMMISSIE van 5 augustus 2020

  L 257

14

6.8.2020

 M10

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/685 VAN DE COMMISSIE van 22 april 2021

  L 143

6

27.4.2021

►M11

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/700 VAN DE COMMISSIE van 26 maart 2021

  L 145

20

28.4.2021


Gerectificeerd bij:

 C1

Rectificatie, PB L 182, 7.7.2016, blz.  59 (2015/1088)

►C2

Rectificatie, PB L 123, 16.5.2017, blz.  52 (nr. 1321/2014)

►C3

Rectificatie, PB L 230, 6.9.2019, blz.  7 (2019/1383)




▼B

VERORDENING (EU) Nr. 1321/2014 VAN DE COMMISSIE

van 26 november 2014

betreffende de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten, -onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken betrokken organisaties en personen

(Herschikking)

(Voor de EER relevante tekst)



▼M2

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

Deze verordening stelt gemeenschappelijke technische eisen en administratieve procedures vast om:

a) 

de permanente luchtwaardigheid te verzekeren van luchtvaartuigen, inclusief alle eventuele te monteren componenten, die:

i) 

geregistreerd zijn in een lidstaat, tenzij het wettelijk veiligheidstoezicht aan een derde land is gedelegeerd en zij niet door een exploitant uit de EU worden gebruikt; of

ii) 

geregistreerd zijn in een derde land en gebruikt worden door een exploitant uit de EU, wanneer het wettelijk veiligheidstoezicht is gedelegeerd aan een lidstaat;

b) 

de naleving te verzekeren van de essentiële bepalingen van Verordening (EG) nr. 216/2008 voor permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen, inclusief eventuele te monteren onderdelen, die zijn geregistreerd in een derde land, waarvoor het wettelijk veiligheidstoezicht niet is gedelegeerd aan een lidstaat en die op grond van dry lease-in worden gehuurd door een overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 ) vergunde luchtvaartmaatschappij.

▼B

Artikel 2

Begripsbepalingen

Binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 216/2008 verordening wordt verstaan onder:

(a)

„luchtvaartuig” : een machine die in de atmosfeer kan worden gehouden door andere reacties van de lucht dan die tussen lucht en het aardoppervlak;

(b)

„certificeringspersoneel” : personeel dat verantwoordelijk is voor de vrijgave van een luchtvaartuig of een component na onderhoud;

(c)

„component” : alle motoren, propellers, onderdelen of uitrustingsstukken;

(d)

„permanente luchtwaardigheid” : alle processen waarmee gewaarborgd wordt dat het luchtvaartuig gedurende de gehele operationele levensduur voldoet aan de geldende normen voor luchtwaardigheid en zich in een toestand voor veilige exploitatie bevindt;

(e)

„JAA”: : „Joint Aviation Authorities” (gezamenlijke luchtvaartautoriteiten);

(f)

„JAR” : „Joint Aviation Requirements” (gezamenlijke luchtvaartvoorschriften);

▼M2

(g)

„commerciële luchtvervoersactiviteit” : de exploitatie van een luchtvaartuig voor het vervoer van passagiers, vracht of post tegen vergoeding of andere beloning;

▼B

(h)

„onderhoud” : het reviseren, repareren, inspecteren, vervangen, wijzigen of herstellen van een defect van een luchtvaartuig of luchtvaartuigonderdeel, of een combinatie van genoemde werkzaamheden, met uitzondering van een direct aan de vlucht voorafgaande inspectie;

(i)

„organisatie” : een natuurlijke persoon, een rechtspersoon of deel van een rechtspersoon. Een dergelijke organisatie kan op meer dan een plaats gevestigd zijn al dan niet op het grondgebied van de lidstaten;

(j)

„direct aan de vlucht voorafgaande inspectie” : de inspectie, die direct voor de vlucht wordt uitgevoerd teneinde te waarborgen dat het luchtvaartuig geschikt is voor de voorgenomen vlucht;

(k)

„ELA1-luchtvaartuig” :

de volgende bemande European Light Aircraft:

(i) 

een vleugelvliegtuig met een maximale startmassa van hoogstens 1 200 kg dat niet geclassificeerd is als complex motoraangedreven luchtvaartuig;

(ii) 

een zweefvliegtuig of gemotoriseerd zweefvliegtuig met een maximale startmassa van hoogstens 1 200 kg;

(iii) 

een ballon ontworpen voor een gas- of heteluchtvolume van ten hoogste 3 400 m3 voor heteluchtballonnen, 1 050 m3 voor gasballonnen, 300 m3 voor Rozier-ballonnen;

(iv) 

een zeppelin ontworpen voor maximaal vier inzittenden en een gas- of heteluchtvolume van hoogstens 3 400 m3 voor heteluchtzeppelins en 1 000 m3 voor gaszeppelins;

▼M1

(k bis)

„ELA2-luchtvaartuig” :

de volgende bemande European Light Aircraft:

i) 

een vliegtuig met een maximale startmassa van hoogstens 2 000 kg dat niet is geclassificeerd als complex motoraangedreven luchtvaartuig;

ii) 

een zweefvliegtuig of gemotoriseerd zweefvliegtuig met een maximale startmassa van hoogstens 2 000 kg;

iii) 

een ballon;

iv) 

een heteluchtluchtschip;

v) 

een gasluchtschip dat aan elk van de volgende kenmerken voldoet:

— 
maximum 3 % statisch gewicht,
— 
niet-gerichte stuwkracht (met uitzondering van straalomkering),
— 
conventioneel en eenvoudig ontwerp van structuur, controlesysteem en ballonetsysteem, en
— 
onbekrachtigde besturing;
vi) 

een heel licht hefschroefvliegtuig;

▼B

(l)

„LSA-luchtvaartuig” (LSA — Light Sport Aeroplane): :

een licht sportvliegtuig met de volgende kenmerken:

(i) 

een maximale startmassa van ten hoogste 600 kg;

(ii) 

een maximale overtreksnelheid in de landingsconfiguratie (VS0) van ten hoogste 45 knopen gekalibreerde luchtsnelheid (Calibrated Air Speed (CAS)) bij de hoogste gecertificeerde vertrekmassa en de meest kritische zwaartepuntligging van het luchtvaartuig;

(iii) 

niet meer dan twee zitplaatsen, waarvan één voor de piloot;

(iv) 

een enkele niet-turbinemotor uitgerust met een propeller;

(v) 

zonder drukcabine;

(m)

„hoofdvestiging van de organisatie” : het hoofdkantoor of de maatschappelijke zetel van de onderneming waar de belangrijkste financiële taken en de operationele controle van de activiteiten, waarnaar in deze verordening wordt verwezen, worden uitgevoerd;

▼M2

(n)

„kritische onderhoudstaak” : onderhoudstaak die de montage of de verstoring van een systeem of een deel van een luchtvaartuig, motor of propeller omvat en die, indien een fout wordt gemaakt bij de uitvoering, de vliegveiligheid rechtstreeks in gevaar kan brengen;

(o)

„commerciële gespecialiseerde vluchtuitvoeringen” : die activiteiten die onderworpen zijn aan de vereisten van deel ORO, subdeel SPO, zoals beschreven in bijlage III bij Verordening (EU) nr. 965/2012 van de Commissie ( 2 );

(p)

„beperkte vluchtuitvoeringen” :

vluchtuitvoeringen met andere dan complexe motoraangedreven luchtvaartuigen voor:

i) 

vluchten met door particulieren gedeelde kosten, op voorwaarde dat de rechtstreekse kosten worden gedeeld door alle inzittenden van het luchtvaartuig, met inbegrip van de piloot, en waarbij het aantal personen dat de rechtstreekse kosten deelt niet meer dan zes bedraagt;

ii) 

wedstrijdvluchten of luchtvaartvertoningen, op voorwaarde dat de beloning of andere vergoeding voor dergelijke vluchten beperkt blijft tot een terugbetaling van de rechtstreekse kosten en een evenredige bijdrage in de jaarlijkse kosten, en tot prijzen waarvan de maximumwaarde door de bevoegde autoriteit wordt vastgesteld;

iii) 

kennismakingsvluchten, parachuteringsvluchten, sleepvluchten met zweefvliegtuigen of kunstvluchten die worden uitgevoerd door een opleidingsorganisatie die haar hoofdvestiging in een lidstaat heeft en is goedgekeurd in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 1178/2011 ( 3 ), of door een organisatie die de luchtvaartsport of het vrijetijdsvliegen wil promoten, op voorwaarde dat het luchtvaartuig in eigendom of op grond van een dry-leaseovereenkomst wordt geëxploiteerd, dat de vlucht geen winst oplevert die buiten de organisatie wordt uitgekeerd en dat vluchten waarbij niet-leden van de organisatie betrokken zijn slechts een marginale activiteit van de organisatie zijn;

Voor de toepassing van deze verordening worden „beperkte vluchtuitvoeringen” niet beschouwd als commerciële luchtvervoersactiviteiten of commerciële gespecialiseerde vluchtuitvoeringen;

(q)

„kennismakingsvlucht” : „kennismakingsvlucht” zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 9, van Verordening (EU) nr. 965/2012;

(r)

„wedstrijdvlucht” : „wedstrijdvlucht” zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 10, van Verordening (EU) nr. 965/2012;

(s)

„luchtvaartvertoning” : „luchtvaartvertoning” zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 11, van Verordening (EU) nr. 965/2012.

▼C3

Artikel 3

Normen voor permanente luchtwaardigheid

1.  
De permanente luchtwaardigheid van de in artikel 1, onder a), bedoelde luchtvaartuigen en van daarop te installeren componenten wordt gewaarborgd overeenkomstig de eisen van bijlage I (deel-M), behalve voor de luchtvaartuigen die vermeld zijn in de eerste alinea van lid 2, waarop de eisen van bijlage V ter (deel-ML) van toepassing zijn.
2.  

De eisen van bijlage V ter (deel-ML) zijn van toepassing op de volgende andere dan complexe motoraangedreven luchtvaartuigen:

a) 

vliegtuigen met een maximale startmassa van 2 730  kg of minder;

b) 

hefschroefvliegtuigen met een maximale startmassa van 1 200 kg of minder, gecertificeerd voor ten hoogste 4 inzittenden;

c) 

andere ELA2-luchtvaartuigen.

Wanneer de in de eerste alinea, onder a), b) en c) vermelde luchtvaartuigen vermeld zijn op het air operator certificate van een luchtvaartmaatschappij die een vergunning heeft gekregen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008, zijn de eisen van bijlage I (deel-M) van toepassing.

3.  

Om te worden vermeld op het air operator certificate van een luchtvaartmaatschappij die een vergunning heeft gekregen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008 moeten de in lid 2, eerste alinea, onder a), b) en c), vermelde luchtvaartuigen aan alle onderstaande eisen voldoen:

a) 

de bevoegde autoriteit heeft een onderhoudsprogramma voor de luchtvaartuigen goedgekeurd overeenkomstig punt M.A.302 van bijlage I (deel-M);

b) 

het onderhoud dat vereist is uit hoofde van het onder a) vermelde onderhoudsprogramma is uitgevoerddeel en gecertificeerd in overeenstemming met 145.A.48 en 145.A.50 van bijlage II (deel-145);

c) 

er is een beoordeling van de luchtwaardigheid uitgevoerd en een nieuw certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid afgegeven overeenkomstig M.A.901 van bijlage I (deel-M).

4.  
In afwijking van lid 1 van dit artikel wordt de permanente luchtwaardigheid van de in artikel 1, onder a), bedoelde luchtvaartuigen waarvoor een vliegvergunning is afgegeven, verzekerd op grond van de specifieke regels ter waarborging van de permanente luchtwaardigheid die zijn vastgesteld in de overeenkomstig bijlage I (deel-21) bij Verordening (EG) nr. 748/2012 van de Commissie afgegeven vliegvergunning ( 4 ).

▼M11

5.  
Programma's voor de luchtwaardigheid van de in artikel 1, onder a), vermelde luchtvaartuigen die voldoen aan de eisen van M.A.302 van bijlage I (deel-M), welke van toepassing waren vóór 24 maart 2020, worden geacht te voldoen aan de eisen van M.A.302 van bijlage I (deel-M) of ML.A.302 van bijlage V ter (deel-ML), al naargelang van toepassing, overeenkomstig leden 1 en 2.

▼C3

6.  
Exploitanten zien toe op de permanente luchtwaardigheid van de in artikel 1, onder b), vermelde luchtvaartuigen en daarop te installeren componenten, overeenkomstig de eisen van bijlage V bis (deel-T).
7.  
De permanente luchtwaardigheid van vliegtuigen met een maximale startmassa van hoogstens 5 700 kg, die zijn uitgerust met meerdere turbopropmotoren, wordt gehandhaafd overeenkomstig de voorschriften die van toepassing zijn op andere dan complexe motoraangedreven luchtvaartuigen, zoals uiteengezet in M.A.201, M.A.301, M.A.302, M.A.601 en M.A.803 van bijlage I (deel-M), 145.A.30 van bijlage II (deel-145), 66.A.5, 66.A.30, en 66.A.70, aanhangsels V en VI van bijlage III (deel 66), CAMO.A.315 van bijlage V quater (deel-CAMO), CAO.A.010 en aanhangsel I van bijlage V quinquies (deel-CAO), in de mate dat zij van toepassing zijn op andere dan complexe motoraangedreven luchtvaartuigen.

▼M11

Artikel 4

Erkenningen van organisaties die bij permanente luchtwaardigheid zijn betrokken

1.  
Organisaties die betrokken zijn bij de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en daarop te monteren componenten, met inbegrip van het onderhoud, worden op hun verzoek erkend door de bevoegde autoriteit, overeenkomstig de voorschriften van bijlage II (Deel-145), bijlage V quater (Deel-CAMO) of bijlage V quinquies (Deel-CAO), al naargelang van toepassing op de respectieve organisaties.
2.  
Bij wijze van uitzondering op lid 1 kunnen organisaties tot 24 september 2020 op verzoek een erkenning krijgen van de bevoegde autoriteit overeenkomstig subdelen F en G van bijlage I (Deel-M). Alle overeenkomstig subdeel F en subdeel G van bijlage I (Deel-M) afgegeven erkenningen zijn geldig tot en met 24 maart 2022.
3.  
Certificaten van erkenning als onderhoudsorganisatie die door een lidstaat zijn afgegeven of erkend overeenkomstig de in bijlage II bij Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad ( 5 ) vermelde certificeringsspecificatie JAR-145 en die vóór 29 november 2003 geldig waren, worden geacht te zijn afgegeven overeenkomstig de eisen van bijlage II (Deel-145) bij deze verordening.
4.  
Als organisaties die houder zijn van een overeenkomstig subdeel F of subdeel G van bijlage I (Deel-M) of overeenkomstig bijlage II (Deel-145) afgegeven geldig erkenningscertificaat daarom verzoeken, geeft de bevoegde autoriteit het in aanhangsel I bij bijlage V quinquies (Deel-CAO) opgenomen formulier 3-CAO af; daarna houdt de bevoegde autoriteit toezicht op deze organisaties overeenkomstig bijlage V quinquies (Deel-CAO).

De rechten van dergelijke organisaties uit hoofde van de overeenkomstig bijlage V quinquies (Deel-CAO) afgegeven erkenning moeten dezelfde zijn als de rechten uit hoofde van de erkenning die overeenkomstig subdeel F of subdeel G van bijlage I (Deel-M) of bijlage II (Deel-145) is afgegeven. Die rechten mogen echter niet verder gaan dan de rechten van een in sectie A van bijlage V quinquies (deel-CAO) bedoelde organisatie.

Bij wijze van uitzondering op CAO.B.060 van bijlage V quinquies (Deel-CAO) mag de organisatie tot 24 maart 2022 alle bevindingen van niet-naleving van de eisen van bijlage V quinquies (Deel-CAO) die niet zijn opgenomen in subdeel F of subdeel G van bijlage I (Deel-M) of in bijlage II (Deel-145), corrigeren.

Als de organisatie deze bevindingen niet uiterlijk op 24 maart 2022 heeft afgesloten, wordt het erkenningscertificaat geheel of gedeeltelijk ingetrokken, beperkt of opgeschort.

5.  
Als organisaties die houder zijn van een overeenkomstig subdeel G van bijlage I (Deel-M) afgegeven certificaat waarbij zij worden erkend als organisatie voor het beheer van de permanente luchtwaardigheid daarom verzoeken, geeft de bevoegde autoriteit overeenkomstig bijlage V quater (Deel-CAMO) een EASA-formulier 14 af; daarna houdt de bevoegde autoriteit toezicht op deze organisaties overeenkomstig bijlage V quater (Deel-CAMO).

Bij wijze van uitzondering op CAMO.B.350 van bijlage V quater (Deel-CAMO) mag de organisatie tot 24 maart 2022 alle bevindingen van niet-naleving van de eisen van bijlage V quater (Deel-CAMO) die niet zijn opgenomen in subdeel G van bijlage I (Deel-M), corrigeren.

Als de organisatie deze bevindingen niet uiterlijk op 24 maart 2022 heeft afgesloten, wordt het erkenningscertificaat geheel of gedeeltelijk ingetrokken, beperkt of opgeschort.

6.  
Certificaten en goedkeuringen van onderhoudsprogramma’s voor luchtvaartuigen die zijn afgegeven overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1321/2014, zoals van toepassing vóór 24 maart 2020, worden geacht te zijn afgegeven overeenkomstig deze verordening.

▼B

Artikel 5

Certificeringspersoneel

▼M11

1.  
Certificeringspersoneel moet gekwalificeerd zijn overeenkomstig de eisen van bijlage III (Deel-66), behalve als bepaald in M.A.606, onder h), M.A.607, onder b), M.A.801, onder c), en M.A.803 van bijlage I (Deel-M), in ML.A.801, onder c), en ML.A.803 van bijlage V ter (Deel-ML), CAO.A.040, onder b) en c), van bijlage V quinquies (Deel-CAO) en in 145.A.30, onder j), en in aanhangsel IV van bijlage II (Deel-145).

▼B

2.  
Elk bewijs van bevoegdheid voor het onderhoud van luchtvaartuigen en, in voorkomend geval, de met dat bewijs samenhangende technische beperkingen, afgegeven of erkend door een lidstaat in overeenstemming met de JAA-voorschriften en -procedures, dat op de dag van de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 2042/2003 geldig was, wordt beschouwd als zijnde afgegeven in overeenstemming met onderhavige verordening.
3.  
Certificeringspersoneel dat houder is van een overeenkomstig bijlage III (deel 66) afgegeven bewijs van bevoegdheid in een bepaalde categorie/subcategorie wordt geacht over de in punt 66.A.20, onder a), van dezelfde bijlage beschreven bevoegdheden te beschikken met betrekking tot die categorie/subcategorie; Met het oog op de uitbreiding van een bewijs van bevoegdheid tot een nieuwe categorie/subcategorie wordt ervan uitgegaan dat de vereiste basiskennis met betrekking tot deze nieuwe bevoegdheden is opgedaan.
4.  
Certificeringspersoneel dat houder is van een bewijs van bevoegdheid voor luchtvaartuigen waarvoor geen individuele typebevoegdverklaring vereist is, mag zijn bevoegdheden blijven uitoefenen tot de eerste hernieuwing of wijziging; op dat ogenblik wordt het bewijs van bevoegdheid volgens de procedure van punt 66.B.125 van bijlage III (deel 66) geconverteerd in de typebevoegdverklaringen die in punt 66.A.45 van dezelfde bijlage zijn vastgesteld.
5.  
Conversierappporten en examenbeoordelingsrapporten die voldoen aan de eisen die vóór deze verordening van kracht waren, worden geacht in overeenstemming te zijn met Verordening (EU) nr. 1149/2011.

▼M5

6.  
Tot op het ogenblik waarop eisen voor certificeringspersoneel van componenten aan deze verordening worden toegevoegd, blijven de in de nationale wetgeving van de relevante lidstaat vastgestelde eisen van kracht, behalve voor onderhoudsorganisaties die buiten de Unie zijn gevestigd; in dat geval worden de eisen vastgesteld door het agentschap.

▼B

Artikel 6

Eisen betreffende opleidingsinstellingen

1.  

Organisaties die personeel opleiden, zoals vermeld in artikel 5, krijgen overeenkomstig bijlage IV (deel 147) toestemming om:

(a) 

erkende basisopleidingen te organiseren, en/of

(b) 

erkende opleidingen voor specifieke luchtvaartuigtypen te organiseren, en

(c) 

examens af te nemen, en

(d) 

opleidingscertificaten af te geven.

2.  
Elke erkenning als onderhoudsopleidingsinstelling die is afgegeven of erkend door een lidstaat in overeenstemming met de JAA-voorschriften en -procedures en die op de dag van de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 2042/2003 geldig was, wordt beschouwd als zijnde afgegeven uit hoofde van onderhavige verordening.
3.  
In opleidingen voor specifieke luchtvaartuigtypen die zijn goedgekeurd vóór de validering van het basisopleidingsprogramma voor ertificeringspersoneel op het gebied van typebevoegdverklaring in de gegevens betreffende operationele geschiktheid voor het betrokken type overeenkomstig Verordening (EG) nr. 748/2012 moeten uiterlijk op 18 december 2017 of binnen twee jaar na de validering van de gegevens betreffende operationele geschiktheid, als dat later is, de relevante aspecten worden opgenomen die zijn gedefinieerd in het verplichte deel van de gegevens betreffende operationele geschiktheid.

Artikel 7

Verordening (EG) nr. 2042/2003 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage VI.

▼M6

Artikel 7 bis

Bevoegde autoriteiten

1.  

Wanneer een lidstaat meer dan één entiteit aanwijst als bevoegde autoriteit met de nodige bevoegdheden en toegewezen verantwoordelijkheden voor de certificering van en het toezicht op personen en organisaties die onder deze verordening vallen, moet aan de volgende eisen worden voldaan:

a) 

de bevoegdheidsgebieden van elke bevoegde autoriteit dienen duidelijk te worden omschreven, met name wat betreft verantwoordelijkheden en geografische beperkingen;

b) 

er dient te worden gezorgd voor coördinatie tussen deze autoriteiten om de effectieve certificering van en het toezicht op alle onder deze verordening vallende organisaties en personen te garanderen, binnen hun respectieve bevoegdheden.

2.  
De lidstaten dienen ervoor te zorgen dat het personeel van hun bevoegde autoriteiten geen certificerings- en toezichtactiviteiten verricht wanneer er aanwijzingen zijn dat daardoor direct, dan wel indirect een belangenconflict kan ontstaan, met name als er familiale of financiële belangen in het geding zijn.
3.  

Wanneer dit nodig is om certificerings- of toezichtstaken uit te voeren krachtens deze verordening, zijn de bevoegde autoriteiten gemachtigd om:

a) 

de archieven, gegevens en procedures te onderzoeken, alsmede al het andere materiaal dat relevant is voor de uitvoering van de certificerings- en/of toezichtstaken;

b) 

kopieën of uittreksels te maken van deze verslagen, gegevens, procedures en ander materiaal;

c) 

ter plaatse mondelinge toelichting te vragen van deze personeelsleden of organisaties;

d) 

zich toegang te verschaffen tot de door deze personen gebruikte gebouwen en terreinen, vluchtuitvoeringslocaties of vervoersmiddelen;

e) 

audits, onderzoeken, beoordelingen en inspecties, met inbegrip van onaangekondigde inspecties, uit te voeren met betrekking tot die organisaties;

f) 

handhavingsmaatregelen te nemen of te initiëren, al naargelang van toepassing.

4.  
De in lid 3 vermelde bevoegdheden worden uitgeoefend overeenkomstig de juridische bepalingen van de desbetreffende lidstaat.

▼B

Artikel 8

Inwerkingtreding

1.  
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
2.  

In afwijking van lid 1 kunnen lidstaten ervoor kiezen om de toepassing van een aantal bepalingen uit te stellen, te weten:

(a) 

voor het onderhoud van vliegtuigen met zuigermotor zonder drukcabine met een maximale startmassa van hoogstens 2 000 kg die niet voor commercieel luchtvervoer worden gebruikt;

tot 28 september 2014, de eis om certificeringspersoneel te kwalificeren overeenkomstig bijlage III (deel 66), zoals vastgesteld in de volgende bepalingen:

— 
de punten M.A.606, onder g), en M.A.801, onder b), punt 2, van bijlage I (deel M),
— 
de punten 145.A.30, onder g) en h), van bijlage II (deel 145);

▼M5 —————

▼M2

(c) 

voor luchtvaartuigen die zijn geregistreerd in een derde land en die op grond van dry lease-in worden gehuurd door overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008 vergunde luchtvaartmaatschappijen, gelden tot en met 25 augustus 2017 de vereisten van bijlage Va.

2 bis.  
In afwijking van lid 1 zijn vanaf 21 april 2017 de eisen van toepassing voor luchtvaartuigen die worden ingezet voor commerciële gespecialiseerde vluchtuitvoeringen en andere commerciële luchtvaartactiviteiten dan die door overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008 vergunde luchtvaartmaatschappijen, zoals bepaald in Verordening (EU) nr. 965/2012, als gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 379/2014 ( 6 ).

Tot die datum:

— 
zijn de bepalingen van bijlage I, punt M.A.201, onder f), van toepassing op complexe motoraangedreven luchtvaartuigen die worden gebruikt door exploitanten, andere dan overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008 vergunde luchtvaartmaatschappijen, die op verzoek van een lidstaat in het bezit moeten zijn van een certificaat voor commerciële activiteiten, en op commerciële erkende opleidingsorganisaties;
— 
zijn de bepalingen van bijlage I, punt M.A.201, onder h), van toepassing op complexe motoraangedreven luchtvaartuigen die worden gebruikt door exploitanten, andere dan overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008 vergunde luchtvaartmaatschappijen, die op verzoek van een lidstaat in het bezit moeten zijn van een certificaat voor commerciële activiteiten, en op commerciële erkende opleidingsorganisaties;
— 
zijn de bepalingen van bijlage I, punt M.A.306, onder a), van toepassing op luchtvaartuigen die worden gebruikt door overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008 vergunde luchtvaartmaatschappijen en op luchtvaartuigen die worden gebruikt door exploitanten die op verzoek van een lidstaat in het bezit moeten zijn van een certificaat voor commerciële activiteiten;
— 
zijn de bepalingen van bijlage I, punt M.A.801, onder c), van toepassing op ELA1-luchtvaartuigen die niet worden gebruikt door overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008 vergunde luchtvaartmaatschappijen en niet worden gebruikt door commerciële erkende opleidingsorganisaties;
— 
zijn de bepalingen van bijlage I, punt M.A.803, onder b), van toepassing op niet-complexe motoraangedreven luchtvaartuigen met een maximale startmassa van hoogstens 2 730 kg, zweefvliegtuigen, gemotoriseerde zweefvliegtuigen of ballonnen die niet worden gebruikt door overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008 vergunde luchtvaartmaatschappijen of door exploitanten die op verzoek van een lidstaat in het bezit moeten zijn van een certificaat voor commerciële activiteiten of door commerciële erkende opleidingsorganisaties;
— 
zijn de bepalingen van bijlage I, punt M.A.901, onder g), van toepassing op ELA1-luchtvaartuigen die niet worden gebruikt door overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008 vergunde luchtvaartmaatschappijen of door exploitanten die op verzoek van een lidstaat in het bezit moeten zijn van een certificaat voor commerciële activiteiten of door commerciële erkende opleidingsorganisaties.

▼B

3.  
Wanneer een lidstaat gebruikmaakt van de bepalingen in lid 2 moeten de Commissie en het Agentschap daarvan in kennis gesteld worden.
4.  
De uiterste termijnen in de punten 66.A.25, 66.A.30 en aanhangsel III van bijlage III (deel 66) met betrekking tot examens over basiskennis, basiservaring, theoretische typeopleiding en examens, praktijkonderricht en -examens, type-examens en opleiding op de werkplek die vóór ►M1  Verordening (EU) nr. 1149/2011 ◄ in werking is getreden, zijn voltooid, beginnen te lopen op de datum waarop ►M1  Verordening (EU) nr. 1149/2011 ◄ van kracht is geworden.

▼M5 —————

▼M1

6.  

In afwijking van lid 1:

a) 

mogen bevoegde autoriteiten of, indien van toepassing, organisaties tot en met 31 december 2015 certificaten, vorige versie, blijven afgeven zoals vastgesteld in aanhangsel III van bijlage I (deel M) of de aanhangsels II en III van bijlage IV (deel 147) bij Verordening (EU) nr. 1321/2014, die van toepassing was voor […] 27 juli 2015;

b) 

blijven certificaten die zijn afgegeven voor 1 januari 2016 geldig tot zij zijn gewijzigd, opgeschort of ingetrokken.

▼M11 —————

▼M6 —————

▼B

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.




BIJLAGE I

(Deel -M)

▼M6

INHOUD

M.1

SECTIE A — TECHNISCHE VEREISTEN

SUBDEEL A — ALGEMEEN

M.A.101

Toepassingsgebied

SUBDEEL B — VERANTWOORDINGSPLICHT

M.A.201

Verantwoordelijkheden

M.A.202

Rapportage van voorvallen

SUBDEEL C — PERMANENTE LUCHTWAARDIGHEID

M.A.301

Taken met betrekking tot de permanente luchtwaardigheid

M.A.302

Onderhoudsprogramma voor luchtvaartuigen

M.A.303

Luchtwaardigheidsaanwijzingen

M.A.304

Gegevens voor wijzigingen en reparaties

M.A.305

Registratiesysteem voor de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen

M.A.306

Systeem van technische logboeken voor luchtvaartuigen

M.A.307

Overdracht van de gegevens van de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen

SUBDEEL D — ONDERHOUDSNORMEN

M.A.401

Onderhoudsgegevens

M.A.402

Uitvoering van onderhoud

M.A.403

Luchtvaartuigdefecten

SUBDEEL E — ONDERDELEN

M.A.501

Classificatie en installatie

M.A.502

Componentenonderhoud

M.A.503

Onderdelen met beperkte levensduur en periodiek gecontroleerde componenten

M.A.504

Scheiding van componenten

SUBDEEL F — ONDERHOUDSORGANISATIE

M.A.601

Toepassingsgebied

M.A.602

Aanvraag

M.A.603

Uitbreiding van erkenning

M.A.604

Handboek van de onderhoudsorganisatie

M.A.605

Faciliteiten

M.A.606

Personeelsvereisten

M.A.607

Certificeringspersoneel en luchtwaardigheidspersoneel

M.A.608

Onderdelen, uitrusting en gereedschappen

M.A.609

Onderhoudsgegevens

M.A.610

Onderhoudswerkopdrachten

M.A.611

Onderhoudsnormen

M.A.612

Certificaat van vrijgave voor gebruik voor luchtvaartuigen

M.A.613

Certificaat van vrijgave voor gebruik voor onderdelen

M.A.614

Gegevens inzake onderhoud en beoordeling van de luchtwaardigheid

M.A.615

Bevoegdheden van de organisatie

M.A.616

Organisatorische evaluatie

M.A.617

Wijzigingen aan de erkende onderhoudsorganisatie

M.A.618

Geldigheid van de erkenning

M.A.619

Bevindingen

SUBDEEL G — MANAGEMENTORGANISATIE VOOR PERMANENTE LUCHTWAARDIGHEID

M.A.701

Toepassingsgebied

M.A.702

Aanvraag

M.A.703

Uitbreiding van de erkenning

M.A.704

Handboek voor beheer van de permanente luchtwaardigheid

M.A.705

Faciliteiten

M.A.706

Personeelsvereisten

M.A.707

Luchtwaardigheidspersoneel

M.A.708

Beheer van de permanente luchtwaardigheid

M.A.709

Documentatie

M.A.710

Beoordeling van de luchtwaardigheid

M.A.711

Bevoegdheden van de organisatie

M.A.712

Kwaliteitsborgingssysteem

M.A.713

Wijzigingen in de erkende organisatie voor permanente luchtwaardigheid

M.A.714

Bewaren van gegevens

M.A.715

Geldigheid van de erkenning

M.A.716

Bevindingen

SUBDEEL H — CERTIFICAAT VAN VRIJGAVE VOOR GEBRUIK

M.A.801

Certificaat van vrijgave voor gebruik voor luchtvaartuigen

M.A.802

Certificaat van vrijgave voor gebruik voor onderdelen

M.A.803

Autorisatie piloot-eigenaar

SUBDEEL I — CERTIFICAAT VAN BEOORDELING VAN DE LUCHTWAARDIGHEID

M.A.901

Beoordeling van de luchtwaardigheid van een luchtvaartuig

M.A.902

Geldigheid van het certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid

M.A.903

Overdracht van luchtvaartuigregistratie binnen de EU

M.A.904

Beoordeling van de luchtwaardigheid van luchtvaartuigen die in de EU werden ingevoerd

M.A.905

Bevindingen

SECTIE B — PROCEDURE VOOR BEVOEGDE AUTORITEITEN

SUBDEEL A — ALGEMEEN

M.B.101

Toepassingsgebied

M.B.102

Bevoegde autoriteit

M.B.103

Bevindingen en handhavingsmaatregelen - personen

M.B.104

Bewaren van gegevens

M.B.105

Onderlinge informatie-uitwisseling

SUBDEEL B — VERANTWOORDINGSPLICHT

M.B.201

Verantwoordelijkheden

M.B.202

Informatieverstrekking aan het Agentschap

SUBDEEL C — PERMANENTE LUCHTWAARDIGHEID

M.B.301

Onderhoudsprogramma voor luchtvaartuigen

M.B.302

Vrijstellingen

M.B.303

Permanent toezicht op de luchtwaardigheid van luchtvaartuigen

M.B.304

Intrekking, schorsing en beperking

M.B.305

Systeem van technische logboeken voor luchtvaartuigen

SUBDEEL D — ONDERHOUDSNORMEN

SUBDEEL E — ONDERDELEN

SUBDEEL F — ONDERHOUDSORGANISATIE

M.B.601

Aanvraag

M.B.602

Initiële erkenning

M.B.603

Afgifte van de erkenning

M.B.604

Permanent toezicht

M.B.605

Bevindingen

M.B.606

Wijzigingen

M.B.607

Intrekking, schorsing en beperking van een erkenning

SUBDEEL G — MANAGEMENTORGANISATIE VOOR PERMANENTE LUCHTWAARDIGHEID

M.B.701

Aanvraag

M.B.702

Initiële erkenning

M.B.703

Afgifte van de erkenning

M.B.704

Permanent toezicht

M.B.705

Bevindingen

M.B.706

Wijzigingen

M.B.707

Intrekking, schorsing en beperking van een erkenning

SUBDEEL H — CERTIFICAAT VAN VRIJGAVE VOOR GEBRUIK

SUBDEEL I — CERTIFICAAT VAN BEOORDELING VAN DE LUCHTWAARDIGHEID

M.B.901

Beoordeling van de aanbevelingen

M.B.902

Beoordeling van de luchtwaardigheid door de bevoegde autoriteit

M.B.903

Bevindingen

M.B.904

Informatie-uitwisseling

Aanhangsel I — Contract voor het beheer van de permanente luchtwaardigheid

Aanhangsel II — Certificaat van vrijgave voor gebruik — EASA-formulier 1

Aanhangsel III — Certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid — EASA-formulier 15

Aanhangsel IV — Klasse- en classificatiesysteem gebruikt voor de erkenning van onderhoudsorganisaties vermeld in bijlage I (deel-M), subdeel F, en in bijlage II (deel 145)

Aanhangsel V — Certificaat van onderhoudsorganisatie als bedoeld in bijlage I (Deel M) subdeel F — EASA-formulier 3 MF

Aanhangsel VI — Certificaat van organisatie voor het beheer van de permanente luchtwaardigheid, zoals vermeld in bijlage I (Deel M), subdeel G — EASA-formulier 14 MG

Aanhangsel VII — Complexe onderhoudstaken

Aanhangsel VIII — Beperkt piloot/eigenaar-onderhoud

▼B

M.1

In dit deel wordt verstaan onder de bevoegde autoriteit:

1. 

voor het toezicht op de permanente luchtwaardigheid van individuele luchtvaartuigen en de afgifte van certificaten van beoordeling van de luchtwaardigheid (airworthiness review certificates — ARC), de door de lidstaat van registratie aangeduide autoriteit;

2. 

voor het toezicht op een onderhoudsorganisatie, zoals gespecificeerd in sectie A, subdeel F, van deze bijlage (deel-M):

i) 

de door de lidstaat waar de voornaamste plaats van activiteit van die organisatie is gevestigd aangeduide autoriteit;

ii) 

het Agentschap indien de organisatie in een derde land is gevestigd.

▼M6

3. 

voor de goedkeuring van onderhoudsprogramma's voor luchtvaartuigen, een van de volgende:

i) 

de autoriteit die is aangewezen door de lidstaat van registratie van het luchtvaartuig;

ii) 

indien de lidstaat van registratie vóór de goedkeuring van het onderhoudsprogramma van het luchtvaartuig akkoord gaat, een van de volgende:

a) 

de autoriteit die is aangeduid door de lidstaat waar de exploitant zijn hoofdvestiging heeft of, in het geval de exploitant geen hoofdvestiging heeft, de autoriteit die is aangeduid door de lidstaat waar de exploitant gevestigd is of verblijft;

▼M8

b) 

de instantie die verantwoordelijk is voor het toezicht op de organisatie voor het beheer van de permanente luchtwaardigheid die de permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig beheert of waarmee de eigenaar een beperkt contract heeft gesloten overeenkomstig M.A.201, onder i), punt 3.

▼M8

4. 

voor het toezicht op een organisatie voor het beheer van de permanente luchtwaardigheid, zoals gespecificeerd in sectie A, subdeel G, van deze bijlage (Deel M):

i) 

de instantie die is aangeduid door de lidstaat waar de voornaamste plaats van activiteit van die organisatie is gevestigd, als de goedkeuring niet vervat is in een air operator certificate;

ii) 

de instantie die is aangeduid door de lidstaat van de exploitant, als de goedkeuring vervat is in een air operator certificate;

iii) 

het Agentschap, als de organisatie in een derde land is gevestigd.

▼M6 —————

▼B

SECTIE A

TECHNISCHE VEREISTEN

SUBDEEL A

ALGEMEEN

▼M6

M.A.101    Toepassingsgebied

In deze sectie worden de maatregelen vastgesteld die moeten worden genomen om te garanderen dat de luchtwaardigheid van luchtvaartuigen behouden blijft, met inbegrip van maatregelen met betrekking tot onderhoud. Voorts worden ook de voorwaarden vastgesteld waaraan moet worden voldaan door personen of organisaties die bij dergelijke activiteiten zijn betrokken.

▼B

SUBDEEL B

VERANTWOORDINGSPLICHT

M.A.201    Verantwoordelijkheden

▼M6

a) 

De eigenaar van het luchtvaartuig is verantwoordelijk voor de permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig en zorgt ervoor dat vluchten alleen plaatsvinden wanneer de volgende voorwaarden allemaal zijn vervuld:

1. 

het luchtvaartuig verkeert in een luchtwaardige toestand;

2. 

alle operationele uitrusting en nooduitrusting is correct geïnstalleerd en klaar zijn voor gebruik, ofwel duidelijk aangeduid als zijnde onbruikbaar;

3. 

het bewijs van luchtwaardigheid is geldig

4. 

het onderhoud van het luchtvaartuig wordt uitgevoerd overeenkomstig het onderhoudsprogramma van het luchtvaartuig, zoals gespecificeerd in punt M.A.302.

▼B

b) 

Wanneer het luchtvaartuig wordt geleased, worden de verantwoordelijkheden van de eigenaar overgedragen op de huurder indien:

1. 

de huurder op het registratiedocument wordt vermeld, of;

2. 

dit in het leasingcontract is bepaald.

Wanneer in dit deel wordt verwezen naar de „eigenaar”, dan dekt de term de eigenaar of de huurder, al naar gelang van toepassing.

c) 

Elke persoon of organisatie die onderhoud uitvoert, is verantwoordelijk voor de uitgevoerde taken.

▼M6

d) 

De gezagvoerder of, in het geval van luchtvaartuigen die worden gebruikt door een luchtvaartmaatschappij met een exploitatievergunning overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008, de exploitant, is verantwoordelijk voor de correcte uitvoering van de aan de vlucht voorafgaande inspectie. Die inspectie wordt uitgevoerd door de piloot of een andere gekwalificeerde persoon, maar hoeft niet te worden uitgevoerd door een erkende onderhoudsorganisatie of door certificeringspersoneel.

▼M8

e) 

In het geval van een luchtvaartuig dat wordt gebruikt door luchtvaartmaatschappijen met een exploitatievergunning overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad ( 7 ), is de exploitant verantwoordelijk voor de permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig dat hij exploiteert en dient hij:

1) 

ervoor te zorgen dat geen enkele vlucht plaatsvindt tenzij is voldaan aan de onder a) uiteengezette voorwaarden;

2) 

de nodige stappen te nemen om ervoor te zorgen dat hij wordt erkend als organisatie voor het beheer van de permanente luchtwaardigheid („CAMO”) overeenkomstig bijlage V quater (Deel CAMO) of subdeel G van deze bijlage (Deel M), als onderdeel van het air operator certificate van het luchtvaartuig dat hij exploiteert;

3) 

de nodige stappen te nemen om ervoor te zorgen dat hij wordt erkend overeenkomstig bijlage II (Deel 145) of, overeenkomstig CAMO.A.315, onder c), van bijlage V quater (Deel CAMO) of M.A.708, onder c), van deze bijlage (Deel M), een schriftelijk contract te sluiten met een organisatie die erkend is overeenkomstig bijlage II (Deel 145).

f) 

Voor complexe motoraangedreven luchtvaartuigen die worden gebruikt voor commerciële gespecialiseerde vluchten of voor andere CAT-activiteiten dan die welke worden uitgevoerd door luchtvaartmaatschappijen met een vergunning overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008 of door commerciële erkende opleidingsorganisaties (ATO) en opleidingsorganisaties die een verklaring hebben afgelegd (DTO), zoals vermeld in artikel 10 bis van Verordening (EU) nr. 1178/2011 van de Commissie ( 8 ), zorgt de exploitant ervoor dat:

1) 

er geen enkele vlucht plaatsvindt tenzij voldaan is aan de onder a) uiteengezette voorwaarden;

2) 

de taken die verband houden met de permanente luchtwaardigheid, worden uitgevoerd door een CAMO die erkend is overeenkomstig bijlage V quater (Deel CAMO) of subdeel G van deze bijlage (Deel M); wanneer de exploitant niet zelf overeenkomstig bijlage V quater (Deel CAMO) of subdeel G van deze bijlage (Deel M) als CAMO is erkend, sluit hij, overeenkomstig aanhangsel I van deze bijlage, voor de uitvoering van die taken een schriftelijk contract met een organisatie die erkend is overeenkomstig bijlage V quater (Deel CAMO) of subdeel G van deze bijlage (Deel M);

3) 

de in punt 2 bedoelde CAMO overeenkomstig bijlage II (Deel 145) is erkend als organisatie die gekwalificeerd is voor de afgifte van een erkenning voor het onderhoud van luchtvaartuigen en componenten die bestemd zijn voor installatie in luchtvaartuigen, of dat die CAMO overeenkomstig CAMO.A.315, onder c), van bijlage V quater (Deel CAMO) of punt M.A.708, onder c), van deze bijlage (Deel M) een schriftelijk contract heeft gesloten met organisaties die erkend zijn overeenkomstig bijlage II (Deel 145).

g) 

Voor complexe motoraangedreven luchtvaartuigen die niet onder e) en f) vallen, zorgt de eigenaar ervoor dat:

1) 

er geen enkele vlucht plaatsvindt tenzij voldaan is aan de onder a) uiteengezette voorwaarden;

2) 

de taken die verband houden met de permanente luchtwaardigheid, worden uitgevoerd door een CAMO die erkend is overeenkomstig bijlage V quater (Deel CAMO) of subdeel G van deze bijlage (Deel M); wanneer de eigenaar niet zelf erkend is als CAMO overeenkomstig bijlage V quater (Deel CAMO) of subdeel G van deze bijlage (Deel M), sluit hij, overeenkomstig aanhangsel I van deze bijlage, voor de uitvoering van die taken een schriftelijk contract met een organisatie die erkend is overeenkomstig bijlage V quater (Deel CAMO) of subdeel G van deze bijlage (Deel -M);

3) 

de in punt 2 bedoelde CAMO overeenkomstig bijlage II (Deel 145) is erkend als organisatie die gekwalificeerd is voor de afgifte van een erkenning voor het onderhoud van luchtvaartuigen en componenten die bestemd zijn voor installatie in luchtvaartuigen, of dat die CAMO overeenkomstig CAMO.A.315, onder c), van bijlage V quater (Deel CAMO) of punt M.A.708, onder c), van deze bijlage (Deel M) een schriftelijk contract heeft gesloten met organisaties die erkend zijn overeenkomstig bijlage II (Deel 145).

h) 

Voor andere dan complexe motoraangedreven luchtvaartuigen die worden gebruikt voor commerciële gespecialiseerde vluchten of voor andere CAT-activiteiten dan die welke worden uitgevoerd door luchtvaartmaatschappijen met een vergunning overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008 of door commerciële erkende opleidingsorganisaties (ATO) en opleidingsorganisaties die een verklaring hebben afgelegd (DTO), zoals vermeld in artikel 10 bis van Verordening (EU) nr. 1178/2011, zorgt de exploitant ervoor dat:

1) 

er geen enkele vlucht plaatsvindt tenzij voldaan is aan de onder a) uiteengezette voorwaarden;

2) 

de taken die verband houden met de permanente luchtwaardigheid, worden uitgevoerd door een CAMO die erkend is overeenkomstig bijlage V quater (Deel CAMO) of subdeel G van deze bijlage (Deel M), of een gecombineerde luchtwaardigheidsorganisatie (CAO) die erkend is overeenkomstig bijlage V quinquies (Deel CAO); als de exploitant geen overeenkomstig bijlage V quater (Deel CAMO) of subdeel G van deze bijlage (Deel M) erkende CAMO of geen overeenkomstig bijlage V quinquies (Deel CAO) erkende CAO is, sluit hij overeenkomstig aanhangsel I van deze bijlage een schriftelijk contract met een overeenkomstig bijlage V quater (Deel CAMO) of subdeel G van deze bijlage (Deel M) erkende CAMO of een overeenkomstig bijlage V quinquies (Deel CAO) erkende CAO;

▼M11

3) 

de in punt 2 bedoelde CAMO of CAO erkend is overeenkomstig bijlage II (Deel-145) of overeenkomstig subdeel F, van deze bijlage (Deel-M), of als een CAO met onderhoudsrechten, of dat die CAMO of CAO een schriftelijk contract heeft gesloten met organisaties met onderhoudsrechten die zijn erkend overeenkomstig bijlage II (Deel-145) of overeenkomstig subdeel F van deze bijlage (Deel-M) of bijlage V quinquies (Deel-CAO).

▼M8

i) 

Voor andere dan complexe motoraangedreven luchtvaartuigen die niet onder de punten e) en h) vallen, of die worden gebruikt voor „beperkte vluchten”, dient de eigenaar ervoor te zorgen dat vluchten alleen plaatsvinden als de onder a) vermelde voorwaarden zijn vervuld. Daartoe dient de eigenaar:

1) 

overeenkomstig aanhangsel I een schriftelijk contract te sluiten met een CAMO of CAO voor de uitvoering van de in M.A.301 bedoelde taken op het gebied van permanente luchtwaardigheid, of

2) 

die taken zelf uit te voeren, of

3) 

die taken zelf uit te voeren, behalve de opstelling en verwerking van de erkenning van het onderhoudsprogramma van het luchtvaartuig, op voorwaarde dat die taken door een CAMO of CAO worden uitgevoerd op basis van een overeenkomstig M.A.302 gesloten beperkt contract.

▼M2

j) 

De eigenaar/exploitant verleent elke door de bevoegde instantie gemachtigde persoon toegang tot alle faciliteiten, luchtvaartuigen en documenten die verband houden met zijn activiteiten, met inbegrip van alle uitbestede activiteiten, teneinde vast te stellen of dit deel wordt nageleefd.

▼M8

k) 

Wanneer een in een air operator certificate opgenomen luchtvaartuig wordt gebruikt voor niet-commerciële doeleinden of gespecialiseerde vluchtuitvoeringen onder ORO.GEN.310 van bijlage III of NCO.GEN.104 van bijlage VII bij Verordening (EU) nr. 965/2012, ziet de exploitant erop toe dat de taken die verband houden met de permanente luchtwaardigheid, worden uitgevoerd door de overeenkomstig bijlage V quater (Deel CAMO) of subdeel G van deze bijlage (Deel M) erkende CAMO of de overeenkomstig bijlage V quinquies (Deel CAO) erkende gecombineerde luchtwaardigheidsorganisatie (CAO), al naargelang van toepassing, van de houder van het air operator certificate.

▼M6

M.A.202    Rapportage van voorvallen

a) 

Onverminderd de rapportageverplichtingen van bijlage II (deel 145) en bijlage V quater (deel CAMO) rapporteert elke overeenkomstig M.A.201 verantwoordelijke persoon of organisatie elke vastgestelde toestand van een luchtvaartuig of onderdeel die de vliegveiligheid in gevaar brengt aan:

1) 

de bevoegde autoriteit die is aangewezen door de lidstaat van registratie van het luchtvaartuig en de bevoegde autoriteit die is aangewezen door de lidstaat van de exploitant, indien dit een andere lidstaat dan de lidstaat van registratie is;

2) 

de organisatie die verantwoordelijk is voor het typeontwerp of het aanvullend typeontwerp.

b) 

De onder a) bedoelde rapportering gebeurt op een wijze die door de in punt a) bedoelde bevoegde autoriteit wordt vastgesteld en bevat alle relevante, door de persoon of organisatie die het rapport opstelt gekende informatie over de toestand.

c) 

Wanneer het onderhoud of de beoordeling van de luchtwaardigheid van het luchtvaartuig wordt uitgevoerd op basis van een schriftelijk contract, rapporteert de voor die activiteiten verantwoordelijke persoon of organisatie ook elke in punt a) bedoelde toestand aan de eigenaar en de exploitant van het luchtvaartuig en, indien verschillend, aan de betrokken CAMO of CAO.

d) 

De persoon of organisatie dient de in de punten a) en c) bedoelde rapporten zo snel mogelijk is, maar uiterlijk 72 uur na het ogenblik waarop de persoon of organisatie de toestand waarop het rapport betrekking heeft, heeft vastgesteld, tenzij buitengewone omstandigheden dit verhinderen.

e) 

De persoon of organisatie dient een follow-uprapport in met bijzonderheden over de maatregelen die de persoon of organisatie van plan is te nemen om soortgelijke voorvallen in de toekomst te vermijden, zodra deze maatregelen zijn geïdentificeerd. Dit follow-uprapport wordt opgesteld in een vorm en op een wijze die door de bevoegde autoriteit zijn vastgesteld.

▼B

SUBDEEL C

PERMANENTE LUCHTWAARDIGHEID

▼M6

M.A.301    Taken met betrekking tot de permanente luchtwaardigheid

De permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig en de bruikbare staat van de operationele uitrusting en de nooduitrusting dienen te worden verzekerd door:

a) 

het uitvoeren van direct aan de vlucht voorafgaande inspecties;

b) 

het herstellen, in overeenstemming met de gegevens vermeld in de punten M.A.304 en M.A.401, naargelang het geval, van elk defect en elke schade die het veilig gebruik in het gedrang brengt, rekening houdend met de minimumuitrustingslijst (MEL) en configuratieafwijkingslijst (DVL), voor zover die bestaan;

c) 

het uitvoeren van alle onderhoud overeenkomstig het in M.A.302 bedoelde AMP;

d) 

de vrijgave van alle onderhoud overeenkomstig subdeel H;

e) 

voor alle complexe motoraangedreven luchtvaartuigen of luchtvaartuigen die worden gebruikt door luchtvaartmaatschappijen met een exploitatievergunning overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008, de analyse van de doelmatigheid van het in M.A.302 bedoelde AMP;

f) 

de uitvoering van alle toepasselijke:

1) 

luchtwaardigheidsaanwijzingen;

2) 

operationele aanwijzingen die van invloed zijn op de permanente luchtwaardigheid,

3) 

vereisten voor permanente luchtwaardigheid, zoals vastgesteld door het Agentschap;

4) 

maatregelen die zijn voorgeschreven door de bevoegde autoriteit als direct antwoord op een veiligheidsprobleem;

g) 

de uitvoering van wijzigingen en reparaties, overeenkomstig M.A.304;

h) 

de afgifte van het massa- en zwaartepuntrapport dat de actuele configuratie van het luchtvaartuig weergeeft aan de gezagvoerder of, in het geval van luchtvaartmaatschappijen met een exploitatievergunning overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008, de exploitant;

i) 

onderhoudscontrolevluchten voor zover noodzakelijk.

M.A.302    Onderhoudsprogramma voor luchtvaartuigen

a) 

Het onderhoud van een luchtvaartuig gebeurt aan de hand van een AMP.

b) 

Het AMP en alle wijzigingen daarvan dienen door de bevoegde autoriteit te worden goedgekeurd.

c) 

►M8  Wanneer de permanente luchtwaardigheid van een luchtvaartuig wordt beheerd door een CAMO of CAO, of wanneer tussen de eigenaar en een CAMO of CAO een beperkt contract is gesloten overeenkomstig M.A.201, onder i), punt 3, mogen het onderhoudsprogramma en de wijzigingen daarvan worden goedgekeurd via een indirecte goedkeuringsprocedure.

i) In dat geval wordt die indirecte goedkeuringsprocedure vastgesteld door de betrokken CAMO of CAO, in het kader van het in CAMO.A.300 van bijlage V quater of punt M.A.704 van deze bijlage vermelde handboek voor beheer van de permanente luchtwaardigheid (CAME) of in het kader van de in CAO.A.25 van bijlage V quinquies vermelde gecombineerde luchtwaardigheidsverklaring, en wordt ze goedgekeurd door de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor die CAMO of CAO. ◄

De indirecte goedkeuringsprocedure wordt alleen gebruikt als de betrokken CAMO of CAO onder toezicht staat van de lidstaat van registratie van het luchtvaartuig, tenzij overeenkomstig punt 3 van M.1 een schriftelijke overeenkomst is gesloten waarbij de verantwoordelijkheid voor de goedkeuring van het onderhoudsprogramma van het luchtvaartuig wordt overgedragen aan de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor de CAMO of CAO.

d) 

Het AMP dient in overeenstemming te zijn met:

1) 

de instructies van de bevoegde autoriteit;

2) 

de instructies inzake de permanente luchtwaardigheid:

i) 

die zijn gegeven door de houders van het typecertificaat, het beperkt typecertificaat, het aanvullend typecertificaat, de goedkeuring van het ontwerp voor een grote reparatie, een ETSO-autorisatie of een andere relevante erkenning uit hoofde van bijlage I (deel 21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012;

ii) 

die zijn opgenomen in de certificeringsspecificaties waarnaar wordt verwezen in punt 21.A.90B of 21.A.431B van de bijlage I (deel 21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012, voor zover van toepassing;

▼M9

3) 

de toepasselijke bepalingen van bijlage I (Deel‐26) bij Verordening (EU) 2015/640.

▼C3

e) 

Bij wijze van uitzondering op punt d) mag de eigenaar of de organisatie die de permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig beheert, afwijken van de in punt d), onder 2), bedoelde instructie en grotere intervallen voorstellen in het AMP, op basis van gegevens die zijn verkregen uit voldoende, op basis van punt h) uitgevoerde toetsingen. Indirecte goedkeuring is niet toegestaan voor de uitbreiding van veiligheidsgerelateerde taken. De eigenaar of de organisatie die de permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig beheert, mag eveneens aanvullende instructies voorstellen in het AMP.

f) 

Het AMP dient de details te bevatten van alle uit te voeren onderhoudstaken, met inbegrip van de frequentie en de specifieke taken die verband houden met het soort en de kenmerken van de vluchten.

g) 

Voor complexe motoraangedreven luchtvaartuigen moet het AMP een betrouwbaarheidsprogramma omvatten wanneer het is gebaseerd op logica van de onderhoudsstuurgroep of op conditietoezicht.

h) 

Het AMP wordt periodiek beoordeeld en zo nodig bijgewerkt. Die beoordelingen waarborgen dat het AMP actueel en geldig blijft in het licht van tijdens de exploitatie opgedane ervaring en instructies van de bevoegde autoriteit, terwijl rekening wordt gehouden met nieuwe of gewijzigde onderhoudsinstructies van houders van typecertificaten en van aanvullende typecertificaten en door elke andere organisatie die dergelijke gegevens publiceert conform de bijlage (deel 21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012.

▼B

M.A.303    Luchtwaardigheidsaanwijzingen

Elke van toepassing zijnde luchtwaardigheidsaanwijzing moet worden uitgevoerd binnen de vereisten van die luchtwaardigheidsaanwijzing, tenzij anders bepaald door het Agentschap.

▼M6

M.A.304    Gegevens voor wijzigingen en reparaties

Een persoon of organisatie die een luchtvaartuig of onderdeel repareert, beoordeelt eventuele schade. Wijzigingen en reparaties worden, al naargelang van toepassing, uitgevoerd met de volgende gegevens:

a) 

goedgekeurd door het Agentschap;

b) 

goedgekeurd overeenkomstig bijlage I (deel 21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012;

c) 

opgenomen in de voorschriften waarnaar wordt verwezen in punt 21.A.90B of 21.A.431B van bijlage I (deel 21) bij Verordening (EU) 748/2012.

M.A.305    Registratiesysteem voor de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen

a) 

Nadat het onderhoud is uitgevoerd, wordt het bij M.A.801 of 145.A.50, al naargelang van toepassing, vereiste certificaat van vrijgave voor gebruik zo snel mogelijk en uiterlijk 30 dagen na de voltooiing van elk onderhoud opgenomen in de administratie van de permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig.

b) 

De administratie van de permanente luchtwaardigheid van een luchtvaartuig moet het volgende bevatten:

1. 

de datum van de opname in de administratie, de totale geaccumuleerde diensttijd voor de toepasselijke parameter voor luchtvaartuigen, motoren en/of propellers;

2. 

de onder c) en d) vermelde gegevens over de permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig, samen met de onder e) vermelde gedetailleerde onderhoudsgegevens;

3. 

het technisch logboek van het luchtvaartuig, indien vereist uit hoofde van M.A.306.

c) 

De gegevens over de permanente luchtwaardigheid van een luchtvaartuig omvatten het actuele massa- en zwaartepuntrapport en de actuele status van:

1. 

luchtwaardigheidsaanwijzingen en maatregelen die zijn voorgeschreven door de bevoegde autoriteit als direct antwoord op een veiligheidsprobleem;

2. 

wijzigingen en reparaties;

3. 

de naleving van het AMP;

4. 

uitgestelde onderhoudswerkzaamheden en uitgestelde rectificaties van defecten.

d) 

De gegevens over de permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig omvatten de actuele status die specifiek is voor componenten van:

1. 

onderdelen met een beperkte levensduur, met inbegrip van de geaccumuleerde levensduur van elk getroffen onderdeel in verhouding tot de toepasselijke parameter voor beperking van de luchtwaardigheid; en

2. 

periodiek gecontroleerde componenten, met inbegrip van de geaccumuleerde levensduur van de desbetreffende componenten in de toepasselijke parameter, sinds het laatste geplande onderhoud, zoals gespecificeerd in het onderhoudsprogramma.

e) 

De eigenaar of exploitant zet een systeem op om de volgende documenten en gegevens te bewaren in een vorm die aanvaardbaar is voor de bevoegde autoriteit en voor de hieronder vermelde perioden:

1. 

systeem van technische logboeken voor luchtvaartuigen: het technische logboek of andere qua reikwijdte en detailniveau gelijkwaardige gegevens, gedurende de periode van 36 maanden voorafgaand aan de laatste aantekening,

2. 

het certificaat van vrijgave voor gebruik en gedetailleerde onderhoudsgegevens:

(i) 

waaruit blijkt dat voldaan is aan de luchtwaardigheidsaanwijzingen en maatregelen die door de bevoegde autoriteit zijn voorgeschreven als direct antwoord op een veiligheidsprobleem en die betrekking hebben op het luchtvaartuig, de motor(en), propeller(s) en componenten die daarop zijn gemonteerd, al naargelang van toepassing, tot de daarin vervatte informatie wordt vervangen door nieuwe informatie die qua reikwijdte en detailniveau gelijkwaardig is, maar betrekking heeft op een periode van minstens 36 maanden;

(ii) 

waaruit blijkt dat voldaan is aan de toepasselijke gegevens in overeenstemming met M.A.304, voor actuele wijzigingen en reparaties aan het luchtvaartuig, de motor(en), propeller(s) en alle componenten waarvoor luchtwaardigheidsbeperkingen gelden; en

(iii) 

van elk gepland of ander onderhoud dat vereist is voor de permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig, de motor(en) of propeller(s), al naargelang van toepassing, tot de daarin vervatte informatie wordt vervangen door nieuwe informatie die qua reikwijdte en detailniveau gelijkwaardig is, maar betrekking heeft op een periode van minstens 36 maanden.

3. 

gegevens die specifiek zijn voor bepaalde componenten:

(i) 

een gebruiksgeschiedenis van elk onderdeel met beperkte levensduur, op basis waarvan de actuele nalevingsstatus van de luchtwaardigheidsbeperkingen wordt bepaald;

(ii) 

het certificaat van vrijgave voor gebruik voor het laatste uitgevoerde geplande onderhoud en elk daar op volgend niet-gepland onderhoud van alle onderdelen met beperkte levensduur en periodiek gecontroleerde componenten, tot het geplande onderhoud achterhaald is door een ander gepland onderhoud dat qua reikwijdte en detailniveau gelijkwaardig is, maar betrekking heeft op een periode van minstens 36 maanden;

(iii) 

het certificaat van vrijgave voor gebruik en de aanvaardingsverklaring van de eigenaar voor elke component die op een ELA2-luchtvaartuig is gemonteerd zonder een EASA-formulier 1 overeenkomstig 21.A.307, punt c), van bijlage I (Deel-21) van Verordening (EU) nr. 748/2012, maar die betrekking hebben op een periode van minstens 36 maanden.

4. 

Perioden tijdens dewelke gegevens moeten worden bewaard wanneer het luchtvaartuig definitief uit dienst wordt genomen:

(i) 

de uit hoofde van M.A.305, punt b), onder 1), vereiste gegevens met betrekking tot luchtvaartuigen, motor(en) en propeller(s), welke minstens 12 maanden moeten worden bewaard;

(ii) 

de laatste effectieve status en verslagen als beschreven in punten c) en d) van M.A.305, welke minstens 12 maanden moeten worden bewaard; en

(iii) 

de meest recente certificaten van vrijgave voor gebruik en gedetailleerde onderhoudsgegevens, als beschreven in punt e), onder 2), punt ii), en punt e), onder 3), punt i), van M.A.305, welke minstens 12 maanden moeten worden bewaard.

f) 

De persoon of organisatie die krachtens M.A.201 verantwoordelijk is voor het beheer van de taken in verband met permanente luchtwaardigheid moet voldoen aan de voorschriften met betrekking tot de administratie van de permanente luchtwaardigheid van een luchtvaartuig en de gegevens op verzoek aan de bevoegde autoriteit voorleggen.

g) 

Alle in de administratie van de permanente luchtwaardigheid van een luchtvaartuig ingevoerde gegevens dienen duidelijk en nauwkeurig te zijn. Wanneer ingevoerde gegevens moeten worden gecorrigeerd, dan dient die correctie zo te gebeuren dat de oorspronkelijke gegevens duidelijk zichtbaar zijn.

▼M2

M.A.306    Systeem van technische logboeken voor luchtvaartuigen

▼M6

a) 

Naast de vereisten van M.A.305 gebruikt de exploitant, voor commercieel luchtvervoer, commerciële gespecialiseerde luchtvaartactiviteiten en commerciële ATO- of DTO-activiteiten, een technisch logboek met de volgende informatie voor elk luchtvaartuig:

▼M2

1. 

informatie over elke vlucht, die nodig is om de vliegveiligheid te kunnen blijven garanderen, en;

2. 

het geldende bewijs van vrijgave voor gebruik van het luchtvaartuig, en;

3. 

de geldende onderhoudsverklaring met vermelding van de staat van onderhoud van het luchtvaartuig en de volgende periodieke of bijzondere onderhoudsbeurt, met dien verstande dat de bevoegde instantie ermee kan instemmen dat de onderhoudsverklaring elders wordt bewaard, en;

4. 

alle rectificaties van nog niet verholpen gebreken welke invloed hebben op het gebruik van het luchtvaartuig, en;

5. 

aanwijzingen, voor zover nodig, met betrekking tot afspraken over ondersteuning bij het onderhoud.

▼M8

b) 

De eerste uitgave van een systeem van technische logboeken voor luchtvaartuigen moet worden goedgekeurd door de bevoegde autoriteit die gespecificeerd is in CAMO.A.105 van bijlage V quater (Deel CAMO), of punt M.1 van deze bijlage (Deel M) of CAO.1, punt 1, van bijlage V quinquies (Deel CAO), al naargelang van toepassing. Alle latere wijzigingen van dat systeem worden beheerd overeenkomstig CAMO.A.300, onder c), of M.A.704, onder b) en c), of CAO.A.025, onder c).

▼M6 —————

▼B

M.A.307    Overdracht van de administratie van de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen

▼M6

a) 

Wanneer een luchtvaartuig permanent wordt overgedragen van de ene eigenaar of exploitant naar een andere, moet de overdragende eigenaar of exploitant ervoor zorgen dat de in M.A.305 vermelde luchtwaardigheidsgegevens en, indien van toepassing, de in M.A.306 vermelde technische logboeken, eveneens worden overgedragen.

b) 

Wanneer de eigenaar de taken met betrekking tot het beheer van de permanente luchtwaardigheid uitbesteedt aan een CAMO of CAO, zorgt hij ervoor dat de in M.A.305 vermelde gegevens over de permanente luchtwaardigheid worden overgedragen aan die organisatie.

c) 

De in punt e) van M.A.305 vermelde perioden dat gegevens moeten worden bijgehouden, blijven gelden voor de nieuwe eigenaar, exploitant, CAMO of CAO.

▼B

SUBDEEL D

ONDERHOUDSNORMEN

M.A.401    Onderhoudsgegevens

a) 

De persoon of organisatie die een luchtvaartuig onderhoudt, dient toegang te hebben tot en gebruik te maken van toepasselijke en actuele onderhoudsgegevens bij het uitvoeren van onderhoud, met inbegrip van wijzigingen en reparaties.

b) 

Voor de doelstellingen van dit deel zijn toepasselijke onderhoudsgegevens:

1. 

elke toepasselijke vereiste, procedure, norm of informatie die door de bevoegde autoriteit of het Agentschap is uitgegeven,

2. 

elke toepasselijke luchtwaardigheidsaanwijzing,

3. 

toepasselijke instructies voor permanente luchtwaardigheid, uitgegeven door de houders van typecertificaten en van aanvullende typecertificaten, en door elke andere organisatie die dergelijke gegevens conform bijlage I (deel 21) van Verordening (EU) nr. 748/2012 publiceert,

4. 

alle toepasselijke gegevens die zijn verstrekt conform punt 145.A.45, onder d).

c) 

De persoon of organisatie die een luchtvaartuig onderhoudt, dient ervoor te zorgen dat alle toepasselijke onderhoudsgegevens actueel zijn en klaar voor gebruik zodra nodig. De persoon of organisatie dient een systeem van werkkaarten of werkbladen op te zetten en te gebruiken en dient de onderhoudsgegevens nauwkeurig op dergelijke werkkaarten of werkbladen over te brengen of nauwkeurig te verwijzen naar de in dergelijke onderhoudsgegevens opgenomen onderhoudstaak of -taken in kwestie.

▼M2

M.A.402    Uitvoering van onderhoud

Behalve voor onderhoud, uitgevoerd door een overeenkomstig bijlage II (deel 145) erkende onderhoudsorganisatie, dient elke persoon of organisatie die onderhoud uitvoert:

a) 

gekwalificeerd te zijn voor de verrichte taken, zoals voorgeschreven in dit deel;

b) 

ervoor te zorgen dat de plaats waar het onderhoud wordt uitgevoerd, ordelijk en vrij van vuil en verontreinigingen is;

c) 

methoden, technieken, normen en instructies te volgen als bepaald in de M.A.401-onderhoudsgegevens;

d) 

gebruik te maken van de werktuigen, de uitrusting en het materieel, zoals gespecificeerd in de M.A.401-onderhoudsgegevens. Waar nodig moeten de werktuigen en de uitrusting worden nagezien en geijkt volgens een officieel erkende norm;

e) 

ervoor te zorgen dat al het onderhoud wordt uitgevoerd met inachtneming van de in de M.A.401-onderhoudsgegevens gespecificeerde milieubeperkingen;

f) 

ervoor te zorgen dat adequate voorzieningen worden gebruikt in geval van slechte weersomstandigheden of langdurig onderhoud;

g) 

ervoor te zorgen dat het risico op meerdere fouten tijdens het onderhoud en het risico op herhaalde fouten bij identieke onderhoudstaken tot een minimum worden beperkt;

h) 

ervoor te zorgen dat er een methode om fouten vast te leggen wordt toegepast nadat kritieke onderhoudstaken zijn uitgevoerd; en

i) 

een algemene verificatie uit te voeren na voltooiing van het onderhoud om te waarborgen dat het luchtvaartuig of het onderdeel vrij is van alle gereedschap, uitrusting en elk ander extern onderdeel en materieel, en dat alle verwijderde toegangsluiken werden teruggeplaatst.

▼B

M.A.403    Luchtvaartuigdefecten

a) 

Elk defect aan een luchtvaartuig dat een ernstig gevaar oplevert voor de vliegveiligheid dient te worden verholpen vóór de volgende vlucht.

▼M2

b) 

Overeenkomstig de punten M.A.801(b) 1, M.A.801 b) 2, M.A.801(c), M.A.801(d) of bijlage II (deel 145) kan alleen gemachtigd certificeringspersoneel aan de hand van onderhoudsgegevens van M.A.401 besluiten of een defect aan een luchtvaartuig een ernstig gevaar oplevert voor de vliegveiligheid en derhalve beslissen wanneer en welke corrigerende actie voorafgaand een volgende vlucht moet worden genomen en welke corrigerende acties voor defecten mogen worden uitgesteld. Dit geldt echter niet wanneer de minimumuitrustingslijst (MEL) door de piloot of door de bevoegde medewerkers van certificeringsinstelling wordt gebruikt.

c) 

Elk luchtvaartuigdefect dat geen ernstig gevaar oplevert voor de vliegveiligheid moet zo spoedig mogelijk worden verholpen na de datum waarop het luchtvaartuigdefect de eerste maal is vastgesteld en binnen de grenzen die in de onderhoudsgegevens of de minimumuitrustingslijst (MEL) zijn gespecificeerd.

▼M6

d) 

Elk defect dat niet vóór de vlucht wordt verholpen, wordt opgenomen in de administratie van de permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig, zoals vermeld in M.A.305, of, indien van toepassing, in het systeem van technische logboeken van het luchtvaartuig, zoals vermeld in M.A.306.

▼B

SUBDEEL E

ONDERDELEN

▼M5

M.A.501    Classificatie en installatie

a) 

Alle componenten dienen in de volgende categorieën te worden geclassificeerd:

▼M6

(1) 

Onderdelen die zich in acceptabele toestand bevinden, zijn vrijgegeven middels een EASA-formulier 1 of gelijkwaardig en zijn gemarkeerd in overeenstemming met subdeel Q van bijlage I (deel-21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012, tenzij anders gespecificeerd in bijlage I (deel-21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012 of in deze bijlage (deel M) of bijlage V quinquies (deel CAO).

▼M5

(2) 

Onbruikbare componenten die moeten worden onderhouden in overeenstemming met deze verordening.

▼M6

(3) 

Componenten die als niet meer te herstellen zijn geclassificeerd omdat ze hun maximale levensduur hebben bereikt of een niet-herstelbaar defect hebben.

▼M5

(4) 

Standaardonderdelen die worden gebruikt in een luchtvaartuig, motor, propeller of andere component van een luchtvaartuig, wanneer deze in de onderhoudsgegevens zijn opgenomen en wanneer ze vergezeld gaan van een bewijs van conformiteit dat terug te voeren is op de van toepassing zijnde standaard.

(5) 

Grondstoffen en verbruiksmaterialen die tijdens het onderhoud worden gebruikt, indien de organisatie ervan overtuigd is dat deze materialen voldoen aan de voorgeschreven specificatie en de materialen voldoende traceerbaar zijn. Alle materiaal moet vergezeld gaan van documentatie die duidelijk betrekking heeft op het materiaal in kwestie, een conformiteitsverklaring aan de specificatie bevat en tevens gegevens waaruit blijkt van welke fabrikant en leverancier het materiaal afkomstig is.

b) 

Componenten, standaardonderdelen en materialen mogen alleen in een luchtvaartuig of een component worden geïnstalleerd als ze zich in goede staat bevinden en voldoen aan de toepasselijke eisen van punt a), en als de component, het standaardonderdeel of het materiaal in kwestie gespecificeerd is in de toepasselijke onderhoudsgegevens.

▼M6

M.A.502    Onderdelenonderhoud

a) 

Het onderhoud van onderdelen wordt uitgevoerd door onderhoudsorganisaties die zijn goedgekeurd overeenkomstig subdeel F van deze bijlage of overeenkomstig bijlage II (deel 145) of bijlage V quinquies (deel CAO), al naargelang van toepassing.

b) 

►M8  Als een component op een luchtvaartuig is gemonteerd, mag het onderhoud van deze component, bij wijze van uitzondering op punt a), worden uitgevoerd door een organisatie voor het onderhoud van luchtvaartuigen die is erkend overeenkomstig subdeel F van deze bijlage, bijlage II (Deel 145) of bijlage V quinquies (Deel CAO), of door het in M.A.801, onder b), punt 1, bedoelde certificeringspersoneel. ◄ Dergelijk onderhoud wordt uitgevoerd overeenkomstig de onderhoudsgegevens van het luchtvaartuig of overeenkomstig de onderhoudsgegevens van de componenten, als de bevoegde autoriteit hiermee instemt. Deze luchtvaartuigonderhoudsorganisatie of dit onderhoudspersoneel mag het onderdeel tijdelijk verwijderen voor onderhoud als dit nodig is om de toegang tot het onderdeel te verbeteren, behalve als extra onderhoud nodig is ten gevolge van de verwijdering. Onderdelenonderhoud dat in overeenstemming met deze alinea wordt uitgevoerd, komt niet in aanmerking voor de afgifte van een EASA-formulier 1 en moet voldoen aan de in punt M.A.801 bepaalde vereisten inzake de vrijgave van een luchtvaartuig.

c) 

In afwijking van punt a) mag het onderhoud van een op een motor of hulpaggregaat (APU) gemonteerd onderdeel worden uitgevoerd door een motoronderhoudsorganisatie die erkend is overeenkomstig subdeel F van deze bijlage of bijlage II (deel 145) of bijlage V quinquies (deel CAO). Dergelijk onderhoud wordt uitgevoerd overeenkomstig de onderhoudsgegevens van de motor of het APU of overeenkomstig de onderhoudsgegevens van de componenten, als de bevoegde autoriteit hiermee instemt. Deze onderhoudsorganisatie met een classificatie Categorie B mag het onderdeel tijdelijk verwijderen voor onderhoud als dit nodig is om de toegang tot het onderdeel te verbeteren, behalve als extra onderhoud nodig is ten gevolge van de verwijdering.

De bovenstaande punten a), b) en c) zijn niet van toepassing op componenten waarnaar wordt verwezen in 21.A.307, punt c), van bijlage I (deel 21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012.

d) 

►M8  Als een onder c) van 21.A.307 van bijlage I (Deel 21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012 bedoelde component op een luchtvaartuig is gemonteerd of tijdelijk is verwijderd om de toegang ertoe te verbeteren, mag het onderhoud van die component worden uitgevoerd door een organisatie voor het onderhoud van luchtvaartuigen die is erkend overeenkomstig subdeel F van deze bijlage, bijlage II (Deel 145) of bijlage V quinquies (Deel CAO), al naargelang van toepassing, of door het in M.A.801, onder b), punt 1, bedoelde certificeringspersoneel of door de in M.A.801, onder b), punt 2, bedoelde piloot-eigenaar. ◄ Onderdelenonderhoud dat in overeenstemming met deze alinea wordt uitgevoerd, komt niet in aanmerking voor de afgifte van een EASA-formulier 1 en moet voldoen aan de in punt M.A.801 bepaalde vereisten inzake de vrijgave van een luchtvaartuig.

M.A.503    Onderdelen met beperkte levensduur en periodiek gecontroleerde componenten

▼M8

a) 

Geïnstalleerde onderdelen met beperkte levensduur en tijdsafhankelijke componenten mogen de in het onderhoudsprogramma en de luchtwaardigheidsaanwijzingen gespecificeerde beperking niet overschrijden, behalve zoals bepaald in M.A.504, onder b).

▼C3

b) 

Als de goedgekeurde beperking wordt overschreven, wordt de component uit het luchtvaartuig gehaald voor onderhoud of, in het geval van onderdelen met beperkte levensduur, voor verwijdering.

▼M5

M.A.504    Scheiding van componenten

a) 

Onbruikbare en niet meer te herstellen componenten worden gescheiden van bruikbare componenten, standaardonderdelen en materialen.

▼M6

b) 

Niet meer te herstellen componenten mogen niet opnieuw worden toegelaten in het componententoeleveringssysteem, tenzij de maximale levensduur verlengd werd of een reparatieoplossing werd goedgekeurd overeenkomstig Verordening (EU) nr. 748/2012.

▼B

SUBDEEL F

ONDERHOUDSORGANISATIE

▼M2

M.A.601    Toepassingsgebied

In dit subdeel worden de eisen vastgesteld waaraan een organisatie dient te voldoen om in aanmerking te komen voor de afgifte of verlenging van een goedkeuring voor het onderhoud van andere luchtvaartuigen dan complexe motoraangedreven luchtvaartuigen en daarin te installeren onderdelen die niet worden gebruikt door luchtvaartmaatschappijen met een exploitatievergunning overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008.

▼B

M.A.602    Aanvraag

Een aanvraag tot afgifte of wijziging van een erkenning van een onderhoudsorganisatie dient op een formulier te worden gedaan en op een door de bevoegde autoriteit vastgestelde wijze.

M.A.603    Uitbreiding van erkenning

▼M6

a) 

Een organisatie die betrokken is bij de activiteiten waarop dit subdeel betrekking heeft, mag haar activiteiten niet uitoefenen tenzij zij is erkend door de bevoegde autoriteit. Daartoe gebruikt de bevoegde autoriteit het in aanhangsel V opgenomen model.

b) 

De reikwijdte van de werkzaamheden die onder de erkenning vallen, wordt gespecificeerd in het handboek van de onderhoudsorganisatie, overeenkomstig M.A.604. De klassen en bevoegdverklaringen die moeten worden gebruikt voor de erkenning van onderhoudsorganisaties, zijn opgenomen in aanhangsel IV van dit deel.

▼B

c) 

Een erkende onderhoudsorganisatie mag, in overeenstemming met de onderhoudsgegevens, een beperkte reeks onderdelen fabriceren voor gebruik tijdens het lopende werk in zijn eigen faciliteiten, zoals bepaald in het onderhoudshandboek van de organisatie.

M.A.604    Handboek van de onderhoudsorganisatie

a) 

De onderhoudsorganisatie dient een handboek ter beschikking te stellen waarin ten minste volgende informatie is vervat:

▼M6

1. 

een verklaring, ondertekend door de overeenkomstig M.A.606, punt a), aangestelde verantwoordelijke manager, waarin wordt bevestigd dat de organisatie te allen tijde haar activiteiten zal uitvoeren overeenkomstig de voorschriften van deze bijlage (deel M) of bijlage V ter (deel ML), al naargelang van toepassing, en overeenkomstig het handboek;

▼B

2. 

de reikwijdte van de werkzaamheden van de organisatie;

3. 

de titel(s) en naam (namen) van de persoon (personen) waarnaar in punt M.A.606(b) wordt verwezen;

4. 

een organigram dat de verantwoordelijkheidsniveaus aangeeft tussen de persoon (personen) waarnaar in punt M.A.606(b) wordt verwezen;

▼M8

5. 

een lijst van het certificeringspersoneel en, indien van toepassing, het personeel voor de beoordeling van de luchtwaardigheid, met het toepassingsgebied van hun erkenning, en;

▼M1

6. 

een lijst met locaties waar onderhoud plaatsvindt, samen met een algemene beschrijving van de aanwezige voorzieningen, en;

▼B

7. 

procedures die aantonen hoe de onderhoudsorganisatie de naleving van dit deel garandeert;

8. 

de wijzigingsprocedure(s) van het handboek van de onderhoudsorganisatie.

b) 

Het handboek van de onderhoudsorganisatie en de wijzigingen daarop dienen door de bevoegde autoriteit te worden goedgekeurd.

c) 

Niettegenstaande punt b) kunnen via een procedure kleine wijzigingen in het handboek worden goedgekeurd (hierna: indirecte erkenning).

M.A.605    Faciliteiten

De organisatie dient ervoor te zorgen dat:

a) 

passende faciliteiten beschikbaar zijn voor alle geplande werkzaamheden, dat gespecialiseerde werkplaatsen en hallen naar behoren zijn afgescheiden om bescherming tegen verontreiniging en het milieu te verzekeren;

b) 

kantoorruimte beschikbaar is voor het management van alle geplande werk, voornamelijk met inbegrip van het bijhouden van de onderhoudsgegevens;

c) 

veilige opslagfaciliteiten beschikbaar zijn voor onderdelen, uitrusting, gereedschappen en materiaal. De opslagmogelijkheden dienen de scheiding te verzekeren van onbruikbare onderdelen en materiaal van alle andere onderdelen, materiaal, uitrusting en gereedschappen. De opslagvoorwaarden moeten conform de instructies van de fabrikant zijn en de toegang dient beperkt te zijn tot bevoegd personeel.

M.A.606    Personeelsvereisten

a) 

De organisatie dient een verantwoordelijke manager aan te stellen die bevoegd is voor de organisatie om ervoor te zorgen dat alle onderhoud dat door de klant wordt gevraagd, kan worden gefinancierd en uitgevoerd conform de in dit deel vereiste norm.

b) 

Een persoon of groep van personen dient te worden aangesteld met de verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat de organisatie dit subdeel steeds naleeft. Die perso(o)n(en) zal (zullen) uiteindelijk verantwoordelijk zijn t.o.v. de verantwoordelijke manager.

c) 

Alle in punt b) bedoelde personen dienen aan te kunnen tonen dat zij beschikken over relevante kennis, achtergrond en gepaste ervaring m.b.t. het onderhoud van het luchtvaartuig en/of het onderdeel.

d) 

De organisatie dient geschikt personeel in dienst te hebben voor het normaal verwachte, contractuele werk. De inzet van tijdelijk personeel in onderaanneming is toegelaten bij meer dan normaal verwacht, contractueel werk en enkel voor personeel dat geen certificaat van vrijgave voor gebruik (CRS) uitgeeft.

▼M8

e) 

De kwalificatie van alle personeel dat betrokken is bij onderhoud en beoordelingen van de luchtwaardigheid moet worden aangetoond en geregistreerd.

▼B

f) 

Personeel dat gespecialiseerde taken uitvoert, zoals lassen, niet-destructieve tests/inspecties andere dan kleurcontrast, dienen gekwalificeerd te zijn volgens een officieel erkende norm.

▼M5

g) 

De onderhoudsorganisatie dient over voldoende certificeringspersoneel te beschikken om certificaten van vrijgave voor gebruik af te geven voor de in de punten M.A.612 en M.A.613 bedoelde luchtvaartuigen en componenten. Het personeel dient te voldoen aan de volgende eisen:

1. 

Bijlage III (deel 66) in het geval van luchtvaartuigen;

2. 

Artikel 5, lid 6, van deze verordening in het geval van componenten.

▼B

h) 

In afwijking van punt g) mag de organisatie, indien zij ondersteuning bij het onderhoud verleent aan exploitanten van het commerciële luchtverkeer, gebruikmaken van personeel dat gekwalificeerd is in overeenstemming met de volgende bepalingen, voor zover de gepaste procedures zijn goedgekeurd in het kader van het handboek van de organisatie:

1. 

Voor een regelmatig aan de vlucht voorafgaande luchtwaardigheidsaanwijzing waarin specifiek wordt gesteld dat de vliegtuigbemanning deze luchtwaardigheidsaanwijzing mag uitvoeren, mag de organisatie de gezagvoerder van het luchtvaartuig een beperkte kwalificatie van certificeringspersoneel toekennen op grond van de bevoegdverklaring in het bezit van de bemanning, op voorwaarde dat de organisatie garandeert dat genoemde gezagvoerder voldoende praktische opleiding heeft gevolgd om te waarborgen dat deze in staat is de luchtwaardigheidsaanwijzing overeenkomstig de vereiste norm uit te voeren;

▼C2

2. 

In het geval van een vlucht van een luchtvaartuig vanuit een ondersteunde locatie, mag de organisatie een beperkte kwalificatie van certificeringspersoneel toekennen aan de gezagvoerder op grond van de bevoegdverklaring in het bezit van de bemanning, op voorwaarde dat de organisatie garandeert dat genoemde gezagvoerder voldoende praktische opleiding heeft gevolgd om te waarborgen dat deze de vastgestelde taak overeenkomstig de vereiste norm kan uitvoeren.

▼M8

i) 

Als de organisatie beoordelingen van de luchtwaardigheid uitvoert en het overeenkomstige certificaat van de beoordeling van de luchtwaardigheid afgeeft voor ELA1-luchtvaartuigen die niet betrokken zijn bij commerciële vluchtuitvoeringen overeenkomstig ML.A.903 van bijlage V ter (Deel ML), dient zij te beschikken over personeel voor de beoordeling van de luchtwaardigheid dat gekwalificeerd en gemachtigd is en voldoet aan alle onderstaande eisen:

1. 

houder zijn van een machtiging voor certificeringspersoneel voor het desbetreffende luchtvaartuig;

2. 

minstens drie jaar ervaring hebben als certificeringspersoneel;

3. 

onafhankelijk zijn van het proces voor het beheer van de permanente luchtwaardigheid van de beoordeelde luchtvaartuigen, of de algemene verantwoordelijkheid dragen voor het proces voor het beheer van de permanente luchtwaardigheid van het volledige beoordeelde luchtvaartuig;

4. 

bewezen kennis hebben verworven van subdeel C van deze bijlage (Deel M) of subdeel C van bijlage V ter (Deel ML);

5. 

bewezen kennis hebben verworven van de procedures van de onderhoudsorganisatie die relevant zijn voor de beoordeling van de luchtwaardigheid en de afgifte van het certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid;

6. 

formeel erkend zijn door de bevoegde autoriteit na een luchtwaardigheidsbeoordeling te hebben uitgevoerd onder toezicht van de bevoegde autoriteit of het personeel voor de beoordeling van de luchtwaardigheid van de organisatie, overeenkomstig een door de bevoegde autoriteit goedgekeurde procedure;

7. 

minstens één luchtwaardigheidsbeoordeling hebben uitgevoerd in de voorbije twaalf maanden.

▼M1

M.A.607    Certificeringspersoneel en luchtwaardigheidspersoneel

▼B

a) 

Naast punt M.A.606, onder g), kan certificeringspersoneel zijn bevoegdheden uitsluitend uitoefenen indien de organisatie ervoor heeft gezorgd:

▼M6

1. 

dat het certificeringspersoneel kan aantonen dat het voldoet aan de vereisten van 66.A.20, onder b), van bijlage III (deel-66) of, als die bijlage zulks voorschrijft, aan de regelgeving van de lidstaat;

▼B

2. 

dat het certificeringspersoneel een adequaat begrip heeft van het desbetreffende, te onderhouden luchtvaartuig en/of luchtvaartuigonderdeel(en), en tevens van de ermee verbonden organisatieprocedures.

b) 

In volgende onvoorziene gevallen, wanneer een luchtvaartuig elders dan op de hoofdbasis aan de grond wordt gehouden, op een locatie waar geen geschikt certificeringspersoneel aanwezig is, mag de onderhoudsorganisatie die werd gecontracteerd voor onderhoudsondersteuning een eenmalige certificeringskwalificatie afgeven:

1. 

aan een van zijn werknemers die een typekwalificatie bezit op een luchtvaartuig van een soortgelijke technologie, constructie en systemen, of

2. 

aan een persoon met minimaal drie jaar onderhoudservaring die in het bezit is van een geldige ICAO-onderhoudslicentie voor luchtvaartuigen met bevoegdheid voor het type luchtvaartuig dat gecertificeerd moet worden, vooropgesteld dat er op genoemde locatie geen organisatie is die over de geschikte erkenning overeenkomstig dit deel beschikt, en de contracterende organisatie bewijzen aangaande de ervaring en de vergunning van genoemde persoon verkrijgt en registreert.

►M1  Al deze gevallen moeten aan de bevoegde autoriteit worden gemeld binnen de zeven dagen na de afgifte van een dergelijke certificeringsvergunning. ◄ De erkende onderhoudsorganisatie die de eenmalige certificeringskwalificatie afgeeft, dient ervoor te zorgen dat elk onderhoud, dat de vliegveiligheid kan beïnvloeden, opnieuw wordt gecontroleerd.

▼M1

c) 

De erkende onderhoudsorganisatie dient alle details i.v.m. het certificeringspersoneel en luchtwaardigheidspersoneel in te schrijven en een actuele lijst van alle certificeringspersoneel en luchtwaardigheidspersoneel bij te houden, samen met de reikwijdte van de erkenning als onderdeel van het handboek van de organisatie overeenkomstig M.A.604, onder a), punt 5.

▼B

M.A.608    Onderdelen, uitrusting en gereedschappen

a) 

De organisatie dient:

1. 

de uitrusting en de gereedschappen te bezitten, zoals gespecificeerd in de in punt M.A.609 vervatte onderhoudsgegevens of geverifieerde gelijkwaardige gegevens als bedoeld in het handboek van de onderhoudsorganisatie, die noodzakelijk zijn voor het routineonderhoud binnen het toepassingsgebied van de erkenning, en.

2. 

aan te tonen dat ze toegang heeft tot alle andere uitrusting en gereedschappen die enkel sporadisch worden gebruikt.

b) 

Gereedschappen en uitrusting moeten worden gecontroleerd en geijkt volgens een officieel erkende norm. Gegevens over dergelijke ijkingen en de gebruikte norm dienen door de organisatie te worden bijgehouden.

▼M5

c) 

De organisatie dient alle binnenkomende componenten, standaardonderdelen en materialen te inspecteren, classificeren en passend te scheiden.

▼M6

M.A.609    Onderhoudsgegevens

Bij het uitvoeren van onderhoud, inclusief wijzigingen en reparaties, dient de erkende onderhoudsorganisatie de van toepassing zijnde onderhoudsgegevens bij te houden en te gebruiken, zoals gespecificeerd in M.A.401 van deze bijlage of in ML.A.401 van bijlage V ter (deel ML). Ingeval de klant de onderhoudsgegevens levert, mag de organisatie die gegevens echter alleen bijhouden en gebruiken terwijl de onderhoudswerkzaamheden aan de gang zijn.

▼B

M.A.610    Onderhoudswerkopdrachten

Vóór de aanvang van het onderhoud moet een schriftelijke werkopdracht overeengekomen worden tussen de organisatie en de om onderhoud verzoekende organisatie teneinde duidelijk het uit te voeren onderhoud vast te leggen.

▼M6

M.A.611    Onderhoudsnormen

Alle onderhoud wordt uitgevoerd overeenkomstig de eisen van subdeel D, sectie A, van deze bijlage, of overeenkomstig de eisen van subdeel D, sectie A, van bijlage V ter (deel ML), zoals uiteengezet in artikel 3, lid 1.

M.A.612    Certificaat van vrijgave voor gebruik voor luchtvaartuigen

Na voltooiing van alle overeenkomstig dit subdeel vereiste onderhoud van een luchtvaartuig wordt een certificaat van vrijgave voor gebruik afgegeven overeenkomstig M.A.801 van deze bijlage of ML.A.801 van bijlage V ter (deel ML), zoals uiteengezet in artikel 3, lid 1.

M.A.613    Certificaat van vrijgave voor gebruik voor onderdelen

a) 

Nadat alle vereisten onderhoud van onderdelen voltooid is overeenkomstig dit subdeel, wordt een certificaat van vrijgave voor gebruik voor onderdelen afgegeven overeenkomstig M.A.802 van deze bijlage of ML.A.802 van bijlage V ter (deel ML), al naargelang van toepassing. Er wordt een EASA-formulier 1 afgegeven, behalve voor onderdelen die onderhouden zijn overeenkomstig punt b) of d) van M.A.502, voor onderdelen die vervaardigd zijn overeenkomstig punt c) van M.A.603 van deze bijlage en voor onderdelen waarvoor anders is bepaald in ML.A.502 van bijlage V ter (deel ML).

b) 

Het certificaat van vrijgave voor gebruik voor onderdelen, EASA-formulier 1, mag worden opgemaakt vanuit een computersysteem.

▼M1

M.A.614    Gegevens inzake onderhoud en beoordeling van de luchtwaardigheid

▼M8

a) 

De erkende onderhoudsorganisatie registreert alle details van de uitgevoerde werkzaamheden. De gegevens die nodig zijn om aan te tonen dat voldaan is aan alle eisen voor de afgifte van het certificaat van vrijgave voor gebruik, met inbegrip van de vrijgavedocumenten van de subcontractant, en voor de afgifte van elk certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid, worden bijgehouden.

b) 

De erkende onderhoudsorganisatie verstrekt een kopie van elk certificaat van vrijgave voor gebruik aan de eigenaar of exploitant van het luchtvaartuig, samen met een kopie van alle gedetailleerde onderhoudsgegevens die verband houden met de uitgevoerde werkzaamheden en die nodig zijn om de naleving van M.A.305 van deze bijlage (Deel M) of ML.A.305 van bijlage V ter (Deel ML), al naargelang van toepassing, aan te tonen.

▼M1

c) 

De erkende onderhoudsorganisatie dient een afschrift te bewaren van de onderhoudsadministratie en alle gerelateerde onderhoudsgegevens gedurende drie jaar volgend op de dag waarop het luchtvaartuig of het luchtvaartuigonderdeel waarop de werkzaamheden betrekking hebben door de erkende onderhoudsorganisatie is vrijgegeven voor gebruik. ►M8  Voorts moet de erkende onderhoudsorganisatie een kopie van alle gegevens die betrekking hebben op de afgifte van certificaten van beoordeling van de luchtwaardigheid, gedurende drie jaar na de datum van afgifte bewaren en een kopie ervan verstrekken aan de eigenaar van het luchtvaartuig. ◄

1. 

De in dit punt vermelde administratie dient zodanig te worden opgeslagen dat ze bescherming tegen beschadiging, wijziging en diefstal garandeert.

2. 

Alle computerhardware die voor back-up werd gebruikt, dient te worden opgeslagen op een andere plaats dan die waar de werkgegevens zich bevinden, in een omgeving die bewaring in goede staat garandeert.

3. 

Wanneer een erkende onderhoudsorganisatie haar werkzaamheden staakt, dienen alle bewaarde onderhoudsgegevens die de laatste drie jaar bestrijken, te worden overgemaakt aan de laatste eigenaar of klant van het respectieve luchtvaartuig of onderdeel of te worden opgeslagen zoals door de bevoegde instantie is voorgeschreven.

▼M6

M.A.615    Bevoegdheden van de organisatie

De overeenkomstig subdeel F, sectie A, van deze bijlage erkende onderhoudsorganisatie mag:

a) 

elk luchtvaartuig en/of onderdeel waarvoor ze werd erkend, onderhouden in de locaties die in het erkenningscertificaat en in het handboek van de onderhoudsorganisatie gespecificeerd zijn;

b) 

gespecialiseerde diensten laten verrichten bij een andere passend gekwalificeerde organisatie, onder controle van de onderhoudsorganisatie, zoals beschreven in het handboek van de onderhoudsorganisatie;

c) 

op elke plaats elk luchtvaartuig of luchtvaartuigonderdeel onderhouden waarvoor erkenning is afgegeven, naar aanleiding van de noodzaak dergelijk onderhoud uit te voeren als gevolg van ofwel de onbruikbare staat van het luchtvaartuig ofwel de noodzaak van ondersteunend occasioneel onderhoud, conform de in het handboek van de onderhoudsorganisatie uiteengezette voorwaarden;

d) 

certificaten van vrijgave voor gebruik afgeven bij voltooiing van het onderhoud, overeenkomstig M.A.612 of M.A.613 van deze bijlage;

e) 

indien specifiek erkend om dit te doen voor ELA1-luchtvaartuigen die geen commerciële activiteiten uitvoeren, luchtwaardigheidsbeoordelingen uitvoeren en het bijbehorende certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid afgeven, overeenkomstig de voorwaarden van ML.A.903 van bijlage V ter (deel ML).

De organisatie mag enkel het onderhoud uitvoeren van een luchtvaartuig of onderdeel waarvoor ze is erkend indien alle noodzakelijke faciliteiten, uitrusting, gereedschappen, materiaal, onderhoudsgegevens en certificeringspersoneel beschikbaar zijn.

▼B

M.A.616    Organisatorische evaluatie

Om ervoor te zorgen dat de erkende onderhoudsorganisatie blijft voldoen aan de vereisten van dit subdeel, dient zij haar organisatie op regelmatige basis te evalueren.

M.A.617    Wijzigingen aan de erkende onderhoudsorganisatie

Teneinde de bevoegde autoriteit de mogelijkheid te bieden om de voortdurende naleving van dit deel vast te stellen, dient de erkende onderhoudsorganisatie haar elk voorstel te melden om gelijk welke wijziging door te voeren, voordat die wijzigingen plaatshebben:

1. 

de naam van de organisatie;

2. 

de locatie van de organisatie;

3. 

aanvullende locaties van de organisatie;

4. 

de verantwoordelijke manager;

5. 

elke van de in punt M.A.606, onder b), gespecificeerde personen;

▼M1

6. 

de faciliteiten, uitrusting, gereedschappen, materiaal, procedures, omvang van het werk, certificeringspersoneel en luchtwaardigheidspersoneel die de erkenning kunnen beïnvloeden.

▼B

Ingeval de voorgestelde wijzigingen in personeel niet op voorhand bij het management bekend zijn, dienen deze wijzigingen bij de eerste gelegenheid te worden meegedeeld.

M.A.618    Geldigheid van de erkenning

▼M11

a) 

Een erkenning blijft geldig tot en met 24 maart 2022, op voorwaarde dat:

▼B

1. 

de organisatie blijft voldoen aan de voorwaarden van dit deel, met name de bepalingen betreffende de behandeling van bevindingen zoals gespecificeerd onder punt M.A.619;

2. 

de bevoegde autoriteit toegang krijgt tot de organisatie om de blijvende naleving van dit deel vast te stellen; en

3. 

er geen afstand wordt gedaan van de erkenning of de erkenning niet wordt ingetrokken.

b) 

In geval van afstand of intrekking, moet het certificaat van erkenning worden ingeleverd bij de bevoegde autoriteit.

M.A.619    Bevindingen

▼M6

a) 

Een niveau 1-bevinding is elke belangrijke niet-naleving van de in deze bijlage en bijlage V ter (deel ML) vastgestelde vereisten die de veiligheidsnorm verlaagt en ernstig gevaar oplevert voor de vliegveiligheid.

b) 

Een niveau 2-bevinding is elke niet-naleving van de in deze bijlage en bijlage V ter (deel ML) vastgestelde vereisten die de veiligheidsnorm zou kunnen verlagen en mogelijkerwijs gevaar oplevert voor de vliegveiligheid.

▼B

c) 

Na ontvangst van een kennisgeving betreffende de bevindingen overeenkomstig punt M.B.605 moet de houder van de erkenning als onderhoudsorganisatie een actieplan voor corrigerende maatregelen opstellen en aantonen dat hij tot voldoening van de bevoegde autoriteit corrigerende maatregelen heeft getroffen binnen een met de bevoegde autoriteit overeengekomen periode.

SUBDEEL G

MANAGEMENTORGANISATIE VOOR PERMANENTE LUCHTWAARDIGHEID

M.A.701    Toepassingsgebied

Dit subdeel stelt de vereisten vast waaraan een organisatie moet voldoen om zich te kwalificeren voor het afgeven of voortzetten van een erkenning van managementorganisaties van permanente luchtwaardigheid.

M.A.702    Aanvraag

Een aanvraag voor afgifte of wijziging van de erkenning van een managementorganisatie voor permanente luchtwaardigheid dient op een formulier te worden gedaan en op een door de bevoegde autoriteit vastgestelde wijze.

M.A.703    Uitbreiding van de erkenning

a) 

De erkenning wordt aangegeven op een door de bevoegde autoriteit afgegeven certificaat (zie bijlage VI).

▼M2

b) 

Niettegenstaande punt a), moet voor luchtvaartuigen met een exploitatievergunning op grond van Verordening (EG) nr. 1008/2008 de goedkeuring deel uitmaken van de vergunning tot vluchtuitvoering, die door de bevoegde instantie voor het geëxploiteerde luchtvaartuig is uitgegeven.

▼B

c) 

De reikwijdte van de vergunning wordt overeenkomstig punt M.A.704 bepaald in het handboek voor permanente luchtwaardigheidsmanagement.

M.A.704    Handboek voor permanente luchtwaardigheidsmanagement

a) 

De organisatie voor het management van de permanente luchtwaardigheid dient een handboek voor permanente luchtwaardigheidsmanagement te voorzien waarin volgende informatie is vervat:

▼M8

1. 

een door de verantwoordelijke beheerder ondertekende verklaring die bevestigt dat de organisatie te allen tijde in overeenstemming met deze bijlage (Deel M) en bijlage V ter (Deel ML) zal werken, voor zover van toepassing;

▼B

2. 

de reikwijdte van de werkzaamheden van de organisatie,

3. 

de titel(s) en na(a)m(en) van personen waarnaar wordt verwezen in de punten M.A.706, onder a), M.A.706, onder c), M.A.706, onder d) en M.A.706, onder i);

4. 

een organigram dat de hiërarchische banden en verantwoordelijkheden aangeeft tussen alle personen waarnaar wordt verwezen in M.A.706, onder a); M.A.706, onder c); M.A.706, onder d) en M.A.706, onder i);

5. 

een lijst met het luchtwaardigheidspersoneel waarnaar wordt verwezen in punt M.A.707, waarop, indien van toepassing, het personeel wordt gespecificeerd dat bevoegd is om vliegvergunningen af te geven in overeenstemming met punt M.A.711, onder c), en;

6. 

een algemene beschrijving en locatie van de faciliteiten;

▼M8

7. 

de procedures waarin wordt gespecificeerd hoe de organisatie toeziet op de naleving van deze bijlage (Deel M) en bijlage V ter (Deel ML), voor zover van toepassing, en;

▼B

8. 

de wijzigingsprocedures voor het handboek voor permanente luchtwaardigheidsmanagement;

▼M2

9. 

de lijst van goedgekeurde onderhoudsprogramma's voor luchtvaartuigen of voor luchtvaartuigen die niet worden gebruikt door luchtvaartmaatschappijen met een exploitatievergunning op grond van Verordening (EG) nr. 1008/2008, de lijst van „generieke” en „basisonderhoudsprogramma's”.

▼B

b) 

Het handboek voor permanente luchtwaardigheidsmanagement en haar wijzigingen moeten door de bevoegde autoriteit zijn goedgekeurd.

c) 

Niettegenstaande punt b) kunnen via een indirecte erkenningsprocedure kleine wijzigingen in het handboek indirect worden goedgekeurd. De kleine wijziging wordt bepaald in de indirecte erkenningsprocedure, die door de managementorganisatie voor permanente luchtwaardigheid wordt vastgesteld als onderdeel van het handboek en wordt goedgekeurd door de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor die managementorganisatie voor permanente luchtwaardigheid.

M.A.705    Faciliteiten

De managementorganisatie voor permanente luchtwaardigheid dient in geschikte kantoorruimte te voorzien op gepaste locaties voor het personeel bepaald in punt M.A.706.

M.A.706    Personeelsvereisten

▼M8

a) 

De organisatie stelt een verantwoordelijke manager aan die binnen de organisatie de bevoegdheid heeft om ervoor te zorgen dat alle activiteiten op het gebied van het beheer van de permanente luchtwaardigheid kunnen worden gefinancierd en uitgevoerd in overeenstemming met deze bijlage (Deel M) en bijlage V ter (Deel ML), al naargelang van toepassing.

▼M2

b) 

Voor luchtvaartmaatschappijen met een exploitatievergunning overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008 is de verantwoordelijke manager als bedoeld in paragraaf a) de persoon die binnen de onderneming verantwoordelijk is om ervoor te zorgen dat alle vluchtuitvoeringen van de exploitant gefinancierd en uitgevoerd kunnen worden conform de voor het afgeven van een vergunning tot vluchtuitvoering vereiste norm.

▼M8

c) 

Er wordt een persoon of een groep van personen aangewezen die ervoor verantwoordelijk zijn dat de organisatie te allen tijde voldoet aan de in deze bijlage (Deel M) en bijlage V ter (Deel ML) vastgestelde toepasselijke eisen inzake het beheer van de permanente luchtwaardigheid, de beoordeling van de luchtwaardigheid en de vliegvergunning. Die perso(o)n(en) legt (leggen) uiteindelijk verantwoording af aan de manager.

▼M2

d) 

Voor luchtvaartmaatschappijen met een exploitatievergunning overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008 wijst de verantwoordelijke manager een genomineerde functionaris aan. Deze persoon zal verantwoordelijk zijn voor het management van en het toezicht op de permanente luchtwaardigheidsactiviteiten overeenkomstig paragraaf c).

▼B

e) 

De genomineerde functionaris als bedoeld in punt d) mag niet worden tewerkgesteld door een krachtens deel 145 erkende organisatie onder contract bij de exploitant, tenzij specifiek overeengekomen met de bevoegde autoriteit.

f) 

De organisatie dient voldoende passend gekwalificeerd personeel te hebben voor het verwachte werk.

g) 

Alle in de punten c) en d) vermelde personen moeten kunnen aantonen dat zij beschikken over relevante kennis, achtergrond en gepaste ervaring m.b.t. permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen.

h) 

De kwalificatie van alle personeel dat betrokken is bij het management van permanente luchtwaardigheid dient te worden vastgelegd.

▼M8

i) 

Voor organisaties die certificaten van beoordeling van de luchtwaardigheid verlengen overeenkomstig M.A.711, onder a), punt 4, en M.A.901 van deze bijlage (Deel M) of ML.A.901, onder c), van bijlage V ter (Deel ML), al naargelang van toepassing, wijst de organisatie de daartoe bevoegde personen aan, na goedkeuring van de bevoegde autoriteit.

▼B

j) 

De organisatie definieert en actualiseert in het handboek voor permanente luchtwaardigheidsmanagement de titel(s) en na(a)m(en) van personen waarnaar wordt verwezen in de punten M.A.706, onder a), M.A.706, onder c), M.A.706, onder d) en M.A.706, onder i).

▼M2

k) 

Voor complexe motoraangedreven luchtvaartuigen en luchtvaartuigen die worden gebruikt door luchtvaartmaatschappijen met een exploitatievergunning overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008 dient de organisatie de vakbekwaamheid van het personeel dat betrokken is bij al het permanent luchtwaardigheidsmanagement, de beoordeling van de luchtwaardigheid en/of kwaliteitscontroles, vast te stellen en te controleren overeenkomstig een door de bevoegde instantie goedgekeurde procedure en norm.

▼B

M.A.707    Luchtwaardigheidspersoneel

a) 

▼M8

Om erkend te worden voor het uitvoeren van beoordelingen van de luchtwaardigheid, en, indien van toepassing, voor het afgeven van vliegvergunningen, moet een erkende organisatie voor het beheer van de permanente luchtwaardigheid over geschikt luchtwaardigheidsbeoordelingspersoneel beschikken om certificaten van beoordeling van de luchtwaardigheid of aanbevelingen af te geven als bedoeld in sectie A, subdeel I, van bijlage I (Deel M) of sectie A, subdeel I, van bijlage V ter (Deel ML), en, indien van toepassing, om vliegvergunningen af te geven overeenkomstig M.A.711, onder c):

▼M2

1. 

Voor luchtvaartuigen die door de luchtvaartmaatschappijen met een exploitatievergunning overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008 worden gebruikt en luchtvaartuigen met een maximale startmassa van 2 730 kg of meer, behalve ballonnen, dient dit personeel te beschikken over:

a) 

ten minste vijf jaar ervaring in permanente luchtwaardigheid, en;

b) 

een passende licentie overeenkomstig bijlage III (deel 66) of een academische graad in de luchtvaart of gelijkwaardig, en;

c) 

formele opleiding in luchtvaartonderhoud, en;

d) 

een functie binnen de erkende organisatie met passende verantwoordelijkheden.

e) 

onverminderd de punten a) tot en met d) kan de in punt M.A.707(a)1(b) bepaalde vereiste worden vervangen door vijf jaar ervaring in permanente luchtwaardigheid bovenop de reeds in punt M.A.707(a)1(a) voorgeschreven ervaring.

2. 

Voor alle luchtvaartuigen met een maximale startmassa van 2 730 kg of minder, en ballonnen, die niet door luchtvaartmaatschappijen met een exploitatievergunning overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008 worden gebruikt, moet dit personeel beschikken over:

a) 

ten minste drie jaar ervaring in permanente luchtwaardigheid, en;

b) 

een passende licentie overeenkomstig bijlage III (deel 66) of een academische graad in de luchtvaart of gelijkwaardig, en;

c) 

passende opleiding in luchtvaartonderhoud, en;

d) 

een functie binnen de erkende organisatie met passende verantwoordelijkheden;

e) 

Niettegenstaande de punten a) tot en met d) kan de in punt M.A.707(a)2(b) bepaalde vereiste worden vervangen door vier jaar ervaring in permanente luchtwaardigheid bovenop de reeds in punt M.A.707(a)2(a) voorgeschreven ervaring.

▼M1

b) 

Aan door de erkende organisatie voor permanente luchtwaardigheid benoemd luchtwaardigheidspersoneel kan enkel een autorisatie verleend worden door de erkende organisatie voor permanente luchtwaardigheid, als het formeel door de bevoegde autoriteit is aanvaard nadat het op bevredigende wijze een beoordeling van de luchtwaardigheid heeft afgerond onder toezicht van de competente autoriteit of onder toezicht van de het luchtwaardigheidspersoneel van de organisatie in overeenstemming met een door de bevoegde autoriteit goedgekeurde procedure.

▼B

c) 

De organisatie moet ervoor zorgen dat personeel voor de beoordeling van de luchtwaardigheid van luchtvaartuigen relevante en recente managementervaring kan aantonen in permanente luchtwaardigheid.

d) 

Luchtwaardigheidspersoneel moet geïdentificeerd worden door elke persoon op te sommen in het handboek voor permanente luchtwaardigheidsmanagement, samen met de verwijzing naar hun erkenning op het gebied van luchtwaardigheidsbeoordelingen.

e) 

De organisatie dient gegevens bij te houden van alle luchtwaardigheidspersoneel, die de details omvatten van elke passende kwalificatie, samen met een samenvatting van relevante managementervaring en -opleiding in permanente luchtwaardigheid, plus een kopie van de autorisatie. Deze aantekeningen moeten bewaard blijven tot twee jaar nadat het luchtwaardigheidspersoneel de organisatie heeft verlaten.

M.A.708    Permanent luchtwaardigheidsmanagement

▼M8

a) 

De organisatie ziet erop toe dat alle beheer van de permanente luchtwaardigheid wordt verricht overeenkomstig sectie A, subdeel C, van deze bijlage (Deel M) of sectie A, subdeel C, van bijlage V ter (Deel ML), al naargelang van toepassing.

▼B

b) 

Voor elk beheerd luchtvaartuig dient de erkende organisatie voor permanent luchtwaardigheidsmanagement:

▼M8

1. 

erop toe te zien dat een onderhoudsprogramma voor het luchtvaartuig wordt opgesteld en gecontroleerd, met inbegrip van elk toepasselijk betrouwbaarheidsprogramma, zoals vereist bij M.A.302 van deze bijlage (Deel M) of ML.A.302 van bijlage V ter (Deel ML), al naargelang van toepassing;

voor luchtvaartuigen die niet worden gebruikt door luchtvaartmaatschappijen die een vergunning hebben gekregen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008, een kopie van het onderhoudsprogramma te verstrekken aan de eigenaar of exploitant die verantwoordelijk is overeenkomstig M.A.201 van deze bijlage (Deel M) of ML.A.201 van bijlage V ter (Deel ML), al naargelang van toepassing;

▼B

3. 

de goedkeuring van wijzigingen en reparaties te beheren;

▼M8

4. 

ervoor te zorgen dat alle onderhoud wordt uitgevoerd overeenkomstig het goedgekeurde onderhoudsprogramma en vrijgegeven overeenkomstig sectie A, subdeel H, van deze bijlage (Deel M) of sectie A, subdeel H van bijlage V ter (Deel ML), al naargelang van toepassing;

▼B

5. 

ervoor te zorgen dat alle toepasselijke luchtwaardigheidsaanwijzingen en operationele aanwijzingen met gevolgen voor de permanente luchtwaardigheid worden toegepast:

6. 

ervoor te zorgen dat alle defecten die tijdens gepland onderhoud ontdekt of gerapporteerd werden, verholpen worden door een daartoe erkende onderhoudsorganisatie;

7. 

ervoor te zorgen dat het luchtvaartuig naar een daartoe erkende onderhoudsorganisatie wordt gebracht, wanneer nodig,

8. 

het geplande onderhoud, de toepassing van luchtwaardigheidsaanwijzingen, de vervanging van onderdelen met beperkte levensduur, en onderdeleninspectie te coördineren zodat het werk naar behoren wordt uitgevoerd;

9. 

alle notities met betrekking tot de permanente luchtwaardigheid en/of het technische logboek te beheren en te archiveren;

10. 

ervoor te zorgen dat het massa- en zwaartepuntrapport de actuele status van het luchtvaartuig weergeven.

▼M8

c) 

In het geval van complexe motoraangedreven luchtvaartuigen of luchtvaartuigen die worden gebruikt voor commercieel luchttransport of luchtvaartuigen die worden gebruikt voor commerciële gespecialiseerde vluchten of commerciële ATO’s of DTO’s, wanneer de CAMO niet op passende wijze is erkend overeenkomstig bijlage II (Deel 145) of subdeel F van deze bijlage (Deel M) of bijlage V quinquies (Deel CAO), stelt de organisatie in overleg met de exploitant een schriftelijk onderhoudscontract op met een organisatie die erkend is overeenkomstig bijlage II (Deel 145) of subdeel F van deze bijlage (Deel M) of bijlage V quinquies (Deel CAO) of met een andere exploitant; dit contract bevat nadere informatie over de functies in punt M.A.301, onder b), c), f) en g), van deze bijlage (Deel M) of punt ML.A.301, onder b) tot en met e), van bijlage V quater (Deel ML), garandeert dat alle onderhoud uiteindelijk wordt uitgevoerd door een onderhoudsorganisatie die erkend is overeenkomstig bijlage II (Deel 145) of subdeel F van deze bijlage (Deel M) of bijlage V quinquies (Deel CAO), en definieert de steun van de in M.A.712, onder b), van deze bijlage (Deel M) bedoelde kwaliteitsfuncties.

d) 

Onverminderd punt c) kan het contract worden opgesteld in de vorm van individuele werkorders gericht tot de onderhoudsorganisatie die erkend is overeenkomstig bijlage II (Deel 145) of subdeel F van deze bijlage (Deel M) of bijlage V quinquies (Deel CAO), in het geval van:

1. 

een luchtvaartuig dat occasioneel lijnonderhoud nodig heeft;

2. 

onderdelenonderhoud, met inbegrip van motoronderhoud.

M.A.709    Documentatie

a) 

De erkende organisatie voor het beheer van de permanente luchtwaardigheid dient toepasselijke actuele onderhoudsgegevens te bezitten en te gebruiken overeenkomstig M.A.401 van deze bijlage (Deel M) of ML.A.401 van bijlage V ter (Deel ML), al naargelang van toepassing, voor de uitvoering van de in M.A.708 van deze bijlage (Deel M) bedoelde taken met betrekking tot de permanente luchtwaardigheid. Die gegevens kunnen worden verstrekt door de eigenaar of door de exploitant, op voorwaarde dat een passend contract is gesloten met die eigenaar of exploitant. In dat geval moet de organisatie voor het beheer van de permanente luchtwaardigheid deze gegevens enkel tijdens de duur van het contract bijhouden, behalve indien anders bepaald in M.A.714 van deze bijlage (Deel M).

b) 

Voor luchtvaartuigen die niet worden gebruikt door luchtvaartmaatschappijen met een exploitatievergunning overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008, mag de erkende organisatie voor het beheer van de permanente luchtwaardigheid „basis-” en/of „generieke” onderhoudsprogramma’s opstellen, met het oog op de eerste afgifte van de erkenning of de uitbreiding van de reikwijdte van een erkenning, zonder dat er sprake moet zijn van de in aanhangsel I van deze bijlage (Deel M) of aanhangsel I van bijlage V ter (Deel ML) bedoelde contracten. Deze „basis-” en „generieke” onderhoudsprogramma’s sluiten echter niet uit dat te gepasten tijde een passend onderhoudsprogramma voor luchtvaartuigen moet worden opgesteld overeenkomstig M.A.302 van deze bijlage (Deel M) of ML.A.302 van bijlage V ter (Deel ML), al naargelang van toepassing, vóór de in M.A.711 van deze bijlage bedoelde bevoegdheden worden uitgeoefend.

M.A.710    Beoordeling van de luchtwaardigheid

Als de overeenkomstig M.A.711, onder b), van deze bijlage (Deel M) erkende organisatie luchtwaardigheidsbeoordelingen uitvoert, worden deze verricht overeenkomstig M.A.901 van deze bijlage (Deel M) of ML.A.903 van bijlage V ter (Deel ML), al naargelang van toepassing.

▼B

M.A.711    Bevoegdheden van de organisatie

a) 

Een overeenkomstig sectie A, subdeel F, van deze bijlage (deel-M) erkende organisatie mag:

▼M2

1. 

de permanente luchtwaardigheid beheren van luchtvaartuigen, behalve luchtvaartuigen die worden gebruikt door luchtvaartmaatschappijen met een exploitatievergunning overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008, zoals opgesomd in het goedkeuringscertificaat;

2. 

de permanente luchtwaardigheid beheren van luchtvaartuigen die worden gebruikt door luchtvaartmaatschappijen met een exploitatievergunning overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008, zoals opgesomd in het goedkeuringscertificaat en in het Air Operator Certificate (AOC);

▼B

3. 

regelingen treffen om beperkte taken van permanente luchtwaardigheid uit te voeren met een andere organisatie die binnen haar kwaliteitsborgingssysteem werkt, zoals opgesomd in het erkenningscertificaat;

▼M8

4. 

een certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid dat door de bevoegde autoriteit of door een andere organisatie of persoon, al naargelang van toepassing, is afgegeven, verlengen onder de voorwaarden van M.A.901, onder f), van deze bijlage (Deel M) of ML.A.901, onder c), van bijlage V ter (Deel ML), al naargelang van toepassing;

▼M8

5. 

het onderhoudsprogramma goedkeuren, overeenkomstig het bepaalde onder b), punt 2, van ML.A.302, voor luchtvaartuigen die worden beheerd overeenkomstig bijlage V ter (Deel ML).

▼B

b) 

Een in een van de lidstaten geregistreerde, erkende managementorganisatie voor permanente luchtwaardigheid kan, aanvullend, de autorisatie krijgen om de in punt M.A.710 bedoelde beoordeling van de luchtwaardigheid uit te voeren, en:

▼M8

1. 

het bijbehorende certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid afgeven en te zijner tijd verlengen volgens de voorwaarden van M.A.901, onder c), punt 2, of M.A.901, onder e), punt 2, van deze bijlage (Deel M) of ML.A.901, onder c), van bijlage V ter (Deel ML), al naargelang van toepassing, en

▼B

2. 

de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie een aanbeveling verstrekken voor de beoordeling van de luchtwaardigheid.

c) 

Een managementorganisatie voor permanente luchtwaardigheid die een erkenning bezit die de in punt M.A.711, onder b), vermelde bevoegdheden omvat, kan bovendien erkend worden voor de afgifte van een vliegvergunning in overeenstemming met punt 21.A.711, onder d), van bijlage I (deel 21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012 voor het specifieke luchtvaartuig waarvoor de organisatie een erkenning heeft om het certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid af te geven, wanneer die managementorganisatie voor permanente luchtwaardigheid de conformiteit met de goedgekeurde vluchtvoorwaarden bevestigt overeenkomstig een passende goedgekeurde procedure in het handboek vermeld in punt M.A.704.

M.A.712    Kwaliteitsborgingssysteem

a) 

Om te waarborgen dat de erkende managementorganisatie voor permanente luchtwaardigheid blijft voldoen aan de vereisten van dit subdeel, dient zij een kwaliteitsborgingssysteem in te stellen en een kwaliteitsmanager aan te stellen om de naleving van, en de toereikendheid van de vereiste procedures te controleren die luchtwaardige luchtvaartuigen garanderen. De controle van de naleving dient een terugkoppelingssysteem naar de verantwoordelijke manager te omvatten om te waarborgen dat, indien nodig, corrigerende maatregelen worden genomen.

b) 

Het kwaliteitsborgingssysteem dient de op grond van sectie A, subdeel G, van deze bijlage (deel-M) uitgevoerde activiteiten te controleren. Het zal in ieder geval de volgende functies omvatten:

1. 

controleren dat alle op grond van sectie A, subdeel G, van deze bijlage (deel-M) uitgevoerde activiteiten worden uitgevoerd in overeenstemming met de goedgekeurde procedures;

2. 

controleren dat alle gecontracteerde onderhoud uitgevoerd wordt in overeenstemming met het contract; en

3. 

controleren van de blijvende naleving van de vereisten van dit deel.

c) 

De gegevens betreffende deze activiteiten dienen minstens twee jaar te worden bewaard.

d) 

Waar de erkende managementorganisatie voor permanente luchtwaardigheid is goedgekeurd in overeenstemming met een ander deel, mag het kwaliteitsborgingssysteem worden gecombineerd met datgene dat door het andere deel wordt vereist.

▼M2

e) 

Voor luchtvaartmaatschappijen met een exploitatievergunning overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008 dient het kwaliteitssysteem overeenkomstig M.A. subdeel G een geïntegreerd onderdeel te zijn van het kwaliteitssysteem van de exploitant.

f) 

In geval van een kleine organisatie die zich niet bezighoudt met het beheer van de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartmaatschappijen met een exploitatievergunning volgens Verordening (EG) nr. 1008/2008 mag het kwaliteitssysteem vervangen worden door regelmatige organisatorische evaluaties, die door de bevoegde instantie zijn goedgekeurd, behalve wanneer de organisatie certificaten van beoordeling van de luchtwaardigheid afgeeft voor luchtvaartuigen met een maximale startmassa van meer dan 2 730 kg, behalve ballonnen. Indien er geen kwaliteitssysteem is, mag de organisatie geen beheerstaken inzake permanente luchtwaardigheid uitbesteden aan andere partijen.

▼B

M.A.713    Wijzigingen in de erkende organisatie voor permanente luchtwaardigheid

Teneinde de bevoegde autoriteit in staat te stellen de voortdurende naleving van dit deel vast te leggen, dient de erkende managementorganisatie voor permanente luchtwaardigheid haar elk voorstel te melden om een van volgende wijzigingen door te voeren, voordat die wijzigingen plaatsvinden:

1. 

de benaming van de organisatie;

2. 

de locatie van de organisatie;

3. 

aanvullende locaties van de organisatie;

4. 

de verantwoordelijke manager;

5. 

elk van de personen zoals gespecificeerd in M.A.706, onder c);

6. 

de faciliteiten, procedures, reikwijdte van werkzaamheden en personeel die de erkenning kunnen beïnvloeden.

Ingeval voorgestelde personeelswijzigingen niet op voorhand bij het management gekend zijn, moeten deze wijzigingen bij de eerste gelegenheid worden gemeld.

M.A.714    Bewaren van gegevens

▼M8

a) 

De organisatie voor het beheer van de permanente luchtwaardigheid registreert alle bijzonderheden van de uitgevoerde werkzaamheden. De gegevens die vereist zijn op grond van M.A.305 van deze bijlage (Deel M) of ML.A.305 van bijlage V ter (Deel ML), al naargelang van toepassing, en indien van toepassing op grond van M.A.306 van deze bijlage (Deel M), moeten worden bewaard.

▼B

b) 

Indien de managementorganisatie voor permanente luchtwaardigheid de in punt M.A.711, onder b), bedoelde bevoegdheid bezit, dient zij een kopie te bewaren van elk afgegeven of, voor zover van toepassing, verlengd certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid (ARC) en elke afgegeven aanbeveling, samen met alle ondersteunende documenten. De organisatie dient bovendien een kopie te bewaren van elk certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid dat zij heeft verlengd ingevolge de in punt M.A.711, onder a), punt 4, bedoelde bevoegdheid.

c) 

Indien de managementorganisatie voor permanente luchtwaardigheid de in punt M.A.711, onder c), bedoelde bevoegdheid bezit, dient zij een afschrift te bewaren van elke vliegvergunning die zij heeft afgegeven conform de bepalingen van punt 21A.729 van de bijlage I (deel 21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012.

d) 

De managementorganisatie voor permanente luchtwaardigheid dient een afschrift te bewaren van alle in de punten b) en c) opgesomde gegevens, tot twee jaar nadat het luchtvaartuig voorgoed uit dienst werd genomen.

e) 

De gegevens moeten worden opgeslagen op een manier die bescherming tegen beschadiging, wijziging en diefstal garandeert.

f) 

Alle computerhardware die voor back-up werd gebruikt, dient te worden opgeslagen op een andere plaats dan die waar de werkgegevens zich bevinden, in een omgeving die bewaring in goede staat garandeert.

g) 

Indien het beheer van de permanente luchtwaardigheid van een luchtvaartuig wordt overgedragen aan een andere organisatie of persoon, dienen alle bewaarde gegevens te worden overgedragen aan de genoemde organisatie of persoon in kwestie. De voorgeschreven perioden voor het bewaren van gegevens blijven van kracht voor de genoemde organisatie of persoon.

h) 

Wanneer een erkende managementorganisatie voor permanente luchtwaardigheid haar werkzaamheden staakt, dienen alle bijgehouden gegevens overgedragen te worden aan de eigenaar van het luchtvaartuig.

M.A.715    Geldigheid van de erkenning

a) 

▼M11

Een erkenning blijft geldig tot en met 24 maart 2022, op voorwaarde dat:

▼B

1. 

de organisatie dit deel blijft naleven, in overeenstemming met de bepalingen betreffende de behandeling van bevindingen zoals gespecificeerd onder punt M.B.705;

2. 

de bevoegde autoriteit toegang krijgt tot de organisatie om de blijvende naleving van dit deel vast te stellen; en

3. 

er geen afstand wordt gedaan van de erkenning of de erkenning niet wordt ingetrokken.

b) 

In geval van afstand of intrekking, moet het erkenningscertificaat worden ingeleverd bij de bevoegde autoriteit.

M.A.716    Bevindingen

▼M8

a) 

Een niveau 1-bevinding is elke belangrijke niet-naleving van de in deze bijlage (Deel M) of bijlage V ter (Deel ML), al naargelang van toepassing, vastgestelde vereisten die de veiligheidsnorm verlaagt en ernstig gevaar oplevert voor de vliegveiligheid;

b) 

Een niveau 2-bevinding is elke niet-naleving van de in deze bijlage (Deel M) of bijlage V ter (Deel ML), al naargelang van toepassing, vastgestelde vereisten die de veiligheidsnorm zou kunnen verlagen en mogelijkerwijs gevaar oplevert voor de vliegveiligheid;

▼B

c) 

Na ontvangst van een kennisgeving betreffende de bevindingen overeenkomstig punt M.B.705 moet de houder van de erkenning als managementorganisatie voor permanente luchtwaardigheid een actieplan voor corrigerende maatregelen opstellen en aantonen dat hij tot voldoening van de bevoegde autoriteit corrigerende maatregelen heeft getroffen binnen een met de bevoegde autoriteit overeengekomen periode.

SUBDEEL H

CERTIFICAAT VAN VRIJGAVE VOOR GEBRUIK

▼M6

M.A.801    Certificaat van vrijgave voor gebruik van luchtvaartuigen

a) 

Behalve voor luchtvaartuigen die zijn vrijgegeven voor gebruik door een overeenkomstig bijlage II (deel 145) erkende onderhoudsorganisatie, wordt het certificaat van vrijgave voor gebruik afgegeven in overeenstemming met dit subdeel.

b) 

Een luchtvaartuig wordt pas vrijgegeven voor gebruik wanneer, nadat alle vereiste onderhoudstaken goed zijn uitgevoerd, een certificaat van vrijgave voor gebruik is afgegeven. Het certificaat van vrijgave voor gebruik wordt afgegeven door een bevoegd certificeringspersoneel van de onderhoudsorganisatie die is erkend overeenkomstig subdeel F van deze bijlage of bijlage V quinquies (deel CAO), behalve voor andere onderhoudstaken dan de in aanhangsel VII van deze bijlage opgesomde complexe onderhoudstaken; in dat laatste geval wordt het certificaat van vrijgave voor gebruik afgegeven door:

1. 

onafhankelijk certificeringspersoneel dat handelt overeenkomstig de voorschriften van artikel 5 van deze verordening; of

2. 

de piloot-eigenaar, die handelt overeenkomstig M.A.803 van deze bijlage.

c) 

In onvoorziene situaties waarbij een luchtvaartuig aan de grond staat op een locatie waar geen onderhoudsorganisatie erkend is overeenkomstig deze bijlage, bijlage II (deel 145) of bijlage V quinquies (deel CAO) en geen onafhankelijk certificeringspersoneel beschikbaar is, mag de eigenaar, in afwijking van punt b), een persoon aanduiden die over minstens drie jaar passende onderhoudservaring beschikt en houder is van ofwel een geldige onderhoudsvergunning die voldoet aan ICAO-bijlage 1 voor het type luchtvaartuig dat certificering vereist, ofwel een machtiging voor certificeringspersoneel die geldig is voor de werkzaamheden waarvoor certificering vereist is, afgegeven door een overeenkomstig ICAO-bijlage 6 erkende onderhoudsorganisatie, om het luchtvaartuig te onderhouden overeenkomstig de normen die zijn vastgesteld in subdeel D van deze bijlage en het vrij te geven voor gebruik. In dat geval moet de eigenaar:

1. 

in de onderhoudsgegevens van het luchtvaartuig gedetailleerde informatie opnemen en bewaren over het uitgevoerde onderhoud en de kwalificaties van de persoon in kwestie die het certificaat van vrijgave voor gebruik afgeeft;

2. 

ervoor zorgen dat dergelijk onderhoud achteraf wordt gecontroleerd en dat zo snel mogelijk en in elk geval binnen 7 kalenderdagen na de afgifte van een certificaat van vrijgave voor gebruik door de door de eigenaar gemachtigde persoon, een nieuw certificaat van vrijgave voor gebruik wordt afgegeven door een in punt b) bedoelde naar behoren gemachtigde persoon of een overeenkomstig subdeel F van deze bijlage, bijlage II (deel 145) of bijlage V quinquies (deel CAO) erkende organisatie;

3. 

de managementorganisatie voor permanente luchtwaardigheid in kennis stellen, indien daarmee een contract werd gesloten of, ingeval een dergelijk contract niet werd gesloten, de bevoegde instantie, binnen de zeven dagen na de afgifte van een dergelijke machtiging.

▼M11

d) 

In geval van een vrijgave voor gebruik overeenkomstig punt b), punt 1, mag het certificeringspersoneel bij het uitvoeren van de onderhoudstaken worden bijgestaan door een of meer personen die rechtstreeks en permanent onder zijn controle staan.

▼C3

e) 

Een certificaat van vrijgave voor gebruik bevat ten minste:

1. 

de basisgegevens van het uitgevoerde onderhoud;

2. 

de datum waarop het onderhoud werd uitgevoerd;

3. 

de identiteit van de organisatie en/of persoon die de vrijgave voor gebruik afgeeft, met inbegrip van:

i) 

de referentie van de erkenning van de onderhoudsorganisatie en het certificeringspersoneel die het certificaat van vrijgave voor gebruik afgeven;

ii) 

in het geval van punt b), onder 2), de identiteit en, indien van toepassing, het nummer van de vergunning van het certificeringspersoneel dat het certificaat van vrijgave voor gebruik afgeeft;

4. 

de eventuele beperkingen van de luchtwaardigheid of de activiteiten.

f) 

Wanneer het voorgeschreven onderhoud niet kan worden uitgevoerd, mag, in afwijking van punt b) en niettegenstaande punt g), een certificaat van vrijgave voor gebruik worden afgegeven met de goedgekeurde beperkingen van het luchtvaartuig. In dat geval wordt op het certificaat vermeld dat het onderhoud niet kon worden uitgevoerd en worden alle toepasselijke luchtwaardigheids- of vluchtuitvoeringsbeperkingen vermeld, in het kader van de informatie die vereist is uit hoofde van punt e), onder 4).

g) 

Een certificaat van vrijgave voor gebruik mag niet worden afgegeven in geval van een gekende niet-naleving die de vliegveiligheid in gevaar brengt.

▼M6

M.A.802    Certificaat van vrijgave voor gebruik voor onderdelen

▼M8

a) 

Behalve voor onderdelen die zijn vrijgegeven voor gebruik door een overeenkomstig bijlage II (Deel 145) erkende onderhoudsorganisatie, wordt een certificaat van vrijgave voor gebruik afgegeven wanneer het onderhoud van een luchtvaartuigonderdeel overeenkomstig M.A.502 van deze bijlage (Deel M) is voltooid.

▼C3

b) 

Het certificaat van vrijgave voor gebruik, aangeduid als EASA-formulier 1, vormt het certificaat van vrijgave voor gebruik voor onderdelen, behalve wanneer dergelijk onderhoud aan luchtvaartuigonderdelen is uitgevoerd in overeenstemming met punt M.A.502, punt b) of d), in welk geval het onderhoud onderworpen is aan procedures voor de vrijgave van luchtvaartuigen volgens punt M.A.801.

▼B

M.A.803    Autorisatie piloot-eigenaar

a) 

Om als piloot-eigenaar in aanmerking te komen, dient de persoon:

1. 

een geldig vliegbewijs te hebben (of een gelijkwaardig document) dat door een lidstaat is afgegeven of geldig verklaard voor het type of de classificatie van het luchtvaartuig, en

2. 

eigenaar of mede-eigenaar te zijn van het luchtvaartuig; die eigenaar moet:

i) 

een van de natuurlijke personen op het registratieformulier zijn, of

ii) 

lid zijn van een recreatieve non-profitorganisatie met rechtspersoonlijkheid, waarbij de rechtspersoon als eigenaar of exploitant op het registratiedocument is vermeld en rechtstreeks betrokken zijn bij de besluitvormingsprocessen van de rechtspersoon en door de rechtspersoon zijn aangewezen om piloot-eigenaaronderhoud te verrichten.

▼M6

b) 

Voor andere dan complexe motoraangedreven luchtvaartuigen met een MTOM van hoogstens 2 730 kg die niet worden gebruikt voor CAT-vluchtuitvoeringen, commerciële gespecialiseerde activiteiten of commerciële ATO- of DTO-activiteiten, mag de piloot-eigenaar een CRS afgeven nadat hij beperkt onderhoud als piloot-eigenaar heeft uitgevoerd, zoals gespecificeerd in aanhangsel VIII van deze bijlage.

▼B

c) 

De reikwijdte van het beperkt piloot-eigenaaronderhoud moet worden bepaald in het in punt M.A.302 bedoelde onderhoudsprogramma voor het luchtvaartuig.

▼M6

d) 

Het certificaat van vrijgave voor gebruik wordt in de administratie van de permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig opgetekend en bevat de basisgegevens van het uitgevoerde onderhoud, de gebruikte onderhoudsgegevens, de datum waarop het onderhoud is voltooid en de identiteit, de handtekening en het vliegbewijsnummer van de piloot-eigenaar die het certificaat uitgeeft.

▼B

SUBDEEL I

CERTIFICAAT VAN BEOORDELING VAN DE LUCHTWAARDIGHEID

▼M6

M.A.901    Beoordeling van de luchtwaardigheid van een luchtvaartuig

Om de geldigheid van het bewijs van luchtwaardigheid van een luchtvaartuig te verzekeren moet een periodieke beoordeling van de luchtwaardigheid van het luchtvaartuig en de gegevens met betrekking tot zijn permanente luchtwaardigheid worden uitgevoerd.

a) 

Een certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid wordt afgegeven conform aanhangsel III (EASA-formulier 15a of 15b) van deze bijlage na voltooiing van een toereikende beoordeling van de luchtwaardigheid. Het certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid is 1 jaar geldig.

b) 

Een luchtvaartuig in een gecontroleerde omgeving is een luchtvaartuig:

1. 

waarvan de luchtwaardigheid in de voorbije 12 maanden permanent werd beheerd door een unieke CAMO of CAO;

2. 

dat in de voorbije 12 maanden is onderhouden door een overeenkomstig subdeel F van deze bijlage, bijlage II (deel 145) of bijlage V quinquies (deel CAO) erkende onderhoudsorganisatie, daaronder begrepen in de gevallen waarin de in punt b) van M.A.803 vermelde onderhoudstaken zijn uitgevoerd en vrijgegeven voor gebruik overeenkomstig punt b), onder 1) of 2), van M.A.801 van deze bijlage.

c) 

►M8  Voor alle luchtvaartuigen die worden gebruikt door luchtvaartmaatschappijen met een vliegvergunning op grond van Verordening (EG) nr. 1008/2008, en voor luchtvaartuigen met een MTOM van meer dan 2 730 kg die zich in een gecontroleerde omgeving bevinden, mag de onder b), punt 1, bedoelde organisatie voor het beheer van de permanente luchtwaardigheid, overeenkomstig CAMO.A.125, onder e), van bijlage V quater of M.A.711, onder b), van deze bijlage of CAO.A.095, onder c), punt 1, van bijlage V quinquies, al naargelang van toepassing, en op voorwaarde dat punt j) wordt nageleefd: ◄

1. 

een certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid afgeven overeenkomstig M.A.901;

2. 

hoogstens twee keer de geldigheid van het door haar afgegeven certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid met telkens 1 jaar verlengen, als het desbetreffende luchtvaartuig in een gecontroleerde omgeving is gebleven.

d) 

Het certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid wordt door de bevoegde autoriteit afgegeven na een goede beoordeling op basis van een aanbeveling van een CAMO of CAO, die samen met de aanvraag van de eigenaar of exploitant is ingediend voor alle luchtvaartuigen die gebruikt worden door luchtvaartmaatschappijen met een vergunning overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008, en voor luchtvaartuigen met een MTOM van meer dan 2 730 kg die voldoen aan een van de volgende voorwaarden:

1. 

ze bevinden zich niet in een gecontroleerde omgeving;

2. 

hun permanente luchtwaardigheid wordt beheerd door een organisatie die niet bevoegd is om beoordelingen van de luchtwaardigheid uit te voeren.

De in de eerste alinea vermelde aanbeveling moet gebaseerd zijn op een overeenkomstig M.A.901 uitgevoerde beoordeling van de luchtwaardigheid.

▼M11

e) 

Voor luchtvaartuigen met een MTOM van hoogstens 2 730  kg die niet worden gebruikt door luchtvaartmaatschappijen met een exploitatievergunning overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008, mag elke door de eigenaar of exploitant gekozen CAMO of CAO overeenkomstig CAMO.A.125, onder e), van bijlage V quater of M.A.711, onder b), van deze bijlage of CAO.A.095, onder c), van bijlage V quinquies, al naargelang van toepassing, en op voorwaarde dat punt j) wordt nageleefd:

▼C3

1. 

het certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid afgeven overeenkomstig M.A.901;

2. 

hoogstens twee keer de geldigheid van het door haar afgegeven certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid met telkens 1 jaar verlengen, als het luchtvaartuig in een gecontroleerde omgeving onder haar beheer is gebleven.

f) 

In afwijking van punt c), onder 2), en punt e), onder 2), van M.A.901 mag de in punt b), onder 1) vermelde organisatie die de permanente luchtwaardigheid beheert, in het geval van luchtvaartuigen die zich in een gecontroleerde omgeving bevinden, ten hoogste twee keer de geldigheid van een door de bevoegde autoriteit of een andere CAMO of CAO afgegeven certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid verlengen met telkens één jaar, op voorwaarde dat punt j) wordt nageleefd.

g) 

Telkens wanneer omstandigheden het bestaan van een mogelijk risico voor de luchtvaartveiligheid aantonen, voert de bevoegde autoriteit zelf de beoordeling van de luchtwaardigheid uit en verstrekt zij zelf het certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid.

h) 

Onverminderd punt g) mag de bevoegde autoriteit de beoordeling van de luchtwaardigheid uitvoeren en het certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid zelf afgeven in de volgende gevallen:

1. 

als de permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig wordt beheerd door een CAMO of CAO waarvan de hoofdvestiging zich in een derde land bevindt;

2. 

voor alle luchtvaartuigen met een MTOM van hoogstens 2 730 kg, als de eigenaar daarom verzoekt.

i) 

Als de bevoegde autoriteit zelf de beoordeling van de luchtwaardigheid uitvoert en/of het certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid afgeeft overeenkomstig punt g) of h) of na een beoordeling van de aanbeveling overeenkomstig M.A.901, verstrekt de eigenaar of exploitant van het luchtvaartuig met het oog daarop het volgende aan de bevoegde autoriteit:

1. 

alle documentatie waar de bevoegde instantie om vraagt;

2. 

geschikte accommodatie op de gepaste plaats voor haar personeel;

3. 

ondersteuning van het certificeringspersoneel.

j) 

Een certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid wordt niet afgegeven of verlengd als er bewijzen of aanwijzingen zijn dat het luchtvaartuig niet luchtwaardig is.

k) 

De beoordeling van de luchtwaardigheid van het luchtvaartuig omvat een volledig gedocumenteerde beoordeling van de gegevens van het luchtvaartuig, waarbij wordt bepaald of aan de volgende eisen is voldaan:

1. 

de vlieguren en de eraan verbonden vluchtcycli van casco, motor en propeller zijn correct geregistreerd;

2. 

het vlieghandboek is van toepassing op de configuratie van het luchtvaartuig en geeft de meest recente wijzigingsstatus weer;

3. 

alle onderhoud van het luchtvaartuig dat volgens het goedgekeurde onderhoudsprogramma moest gebeuren, is uitgevoerd;

4. 

alle bekende defecten zijn gecorrigeerd of de correctie ervan is, waar mogelijk, op een gecontroleerde manier uitgesteld overeenkomstig M.A.403;

5. 

alle toepasselijke luchtwaardigheidsaanwijzingen zijn uitgevoerd en correct geregistreerd;

6. 

alle wijzigingen en reparaties van het luchtvaartuig zijn geregistreerd en zijn in overeenstemming met M.A.304;

7. 

alle onderdelen met beperkte levensduur en periodiek gecontroleerde componenten die op het luchtvaartuig zijn geïnstalleerd, zijn goed geïdentificeerd, geregistreerd en hebben hun beperking niet overschreven;

8. 

alle onderhoud is uitgevoerd overeenkomstig deze bijlage;

9. 

het actuele massa- en zwaartepuntrapport geeft de actuele configuratie van het luchtvaartuig weer en is geldig;

10. 

het luchtvaartuig voldoet aan de laatste herziening van zijn typeontwerp die door het Agentschap is goedgekeurd;

11. 

indien vereist, beschikt het luchtvaartuig over een geluidscertificaat dat overeenstemt met de huidige configuratie van het luchtvaartuig conform subdeel I van bijlage I (deel 21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012.

l) 

De luchtwaardigheidsbeoordeling van het luchtvaartuig omvat een fysieke keuring van het luchtvaartuig. Voor deze keuring moet luchtwaardigheidspersoneel dat niet voldoende gekwalificeerd is overeenkomstig bijlage III (deel 66), worden bijgestaan door gekwalificeerd personeel.

m) 

Door de fysieke keuring van het luchtvaartuig dient het luchtwaardigheidspersoneel zich ervan te verzekeren dat:

1. 

alle vereiste markeringen en opschriften correct zijn aangebracht;

2. 

het luchtvaartuig voldoet aan zijn goedgekeurde vlieghandboek;

3. 

de luchtvaartuigconfiguratie voldoet aan de goedgekeurde documentatie;

4. 

er geen aanwijsbaar defect kan worden gevonden dat niet volgens M.A.403 werd behandeld;

5. 

er geen inconsistenties kunnen worden gevonden tussen het luchtvaartuig en de in punt k) bedoelde gedocumenteerde beoordeling van de gegevens.

n) 

In afwijking van punt a) kan de beoordeling van de luchtwaardigheid worden vervroegd met een maximumperiode van 90 dagen, zonder af te wijken van de beoordelingscyclus van de luchtwaardigheid, teneinde de fysieke keuring te laten plaatshebben tijdens een onderhoudscontrole.

o) 

Het certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid (EASA-formulier 15b) of de aanbeveling voor het afgeven van een certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid (EASA-formulier 15a), waarnaar wordt verwezen in aanhangsel III van deze bijlage, kan alleen worden afgegeven:

1. 

door gemachtigd personeel voor de beoordeling van de luchtwaardigheid, namens de erkende organisatie;

2. 

als de beoordeling van de luchtwaardigheid volledig is uitgevoerd.

p) 

Een afschrift van elk certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid dat voor een luchtvaartuig is afgegeven of verlengd, dient binnen tien dagen te worden verzonden aan de lidstaat van registratie van dat luchtvaartuig.

q) 

Taken met betrekking tot de beoordeling van de luchtwaardigheid mogen niet worden uitbesteed.

r) 

Als het resultaat van de beoordeling van de luchtwaardigheid niet overtuigend is, moet de organisatie die de beoordeling heeft uitgevoerd de bevoegde autoriteit daar zo snel mogelijk van in kennis stellen, en in elk geval binnen 72 uur na het ogenblik waarop de organisatie de reden heeft vastgesteld waarom de luchtwaardigheidsbeoordeling niet overtuigend is.

s) 

Het certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid mag slechts worden afgegeven als alle bevindingen zijn afgerond.

▼B

M.A.902    Geldigheid van het certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid

a) 

Een certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid wordt ongeldig indien:

1. 

het opgeschort of ingetrokken wordt, of;

2. 

het bewijs van luchtwaardigheid opgeschort of ingetrokken wordt, of;

3. 

het luchtvaartuig niet voorkomt in het luchtvaartuigregister van een lidstaat, of;

4. 

het typecertificaat waaronder het bewijs van luchtwaardigheid werd afgegeven, opgeschort of ingetrokken is.

b) 

Een luchtvaartuig mag niet vliegen als het bewijs van luchtwaardigheid ongeldig is of als:

1. 

de permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig of van een onderdeel dat op het luchtvaartuig is gemonteerd, niet voldoet aan de vereisten van dit deel, of

2. 

het luchtvaartuig niet conform het typeontwerp blijft dat door het Agentschap werd goedgekeurd, of

3. 

het luchtvaartuig gebruikt werd buiten de beperkingen van het goedgekeurde vlieghandboek of het bewijs van luchtwaardigheid, zonder dat gepaste actie wordt genomen, of

4. 

het luchtvaartuig betrokken was bij een ongeval of een incident dat de luchtwaardigheid van het luchtvaartuig beïnvloedt, zonder erop volgende gepaste actie om de luchtwaardigheid te herstellen, of

▼M6

5. 

een wijziging of reparatie niet in overeenstemming is met M.A.304.

▼B

c) 

In geval van afstand of intrekking, moet het certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid worden ingeleverd bij de bevoegde autoriteit.

M.A.903    Overdracht van luchtvaartuigregistratie binnen de EU

a) 

Bij overdracht van een luchtvaartuigregistratie binnen de EU dient de aanvrager:

1. 

de vroegere lidstaat in kennis te stellen van de nieuwe lidstaat van registratie, en;

2. 

bij de nieuwe lidstaat de afgifte aanvragen van een nieuw bewijs van luchtwaardigheid, conform bijlage I (deel 21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012.

b) 

Niettegenstaande M.A.902, onder a), punt 3, zal het vroegere certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid geldig blijven tot zijn vervaldatum.

▼M6

M.A.904    Beoordeling van de luchtwaardigheid van luchtvaartuigen die in de EU werden ingevoerd

a) 

Wanneer een aanvrager een luchtvaartuig uit een derde land of uit een regelgevingskader waarin Verordening (EU) 2018/1139 niet van toepassing is, in het register van een lidstaat invoert, dient hij:

1. 

de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie te vragen om de afgifte van een nieuw bewijs van luchtwaardigheid overeenkomstig bijlage I (deel 21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012;

2. 

voor niet-nieuwe luchtvaartuigen een beoordeling van de luchtwaardigheid te laten uitvoeren overeenkomstig punt M.A.901;

3. 

alle onderhoud te laten uitvoeren om te voldoen aan het goedgekeurde onderhoudsprogramma overeenkomstig punt M.A.302.

b) 

Wanneer de organisatie voor het beheer van de permanente luchtwaardigheid ervan overtuigd is dat het luchtvaartuig voldoet aan de betreffende vereisten, dan stuurt de organisatie die de luchtwaardigheidsbeoordeling uitvoert een gedocumenteerde aanbeveling voor de afgifte van een certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid naar de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie.

c) 

De eigenaar verleent toegang tot het luchtvaartuig voor inspectie door bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie.

d) 

De bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie geeft een luchtwaardigheidscertificaat af wanneer zij ervan overtuigd is dat het luchtvaartuig voldoet aan de eisen van bijlage I (deel 21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012.

e) 

Die bevoegde autoriteit van de lidstaat geeft ook het certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid af. Het certificaat is 1 jaar geldig, tenzij de bevoegde autoriteit besluit de geldigheidsduur te beperken om redenen van veiligheid van de luchtvaart.

▼B

M.A.905    Bevindingen

▼M6

a) 

Een niveau 1-bevinding is elke belangrijke niet-naleving van de in deze bijlage vastgestelde vereisten die de veiligheidsnorm verlaagt en ernstig gevaar oplevert voor de vliegveiligheid.

b) 

Een niveau 2-bevinding is elke niet-naleving van de in deze bijlage vastgestelde vereisten die de veiligheidsnorm zou kunnen verlagen en mogelijkerwijs gevaar oplevert voor de vliegveiligheid.

▼B

c) 

Na ontvangst van een kennisgeving betreffende de bevindingen overeenkomstig M.B.903 moet de in punt M.A.201 vermelde verantwoordelijke persoon of organisatie een actieplan voor corrigerende maatregelen opstellen en aantonen dat hij tot voldoening van de bevoegde autoriteit corrigerende maatregelen heeft getroffen binnen een met de bevoegde autoriteit overeengekomen periode, inclusief van toepassing zijnde corrigerende maatregelen teneinde het opnieuw voorkomen van het resultaat en zijn fundamentele oorzaak tegen te gaan.

SECTIE B

PROCEDURE VOOR DE BEVOEGDE AUTORITEITEN

SUBDEEL A

ALGEMEEN

M.B.101    Toepassingsgebied

Deze sectie legt de administratieve vereisten waaraan moet worden voldaan door de bevoegde autoriteit, belast met de toepassing en de tenuitvoerlegging van sectie A van dit deel.

M.B.102    Bevoegde autoriteit

a)   Algemeen

Een lidstaat dient een bevoegde autoriteit te benoemen die verantwoordelijkheden krijgt toegewezen voor het afgeven, handhaven, wijzigen, opschorten of intrekken van certificaten en voor het toezicht op permanente luchtwaardigheid. Deze bevoegde autoriteit dient gedocumenteerde procedures en een organisatiestructuur vast te leggen.

b)   Personeel

Het personeelsbestand moet toereikend zijn om de vereisten uit te voeren zoals in deze Sectie uiteengezet.

c)   Kwalificatie en opleiding

Alle personeel dat bij activiteiten die in deze bijlage worden behandeld, is betrokken, moet naar behoren gekwalificeerd zijn en de gepaste kennis, ervaring, initiële opleiding en voortgezette opleiding bezitten, om de toegewezen taken uit te voeren.

d)   Procedures

De bevoegde autoriteit dient procedures vast te leggen die aangeven hoe naleving van deze bijlage (deel-M) wordt verwezenlijkt.

De procedures dienen herzien en aangepast om voortdurende naleving zeker te stellen.

▼M6

M.B.103    Bevindingen en handhavingsmaatregelen - personen

Als de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor het toezicht overeenkomstig deze bijlage tijdens het toezicht of met behulp van andere middelen bewijzen vindt dat de toepasselijke eisen van Verordening (EU) 2018/1139 niet zijn nageleefd door een persoon die houder is van een overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1139 afgegeven vergunning, certificaat, bevoegdverklaring of attest, neemt de bevoegde autoriteit die de niet-naleving heeft vastgesteld alle handhavingsmaatregelen die nodig zijn om te voorkomen dat die niet-naleving voortduurt.

▼M6

M.B.104    Bewaren van gegevens

a) 

De bevoegde autoriteiten dienen een administratiesysteem op te zetten dat een adequate traceerbaarheid waarborgt van het proces van afgifte, behoud, wijziging, schorsing of intrekking van elk certificaat.

b) 

De gegevens inzake het toezicht op overeenkomstig deze bijlage erkende organisaties moeten minimaal het volgende omvatten:

1. 

de aanvraag voor een erkenning van de organisatie;

2. 

het bewijs van erkenning van de organisatie inclusief eventuele wijzigingen;

3. 

een kopie van het auditprogramma met een opsomming van de data wanneer audits uitgevoerd moeten worden respectievelijk uitgevoerd zijn;

4. 

de gegevens van het permanente toezicht door de bevoegde autoriteit, incl. alle auditnotities;

5. 

kopieën van alle relevante correspondentie;

6. 

details van elke vrijstelling en elke handhavingsmaatregel;

7. 

rapporten van andere bevoegde autoriteiten met betrekking tot het toezicht op de organisatie;

8. 

beschrijving of handboek van de organisatie, met wijzigingen;

9. 

een kopie van elk ander document dat rechtstreeks door de bevoegde autoriteit is goedgekeurd.

c) 

De bewaartermijn voor de gegevens van punt b) bedraagt minstens 5 jaar.

d) 

De minimale administratie voor het toezicht op elk luchtvaartuig dient minstens een kopie te bevatten van:

1. 

het bewijs van luchtwaardigheid van het luchtvaartuig;

2. 

certificaten van beoordeling van de luchtwaardigheid;

▼M8

3. 

aanbevelingen voor de beoordeling van de luchtwaardigheid die zijn afgegeven door een CAO of CAMO;

▼C3

4. 

rapporten van de beoordeling van de luchtwaardigheid, rechtstreeks uitgevoerd door de bevoegde autoriteit;

5. 

alle relevante briefwisseling met betrekking tot het luchtvaartuig;

6. 

de bijzonderheden van alle vrijstellingen en handhavingsactiviteiten;

7. 

elk document dat door de bevoegde autoriteit is goedgekeurd overeenkomstig deze bijlage of bijlage II bij Verordening (EU) nr. 965/2012 (deel ARO).

e) 

De in punt d) bedoelde gegevens moeten worden bewaard tot twee jaar nadat het luchtvaartuig definitief uit dienst werd genomen.

f) 

Alle gegevens moeten ter beschikking worden gesteld op aanvraag van een andere lidstaat of het Agentschap.

▼B

M.B.105    Onderlinge informatie-uitwisseling

▼M8

a) 

Om bij te dragen tot de verbetering van de vliegveiligheid, nemen de bevoegde autoriteiten deel aan wederzijdse uitwisseling van alle nodige informatie overeenkomstig artikel 72 van Verordening (EU) 2018/1139.

▼B

b) 

Zonder afbreuk te doen aan de bevoegdheden van de lidstaten, moeten de betrokken bevoegde autoriteit elkaar in geval van een potentieel veiligheidsrisico bijstaan bij het uitvoeren van de nodige toezichtactiviteiten.

SUBDEEL B

VERANTWOORDELIJKHEID

▼M6

M.B.201    Verantwoordelijkheden

De in M.1 gespecificeerde bevoegde autoriteiten zijn verantwoordelijk voor het uitvoeren van audits, inspecties en onderzoeken, teneinde na te gaan of aan de eisen van deze bijlage zijn nageleefd.

▼M6

M.B.202    Informatieverstrekking aan het Agentschap

a) 

De bevoegde autoriteit stelt het Agentschap zonder nodeloze vertraging in kennis van eventuele significante problemen met de tenuitvoerlegging van Verordening (EU) 2018/1139.

b) 

De bevoegde autoriteit verstrekt het Agentschap veiligheidsrelevante informatie afkomstig uit meldingen van voorvallen die zij overeenkomstig M.A.202 heeft ontvangen.

▼B

SUBDEEL C

PERMANENTE LUCHTWAARDIGHEID

▼M6

M.B.301    Onderhoudsprogramma voor luchtvaartuigen

a) 

De bevoegde autoriteit verifieert of het onderhoudsprogramma in overeenstemming is met M.A.302.

b) 

Tenzij anders vermeld in M.A.302, punt c), moeten het onderhoudsprogramma en de wijzigingen ervan rechtstreeks door de bevoegde autoriteit worden goedgekeurd. De bevoegde autoriteit heeft toegang tot alle uit hoofde van M.A.302, punten d), e) en f), vereiste gegevens.

▼M8

c) 

In het geval van indirecte goedkeuring, zoals bepaald in M.A.302, onder c), erkent de bevoegde autoriteit de procedure van de CAO of CAMO voor goedkeuring van het onderhoudsprogramma via de in CAO.A.025 van bijlage V quinquies, M.A.704 van deze bijlage of CAMO.A.300 van bijlage V quater, al naargelang van toepassing, bedoelde verklaring van die organisatie.

▼M8

M.B.302    Uitzonderingen

Alle uitzonderingen die worden toegestaan overeenkomstig artikel 71 van Verordening (EU) 2018/1139, worden geregistreerd en bijgehouden door de bevoegde autoriteit.

▼M2

M.B.303    Permanent toezicht op de luchtwaardigheid van luchtvaartuigen

a) 

De bevoegde autoriteit dient een toezichtprogramma te ontwikkelen op basis van een risicogebaseerde benadering om de luchtwaardigheidsstatus van de vloot luchtvaartuigen in zijn register te controleren.

b) 

Het toezichtprogramma dient steekproeven van productonderzoeken van luchtvaartuigen te omvatten en bestrijkt alle belangrijke luchtwaardigheidsrisicoaspecten.

c) 

De steekproef van het product monstert de verwezenlijkte luchtwaardigheidsnormen op basis van de toepasselijke eisen, en levert bevindingen op.

d) 

Alle vastgestelde bevindingen worden gerubriceerd op grond van de vereisten in dit deel en schriftelijk bevestigd aan de persoon of organisatie die verantwoordelijk is in overeenstemming met M.A.201. De bevoegde autoriteit beschikt over een proces om de veiligheidsimpact van bevindingen te analyseren.

e) 

De bevoegde autoriteit registreert alle bevindingen en afsluitende handelingen.

f) 

Indien er tijdens luchtvaartuigsteekproeven bewijzen worden gevonden van niet-naleving van dit deel of enig ander deel, wordt de bevinding behandeld zoals voorgeschreven door het betrokken deel.

g) 

Indien dit noodzakelijk is om te zorgen voor passende handhavingsmaatregelen, wisselt de bevoegde autoriteit met andere bevoegde autoriteiten informatie uit over vastgestelde tekortkomingen, overeenkomstig punt f).

M.B.304    Intrekking en schorsing

De bevoegde instantie:

a) 

schorst een certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid op redelijke gronden in het geval van een mogelijk veiligheidsrisico, of;

b) 

gaat over tot de schorsing of intrekking van een certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid overeenkomstig M.B.903(1).

▼M6

M.B.305    Systeem van technische logboeken voor luchtvaartuigen

a) 

De bevoegde autoriteit keurt het krachtens M.A.306 vereiste eerste uitgifte van een systeem van technische logboeken goed.

▼M8

b) 

Om de organisatie in staat te stellen wijzigingen aan te brengen in het systeem van technische logboeken voor luchtvaartuigen zonder voorafgaande goedkeuring van de bevoegde autoriteit, keurt de bevoegde autoriteit de in CAMO.A.300, onder c), van bijlage V quater, of M.A.704, onder c), van deze bijlage, of CAO.A.025, onder c), van bijlage V quinquies bedoelde relevante procedure goed.

▼B

SUBDEEL D

ONDERHOUDSNORMEN

(te ontwikkelen indien nodig)

SUBDEEL E

ONDERDELEN

(te ontwikkelen indien nodig)

SUBDEEL F

ONDERHOUDSORGANISATIE

M.B.601    Aanvraag

Wanneer onderhoudsfaciliteiten in meer dan één lidstaat zijn gelokaliseerd, moet het onderzoek en het permanente toezicht van de erkenning worden uitgevoerd samen met de bevoegde autoriteiten die zijn aangewezen door de lidstaten op wier grondgebied de andere onderhoudsorganisaties zijn gelokaliseerd.

M.B.602    Initiële erkenning

a) 

Op voorwaarde dat aan de vereisten van punt M.A.606, onder a) en b), is voldaan, dient de bevoegde autoriteit de aanvaarding van het personeel in M.A.606, onder a) en b), formeel en schriftelijk aan de aanvrager te melden.

▼M6

b) 

De bevoegde autoriteit stelt vast dat de procedures die in het handboek van de onderhoudsorganisatie gespecificeerd zijn, voldoen aan subdeel F van deze bijlage, en zorgt ervoor dat de verantwoordelijke manager de verbintenisverklaring ondertekent.

c) 

De bevoegde autoriteit verifieert of de organisatie de vereisten van subdeel F van deze bijlage naleeft.

▼B

d) 

Tijdens het onderzoek naar de erkenning moet er ten minste één vergadering met de verantwoordelijke manager worden belegd teneinde te waarborgen dat deze een volledig begrip heeft van het belang van de erkenning en van de reden waarom de verklaring waarmee de organisatie zich verplicht de in het handboek gespecificeerde procedures na te leven getekend moet worden.

e) 

Alle bevindingen moeten schriftelijk worden bevestigd aan de aanvragende organisatie.

f) 

De bevoegde autoriteit dient alle bevindingen, afsluitende acties (acties nodig om een bevinding af te sluiten) en aanbevelingen te registreren.

g) 

Voor initiële erkenning moeten alle bevindingen door de organisatie worden gecorrigeerd en afgesloten door de bevoegde autoriteit, voordat de erkenning kan worden afgegeven.

M.B.603    Afgifte van de erkenning

▼M6

a) 

De bevoegde autoriteit dient de aanvrager een EASA-formulier 3 erkenningscertificaat (aanhangsel V bij deze bijlage) te verstrekken dat de uitbreiding van de erkenning omvat, wanneer de organisatie de toepasselijke punten van deze bijlage naleeft.

▼B

b) 

De bevoegde autoriteit dient de voorwaarden op te geven die verbonden zijn aan de erkenning op het EASA-formulier 3 erkenningscertificaat.

c) 

Het referentienummer dient op een door het Agentschap voorgeschreven wijze op het EASA-formulier 3 erkenningscertificaat te worden vermeld.

M.B.604    Permanent toezicht

▼M6

a) 

De bevoegde autoriteit dient een planning bij te houden en bij te werken voor elke overeenkomstig sectie B, subdeel F, van deze bijlage erkende onderhoudsorganisatie die onder haar toezicht staat, de data waarop auditbezoeken moeten doorgaan en wanneer dergelijke bezoeken werden uitgevoerd.

▼B

b) 

Elke organisatie moet volledig worden geauditeerd met periodes niet langer dan 24 maanden.

c) 

Alle bevindingen moeten aan de aanvragende organisatie schriftelijk worden bevestigd.

d) 

De bevoegde autoriteit dient alle bevindingen, afsluitende acties (acties nodig om een bevinding af te sluiten) en aanbevelingen te registreren.

e) 

Minstens eenmaal per 24 maanden moet er een vergadering met de verantwoordelijke manager worden samengeroepen, om ervoor te zorgen dat hij/zij op de hoogte blijft van belangrijke punten die tijdens audits naar voren komen.

M.B.605    Bevindingen

▼M6

a) 

Wanneer er tijdens audits of aan de hand van andere middelen bewijzen worden gevonden van niet-naleving van een in deze bijlage of bijlage V ter (deel ML) vastgestelde vereiste, moet de bevoegde autoriteit de volgende maatregelen nemen:

▼B

1. 

Voor niveau 1-bevindingen dient de bevoegde autoriteit de erkenning van de onderhoudsorganisatie onmiddellijk in te trekken, te beperken of te schorsen, geheel of gedeeltelijk en in verhouding met het niveau 1-bevinding, totdat de organisatie corrigerende maatregelen heeft genomen.

2. 

Voor niveau 2-bevindingen moet de bevoegde autoriteit een periode van niet meer dan drie maanden toekennen voor corrigerende maatregelen die een passend antwoord bieden op aard van de bevinding. In sommige omstandigheden, bij het einde van deze eerste periode en afhankelijk van de aard van de bevinding, kan de bevoegde autoriteit de periode van drie maanden verlengen indien er een bevredigend corrigerend actieplan is opgesteld.

b) 

De bevoegde autoriteit dient de erkenning geheel of gedeeltelijk te schorsen, indien de tekortkomingen niet binnen het door de bevoegde autoriteit toegestane termijn worden weggewerkt.

M.B.606    Wijzigingen

a) 

De bevoegde autoriteit dient voor elke overeenkomstig punt M.A.617 gemelde wijziging binnen de organisatie te voldoen aan de relevante elementen van de initiële erkenning.

b) 

De bevoegde autoriteit mag de voorwaarden voorschrijven waaronder de erkende onderhoudsorganisatie mag werken tijdens dergelijke wijzigingen, tenzij zij bepaalt dat de erkenning moet worden opgeschort wegens de aard of de omvang van de wijzigingen.

▼M6

c) 

Voor elke wijziging in het handboek van de onderhoudsorganisatie geldt het volgende:

1. 

In geval van directe erkenning van de wijzigingen overeenkomstig M.A.604, punt b), dient de bevoegde autoriteit te verifiëren dat de in het handboek gespecificeerde procedures voldoen aan deze bijlage, alvorens de erkende organisatie formeel in kennis te stellen van de erkenning;

2. 

in geval van indirecte goedkeuring van wijzigingen overeenkomstig M.A.604, punt c), ziet de bevoegde autoriteit er op toe dat

i) 

de wijzigingen beperkt blijven;

ii) 

zij passende controle heeft over de goedkeuring van de wijzigingen, teneinde te garanderen dat deze in overeenstemming blijven met de eisen van deze bijlage.

▼B

M.B.607    Intrekking, schorsing van een erkenning

De bevoegde autoriteit dient:

a) 

een erkenning op redelijke grond te schorsen in geval van potentieel veiligheidsrisico, of;

b) 

een erkenning ingevolge punt M.B.605 te schorsen, in te trekken of te beperken.

SUBDEEL G

MANAGEMENTORGANISATIE VOOR PERMANENTE LUCHTWAARDIGHEID

M.B.701    Toepassing

▼M2

a) 

Voor luchtvaartmaatschappijen met een exploitatievergunning op grond van Verordening (EG) nr. 1008/2008 moet de initiële aanvraag voor de vergunning tot vluchtuitvoering, en indien van toepassing, elke aangevraagde wijziging en voor elk te gebruiken luchtvaartuigtype ter goedkeuring worden voorgelegd aan de bevoegde instantie, met opgave van:

1. 

de beschrijving van het beheer van de permanente luchtwaardigheid;

2. 

onderhoudsprogramma's voor het luchtvaartuig van de exploitant;

3. 

het technisch logboek van het luchtvaartuig;

4. 

waar van toepassing de technische specificatie van de onderhoudscontracten tussen de CAMO en de krachtens deel 145 erkende onderhoudsorganisatie.

▼B

b) 

Wanneer faciliteiten in meer dan één lidstaat zijn gelegen, moeten het onderzoek en het permanente toezicht op de erkenning worden uitgevoerd in samenwerking met de bevoegde autoriteiten die zijn aangewezen door de lidstaten op wier grondgebied de andere faciliteiten zijn gelegen.

M.B.702    Initiële erkenning

a) 

Op voorwaarde dat aan de vereisten van de punten M.A.706, onder a), c) en d), en M.A.707 is voldaan, moet de bevoegde autoriteit zijn aanvaarding van het M.A.706, onder a), c) en d) en M.A.707-personeel formeel en schriftelijk aan de aanvrager melden.

b) 

De bevoegde autoriteit dient vast te leggen dat de procedures die zijn gespecificeerd in het handboek voor permanente luchtwaardigheidsmanagement, voldoen aan sectie A, subdeel G, van deze bijlage (deel-M) n dient ervoor te zorgen dat de verantwoordelijke manager de verbintenisverklaring ondertekent.

c) 

De bevoegde autoriteit dient te verifiëren of de organisatie aan de vereisten van sectie A, subdeel G, van deze bijlage (deel-M) voldoet.

d) 

Tijdens het onderzoek naar de erkenning moet ten minste één vergadering met de verantwoordelijke manager worden belegd teneinde te waarborgen dat deze een volledig begrip heeft van het belang van de erkenning en van de reden waarom de verklaring waarmee de organisatie zich verplicht de in het handboek gespecificeerde procedures na te leven getekend moet worden.

e) 

Alle bevindingen moeten schriftelijk bevestigd aan de aanvragende organisatie worden meegedeeld.

f) 

De bevoegde autoriteit dient alle bevindingen, afsluitende acties (acties nodig om een bevinding af te sluiten) en aanbevelingen te registreren.

g) 

Voor initiële erkenningen moeten alle bevindingen door de organisatie worden gecorrigeerd en door de bevoegde autoriteit afgesloten, voordat de erkenning wordt afgegeven.

▼M8

M.B.703    Afgifte van de erkenning

a) 

De bevoegde autoriteit dient de aanvrager een EASA-formulier 14 MG-erkenningscertificaat (aanhangsel VI van deze bijlage) te verstrekken waarin het toepassingsgebied van de erkenning is vermeld, wanneer de organisatie voor het beheer van de permanente luchtwaardigheid voldoet aan sectie A, subdeel G, van deze bijlage (Deel M).

b) 

De bevoegde autoriteit vermeldt de geldigheid van de erkenning op het EASA-formulier 14 MG-erkenningscertificaat.

c) 

Het referentienummer wordt op een door het Agentschap voorgeschreven wijze op het EASA-formulier 14 MG-erkenningscertificaat vermeld.

d) 

In het geval van luchtvaartmaatschappijen met een exploitatievergunning op grond van Verordening (EG) nr. 1008/2008, moet de informatie die vervat is in EASA-formulier 14 MG, worden opgenomen in het air operator certificate.

▼B

M.B.704    Permanent toezicht

a) 

De bevoegde autoriteit dient een planning bij te houden en te updaten voor elke op grond van sectie A, subdeel G, van deze bijlage (deel-M) erkende organisatie voor permanente luchtwaardigheid onder haar toezicht, de data waarop audit-bezoeken moeten plaatsvinden en wanneer dergelijke bezoeken werden uitgevoerd.

b) 

Er moet minsten elke 24 maanden een volledige audit van elke organisatie plaatsvinden.

c) 

Gedurende elke periode van 24 maanden moet een relevant steekproef van de luchtvaartuigen die beheerd worden door de krachtens M.A, subdeel G, erkende organisatie, worden gecontroleerd. De grootte van de steekproef wordt bepaald door de bevoegde autoriteit op basis van de resultaten van eerdere audits en vroegere productonderzoeken.

d) 

Alle bevindingen moeten schriftelijk aan de aanvragende organisatie worden meegedeeld.

e) 

De bevoegde autoriteit dient alle bevindingen, afsluitende acties (acties nodig om een bevinding af te sluiten) en aanbevelingen te registreren.

f) 

Minstens om de 24 maanden moet er een vergadering met de verantwoordelijke manager worden belegd om ervoor te zorgen dat hij/zij op de hoogte blijft van belangrijke punten die tijdens audits naar voren komen.

M.B.705    Bevindingen

a) 

▼M8

Wanneer er tijdens audits of aan de hand van andere middelen bewijzen worden gevonden van niet-naleving van een in deze bijlage (Deel M) of bijlage V ter (Deel ML), al naargelang van toepassing, vastgestelde vereiste, moet de bevoegde autoriteit de volgende maatregelen nemen:

▼B

1. 

voor niveau 1-bevindingen moet onmiddellijke actie genomen worden door de bevoegde autoriteit om de erkenning van de managementorganisatie voor permanente luchtwaardigheid in te trekken, te beperken of te schorsen, geheel of gedeeltelijk en in verhouding met het niveau 1-bevinding, totdat de organisatie corrigerende maatregelen heeft genomen;

2. 

voor niveau 2-bevindingen moet de bevoegde autoriteit een periode van niet meer dan drie maanden toekennen voor corrigerende maatregelen die een passend antwoord bieden op de aard van de bevinding. In sommige omstandigheden, bij het einde van deze eerste periode en afhankelijk van de aard van de bevinding, kan de bevoegde autoriteit de periode van drie maanden verlengen, afhankelijk van een bevredigend corrigerend actieplan.

b) 

De bevoegde autoriteit dient de erkenning geheel of gedeeltelijk te schorsen, indien de tekortkomingen niet binnen de door de bevoegde autoriteit toegestane termijn worden weggewerkt.

M.B.706    Wijzigingen

a) 

De bevoegde autoriteit dient voor elke in overeenstemming met punt M.A.713 gemelde wijziging binnen de organisatie te voldoen aan de relevante elementen van de initiële erkenning.

b) 

De bevoegde autoriteit mag de voorwaarden voorschrijven waaronder de erkende managementorganisatie voor permanente luchtwaardigheid mag werken tijdens dergelijke wijzigingen, tenzij zij bepaalt dat de erkenning moet worden opgeschort wegens de aard of de omvang van de wijzigingen.

▼M8

c) 

Voor elke wijziging in het handboek voor het beheer van de permanente luchtwaardigheid geldt het volgende:

1. 

In geval van directe erkenning van de wijzigingen overeenkomstig M.A.704, onder b), van deze bijlage (Deel M), dient de bevoegde autoriteit te verifiëren of de in het handboek gespecificeerde procedures voldoen aan deze bijlage (Deel M) of bijlage V ter (Deel ML), al naargelang van toepassing, alvorens de erkende organisatie formeel in kennis te stellen van de erkenning.

2. 

Indien een indirecte procedure wordt gebruikt voor de goedkeuring van de wijziging overeenkomstig M.A.704, onder c), van deze bijlage (Deel M), zorgt de bevoegde autoriteit ervoor dat:

i) 

de wijzigingen beperkt blijven;

ii) 

zij passend toezicht uitoefent op de goedkeuring van de wijzigingen om ervoor te zorgen dat zij in overeenstemming blijven met de vereisten in deze bijlage (Deel M) of bijlage V ter (Deel ML), al naargelang van toepassing.

▼B

M.B.707    Intrekking, schorsing en beperking van een erkenning

De bevoegde autoriteit dient:

a) 

een erkenning op redelijke grond te schorsen in geval van potentieel veiligheidsrisico, of;

b) 

een erkenning ingevolge punt M.B.705 te schorsen, in te trekken of te beperken.

SUBDEEL H

CERTIFICAAT VAN VRIJGAVE VOOR GEBRUIK

(te ontwikkelen indien nodig)

SUBDEEL I

CERTIFICAAT VAN BEOORDELING VAN DE LUCHTWAARDIGHEID

M.B.901    Beoordeling van de aanbevelingen

Bij ontvangst van een aanvraag en desbetreffende aanbeveling voor beoordeling van de luchtwaardigheid, in overeenstemming met punt M.A.901:

▼M6

1. 

dient gepast gekwalificeerd personeel van de bevoegde autoriteit na te gaan of de in de aanbeveling vervatte nalevingsverklaring aantoont dat een volledige luchtwaardigheidsbeoordeling overeenkomstig M.A901 is uitgevoerd.

▼B

2. 

dient de bevoegde autoriteit te onderzoeken en mag het nadere informatie vragen om de beoordeling van de aanbeveling te staven.

M.B.902    beoordeling van de luchtwaardigheid door de bevoegde autoriteit

▼M6

a) 

Wanneer de bevoegde autoriteit de beoordeling van de luchtwaardigheid uitvoert en het certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid (aanhangsel III (EASA-formulier 15a) bij deze bijlage) afgeeft, dient de bevoegde autoriteit een beoordeling van de luchtwaardigheid uit te voeren overeenkomstig punt M.A.901.

b) 

De bevoegde autoriteit moet gepast personeel voor de beoordeling van de luchtwaardigheid hebben om de beoordelingen van de luchtwaardigheid uit te voeren.

1. 

Voor alle luchtvaartuigen die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008 door luchtvaartmaatschappijen met een exploitatievergunning worden gebruikt en luchtvaartuigen met een maximale startmassa van meer dan 2 730  kg, moet dit personeel

a) 

minstens vijf jaar ervaring op het gebied van permanente luchtwaardigheid hebben opgedaan;

b) 

beschikken over een gepaste vergunning overeenkomstig bijlage III (deel 66) of een nationaal erkende en voor de luchtvaartuigcategorie geschikte kwalificatie voor onderhoudspersoneel (indien artikel 5, lid 6 verwijst naar nationale regelgeving) of een luchtvaartdiploma of gelijkwaardig, en;

c) 

een formele opleiding op het gebied van luchtvaartonderhoud hebben genoten;

d) 

een functie met passende verantwoordelijkheden hebben bekleed.

Niettegenstaande de punten a) tot en met d) mogen de voorschriften van M.B.902, punt b), onder 1), punt b), worden vervangen door vijf jaar ervaring in permanente luchtwaardigheid, bovenop de reeds bij M.B.902, punt b), onder 1), punt a), vereiste ervaring.

2. 

Voor luchtvaartuigen die niet worden gebruikt door luchtvaartmaatschappijen met een exploitatievergunning overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008 en luchtvaartuigen met een maximale startmassa van hoogstens 2 730  kg, moet dit personeel:

a) 

ten minste drie jaar ervaring hebben op het gebied van permanente luchtwaardigheid;

b) 

beschikken over een gepaste vergunning overeenkomstig bijlage III (deel 66) of een nationaal erkende en voor de luchtvaartuigcategorie geschikte kwalificatie voor onderhoudspersoneel (indien artikel 5, lid 6 verwijst naar nationale regelgeving) of een luchtvaartdiploma of gelijkwaardig;

c) 

een passende opleiding op het gebied van luchtvaartonderhoud hebben genoten;

d) 

een functie met passende verantwoordelijkheden hebben bekleed.

Niettegenstaande de punten a) tot en met d) mogen de voorschriften van M.B.902, punt b), onder 2), punt b), worden vervangen door vier jaar ervaring in permanente luchtwaardigheid, bovenop de reeds bij M.B.902, punt b), onder 2), punt a), vereiste ervaring.

▼B

c) 

De bevoegde autoriteit dient een lijst van alle personeel voor beoordeling van de luchtwaardigheid bij te houden, die de details bevat van elke passende kwalificatie en die samen bewaard wordt met een opsomming van relevante ervaring en opleiding in management van permanente luchtwaardigheid.

d) 

De bevoegde autoriteit dient toegang te hebben tot de toepasselijke gegevens zoals gespecificeerd in de punten M.A.305, M.A.306 en M.A.401 bij de uitvoering van de beoordeling van de luchtwaardigheid.

e) 

Nadat de beoordeling van de luchtwaardigheid op bevredigende wijze is afgerond, geeft het personeel dat de beoordeling uitvoerde het formulier 15a af.

M.B.903    Bevindingen

Wanneer er tijdens luchtvaartuigsteekproeven of andere gelegenheden bewijzen worden gevonden van niet-naleving van een deel -M-vereiste, moet de bevoegde autoriteit de volgende maatregelen nemen:

1. 

Voor niveau 1-bevindingen moet de bevoegde autoriteit vragen passende corrigerende maatregelen te nemen alvorens een volgende vlucht uit te voeren en dien zij het certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid onmiddellijk in te trekken of te schorsen;

2. 

Voor niveau 2-bevindingen moeten de door de bevoegde autoriteit vereiste corrigerende maatregelen toepasselijk zijn voor de aard van de bevinding.

▼M6

M.B.904    Uitwisseling van informatie

Bij ontvangst van een kennisgeving van overdracht van luchtvaartuigen tussen lidstaten overeenkomstig M.A.903 stelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar het luchtvaartuig is geregistreerd de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar het luchtvaartuig zal worden geregistreerd, in kennis van alle bekende problemen met het overgedragen luchtvaartuig. De bevoegde autoriteit van de lidstaat waar het luchtvaartuig zal worden geregistreerd, ziet erop toe dat de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar het luchtvaartuig op dat ogenblik is geregistreerd, afdoende in kennis is gesteld van de overdracht.

▼M6




Aanhangsel I

Contract voor het beheer van de permanente luchtwaardigheid

1.

Als een eigenaar of exploitant overeenkomstig M.A.201 een contract sluit met een CAMO of CAO om taken in verband met het beheer van de permanente luchtwaardigheid uit te voeren, stuurt hij, op verzoek van de bevoegde autoriteit, een door beide partijen ondertekende kopie van het contract naar de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie.

2.

Het contract moet worden opgesteld rekening houdend met de vereisten van deze bijlage en moet de verplichtingen van de ondertekenaars vastleggen met betrekking tot de permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig.

3.

Het bevat ministens de volgende informatie:

— 
het registratienummer, typenummer en serienummer van het luchtvaartuig;
— 
de naam of bedrijfsgegevens, met inbegrip van het adres, van de eigenaar of de geregistreerde huurder van het luchtvaartuig;
— 
de gegevens van de CAMO of CAO waarmee een contract werd gesloten, met inbegrip van het adres; en
— 
het type activiteit.

4.

In het contract wordt het volgende vermeld:

„De eigenaar of exploitant vertrouwt de CAMO of CAO het beheer toe van de permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig, de ontwikkeling van een onderhoudsprogramma dat dient te worden goedgekeurd door de bevoegde autoriteit als omschreven in M.1, en de organisatie voor het onderhoud van het luchtvaartuig overeenkomstig het genoemde onderhoudsprogramma.

Volgens dit contract verbinden beide ondertekenende partijen zich ertoe de respectieve verplichtingen van dit contract na te leven.

De eigenaar of exploitant verklaart naar eer en geweten dat alle aan de CAMO of CAO verstrekte informatie in verband met de permanente luchtwaardigheid accuraat is en zal zijn en dat het luchtvaartuig niet zal worden gewijzigd zonder voorafgaand akkoord van de CAMO of CAO.

In geval van niet-naleving van dit contract door één van de ondertekenaars, wordt het nietig. In dergelijk geval behoudt de eigenaar de volle verantwoordelijkheid voor elke taak die verband houdt met de permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig en stelt de eigenaar de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van registratie binnen twee weken in kennis van de niet-naleving van het contract.”

5.

Wanneer een eigenaar/exploitant in overeenstemming met M.A.201 een contract sluit met een CAMO of CAO, worden de verplichtingen als volgt over de beide partijen verdeeld:

5.1.

Verplichtingen van de CAMO of CAO

1. 

het type luchtvaartuig opnemen in zijn goedkeuringsvoorwaarden;

2. 

de onderstaande voorwaarden in acht nemen met betrekking tot de instandhouding van de permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig:

a) 

voor het luchtvaartuig een onderhoudsprogramma opstellen, inclusief eventueel ontwikkelde betrouwbaarheidsprogramma's, voor zover van toepassing;

b) 

meedelen welke onderhoudstaken (in het onderhoudsprogramma) conform M.A.803, punt c), door de piloot-eigenaar kunnen worden uitgevoerd;

c) 

de goedkeuring van het onderhoudsprogramma organiseren;

d) 

de eigenaar of exploitant een kopie bezorgen van het onderhoudsprogramma, zodra dit is goedgekeurd;

e) 

een overbruggingsinspectie organiseren met het vorige onderhoudsprogramma van het luchtvaartuig;

f) 

ervoor zorgen dat alle onderhoud door een erkende onderhoudsorganisatie wordt uitgevoerd;

g) 

ervoor zorgen dat alle toepasselijke luchtwaardigheidsrichtlijnen worden toegepast;

h) 

ervoor zorgen dat alle defecten die tijdens een periodieke onderhoudsbeurt en/of beoordeling van de luchtwaardigheid worden ontdekt of aan de eigenaar werden gerapporteerd, door een erkende onderhoudsorganisatie worden rechtgezet;

i) 

het geplande onderhoud, de toepassing van luchtwaardigheidsaanwijzingen, de vervangen van onderdelen met beperkte levensduur en de eisen inzake inspectie van componenten coördineren;

j) 

de eigenaar informeren telkens wanneer het luchtvaartuig naar een erkende onderhoudsorganisatie wordt gebracht;

k) 

alle technische gegevens beheren;

l) 

alle technische gegevens archiveren;

3. 

de goedkeuring van wijzigingen van het luchtvaartuig organiseren overeenkomstig bijlage I bij Verordening (EU) nr. 748/2012 (deel 21), voordat deze worden geïmplementeerd;

4. 

de goedkeuring van alle reparaties van het luchtvaartuig organiseren overeenkomstig bijlage I bij Verordening (EU) nr. 748/2012 (deel 21) organiseren, voordat deze worden geïmplementeerd;

5. 

de bevoegde instantie van de lidstaat van registratie informeren telkens wanneer het luchtvaartuig door de eigenaar niet aan de erkende onderhoudsorganisatie wordt aangeboden, zoals vereist door de erkende organisatie;

6. 

de bevoegde instantie van de lidstaat van registratie informeren telkens dit contract niet wordt nageleefd;

7. 

ervoor zorgen dat de luchtwaardigheidsbeoordeling van het luchtvaartuig wordt uitgevoerd wanneer nodig en ervoor zorgen dat certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid wordt afgegeven, of een aanbeveling wordt toegezonden aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie;

8. 

binnen tien dagen een kopie van elk afgegeven of verlengd certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid opsturen naar de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie;

9. 

overgaan tot alle meldingen van voorvallen overeenkomstig de in de geldende regelgeving vastgestelde verplichtingen;

10. 

de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie informeren wanneer dit contract door een van de partijen is opgezegd.

5.2.

Verplichtingen van de eigenaar of exploitant:

1. 

een algemeen begrip hebben van het goedgekeurde onderhoudsprogramma;

2. 

een algemeen begrip hebben van deze bijlage;

3. 

het luchtvaartuig aan de met de CAMO of CAO overeengekomen onderhoudsorganisatie aanbieden, op het in het verzoek van de CAMO of CAO aangegeven tijdstip;

4. 

het luchtvaartuig niet wijzigen zonder eerst de CAMO of CAO te raadplegen;

5. 

de CAMO of CAO informeren over al het onderhoud dat in uitzonderlijke gevallen wordt uitgevoerd zonder kennis en controle van de CAMO of CAO;

6. 

alle tijdens activiteiten vastgestelde defecten via het logboek rapporteren aan de CAMO of CAO;

7. 

de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie informeren wanneer dit contract door een van de partijen is opgezegd;

8. 

de CAMO of CAO en de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie informeren wanneer het luchtvaartuig wordt verkocht;

9. 

overgaan tot alle meldingen van voorvallen overeenkomstig de in de geldende regelgeving vastgestelde verplichtingen;

10. 

de CAMO of CAO regelmatig informeren over de vlieguren van luchtvaartuigen en alle andere gebruiksgegevens, zoals overeengekomen met de CAMO of CAO;

11. 

het certificaat van vrijgave voor gebruik invoeren in de logboeken zoals vermeld in M.A.803, onder d), bij de uitvoering van piloot-eigenaaronderhoud zonder de beperkingen te overschrijden van de lijst van onderhoudstaken, zoals aangegeven in het overeenkomstig M.A.803, onder c), goedgekeurde onderhoudsprogramma;

12. 

de CAMO of CAO uiterlijk 30 dagen na voltooiing van een pilooteigenaar-onderhoud informeren overeenkomstig M.A.305, onder a).

6.

Als een eigenaar of exploitant een contract sluit met een CAMO of CAO overeenkomstig M.A.201, worden de verplichtingen van elke partij met betrekking tot verplichte en vrijwillige rapportering van voorvallen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad ( 9 ) duidelijk gespecificeerd.

▼B




Aanhangsel II

Certificaat van vrijgave voor gebruik EASA-formulier 1

Deze instructies gelden slechts voor het gebruik van EASA-formulier 1 voor onderhoudsdoeleinden. De aandacht wordt gevestigd op aanhangsel I van bijlage I (deel 21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012 dat het gebruik beschrijft van EASA-formulier 1 voor productiedoeleinden.

1.    DOEL EN TOEPASSINGSGEBIED

1.1.

Het hoofddoel van het certificaat is het luchtwaardig verklaren van onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd op producten, onderdelen en uitrustingsstukken (hierna „artikel(en)” genoemd).

1.2.

Tussen het certificaat en het artikel of de artikelen moet een correlatie zijn vastgesteld. De opdrachtgever moet een certificaat bijhouden in een vorm die controle van de originele gegevens mogelijk maakt.

1.3.

Het certificaat wordt aanvaard door veel luchtwaardigheidsautoriteiten, maar kan afhangen van bilaterale overeenkomsten en/of het beleid van de luchtwaardigheidsautoriteit. „Goedgekeurde ontwerpgegevens” zoals vermeld in dit certificaat, betekent dat zij zijn goedgekeurd door de luchtwaardigheidsautoriteit van het land van invoer.

1.4.

Het certificaat is geen leveringsbon of verschepingsdocument.

1.5.

Luchtvaartuigen mogen niet worden vrijgegeven door middel van dit certificaat.

1.6.

Het certificaat is geen goedkeuring om het artikel te installeren in een welbepaald luchtvaartuig, een welbepaalde motor of propeller, maar helpt de eindgebruiker zich een oordeel te vormen over de stand van zaken bij de goedkeuring van de luchtwaardigheid ervan.

1.7.

Een mix van door fabricage en door onderhoud vrijgegeven artikelen is niet geoorloofd op hetzelfde certificaat.

2.    ALGEMEEN

2.1.

Het certificaat moet overeenstemmen met de bijgevoegde opmaak, inclusief de vaknummers en de plaats van elk vak. De grootte van elk vak mag worden aangepast aan de individuele aanvraag, maar niet in die mate dat het certificaat er onherkenbaar door wordt.

2.2.

Het certificaat moet opgemaakt zijn in „liggende” indeling, maar het totale formaat van het certificaat mag in aanzienlijke mate worden vergroot of verkleind zolang het certificaat herkenbaar en leesbaar blijft. Raadpleeg de bevoegde autoriteit bij twijfel.

2.3.

De verklaring in verband met de verantwoordelijkheden van de gebruiker/installateur mag op de voor- of de achterzijde van het formulier worden vermeld.

2.4.

Tekst moet duidelijk en leesbaar worden aangebracht om het leesgemak te vergroten.

2.5.

Het certificaat kan ofwel voorgedrukt ofwel per computer gegenereerd worden; in beide gevallen moeten de regels en tekens duidelijk en goed leesbaar en in overeenstemming met de vastgestelde opmaak worden afgedrukt.

2.6.

Het certificaat moet worden opgesteld in het Engels en, voor zover van toepassing, in een of meer andere talen.

2.7.

De gegevens die op het certificaat moeten worden ingevuld, kunnen machinaal of per computer worden afgedrukt of kunnen met de hand worden ingevuld in blokletters en de tekst moet gemakkelijk leesbaar zijn.

2.8.

Het gebruik van afkortingen moet, voor de duidelijkheid, tot een minimum worden beperkt.

2.9.

De open ruimte aan de achterkant van het certificaat mag door de opsteller worden gebruikt om aanvullende informatie te geven maar mag geen certificeringsverklaring bevatten. Als het certificaat op de achterkant wordt ingevuld, moet hiernaar worden verwezen in het betreffende vak op de voorkant van het certificaat.

3.    AFSCHRIFTEN

3.1.

Het aantal afschriften van het certificaat dat naar de klant wordt gestuurd of door de opsteller wordt bewaard, is onbeperkt.

4.    FOUT(EN) OP EEN CERTIFICAAT

4.1.

Als een eindgebruiker een fout of fouten aantreft op een certificaat, moet hij deze schriftelijk melden aan de opsteller. De opsteller mag alleen een nieuw certificaat opmaken als deze de fout(en) kan verifiëren en verbeteren.

4.2.

Het nieuwe certificaat moet een nieuw volgnummer krijgen en het moet opnieuw ondertekend en gedateerd worden.

4.3.

De aanvraag van een nieuw certificaat kan worden gehonoreerd zonder een hernieuwde verificatie van de toestand van het artikel of de artikelen. Het nieuwe certificaat is geen verklaring over de huidige toestand en dient in vak 12 naar het vorige certificaat te verwijzen door middel van de volgende verklaring: „Dit certificaat corrigeert de fout(en) in vak(ken) [gecorrigeerde vak(ken) invullen] van certificaat [oorspronkelijk volgnummer invullen] op datum van [oorspronkelijke afgiftedatum invullen] en houdt geen verklaring van overeenstemming/toestand/vrijgave voor gebruik in”. Beide certificaten moeten worden bewaard gedurende de bewaringsperiode die geldt voor het eerste certificaat.

5.    INVULLEN VAN HET CERTIFICAAT DOOR DE OPSTELLER

Vak 1 Bevoegde autoriteit/land van afgifte erkenning

Vermeld de naam en het land van de bevoegde autoriteit onder wier bevoegdheid dit certificaat wordt afgegeven. Indien de bevoegde autoriteit het Agentschap is, moet alleen „EASA” worden vermeld.

Vak 2 Koptekst EASA-formulier 1

„CERTIFICAAT VAN VRIJGAVE VOOR GEBRUIK

EASA-FORMULIER 1”

Vak 3 Volgnummer formulier

In dit vak moet een uniek nummer staan dat wordt vastgesteld door het nummeringsysteem of de nummeringsprocedure van de in vak 4 vermelde organisatie; dit nummer mag alfanumerieke en numerieke tekens bevatten.

Vak 4 Naam en adres organisatie

Vul de volledige naam en het adres in van de erkende organisatie (zie EASA-formulier 3) die de werkzaamheden waarop het certificaat betrekking heeft, vrijgeeft. Logo's e.d. zijn toegestaan als ze in het vak passen.

Vak 5 Werkopdracht/contract/factuur

Vul het werkopdrachtnummer, contractnummer, factuurnummer of een soortgelijk referentienummer in om de traceerbaarheid van het artikel of de artikelen te vergemakkelijken voor de klant.

Vak 6 Artikel

Vul regelartikelnummers in wanneer er meer dan een regelartikel is. Dit vak maakt het mogelijk om kruisverwijzingen aan te brengen met de opmerkingen in vak 12.

Vak 7 Omschrijving

Hier moet de naam of een omschrijving van het artikel worden ingevuld. Het verdient de voorkeur de benaming te gebruiken uit de instructies voor permanente luchtwaardigheid of onderhoudsgegevens (bv. geïllustreerde onderdelencatalogus, handleiding voor luchtvaartuigonderhoud, onderhoudsrapport, handleiding voor onderdelenonderhoud).

Vak 8 Onderdeelnummer

Vul het onderdeelnummer in zoals dit wordt vermeld op het artikel of het label/de verpakking. Voor een motor of propeller mag de benaming van het type worden gebruikt.

Vak 9 Aantal

Vermeld het aantal artikelen.

Vak 10 Serienummer

Als het artikel volgens de regelgeving moet worden geïdentificeerd met een serienummer, moet dit hier worden vermeld. Bovendien mogen alle andere serienummers worden vermeld die niet door de regelgeving worden vereist. Vul „n.v.t.” in als het artikel geen serienummer draagt.

Vak 11 Status/werk

In wat volgt worden de termen beschreven die in vak 11 ingevuld mogen worden. Vermeld slechts één van deze termen — wanneer meer dan een term van toepassing is, wordt de term gebruikt die de meerderheid van de uitgevoerde werkzaamheden en/of de status van het artikel het nauwkeurigst beschrijft.



i)

Gereviseerd

.

Verwijst naar een proces dat ervoor zorgt dat het artikel volledig in overeenstemming is met de van toepassing zijnde onderhoudstoleranties, gespecificeerd in de instructies voor permanente luchtwaardigheid van de houder van het type-certificaat of de fabrikant van de uitrusting, of in de gegevens die door de bevoegde autoriteit zijn goedgekeurd of geaccepteerd. Het artikel is ten minste gedemonteerd, schoongemaakt, geïnspecteerd, zo nodig gerepareerd, opnieuw gemonteerd en getest in overeenstemming met de hierboven vermelde gegevens.

ii)

Gerepareerd

.

Reparatie van defect(en) met behulp van een toepasselijke norm (1).

iii)

Geïnspecteerd/getest

.

Onderzoeken, meten enz. in overeenstemming met een toepasselijke norm (1) (bv. visuele inspectie, functioneel testen, proefbanktests enz.).

iv)

Gewijzigd

.

Het wijzigen van een artikel in overeenstemming met een toepasselijke norm (1).

(1)   

Onder toepasselijke norm wordt verstaan een door de bevoegde autoriteit goedgekeurde of aanvaarde fabricage-/ontwerp-/onderhouds-/ kwaliteitsnorm, -methode, -techniek of -praktijk. De toepasselijke norm wordt beschreven in vak 12.

Vak 12 Opmerkingen

Beschrijf het werk vermeld in vak 11, ofwel direct, ofwel met verwijzing naar ondersteunende documentatie, dat voor de gebruiker of installateur nodig is bij de bepaling van de luchtwaardigheid van het artikel of de artikelen met betrekking tot het werk dat gecertificeerd wordt. Indien nodig mag een afzonderlijk blad worden gebruikt met verwijzing naar EASA-hoofdformulier 1. Van iedere verklaring moet duidelijk zijn naar welk(e) artikel(en) in vak 6 zij verwijst.

Voorbeelden van informatie die in vak 12 vermeld kan worden:

i) 

gebruikte onderhoudsgegevens, inclusief revisiestatus en -referentie;

ii) 

naleving van luchtwaardigheidsaanwijzingen of onderhoudsrapporten;

iii) 

uitgevoerde reparaties;

iv) 

uitgevoerde wijzigingen;

v) 

geïnstalleerde vervangingsonderdelen;

vi) 

geschiedenis van onderdelen met beperkte gebruiksduur;

vii) 

afwijkingen van de werkopdracht van de klant;

viii) 

verklaringen van vrijgave ten behoeve van de onderhoudsvoorwaarden van een buitenlandse burgerluchtvaartautoriteit;

ix) 

informatie die nodig is ter ondersteuning van verzendingen met tekorten of het opnieuw ineenzetten na levering;

▼M6

x) 

Voor onderhoudsorganisaties die erkend zijn overeenkomstig subdeel F van bijlage I (Deel-M) of bijlage V quinquies (Deel-CAO) het in M.A.613 en CAO.A.070, al naargelang van toepassing, vermelde certificaat van vrijgave voor gebruik van de component:

„Verklaart dat, tenzij anders vermeld in dit vak, het in vak 11 genoemde en in dit vak omschreven werk is uitgevoerd overeenkomstig de vereisten van sectie A, subdeel F, van bijlage I (Deel-M) of bijlage V quinquies (Deel-CAO) bij Verordening (EG) nr. 1321/2014 en dat het artikel met betrekking tot dit werk geschikt is voor vrijgave voor gebruik. DIT IS GEEN VRIJGAVE KRACHTENS BIJLAGE II (DEEL-145) BIJ VERORDENING (EU) Nr. 1321/2014.”

Als de gegevens van een elektronisch EASA-formulier 1 worden afgedrukt, moeten alle gegevens die niet in andere vakken passen in dit vak worden ingevuld.

▼B

Als de gegevens van een elektronisch EASA-formulier 1 worden afgedrukt, moeten alle gegevens die niet in andere vakken passen in dit vak worden ingevuld.

Vak 13a-13e

Algemene vereisten voor de vakken 13a-13e: worden niet gebruikt voor onderhoudsvrijgave. Breng schaduw of een donkere kleur aan of markeer deze vakken zodanig dat er geen onopzettelijk of onbevoegd gebruik van kan worden gemaakt.

▼M6

Vak 14a

Kruis het juiste vakje of de juiste vakjes aan die aangeven welke voorschriften van toepassing zijn op het voltooide werk. Als het vakje „andere voorschriften vermeld in vak 12” is aangekruist, moeten de voorschriften van de andere luchtwaardigheidsautoriteit(en) worden vermeld in vak 12. Minstens één vakje moet aangekruist zijn, of zo nodig moeten beide vakjes aangekruist zijn.

Voor alle onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd door in overeenstemming met sectie A, subdeel F van bijlage I (Deel-M) of bijlage V quinquies (Deel-CAO) bij Verordening (EU) nr. 1321/2014 erkende onderhoudsorganisaties moet het vak „ander voorschrift vermeld in vak 12” worden aangekruist en moet de verklaring met betrekking tot het certificaat van geschiktheid voor gebruik in vak 12 worden vermeld. De certificeringsverklaring „tenzij anders vermeld in dit vak” is bedoeld voor de volgende situaties:

a) 

gevallen waarin het onderhoud niet kon worden voltooid;

b) 

gevallen waarin het onderhoud afwijkt van de norm die vereist is uit hoofde van bijlage I (Deel-M) of bijlage V quinquies (Deel-CAO);

c) 

gevallen waarin het onderhoud is uitgevoerd overeenkomstig een vereiste die niet onder bijlage I (Deel-M) of bijlage V quinquies (Deel-CAO) valt; in dit geval moet in vak 12 het specifieke nationale voorschrift worden vermeld.

Voor alle onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd door onderhoudsorganisaties die zijn erkend in overeenstemming met Sectie A van bijlage II (Deel-145) bij Verordening (EU) nr. 1321/2014 is de certificeringsverklaring „tenzij anders vermeld in vak 12” bedoeld voor de volgende situaties:

a) 

gevallen waarin het onderhoud niet kon worden voltooid;

b) 

gevallen waarin het onderhoud afweek van de krachtens bijlage II (Deel-145) vereiste norm;

c) 

gevallen waarin het onderhoud is uitgevoerd overeenkomstig een vereiste die niet gespecificeerd is in bijlage II (Deel-145); in dit geval moet in vak 12 het specifieke nationale voorschrift worden vermeld.

▼B

Vak 14b Bevoegde handtekening

In deze ruimte moet de handtekening van de bevoegde persoon worden gezet. Alleen personen die specifiek gemachtigd zijn volgens de regels en het beleid van de bevoegde autoriteit, mogen dit vak ondertekenen. Ter vergroting van de herkenbaarheid mag een uniek nummer worden toegevoegd dat de bevoegde persoon identificeert.

Vak 14c Certificaat-/erkenningsnummer

Vermeldt het nummer/de referentie van het certificaat/de erkenning. Dit nummer of deze referentie wordt afgegeven door de bevoegde autoriteit.

Vak 14d Naam

Vermeldt de naam van de persoon wiens handtekening in vak 14b wordt gezet in een leesbare vorm.

Vak 14e Datum

Hier moet de datum waarop vak 14b wordt ondertekend, worden ingevuld in de volgende vorm: dd = 2 cijfers voor de dag, mmm = de eerste 3 letters van de maand, jjjj = 4 cijfers voor het jaartal.

Verantwoordelijkheden van de gebruiker/installateur

Zet de volgende verklaring op het certificaat om de eindgebruikers erop te wijzen dat zij niet worden ontheven van hun verantwoordelijkheden betreffende installatie en gebruik van een artikel dat door dit formulier wordt vergezeld:

„DIT CERTIFICAAT HOUDT NIET AUTOMATISCH TOESTEMMING TOT INSTALLATIE IN.

INDIEN DE GEBRUIKER/INSTALLATEUR TE WERK GAAT VOLGENS DE VOORSCHRIFTEN VAN EEN ANDERE LUCHTWAARDIGHEIDSAUTORITEIT DAN DIE WELKE IN VAK 1 IS VERMELDE, IS HET VAN ESSENTIEEL BELANG DAT DE GEBRUIKER/INSTALLATEUR ZICH ERVAN VERGEWIST DAT ZIJN/HAAR LUCHTWAARDIGHEIDSAUTORITEIT DE ARTIKELEN VAN DE IN VAK 1 VERMELDE LUCHTWAARDIGHEIDSAUTORITEIT ACCEPTEERT.

DE VERKLARINGEN IN DE VAKKEN 13A EN 14A VORMEN GEEN INSTALLATIECERTIFICERING. HET ONDERHOUDSRAPPORT VOOR LUCHTVAARTUIGEN MOET IN ALLE GEVALLEN EEN INSTALLATIECERTIFICERING BEVATTEN DIE OVEREENKOMSTIG DE NATIONALE VOORSCHRIFTEN AAN DE GEBRUIKER/INSTALLATEUR IS AFGEGEVEN ALVORENS MET HET LUCHTVAARTUIG MAG WORDEN GEVLOGEN.”